Brief regering : Verslag 112e Internationale Arbeidsconferentie
29 427 ILO-verdragen
Nr. 129 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 juni 2024
Van 3 tot en met 14 juni 2024 vond de 112e Internationale Arbeidsconferentie (IAC)
plaats. In mijn brief van 29 mei 2024 (Kamerstuk 29 427, nr. 128) informeerde ik u over de inzet van het Koninkrijk der Nederlanden tijdens de IAC.
Hierbij ontvangt u, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, het verslag van
deze conferentie. De documenten, die tijdens de IAC zijn aangenomen, zijn te vinden
op de website van de IAO1.
Internationale Arbeidsconferentie 2024
In overeenstemming met onze traditie nam ook dit jaar een tripartiete delegatie van
het Koninkrijk der Nederlanden deel aan de IAC. Zowel Minister Croes van Aruba, Minister
Jansen-Webster van Sint Maarten als ikzelf woonden een deel van de conferentie bij.
Algemeen
De IAC werd geopend met een toespraak van de Directeur-Generaal (DG) van de Internationale
Arbeidsorganisatie (IAO), dhr. Houngbo. In zijn toespraak ging hij in op een aantal
problemen waar de wereld en specifiek de «wereld van werk» mee te kampen heeft. De
DG gaf aan dat hoewel er een aantal hoopvolle ontwikkelingen zijn, zoals de daling
van de wereldwijde werkloosheid, de geopolitieke spanningen het afgelopen jaar zijn
toegenomen. Deze spanningen hebben grote impact op de wereld en specifiek ook op het
werk en functioneren van multilaterale organisaties.
De DG wees op de ongelijkheid in de wereld die sommige groepen harder treft dan anderen,
zoals vrouwen in laagontwikkelde landen. Ook noemde hij de loonkloof tussen mannen
en vrouwen als een van de terreinen waar nog veel werk te doen is. Verder gaf hij
aan dat de IAO ook op het terrein van kunstmatige intelligentie (AI) een gemengd beeld
ziet. Enerzijds kan AI ertoe leiden dat bestaande banen verdwijnen, aan de andere
kant kan AI zorgen voor nieuwe kansen en banen. Hij kondigde aan dat de IAO de komende
jaren meer onderzoek gaat doen naar de impact van kunstmatige intelligentie op de
arbeidsmarkt.
In zijn openingswoord stond de DG ook stil bij de «Global Coalition For Social Justice»
(GCSJ). Deze werd tijdens de IAC van vorig jaar gelanceerd. Tijdens deze IAC vond
de officiële inauguratie van de GCSJ plaats. De GCSJ is bedoeld om problemen in de
wereld van werk gezamenlijk met internationale partners aan te pakken. Met de GCSJ
beoogt de DG een impuls te geven aan een nieuwe agenda voor duurzame ontwikkeling.
De GCSJ heeft inmiddels 278 partners, waarvan 68 lidstaten waaronder Nederland.
Het Koninkrijk der Nederlanden steunt het werk van de IAO in het bevorderen van sociale
rechtvaardigheid en goede arbeidsomstandigheden wereldwijd. Dit bevestigde ik wederom
in mijn toespraak tot de plenaire vergadering. Daarnaast vroeg ik in diverse bilaterale
gesprekken, waaronder met de DG van de IAO en de internationale sociale partners,
aandacht voor goede internationale sociale dialoog en samenwerking met landen uit
alle regio’s binnen de IAO.
Op woensdag 12 juni organiseerde de IAO een plenaire bijeenkomst ter gelegenheid van
de mondiale dag tegen kinderarbeid. Anno 2024 verrichten wereldwijd 160 miljoen kinderen
nog steeds kinderarbeid. Het werk van de IAO is van groot belang om deze schrijnende
situatie te verbeteren. Daarbij is onder andere de Alliance 8.7 belangrijk. Dat is
een internationale coalitie van vele actoren zoals overheden, vakbonden, werkgeversorganisaties
en ngo’s gericht op het uitbannen van kinderarbeid, dwangarbeid, moderne slavernij
en mensenhandel. Nederland is als zogenaamd «pathfinder country» actief binnen de
Alliance 8.7. Op verzoek van de IAO heb ik een succesvoorbeeld uit het door Nederland
gefinancierde IAO programma ACCEL Africa2 in het tegengaan van kinderarbeid belicht. Dit betreft een project in Ivoorkust van
een landbouwbedrijf dat ziektekostenpremies voor zijn boeren betaalt. Hierdoor zijn
deze boeren in staat om hun kinderen naar school te laten gaan. Ik heb aangegeven
dat we van elkaar zullen moeten leren in deze strijd tegen kinderarbeid en heb opgeroepen
tot samenwerking met alle betrokken actoren.
Tijdens de inauguratie van de GCSJ heb ik eveneens benadrukt dat samenwerking tussen
internationale organisaties noodzakelijk is om eerlijk en fatsoenlijk werk wereldwijd
te bevorderen. De IAO kan dit niet alleen. Er is meer coherentie nodig tussen sociaal
en economisch beleid. Daarbij zijn ook andere internationale organisaties zoals de
Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds noodzakelijk.
Normstelling op het gebied van bescherming tegen biologische gevaren
Normstelling in de IAO vindt plaats tijdens twee opeenvolgende IAC’s. Dit jaar vond
de eerste bespreking plaats van het zetten van standaarden over biologische gevaren.
In deze IAC heeft het volledige tripartiete comité besloten dat er een verdrag met
aanbeveling zal worden opgesteld. Dit zal gebeuren tijdens de volgende IAC op basis
van de aangenomen conclusies van dit jaar. De conclusies vormen de basis voor een
nieuw internationaal verdrag en geven ook richting aan de aanbeveling die hierbij
wordt opgesteld. In samenwerking met alle aanwezige overheden, werkgevers- en werknemersvertegenwoordigers
is er een goede basis gelegd voor het vervolg in 2025.
Het verdrag zal een kader bieden om werknemers te beschermen tegen biologische gevaren
in de werkomgeving. Het verdrag gaat verder dan de bescherming van werknemers in geval
van uitbraken en pandemieën. Het gaat juist ook om bescherming op het werk tegen onder
meer virussen en bacteriën in normale omstandigheden. In Nederland en de EU ligt er
een goede basis voor de bescherming tegen biologische gevaren in de werkomgeving.
In de bredere internationale context is er echter nog veel te verbeteren. Het verdrag
zal het eerste verdrag worden op het gebied van biologische gevaren dat bescherming
biedt aan werknemers over de hele wereld.
De toepassing en naleving van verdragen en aanbevelingen
Het comité inzake de toepassing en naleving van arbeidsnormen (Committee on the application
of standards, CAS) is een belangrijk onderdeel van het toezichthoudend mechanisme
op de naleving van arbeidsnormen van de IAO. Er vond een jaarlijkse thematische discussie
plaats over de bestuurstaak op arbeid; er zijn casussen met betrekking tot 24 landen
besproken3 en er vond een speciale zitting over Belarus plaats.
De jaarlijkse thematische discussie werd dit jaar gevoerd op basis van een rapport
van de IAO over de bestuurstaak op het gebied van arbeid in de veranderende wereld
van werk4. Wetgeving, bestuur, beleid en sociale dialoog op het gebied van arbeid werden in
het licht geplaatst van de vele uitdagingen en kansen in een snel veranderende wereld
van werk, waaronder digitalisering, kunstmatige intelligentie en de impact van COVID-19.
Het Koninkrijk benadrukte via het EU-voorzitterschap in het CAS het belang van goed
bestuur op het gebied van arbeid en de centrale rol van de sociale dialoog.
Daarnaast besprak het CAS 24 landenzaken van niet-naleving van de arbeidsnormen. Het
comité van experts van de IAO had een viertal zaken als zeer ernstig geclassificeerd:
Cambodja (verdrag 87 betreffende vakverenigingsvrijheid en bescherming van het vakbondsrecht),
Paraguay (verdrag 81 betreffende de arbeidsinspectie), Turkije (verdrag 98 betreffende
het recht op organisatie en collectieve onderhandeling), en Oeganda (verdrag 138 betreffende
de minimumleeftijd). Middels actieve bijdrage aan het CAS ondersteunt het Koninkrijk
een sterk, onafhankelijk en effectief normatief systeem van de IAO. In het CAS heeft
het Koninkrijk, zoals gebruikelijk, haar inzet via het EU-voorzitterschap laten verlopen.
Hierbij is bijzondere aandacht gegaan naar de zaken met betrekking tot schending van
fundamentele verdragen5, waaronder het verbod op dwangarbeid en kinderarbeid. In de conclusies van het comité
is er bij overheden op aangedrongen adequate maatregelen te nemen om aan de verdragsverplichtingen
te voldoen, eventueel met behulp van technische assistentie van de IAO.
De zaak met betrekking tot Sint Maarten kwam dit jaar voor de derde keer aan de orde
in het CAS. Het betreft klachten over schending van verdrag 87 betreffende beperking
van het stakingsrecht en de vakverenigingsvrijheid. Ten aanzien van het laatste zou
de rol van één van de werkgeversorganisaties gemarginaliseerd zijn door de overheid.
Minister Jansen-Webster van Sint Maarten heeft in het comité aangegeven dat de regering
van Sint Maarten maatregelen heeft genomen die zijn gericht op voldoen aan de verdragsverplichtingen.
Sint Maarten is bereid de technische assistentie van de IAO voort te zetten en zal
investeren in de werking van de nationale sociale dialoog. In de aangenomen conclusies
wordt Sint Maarten gevraagd de sociale dialoog effectief in te richten en in lijn
te brengen met verdrag 87 en hierover informatie te delen met het comité van experts.
Dit jaar vond een speciale zitting van het CAS plaats om de uitvoering te bespreken
van de verklaring die de IAC in juni 2023 aannam over maatregelen tegen Belarus op
grond van artikel 33 van de IAO-statuten te bespreken. Deze maatregelen dienen om
Belarus ertoe te bewegen om de aanbevelingen van de Onderzoekscommissie met betrekking
tot naleving van IAO-verdrag 87 (vakverenigingsvrijheid en bescherming van het vakbondsrecht)
en verdrag 98 (recht op organisatie en collectieve onderhandelingen) na te leven.
Het CAS concludeerde met grote zorg dat er geen voortgang in naleving is.
Het IAO-Bureau, de tripartiete leden van de IAO en andere onderdelen van de Verenigde
Naties zijn opgeroepen verschillende maatregelen te blijven nemen. Daarnaast is Belarus
met urgentie opgeroepen om een tripartiete IAO-missie te ontvangen die informatie
over de implementatie van de relevante aanbevelingen kan ophalen, inclusief door een
bezoek aan de onafhankelijke vakbondsleiders en activisten die gevangen zijn gezet.
Conform de inzet in EU-verband en met gelijkgezinde partners zijn de CAS conclusies
aangenomen. Voor het eerst in de geschiedenis van het CAS gebeurde dat middels een
stemming.
Fundamentele principes en rechten op werk
Voor de derde keer vond er op de IAC een terugkerende discussieplaats over de fundamentele
principes en rechten op het werk (FPRW). In de conclusies die door de IAO-leden zijn
aangenomen benadrukte de IAC dat fundamentele principes en rechten op het werk (FPRW)
universele mensenrechten zijn, die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, elkaar
versterken en ervoor zorgen dat economische en sociale vooruitgang hand in hand gaan.
De conclusies bevestigen dat IAO-lidstaten, uit hoofde van hun lidmaatschap, een verplichting
hebben om de fundamentele principes – en de daaraan verbonden verdragen – na te leven.
In de conclusies is benoemd dat er sinds de laatste discussie over FPRW in 2017, veel
is veranderd in de wereld van werk, door economische en politieke crises, COVID-19,
geopolitieke conflicten, digitalisering en klimaatverandering. Dit heeft ervoor gezorgd
dat de FPRW wereldwijd onder druk zijn komen te staan, terwijl ze belangrijker zijn
dan ooit. Tegelijkertijd is er hernieuwd momentum ontstaan om vooruitgang te boeken
op de FPRW, o.a. door de aanwijzing van het recht op een gezonde en veilige werkomgeving
aangewezen als vijfde fundamentele principe.
De conclusies roepen overheden op om, in consultatie met de sociale partners, nationale
wetten te versterken om de implementatie en naleving van de FPRW te verbeteren, informeel
werk te beperken en duurzame en inclusieve groei te bevorderen. Ook wordt er specifiek
aandacht gevraagd voor het recht van vereniging en collectief onderhandelen. De conclusies
geven de IAO onder andere het mandaat om, naast de bestaande prioriteiten, in te zetten
op naleving van de FPRW in de digitale economie en binnen de klimaattransitie. Daarnaast
wordt de IAO gevraagd om onderzoek te doen naar het effect van FPRW binnen handelsakkoorden
en investeringen, het effect van informeel werk en digitalisering, waaronder AI. Gezien
het grote belang dat het Koninkrijk hecht aan de FPRW, heeft het Koninkrijk zich tijdens
de IAC ingezet voor werkbare conclusies die de normatieve kant van de IAO versterken
en die ratificatie en effectieve implementatie van de fundamentele verdragen bevorderen.
De aangenomen conclusies zijn overeenkomstig deze inzet.
Fatsoenlijk werk in de zorgeconomie
De IAC heeft conclusies aangenomen over het bevorderen van fatsoenlijk werk in de
zorgeconomie. Omdat er nog geen definitie is van de zorgeconomie werd gesproken over
de reikwijdte van deze term. De IAO gaat de komende jaren werken aan duidelijke statistische
normen op basis waarvan lidstaten gegevens kunnen verzamelen en analyseren. Zo komt
er op termijn meer helderheid over de omvang van de zorgeconomie en de uitdagingen
voor betaalde en onbetaalde zorgverleners.
In de conclusies is er veel aandacht voor gendergelijkheid. Zo wordt opgeroepen om
onbetaalde zorgtaken en banen in de zorg beter te verdelen tussen mannen en vrouwen.
Ook wordt het belang van gelijke beloning in de zorg benadrukt. Er is opgeroepen om
extra kracht te zetten bij het tegengaan van geweld en intimidatie op de werkvloer
en in het bijzonder gender gerelateerd geweld.
Naast het belang van fatsoenlijk werkomstandigheden van zorgmedewerkers, wordt opgeroepen
tot het nemen van maatregelen om arbeidsparticipatie van medewerkers met zorgverantwoordelijkheden
te bevorderen zoals betaalbare kinderopvang en goede verlofregelingen voor ouders.
De IAO zal bestaande internationale normen op dit gebied analyseren en lidstaten adviseren
over eventuele hiaten die aanleiding kunnen geven tot het ontwikkelen van nieuwe normen.
De conclusies erkennen ook de cruciale rol van onbetaalde (mantel)zorg in familie-
en gemeenschapsverband. Als laatste wordt de IAO opgeroepen om onderzoek te doen naar
het gebruik van technologie in de zorg en de impact hiervan op arbeidsomstandigheden.
Palestijnse Gebieden
Op verzoek van de Beheersraad van maart jl. vond tijdens de IAC een speciale zitting
plaats waarin werd gesproken over het IAO-rapport «The situation of workers of the
occupied Arab territories»6. Er zijn zoals van tevoren bepaald geen conclusies aangenomen in deze zitting. Wel
neemt de IAO de mondelinge inbreng mee in hun vervolgstappen. Het Koninkrijk zet zich
ervoor in de grote noden als gevolg van de humanitaire crisis in Gaza te lenigen.
Specifiek zette het Koninkrijk zich er tijdens de IAC voor in dat arbeidsrechten in
de Palestijnse Gebieden worden gerespecteerd en dat het IAO-noodprogramma voor de
regio kan worden uitgevoerd. Deze inzet wordt gedeeld door de andere EU-lidstaten
en is tijdens de speciale zitting in een EU-statement uitgedragen.
Zoals met uw Kamer gedeeld in de Kamerbrief Humanitaire bijdrage aan Gaza van 10 juni
jl. (Kamerstuk 23 432, nr. 534) draagt Nederland EUR 4 miljoen bij aan dit programma, om de sociaaleconomische impact
van de crisis op Palestijnse werkenden en de Palestijnse economie te verlichten.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid