Brief regering : Veiligheid op scholen
29 240 Veiligheid op school
Nr. 151
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR PRIMAIR EN VOORTGEZET ONDERWIJS
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 juni 2024
De afgelopen jaren hebben we een maatschappelijke trend gezien van verharding en verhuftering1, die in toenemende mate ook de school binnenkomt. Uit de cijfers van de Inspectie
van het Onderwijs (hierna inspectie), de vertrouwensinspecteurs en de landelijke veiligheidsmonitor
blijkt dat het aantal meldingen over gewelds- en veiligheidsincidenten onder leerlingen,
maar ook incidenten gericht tegen onderwijspersoneel, toeneemt.2 Wat vroeger extreem en uitzonderlijk was, komt nu op steeds meer scholen voor.
Ik blijf mij hiertegen hard uitspreken. Asociaal gedrag, agressie, geweld of intimidatie
op of rondom school is volstrekt onacceptabel. Wanneer dit zich voordoet, roep ik
scholen op om contact te zoeken met de politie en bij vermoeden van strafbare feiten
direct aangifte te doen. Het kabinet vindt het van groot belang dat er aangifte wordt
gedaan. Maar ook ouders, verzorgers, de gemeente, zorgverleners, handhavers, stichting
Halt en de politie hebben ieder vanuit hun rol een verantwoordelijkheid en kunnen
bijdragen aan de veiligheid in en om de school.
Ik ben van mening dat het belangrijk is om scherp te kijken naar waar nog aanvullend
beleid of ondersteuning nodig is om veiligheid op school te versterken. Concreet gaat
mijn ministerie onder andere onderzoeken of en op welke manier gegevensdeling tussen
politie, justitie en onderwijsinstellingen ingericht kan worden. De Algemene Verordening
Gegevensbescherming is hierbij uiteraard het kader waarbinnen we opereren. Daarmee
krijgen we meer helderheid voor partijen op welke manier ze op een werkbare wijze
gegevens kunnen uitwisselen en blijven signalen niet onnodig lang liggen. Dat bevordert
de veiligheid in en om het onderwijs.
Tegelijkertijd wil ik het stapelen van maatregelen en verschillende aanpakken voorkomen.
Daarom zal ik in deze brief ingaan op wat er reeds is geregeld op het gebied van preventie
en grenzen stellen, binnen én buiten de school. Daarbij zal ik aangeven waar ik nog
ruimte zie voor verbetering en hoe ik daarop wil inzetten. Tot slot zal ik naar aanleiding
van mijn toezegging in het Vragenuur van 4 juni jl. verder ingaan op de cijfers van
de inspectie die zijn weergegeven in het RTL artikel over heftige incidenten in het
voortgezet onderwijs3.
Preventie
Goed veiligheidsbeleid begint altijd met het voorkomen van incidenten. Daarvoor dienen
allereerst de risico’s gesignaleerd te worden. Vervolgens kunnen (preventieve) protocollen
en goede afspraken met de samenwerkingspartners bijdragen aan het vroegtijdig en zorgvuldig
handelen om incidenten te voorkomen, en indien die zich toch voordoen, correct afhandelen.
Vroegtijdig signaleren van onveiligheid
Het is van belang dat scholen vroegtijdig zicht hebben op de ervaren veiligheid binnen
de school, het risicogedrag van leerlingen (en in sommige gevallen dat van hun ouders
of verzorgers) en daarbij ook de risico’s op potentiële onveiligheid signaleren. Stichting
School en Veiligheid (hierna SSV) biedt ondersteuning en advies op dit gebied. Bijvoorbeeld
met trainingen en een handreiking over omgaan met lastig gedrag. Ook heeft SSV het
«niet-pluisinstrument» ontwikkeld, een intervisie-instrument waarmee een scherper
beeld gevormd kan worden over wat er met een leerling aan de hand is en welke stappen
nodig zijn om de leerling te helpen en de veiligheid op school te borgen.4 Daarnaast hebben scholen de verplichting om de veiligheidsbeleving van leerlingen
jaarlijks te monitoren. Hiermee krijgen zij zicht op de veiligheid (en onveiligheid)
op school. Mijn ministerie werkt aan het aanpassen van wet- en regelgeving om dit
zicht verder te versterken. Zo zal de monitor voor leerlingen uitgebreid worden naar
specifieke vormen van onveiligheid, waaronder mishandeling of discriminatie.5 Ook regel ik een monitoringsverplichting voor de veiligheid van personeel, een verplichte
incidentenregistratie en een wettelijke taak voor de vertrouwenspersoon om leerlingen
en personeel op te vangen en door te verwijzen naar (professionele) hulpverlening.6 Deze maatregelen dragen bij aan het vroegtijdig signaleren en handelen bij (risico’s
op) onveiligheid.
Samenwerkingspartners en protocollen
Wanneer er risico’s op onveiligheid worden gesignaleerd is het belangrijk dat scholen
en onderwijsprofessionals weten wat zij moeten doen. Voor het opstellen van protocollen,
het maken van een juiste inschatting en uitwerken van een aanpak kunnen scholen ondersteuning
en advies krijgen van SSV. Het is belangrijk om met leerlingen en ouders in gesprek
te blijven en zorgen over leerlingen bespreekbaar te maken, inclusief de mogelijkheid
van het doorverwijzen naar professionele hulp. De vertrouwenspersoon, maar ook jongerenwerkers
en jeugdboa’s kunnen een rol spelen in de signalering en opvolging van risico’s. Het
is daarom essentieel dat de school een sterk netwerk heeft waar jongerenwerkers, jeugdhulp,
boa’s, de politie en de gemeente deel van uitmaken. Korte lijnen dragen bij aan zorgvuldige,
tijdige en passende actie.
Via verschillende trajecten worden dit soort netwerken rond de school al gestimuleerd,
zoals binnen het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid en het programma Preventie
met Gezag. Ook aandachtfunctionarissen en brugfunctionarissen hebben binnen de school
een belangrijke rol in het contact met externe instanties en ouders.
Samenwerking tussen Rijksoverheid, gemeenten en scholen
Vanuit gemeenten en het kabinet wordt al langer samen gewerkt in en om de school om
geweldsdelicten tegen te gaan. Hierbij valt te denken aan de aanpak van high impact crimes en het Actieplan Wapens en Jongeren, waarin mijn ministerie samenwerkt met het Ministerie
van Justitie en Veiligheid. Ook wordt ingezet op de brede preventie van (ondermijnende
en georganiseerde) jeugdcriminaliteit middels het programma Preventie met Gezag (hierna
PmG). Maar ook daarnaast zijn er de nodige initiatieven die inzetten op het tegengaan
van geweld en criminaliteit onder jongeren. Zo is in 2021 de gemeente Arnhem gestart
met het project «Veilig in en om de School» (VIOS).7
8 Ook wordt stevig ingezet op de landelijke beschikbaarheid van de bewezen effectieve
gedragsinterventie «Alleen jij bepaalt wie je bent» (AJB).9 Inmiddels nemen ruim 3100 jongeren deel aan AJB in ruim 30 gemeenten.10
Met het PmG wil het kabinet jongeren in een kwetsbare positie (in de leeftijd van
8 tot 27 jaar) kansen bieden en grenzen stellen om te voorkomen dat zij in aanraking
komen met criminaliteit, daarin terechtkomen of daarin verder afglijden. Dat doet
het kabinet sinds 2022 door gericht te investeren in de meest kwetsbare gebieden in
Nederland waar de risico’s op het afglijden in criminaliteit het grootst zijn, samen
met de diverse betrokken partners uit het veiligheids- en sociaal domein, zoals scholen,
de politie, de Raad voor de Kinderbescherming en 47 gemeenten. Uiteraard speelt ook
het onderwijs hierin een rol. Niet alleen omdat jeugdcriminaliteit ook de school zelf
kan raken, maar ook omdat onderwijsprofessionals een signalerende functie kunnen hebben.
Scholen in deze gebieden hebben onder andere de mogelijkheid om te participeren in
het lerend netwerk School en Veiligheid van PmG. Hierin wisselen gemeenten, scholen
en professionals best practices uit. Ook SSV is betrokken bij deze netwerken. Het is de bedoeling dat de geleerde
lessen uit het netwerk ook landelijk beschikbaar komen. Voor de zomer wordt de Kamer
geïnformeerd door het Ministerie van Justitie en Veiligheid over de voortgang van
de Aanpak Ondermijning, waarin ook over PmG wordt gerapporteerd. Daarnaast onderzoekt
mijn ministerie, in lijn met de motie van het lid Soepboer (NSC), op welke wijze scholen
meer betrokken kunnen worden en op welke wijze mijn ministerie deze scholen, en de
scholen die buiten de PmG-gemeenten vallen, aanvullend kan ondersteunen.11
In het Actieplan Wapens en Jongeren werken we naast het Ministerie van Justitie en
Veiligheid ook samen met 20 gemeenten, de politie en andere partners aan het terugdringen
van wapenbezit onder jongeren tot 23 jaar. Middels het actieplan zijn er bijvoorbeeld
lessen ontwikkeld gericht op bewustwording en ontmoediging. Ook is in het kader van
het actieplan de checklist «Controle op wapenbezit in- en rond de school» uitgebracht
zodat scholen weten hoe ze kluisjescontroles op scholen kunnen organiseren met als
doel het wapenbezit en -gebruik terug te dringen.12 Aanvullend hierop loopt een onderzoek naar de motieven, achterliggende oorzaken en
werkzame interventies bij wapengeweld door jongeren zodat er meer focus aangebracht
kan worden in de al lopende acties en, waar nodig, nieuwe acties te ondernemen. Ten
slotte onderzoek ik op welke wijze mijn ministerie nog meer kan bijdragen aan het
actieplan.
Handhaving
Als er ondanks preventie toch sprake is van onveiligheid is het essentieel dat slachtoffers
(leerlingen en personeel) worden opgevangen, dat de nazorg goed is ingericht en dat
de dader adequaat wordt aangepakt. Dit alles dient onderdeel te zijn van het veiligheidsbeleid
van de school. De primaire verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij het bevoegd gezag.13 Wanneer zich ernstige incidenten voordoen kan er ook contact worden opgenomen met
het calamiteitenteam van SSV dat ondersteuning biedt in crisissituaties.
Aangifte doen
In alle gevallen geldt dat wanneer het gaat om strafbare feiten het belangrijk is
om aangifte te doen. Toch blijkt dat slachtoffers vaak terughoudend zijn met het doen
van aangifte uit angst voor represailles. Het schoolbestuur kan slachtoffers op verschillende
manieren begeleiden en faciliteren bij het aangifteproces. Het is bijvoorbeeld mogelijk
voor het schoolbestuur om aangifte te doen namens de medewerker of leerling. Hierdoor
wordt de medewerker of leerling ontlast en worden de (privé) adresgegevens ook niet
bekend gemaakt bij de aangeklaagde. Ook geeft de school een krachtig signaal af dat
agressie of geweld in het onderwijs niet wordt geaccepteerd. In lijn met de moties
van het lid De Kort (VVD), zal ik verkennen in hoeverre gegevensdeling tussen politie,
justitie en school en een aangifteplicht in het funderend onderwijs mogelijk en wenselijk
is.14
Verdere mogelijkheden voor de school tot handhaven
Het is niet altijd duidelijk op welke andere wijze scholen kunnen handelen bij geconstateerde
onveiligheid. Er is daarom een checklist beschikbaar waarvan scholen gebruik kunnen
maken om dit op de juiste en effectieve manier te doen.15 Scholen hebben bijvoorbeeld het recht om (preventief) kluisjes te doorzoeken. In
lijn met de motie van het lid De Kort (VVD) zal ik verkennen of het toezicht op schoolkluisjes
verscherpt kan worden.16 Scholen mogen echter leerlingen niet fouilleren of hun tassen doorzoeken. Wanneer
een school een vermoeden heeft dat een leerling iets bij zich draagt wat illegaal
is en een risico voor de veiligheid op school oplevert kan de school contact opnemen
met de politie. De politie heeft wel de bevoegdheid om preventief te fouilleren.
In bepaalde gevallen kunnen scholen ook overgaan tot het schorsen of verwijderen van
een leerling. We zien na een daling in de coronapandemie weer een toename van het
totaal aantal schorsingen en verwijderingen, én specifiek van het aantal schorsingen
en verwijderingen vanwege (intimidatie of dreiging met) fysiek geweld tegen personeel
en leerlingen. Ik begrijp dat scholen besluiten tot schorsing of verwijdering wanneer
een leerling een risico vormt voor de veiligheid van anderen. Scholen doen dit niet
lichtzinnig en blijven zorg dragen dat het onderwijs van de betreffende leerling op
een alternatieve wijze doorgang vindt. Verwijdering is tenslotte een zeer zware maatregel
die op gespannen voet staat met de leerplicht. Het is dan ook goed dat bij schorsing
(langer dan één dag) en verwijdering (permanent) de inspectie altijd geïnformeerd
moet worden via het elektronische meldformulier in het Internet Schooldossier. Daarnaast
zal ik, in lijn met de motie van het lid De Kort (VVD), verkennen of een wettelijke
meldplicht bij de gemeente mogelijk en wenselijk is.17
Wanneer een personeelslid of ouder onveiligheid veroorzaakt kunnen er andere maatregelen
worden genomen. Zo kan een medewerker op non-actief worden gezet of, afhankelijk van
de situatie, een ontslagprocedure worden gestart. In het geval dat de ouder degene
is die zorgt voor onveiligheid binnen de schoolcontext, kan deze de toegang tot het
schoolplein en de school worden ontzegd.
Eenduidige Landelijke Afspraken bij geweld tegen werknemers in het onderwijs en strafvorderingsbeleid
Geweld en agressie tegen mensen met een publieke taak, waaronder werknemers in het
onderwijs, is absoluut onacceptabel. Daarom bestaan voor deze gevallen specifieke
opsporings- en vervolgingsafspraken tussen de politie en het Openbaar Ministerie:
de Eenduidige Landelijke Afspraken. Hierin is onder andere opgenomen dat door de politie
en het Openbaar Ministerie hoge prioriteit gegeven wordt aan de opsporing en vervolging
van agressie en geweld tegen medewerkers met een publieke taak en dat de schade zoveel
mogelijk wordt verhaald op de dader. De Eenduidige Landelijke Afspraken worden dit
jaar geëvalueerd. Deze evaluatie zal te zijner tijd met de Kamer gedeeld worden door
de Minister van Justitie en Veiligheid.
Daarnaast is in het strafvorderingsbeleid van het Openbaar Ministerie opgenomen dat
de strafeis van de officier van justitie met 200% wordt verhoogd ten aanzien van het
uitgangspunt in de richtlijn als het gaat om geweld en agressie tegen een slachtoffer
met een publieke taak.18
Cijfers over veiligheids- en geweldsincidenten in het onderwijs
Naar aanleiding van de recente berichtgeving van RTL nieuws omtrent de toename van
meldingen over onveiligheid op school bij de inspectie heb ik tijdens het vragenuur
op 11 juni jl. aan het lid Soepboer (NSC) toegezegd om met verdere duiding te komen
bij deze cijfers. Want deze cijfers baren ook mij zorgen. Het artikel laat namelijk
een forse stijging zien in het aantal meldingen van onveiligheid in het voortgezet
onderwijs, van 34 meldingen in de eerste vier maanden van 2020 naar 370 meldingen
in de eerste vier maanden 2024.19
Aan de cijfers in het RTL artikel kunnen geen harde conclusies verbonden worden. Een
vergelijking met de eerste vier maanden van 2020 en 2021 en 2024 is niet goed mogelijk.
In deze jaren werden de scholen namelijk een aantal keer gesloten vanwege de coronapandemie,
wat uiteraard invloed heeft op het aantal meldingen. Een dergelijk effect zien we
ook terug bij de vertrouwensinspecteurs waar het aantal dossiers significant afnam
in de coronaperiode (van 1918 meldingen in het schooljaar 2018–2019 naar 1296 dossiers
in het schooljaar 2020–2021).20 Uit een eerste analyse van de inspectie blijkt dat de stijging in het aantal meldingen
niet één-op-één gelijk staat aan een stijging van het aantal incidenten. De meldingsbereidheid
en de inrichting van de intensivering van het toezicht op sociale veiligheid kunnen
hier namelijk ook een rol in spelen. De inspectie heeft geen onderzoek gedaan naar
de achtergrond van de incidenten en de achterliggende oorzaken, maar geeft aan dat
de verruwing van omgangsvormen en polarisatie in de maatschappij ook de scholen binnenkomt
en kan bijdragen aan de toename en ernst van de incidenten.
Naast de meldingen en signalen die bij het klantcontact van de inspectie binnenkomen
zijn er ook andere cijfers die een beeld geven van de veiligheid op scholen, zoals
de cijfers van de vertrouwensinspecteurs. Ik ga met de inspectie in gesprek om na
te gaan of het mogelijk is om op basis van de beschikbare data een scherper beeld
te krijgen van de veiligheid op scholen. Daarbij wil ik uitgaan van de informatie
over het hele schooljaar en niet alleen de eerste vier maanden van het kalenderjaar.
In lijn met de motie van het lid Soepboer (NSC) zal de Kamer hier in het eerste kwartaal
van 2025 over informeren.21
Tot slot
In deze brief heb ik uiteengezet wat er op dit moment al wordt gedaan om geweldsincidenten
in het funderend onderwijs te voorkomen en, wanneer zij toch plaatsvinden, aan te
pakken. Ook heb ik toegezegd verdere stappen te zetten. Onder andere door een verdere
inzet op het Actieplan Wapens en Jongeren en door te onderzoeken hoe we scholen die
buiten de PmG-gemeenten vallen verder kunnen ondersteunen. Op deze manier zet ik,
samen met verschillende partners, in op een landelijke aanpak van geweld op en rondom
de school.
Want iedere leerling en onderwijsprofessional verdient een veilige school. Ik zal
de Kamer in het eerste kwartaal van 2025 informeren over de voortgang van deze stappen.
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, M.L.J. Paul
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.J. Paul, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs