Brief regering : Rapport Universiteit Leiden over intergenerationele overdracht van extremistisch gedachtegoed
29 754 Terrorismebestrijding
Nr. 726
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 juni 2024
In Nederland zijn er gezinnen waar kinderen mogelijk opgroeien met extremistische
denkbeelden. Reeds in de vijftigste editie van het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland
(DTN) van juni 2019 werd gewaarschuwd voor het potentiële gevaar dat kan uitgaan van
kinderen die opgroeien in een jihadistisch milieu, doordat zij mogelijk op de langere
termijn deze ideeën zouden kunnen overnemen.1
Het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (hierna: WODC) heeft in 2020 en 2021 op verzoek van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding
(hierna: NCTV) verkennend onderzoek laten doen door de Universiteit Leiden naar de
overdracht van jihadistisch extremistisch gedachtegoed binnen de gezinscontext. Dit
onderzoek, genaamd «Van ouder op kind», richtte zich op het in kaart brengen van bestaande
inzichten in het fenomeen van intergenerationele overdracht van jihadistisch en extremistisch
gedachtegoed binnen de gezinscontext. Voornaamste uitkomst van dit onderzoek was dat
er aanvullend onderzoek gewenst was, waarbij ook andere vormen van extremisme meegenomen
dienden te worden. In de begeleidende Kamerbrief uit 2021 is toegezegd om dit aanvullende
onderzoek uit te voeren.2
De Universiteit Leiden heeft in dit vervolgonderzoek gekeken naar de overdracht van
jihadistisch en rechts-extremistisch gedachtegoed. Het onderzoek richt zich specifiek
op de manier waarop ouders en ouderfiguren hun ideologische denkbeelden, direct en
indirect, op hun kinderen kunnen overdragen. Het geeft inzicht in de wijze waarop
het ideologische gedachtengoed kan worden overgedragen en hoe deze overdracht mogelijk
kan worden tegengaan. Hierbij bied ik u, mede namens de Minister voor Primair en Voortgezet
Onderwijs van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en de Minister
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), het eindrapport en mijn beleidsreactie
aan. Ik ben de Universiteit Leiden erkentelijk voor het gedegen onderzoek dat zij
hebben verricht.
Inleiding
«Is een kind van een extremist extra vatbaar voor de ideologie van de ouder?»
«Voeden extremistische ouders actief hun kinderen op met hun extremisme?»
«Wat zijn de langetermijneffecten van opgroeien bij een extremistisch gezin?»
Voor de beantwoording van dergelijke voorbeeldvragen is de specifieke overdracht van
ouder op kind onderzocht. Centraal stond de intergenerationele overdacht, dat verwijst
naar een multi-directioneel proces.3 Bij zowel ouder als kind kun je niet «in het hoofd» kijken om daadwerkelijk na te
gaan of de ouder intentioneel werkt aan de overdracht en of het kind vatbaar is daarvoor.
Wel kan inzicht in hoeverre intergenerationele overdracht mogelijk is en de wijze
waarop dit kan worden overgedragen van belang zijn om systemisch om te gaan met dit
risico op radicalisering. In de aanpak van casussen wordt immers rekening gehouden
met de familiaire en sociale context.
Het rapport beschrijft de resultaten van onderzoek dat is gedaan naar:
1. De typen overdrachtsmechanismen;
2. De opvoedstijlen die door ouders worden gehanteerd;
3. De visie op ouderschap (de assumpties, attitudes en overtuigingen die aan opvoedingskeuzes
ten grondslag liggen).
4. De langetermijneffecten van de intergenerationele overdracht van extremisme.
Belangrijkste bevindingen
Uit het onderzoek blijkt dat er in Nederland gezinnen zijn waar kinderen opgroeien
met extremistische denkbeelden. Het is echter niet per definitie zo dat er dan ook
direct sprake is van intergenerationele overdracht van deze denkbeelden. De daadwerkelijke
omvang en impact blijken – ook na dit onderzoek – moeilijk te onderzoeken. De bevindingen
worden hieronder nader toegelicht.
Overdracht
Ouders kunnen op een directe en indirecte manier hun extremistische denkbeelden overbrengen
op hun kinderen. Directe (of oudergestuurde) overdracht betreft de bewuste en actieve
keuzes die ouders in de extremistische socialisering maken, zoals sociale isolatie,
mediacontrole, thuisonderwijs en het kind blootstellen aan extremistische narratieven.
Indirecte (of kindafhankelijke) overdracht heeft betrekking op de manier waarop kinderen
met deze aangereikte denkbeelden omgaan. Kinderen voelen veel loyaliteit naar hun
ouders toe en kunnen het extremistische gedachtegoed van de ouder romantiseren. Het
kind kan zich aangetrokken voelen tot de denkbeelden van de ouder(s). Niet alle kinderen
zijn echter even ontvankelijk voor de overdrachtsinspanningen en niet alle ouders
hebben de behoefte om hun denkbeelden op hun kinderen over te dragen.
Opvoeding
Uit het onderzoek blijkt dat ouders, ondanks hun extremistische gedachtegoed, in staat
zijn om hun kinderen een warme en liefdevolle opvoeding te bieden. Ook binnen extremistische
gezinnen kunnen kinderen op een veilige manier aan hun ouders hechten. Het zelfvertrouwen
dat een gezonde hechting levert kan mogelijk een beschermende factor zijn tegen de
overdracht van de extremistische denkbeelden. Tegelijkertijd doen dysfunctionele opvoedingssituaties
en ambivalente opvoedingsstijl, waarbij emotionele en fysieke mishandeling kan plaatsvinden,
zich ook voor in extremistische gezinnen. Vermoedelijk leidt dit tot onveilige hechtingsstijlen
bij kinderen, wat de intergenerationele overdracht van extremisme juist in de hand
zou kunnen werken.
Ouderschap
De onderzoekers concluderen dat de intergenerationele overdracht van extremisme is
verbonden aan individuele ideeën en aannames over het ouderschap. Enerzijds komt dit
doordat het ouderschap een belangrijk onderwerp is in extremistische ideologieën.
Anderzijds kunnen ouderschapsstijlen indirect de kinderen vatbaar maken voor extremistische
denkbeelden. Desondanks worden extremistische narratieven over de opvoeding van kinderen
in de praktijk niet altijd nageleefd. Het ouderschap zorgt in sommige gevallen juist
voor deradicalisering van de ouders.
Langetermijneffecten: nasleep van intergenerationele overdracht
Kinderen die opgroeien in een extremistisch gezin (en ook de (voormalig) extremistische
ouders) ervaren stigmatisering, labelling en vijandigheid. Dit kan bijdragen aan versterking van het extremistisch gedachtengoed:
enerzijds door het isolationisme dat ontstaat bij kinderen en anderzijds door het
mogelijk aanwakkeren van slachtoffergevoel. Daarnaast hebben enkele respondenten als
langetermijneffect aangegeven te worstelen met trauma’s en psychische problematiek.
Het onderzoek wijst uit dat kinderen zich los kunnen maken van het gedachtegoed van
hun ouders. Helpend hierin is blootstelling aan mensen met andere leefwijzen of denkbeelden.
Daarnaast komt in het onderzoek terug dat sommige kinderen zoeken naar nieuwe vormen
van zingeving om de extremistische ideologie mee te vervangen. De onderzoekers concluderen
dat intergenerationele overdracht van extremisme een veld is dat ook de komende jaren
aandacht zal blijven vragen.
Aanbevelingen en beleidsreactie
Aanbeveling 1: Zicht op extremistisch thuisonderwijs vergroten
Hoewel extremistisch thuisonderwijs voor lijkt te komen en hier ook in de Nederlandse
context zorgen over worden geuit, benadrukken de onderzoekers dat onduidelijk is in
hoeverre dit daadwerkelijk gebeurt. Er zijn op zowel lokaal als nationaal niveau geen
cijfers over de mate waarin dit voorkomt. Zo bestaat er momenteel geen meldplicht
voor leerplichtambtenaren, wanneer er zorgen zijn over extremistisch thuisonderwijs,
waardoor deze zorgen niet in kaart kunnen worden gebracht. De onderzoekers benadrukken
het stimulerende effect dat dergelijke sociale isolatie op de overdracht van extremisme
kan hebben. Wanneer er meer zicht is op eventuele extremistische thuisscholingspraktijken
kan dit bovendien helpen om tijdig tot gezinsinterventies over te gaan, indien de
situatie daarom vraagt.
Beleidsreactie
Het is belangrijk om onderscheid te maken tussen aanvullend thuisonderwijs, waarbij
een kind ook naar school gaat, en thuisonderwijs als gevolg van een vrijstelling van
de leerplicht vanwege richtingsbezwaren. Bij de eerste groep heeft de leerplichtambtenaar
geen rol, omdat in de regel aan de leerplicht wordt voldaan doordat kinderen scholen
bezoeken. Het veronderstelde gebrek aan signaleringsbereidheid van leerplichtambtenaren
kan daar dan ook niet aan de orde zijn. Bij de tweede groep bestaat het risico dat
in enkele gevallen kinderen opgroeien in een ideologische bubbel. Het totaal aantal
kinderen dat thuisonderwijs krijgt op basis van een vrijstelling vanwege richtingsbezwaren
betrof vorig jaar 2.124 kinderen. Deze groep groeit de laatste jaren. Ouders moeten
het beroep op een vrijstelling kenbaar maken bij een leerplichtambtenaar voordat het
kind de leerplichtige leeftijd bereikt. Dit moet vervolgens jaarlijks worden herhaald.
De rol van de leerplichtambtenaar in dit proces is om te constateren of het beroep
gegrond is. Zij hebben niet de bevoegdheid om bij dit oordeel de inhoud van het thuisonderwijs
te betrekken. Eerder onderzoek onder gemeenten wees uit dat zij zien dat het merendeel
van deze ouders een beroep doet op de vrijstelling vanwege een holistische levensovertuiging
of vanuit een specifiek christelijke geloofsovertuiging.4 Op dit moment wordt door OCW bezien hoe aan de verschillende moties op het dossier
thuisonderwijs vanwege richtingsbezwaren invulling wordt gegeven. We gaan in ieder
geval door met het uitwerken van het wetsvoorstel voor het stellen van minimale eisen
aan thuisonderwijs. Hiermee willen we, net als met het wetsvoorstel toezicht informeel
onderwijs, ook een vorm van toezicht organiseren. Het is immers in het belang van
kinderen en jongeren dat we meer zicht en grip krijgen op thuisonderwijs en de kwaliteit
daarvan. De Tweede Kamer wordt later dit jaar over de voortgang van het dossier geïnformeerd.
Het voorliggende onderzoek wordt door OCW betrokken bij de verdere beleidsvorming
rond het thuisonderwijs.
Aanbeveling 2: Bewustwording vergroten over mogelijke neveneffecten van repressieve
maatregelen
Het onderzoek wijst uit dat repressieve (strafrechtelijke) maatregelen de overdracht
van intergenerationele overdracht van extremisme mogelijk in de hand kunnen werken.
Boosheid speelt een belangrijke rol in de verhalen die extremistische ouders aan hun
kinderen meegeven. Ervaringen van discriminatie en stigmatisering liggen hier veelal
aan ten grondslag; extremistische ouders voelen zich vaak buitengesloten of te kort
gedaan door de buitenwereld. Hoewel het vooralsnog onduidelijk is wat de langetermijneffecten
van (de overdracht van) deze narratieven van boosheid zullen zijn, is het van belang
dat bewustwording over dit potentiële neveneffect van repressieve maatregelen wordt
vergroot. Bijkomende observering van de onderzoekers is dat een groot deel van de
(voormalig) jihadistische respondenten worstelt met hun ouderrol in detentie. Het
onderzoek suggereert dat gedetineerde (voormalig) extremistische ouders gebaat zouden
zijn bij meer pedagogische en praktische ondersteuning in de opvoeding van hun kinderen,
zowel tijdens als na gevangenschap.
Beleidsreactie
Wanneer er vermoedens zijn van extremistisch gedachtegoed, kunnen personen worden
opgenomen in de lokale persoonsgerichte aanpak voorkoming radicalisering en extremisme.
Hier kunnen partners die betrokken zijn bij de casus komen tot een gezamenlijke, integrale
aanpak. Door het Openbaar Ministerie wordt, indien opportuun, opgetreden wanneer er
sprake is van een gepleegd strafbaar feit. Het is van belang om de mogelijk katalyserende
werking van (repressieve) maatregelen op de intergenerationele overdracht van extremistisch
gedachtegoed op kinderen mee te nemen bij de uitvoering van maatregelen, zowel bij
strafrechtelijke, bestuurlijke als casus specifieke maatregen. Bewustwording bij de
jeugdbeschermingsinstanties en andere betrokken organisaties over dit mogelijk neveneffect
maakt dat er gekeken kan worden naar mitigerende maatregelen voor de kinderen als
onderdeel van een grotere (preventieve) aanpak. Deze specifieke aanbeveling zal ik
onder de aandacht brengen bij relevante partijen zoals gemeenten en de Raad voor de
Kinderbescherming.
Voor alle gedetineerden geldt dat het lastig is om een goede invulling te geven aan
de ouderrol. Gedetineerde (voormalig) extremistische ouders zijn hierin geen uitzondering.
Zoals ook bij de lokale persoonsgerichte aanpak het geval is, worden gedetineerden
met een terroristische of extremistische achtergrond besproken in een multidisciplinair
casusoverleg. In dit casusoverleg, het Multidisciplinair Afstemmingsoverleg Resocialisatie
(MAR), wordt door de penitentiaire inrichting, gemeente en Reclassering Nederland
bezien welke risico’s en hulpvragen er zijn om deze gedetineerden veilig terug te
laten keren in de maatschappij, en welke activiteiten en interventies er nodig zijn
om hen hierin te ondersteunen. Deze gedetineerde ouders kunnen ook op eigen verzoek
een opvoedcursus volgen waarin inzicht wordt gegeven in de ouderrol en verschillende
opvoedstijlen, en de effecten hiervan op de kinderen. De Gecertificeerde Instelling,
die in het kader van de kinderbeschermingsmaatregel toezicht houdt op de ontwikkeling
en veiligheid van de kinderen, voert daarnaast gesprekken met ouders waarin zij uitleg
kunnen krijgen over de hechting met hun kind. Het onderzoek laat het belang zien van
een goede hechting tussen ouder en kind. Hoewel er reeds activiteiten ondernomen worden
om deze ouders in hun ouderrol te ondersteunen, zal er met partners worden gekeken
wat hierin ter ondersteuning aanvullend mogelijk is.
Aanbeveling 3: Inzetten op beschermende factoren om ideologische bubbel te doorbreken
Kinderen uit extremistische gezinnen zijn in staat om zich los te maken van de ideologische
denkbeelden van hun ouders. Zij volgen hierin verschillende paden. Waar sommigen het
contact met hun ouders volledig verbreken, blijven anderen zich achter hun ouders
scharen en brengen een duidelijke scheiding aan tussen hun ouders en het gedachtegoed.
Uit het onderzoek blijkt dat er beschermende factoren zijn waarop kan worden ingezet
om kinderen de kans te geven zich los te maken van het extremistische gedachtegoed.
Er gaat een beschermende kracht uit van niet-extremistische invloeden van buiten de
gezinssfeer. De onderzoekers adviseren om in te zetten op alternatieve identiteitsvorming,
positieve triggerevents en blootstelling aan mensen met andere leefwijzen of denkbeelden.
Ook blijkt dat kinderen vaak op zoek gaan naar nieuwe vormen van zingeving, bijvoorbeeld
in de rol van (oosterse) religie, ter vervanging van de gezinsideologie en om betekenis
te geven aan hun ervaringen. Kortom, het doorbreken van de geïsoleerde bubbel waarin
kinderen opgroeien is cruciaal.
Beleidsreactie
Het onderzoek laat zien dat deze kinderen hun eigen pad kunnen kiezen en niet automatisch
meegaan in het gedachtegoed van hun ouders. Voorkomen moet worden dat deze kinderen
worden gestigmatiseerd en daarmee onbedoeld juist in de extremistische hoek worden
gedrukt. Ik onderstreep daarom ten volste de aanbeveling om in te zetten op positieve
manieren om kinderen uit de ideologische bubbel te halen en beschermende factoren
te versterken.
Het is belangrijk dat kinderen op een ongedwongen manier kennis maken met andere ideeën,
opvattingen en mensen. Daarbij moet worden gewaakt voor het opzetten van programma’s
en activiteiten die speciaal voor kinderen uit extremistische gezinnen zijn ontwikkeld.
Dit kan stigmatiserend en stereotyperend werken. Het is daarom raadzaam om aan te
sluiten bij reeds bestaande, bredere participatieprogramma’s. Zo zet SZW in op het
versterken van veerkracht en weerbaarheid in de samenleving. Vanuit de Agenda Veerkrachtige
en Weerbare Samenleving wordt lokaal ingezet op (de ontwikkeling van) interventies
gericht op preventieve beschermende factoren, zoals kritisch denken en positieve identiteitsvorming.
De Agenda is nu actief in ruim 25 gemeenten en de uitkomsten van de interventies komen
beschikbaar voor gemeenten en professionals in heel Nederland.
Verder bestaan er op nationaal en lokaal niveau verschillende initiatieven om kinderen
op laagdrempelige wijze bij de maatschappij te betrekken, zoals met sportprogramma’s
en jongerenwerk. Vaak ontbreekt het besef dat deze initiatieven ook belangrijk zijn
bij het voorkomen van radicalisering. SZW werkt momenteel aan het ontwikkelen van
een model, dat overzicht biedt van beschermende- en risicofactoren binnen een aantal
domeinen die bewezen belangrijk zijn bij de preventie van radicalisering (zoals: het
individu, familie, dagbesteding, sociale- en digitale omgeving van peers en de bredere
omgeving). Daarnaast biedt het model een overzicht van interventies gericht op de
preventie van radicalisering, maatschappelijke spanningen en polarisatie. Daarmee
wil SZW gemeenten en (jeugd)professionals verder ondersteunen bij het vormgeven van
hun preventieve beleid. Door duidelijk te maken op welke leefgebieden en met welke
interventies gemeenten kunnen inzetten op de preventie van radicalisering, maatschappelijke
spanningen en polarisatie.
Tot slot
Ofschoon het lastig blijft om zicht te krijgen op de daadwerkelijke aantallen van
gezinnen waar overdracht van extremistisch gedachtegoed plaatsvindt biedt het rapport
belangrijke en nuttige kwalitatieve inzichten en aanbevelingen. Het onderzoek laat
zien dat opgroeien met extremistische denkbeelden niet per definitie leidt tot daadwerkelijke
overdracht en internalisering van dit gedachtegoed. De heersende assumptie dat kinderen
die opgroeien in een extremistisch gezin, per definitie zelf ook extremisten worden,
is dan ook onterecht en mogelijk zelfs schadelijk. Wel blijft het zorgelijk wanneer
kinderen volledig worden onttrokken aan de samenleving en enig zicht op hun ontwikkeling
ontbreekt. Het is daarom belangrijk dat lokale partners, zoals zorg- en jeugdprofessionals,
contact met het gezin houden en hen blijven betrekken bij de maatschappij. Door in
te zetten op preventie en het doorbreken van de ideologische bubbel krijgen kinderen
de kans om hun eigen pad te kiezen. Mochten deze kinderen toch signalen van (mogelijke)
radicalisering richting extremisme laten zien, dan kunnen zij ook zelf opgenomen worden
in de lokale persoonsgerichte aanpak voorkoming radicalisering en extremisme. Hier
zal door partners uit het sociaal-, zorg- en veiligheidsdomein gekeken worden naar
interventies op maat om de juiste zorg aan het betreffende kind te kunnen bieden.5
Voor dit vraagstuk is een brede inzet noodzakelijk. Ik zal dit onderzoek, zoals aangekondigd,
onder de aandacht brengen bij relevante partners en, samen met mijn collega’s van
SZW en OCW, op gepaste wijze de bevindingen meenemen in bestaand beleid.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
D. Yeşilgöz-Zegerius
Indieners
-
Indiener
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.