Brief regering : Beleidsopties belasting- en invorderingsrente
32 140 Herziening Belastingstelsel
Nr. 202
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARISSEN VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 juni 2024
De belasting- en invorderingsrente (BIR) bij belastingen en toeslagen is de laatste
jaren aan veranderingen onderhevig geweest. Onder andere de wijze van vaststelling
van de rentepercentages is meerdere keren gewijzigd. Per juli 2023 is bovendien de
systematiek en hoogte van de belastingrente voor belastingen en toeslagen van elkaar
losgekoppeld.1 Deze veranderingen hebben, zoals ook door de afdeling Advisering van de Raad van
State opgemerkt, geleid tot een gefragmenteerde aanpak bij het vaststellen van de
BIR. De afdeling Advisering heeft daarbij een oproep gedaan om te komen met een passende
motivering en een integrale toekomstvisie aangaande het hanteren van de BIR. Ook is
zowel vanuit de politiek als de samenleving kritiek geuit op de hoogte van sommige
van de rentepercentages.
In het Nader Rapport bij het Eindejaarsbesluit 2023 is toegezegd dat gewerkt zou worden
aan een integrale beleidsvisie voor het vaststellen van de rentepercentages voor de
BIR en deze voor het zomerreces aan de Tweede Kamer aan te bieden.2 Bovendien is toegezegd te werken aan een verdere uitwerking van de belastingrentesystematiek
voor toeslagen en een passende motivering daarbij.3 Deze brief bevat een uitwerking van deze toezeggingen. In deze brief worden de beleidsopties
weergegeven, zoals uitgewerkt onder het demissionaire kabinet. Gelet op de demissionaire
status van het kabinet worden er geen keuzes gemaakt voor de aanpassing van de BIR-systematiek.
Definitieve keuzes met betrekking tot de BIR worden aan het nieuwe kabinet gelaten.
I. Achtergrond belasting- en invorderingsrente
Burgers en bedrijven hebben de verplichting om tijdig en juist belastingaangifte te
doen, informatie aan te leveren zodat een definitieve toeslag vastgesteld kan worden
en om tijdig een belasting of toeslag (terug) te betalen. De Belastingdienst en Dienst
Toeslagen hebben daarbij de verplichting om aanslagen en toeslagen binnen de wettelijk
gestelde termijnen vast te stellen.
Belasting- en invorderingsrente is rente die in rekening wordt gebracht of wordt vergoed
wanneer niet op tijd aan de verplichtingen wordt voldaan. De rente beoogt dus onder
andere te fungeren als een prikkel voor burgers en bedrijven om niet in verzuim te
treden en dient ook als compensatie indien burgers en bedrijven of de Belastingdienst
of Dienst Toeslagen te laat aan de verplichtingen voldoen. Belasting- en invorderingsrente
worden beide geheven over zowel belastingen als toeslagen. Oorspronkelijk werden deze
rentes alleen geheven over belastingen, maar sinds de introductie van de Algemene
wet inkomensafhankelijke regelingen in 2005 wordt ook belasting- en invorderingsrente
geheven bij toeslagen. Tot 2013 volgde toeslagen de heffingsrenteregeling. Na 2013
is dit veranderd in de belastingrenteregeling.
Belastingrente
Voor belastingen wordt belastingrente in rekening gebracht als het vaststellen van
de aanslag te lang op zich laat wachten door toedoen van de belastingplichtige. In
bepaalde gevallen kan belastingrente worden vergoed als het opleggen van de aanslag
door toedoen van de inspecteur langer heeft geduurd. De termijn waarover belastingrente
wordt berekend verschilt per belastingmiddel. Voor de inkomstenbelasting (IB) en vennootschapsbelasting
(Vpb) begint de termijn te lopen op 1 juli volgend op het jaar waarover aangifte moet
worden gedaan en eindigt zes weken na de dagtekening van de aanslag (dat is het einde
van de betaaltermijn, het moment waarop de aanslag invorderbaar wordt). Voor aangiftebelastingen
– zoals de loonbelasting en de omzetbelasting – wordt belastingrente in rekening gebracht
als er een naheffingsaanslag wordt opgelegd na afloop van het kalenderjaar of boekjaar
waar de nageheven belasting betrekking op heeft.
Voor toeslagen wordt belastingrente4 in rekening gebracht over een terugvordering of vergoed over een nabetaling van toeslagen
aan de burger. Belastingrente wordt daarbij gerekend over het tijdvak dat begint op
1 juli van het jaar volgend op het berekeningsjaar van toeslagen. Het tijdvak eindigt
op het moment dat de definitieve berekening van het recht op toeslagen wordt vastgesteld
(of herzien) in een beschikking.
Het doel van rente is compenseren voor financieringskosten indien verzuim reeds is
aangevangen aan de kant van de burger of de kant van de overheid (compensatiegedachte).
Voor de belastingrente is een bijkomend doel om burgers te stimuleren om tijdig de
juiste gegevens door te geven, zodat tijdig vaststellingen kunnen worden beschikt
(verzuimgedachte).
Invorderingsrente
Met betrekking tot de invorderingsrente komt de systematiek van heffen en de wijze
van het vaststellen van de hoogte van het rentepercentage voor belastingen en toeslagen
vrijwel overeen, omdat invorderingsrente over toeslagen (wettelijk) aansluit bij de
systematiek van belastingen. Invorderingsrente wordt in rekening gebracht (of in enkele
gevallen vergoed) wanneer een belasting- of toeslagvordering niet binnen een bepaalde
termijn is betaald. Voor belastingen wordt invorderingsrente gerekend vanaf de dag
dat een belastingschuld invorderbaar is geworden en eindigt op de dag voorafgaand
aan de betaling. Voor toeslagen wordt invorderingsrente gerekend vanaf de dag ná de
uiterste betaaldatum van een terugvordering tot aan de datum waarop de (laatste) betaling
binnen is bij de Dienst Toeslagen. Over een belastingschuld of toeslagvordering die
wordt voldaan met een betalingsregeling in termijnen wordt ook invorderingsrente gerekend.
Het doel van de invorderingsrente is om burgers te stimuleren om tijdig te betalen.
Indien de burger desondanks niet tijdig betaalt beoogt de invorderingsrente op te
treden tegen het uitblijven van correcte nakoming (verzuimgedachte). Tevens compenseert
de invorderingsrente de staat voor de financiële gevolgen van het gemis van de belasting
of terugbetaling van de toeslag (compensatiegedachte).
II. Achtergrond BIR-fragmentatie
De huidige BIR-regeling is in 2013 ingevoerd. Bij de invoering van de BIR werd beoogd
om het sparen bij de fiscus tegen te gaan en werd een structurele positieve budgettaire
impact verwacht. De hoogte van de BIR werd gekoppeld aan de wettelijke rente voor
niet-handelstransacties. Toeslagen heeft de systematiek van de BIR bij belastingen
steeds gevolgd, met voor wat betreft de belastingrente een aanvangsdatum vanaf 1 juli
volgend op het berekeningsjaar.
De systematiek waarmee de rentepercentages voor de BIR worden vastgesteld is sinds
2013 meerdere keren veranderd. Zo is in 2014 voor de Vpb de rente (onder andere uit
budgettaire overwegingen) gekoppeld aan de (hogere) wettelijke rente voor handelstransacties
met een minimum van 4%. In 2020 is de BIR tijdelijk verlaagd naar 0,01% vanwege de
coronacrisis. Per 1 oktober 2020 is de hoogte van de invorderingsrente losgekoppeld
van de belastingrente, ook vanwege de coronacrisis. Per 1 juli 2023 is vervolgens
de systematiek en hoogte van de belastingrente voor toeslagen losgekoppeld van de
rest, om te voorkomen dat de rente voor toeslagen zou meestijgen met de rente voor
belastingen.
Per 1 maart 2023 zou de stijging van de ECB-rente – bij ongewijzigd beleid – hebben
geleid tot een stijging van het belastingrentepercentage voor de Vpb, de bronbelasting
en de solidariteitsbijdrage van 8 procent naar 10,5 procent. Het kabinet achtte het
niet opportuun deze stijging te laten plaatsvinden. Daarom is ervoor gekozen om het
rentepercentage voor de Vpb, de bronbelasting en de solidariteitsbijdrage te bevriezen
op 8 procent met ingang van 1 maart 2023 (het moment waarop ingevolge de wettelijke
systematiek voornoemde renteverhoging zou zijn ingegaan).5 Per 1 januari 2024 is de belastingrente voor belastingen gekoppeld aan de ECB-herfinancieringsrente
in plaats van de wettelijke rente. Het doel hiervan was om de verschillen tussen de
percentages van de belastingrente te verkleinen. Voor toeslagen zou zonder loskoppeling
het rentepercentage zijn gestegen naar 6 procent, in plaats daarvan is het rentepercentage
bevroren op 4 procent.
Al met al hebben al deze wijzigingen geleid tot een versnippering in de rentepercentages
en is de systematiek steeds verder af komen te staan van het oorspronkelijke beleidsdoel:
het tegengaan van aangifte- en betalingsverzuim. Daarnaast hebben de verhogingen van
de belastingrente voor belastingen geleid tot percentages die in de maatschappij en
politiek als te hoog worden ervaren en ontbreekt voor toeslagen een kader met betrekking
tot het vaststellen van rentepercentages in de toekomst.
Sinds 1 januari 2024 gelden de volgende BIR-percentages:
Categorie
Percentage
Wijze van vaststelling
Belastingrente belastingen (m.u.v. Vpb)
7,5%
ECB-rente1 + 3%
Belastingrente Vpb2
10%
ECB-rente + 5,5%
(Belasting)rente toeslagen
4%
Vast percentage
Invorderingsrente
4%
Vast percentage
X Noot
1
Bij de vaststelling van de rentepercentages voor de belastingrente (belastingen) wordt
de ECB-rente voor basis-herfinancieringstransacties gebruikt.
X Noot
2
En bronbelasting, minimumbelasting en solidariteitsbijdrage.
Opzet verkenning
In het Nader Rapport bij het Eindejaarsbesluit 2023 is toegezegd dat gewerkt zou worden
aan een meer integrale beleidsvisie op de BIR-systematiek. Bovendien is in de Nota
naar aanleiding van het verslag bij het Belastingplan 2024 toegezegd dat het kabinet
zal komen met een nadere duiding van de systematiek voor de (belasting)rente voor
toeslagen, alvorens een nieuw rentepercentage vast wordt gesteld.6 In opvolging van bovenstaande heeft een verkenning plaatsgevonden naar beleidsopties
voor een dergelijke beleidsvisie. Deze verkenning is opgeknipt in drie onderdelen:
belastingrente voor belastingen7, (belasting)rente voor toeslagen en invorderingsrente.
Er is gekeken naar vaststelling van het rentepercentage van de belastingrente en de
invorderingsrente, daarnaast is voor toeslagen gekeken naar onder andere het te hanteren
tijdvak. Uiteindelijk is toegewerkt naar richtingen voor een integrale beleidsvisie
die beter aansluit bij de beleidsdoelen, begrijpelijker en beter uitlegbaar is en
waarbij de percentages in de politiek en maatschappij als redelijk worden ervaren.
De uitwerking van de verschillende beleidsrichtingen voor de belastingrente en de
invorderingsrente volgt onder III en IV.
III. Beleidsopties met betrekking tot de belastingrente
Beleidsopties belastingrente belastingen
Beleidsoptie I: ECB-depositorente met beperkte opslag
Bij de eerste beleidsoptie die is bekeken wordt de belastingrente vastgesteld als
de depositorente van de Europese Centrale Bank (ECB-depositorente), vermeerderd met
een beperkte opslag. Waar de huidige systematiek uitgaat van de ECB-rente voor basisherfinancieringsoperaties,
wordt er bij dit scenario uitgegaan van de depositorente. De ECB-depositorente is
een belangrijk ijkpunt voor marktpartijen om hun commerciële rente op te baseren.
De opslag zal bij deze beleidsoptie voor alle belastingmiddelen gelijk zijn. Voor
belastingen sluit deze benadering goed aan op de verzuimgedachte. Naar verwachting
is de rente effectief om het verzuim te beperken. Voor de Vpb zal de belastingrente
weer gelijk worden getrokken met de overige belastingmiddelen, wat voor de Vpb leidt
tot een flinke verlaging van het percentage (naar de huidige stand). Het hierboven
beschreven scenario resulteert in een lagere belastingrente. Deze derving bedraagt
naar schatting € 360 miljoen structureel. Bij deze schatting is uitgegaan van een
belastingrentepercentage dat wordt vastgesteld als de ECB-depositorente met een opslag
van 1%-punt.
Beleidsoptie II: ECB-depositorente met beperkte opslag, maar met een hogere opslag
voor de Vpb
De tweede beleidsoptie is voor een groot deel gelijk aan de eerste beleidsoptie, maar
bevat een differentiatie tussen het rentepercentage voor de Vpb en voor andere belastingmiddelen.8 Concreet wordt bij dit scenario een optie geschetst waarin voor de overige belastingmiddelen
de belastingrente wordt vastgesteld als de ECB-depositorente met een beperkte opslag.
Voor de Vpb zou dan een hogere opslag gaan gelden. In de huidige systematiek geldt
er een hoger rentepercentage voor de Vpb, dan voor de andere belastingmiddelen. Het
nadeel van deze alternatieve beleidsoptie is dat dit niet leidt tot een uniformering
van de rentepercentages die gelden voor de belastingrente. Dit scenario leidt tot
een budgettaire derving van naar schatting € 260 miljoen structureel. Bij deze schatting
is uitgegaan van een belastingrentepercentage dat wordt vastgesteld gelijk aan de
ECB-depositorente met een opslag van 1%-punt voor de overige belastingmiddelen en
met een opslag van 3%-punten voor de Vpb.
Beleidsoptie III: Wettelijke rente voor niet-handelstransacties
De derde beleidsoptie stelt een terugkeer naar het oorspronkelijke systeem voor, waarbij
weer aangesloten wordt bij de wettelijke rente voor niet-handelstransacties voor alle
belastingmiddelen. Deze rente wordt ook toegepast bij de verzuimrenteregeling van
de Awb. De wettelijke rente voor niet-handelstransacties is lager dan de huidige belastingrentepercentages,
waardoor een budgettaire derving wordt verwacht. Deze derving bedraagt naar schatting
€ 125 miljoen structureel.
Beleidsoptie IV: Gelijke rentepercentages voor alle middelen, budgetneutraal
De vierde beleidsoptie die wordt geschetst is een optie waarbij de belastingrente
voor alle belastingmiddelen gelijk wordt getrokken, maar waarbij de opbrengst van
de belastingrente gelijk blijft. Hiermee wordt bereikt dat één rentepercentage geldt
voor alle belastingmiddelen. Dit leidt tot een verlaging van de belastingrente voor
de Vpb, maar een verhoging van belastingrente voor de overige middelen (waaronder
de inkomstenbelasting).
De meeste van de geschetste opties voor het wijzigen van de systematiek waarmee het
rentepercentages voor de BIR worden vastgesteld zullen leiden tot een budgettaire
derving (met uitzondering van de budgetneutrale variant). In dit stadium zijn er nog
geen dekkingsopties vastgesteld. Budgettaire dekking is randvoorwaardelijk voor het
overgegaan tot een wijziging van deze systematiek.
De bedragen die in deze brief worden genoemd dienen slechts ter indicatie. Bij een
uiteindelijke nadere uitwerking van de scenario’s zal nauwkeuriger in beeld gebracht
moeten worden wat de budgettaire gevolgen precies zijn en hoe deze gedekt worden.
Onder de huidige begrotingsregels geldt dat dekking van wijzing van het percentage
voor de belastingrente moet worden gevonden binnen het uitgavenkader. In het hoofdlijnenakkoord
is opgenomen dat het 17e advies van de Studiegroep Begrotingsruimte wordt overgenomen. Onderdeel van dit advies
is dat de BIR wordt overgeheveld naar het inkomstenkader (voor zover het de BIR over
belastingen betreft). Na overheveling zouden de budgettaire effecten aan de inkomstenkant
van de begroting opgevangen moeten worden.
Voor de volledigheid zijn de vier verschillende beleidsopties hieronder in een tabel
weergegeven.
Beleidsoptie
Toelichting
Rentepercentage(s) naar huidige stand
Huidig
– ECB-basisherfinancieringsrente
– Opslag 5,5% Vpb, minimum 5,5%
– Opslag 3% overig, minimum 4,5%
– 10% Vpb
– 7,5% overig
Beleidsoptie I
– ECB-depositorente
– Beperkte opslag
[Afhankelijk van gekozen opslag]
Beleidsoptie II
– ECB-depositorente
– Hogere opslag Vpb
[Afhankelijk van gekozen opslag]
Beleidsoptie III
– Wettelijke rente voor niet-handelstransacties1
7%
Beleidsoptie IV
– Budgetneutrale optie
– ECB-depostitorente
– Opslag 4,25%
8,25%
X Noot
1
De wettelijke rente voor niet-handelstransacties wordt vastgesteld op de basisherfinancieringsrente
van de ECB + 2,25%-punt, afgerond op halve percentages. Per 1 oktober 2023 is de ECB-basisherfinancieringsrente
4,5%. De opslag van 2,25% stamt uit 1989 (Stb. 1989, nr. 570), en bestaat omdat de basisherfinancieringsrente (toen nog de promessedisconto van
DNB) gemiddeld 2,25–2,5% onder de rente ligt die banken gemiddeld in rekening brengen
voor voorschotten die in rekening-courant zijn opgenomen.
Tot slot kan overwogen worden om het aangifteverzuim te monitoren. Mocht er sprake
zijn van een toename in het aangifteverzuim in een bepaalde categorie, dan kan worden
overwogen om voor deze categorie alsnog een ander (hoger) rentepercentage in te voeren
met als nadeel dat het systeem minder uniform en dus gecompliceerder zou worden.
Beleidsopties (belasting)rente toeslagen
Voor toeslagen zijn drie beleidsopties overwogen, namelijk het aansluiten bij de belastingrente
voor belastingen, een systematiek die uitgaat van het rekenen van rente ter compensatie
van de potentiële financieringskosten van de burger of de staat, en het afschaffen
van de rente voor toeslagen.
Beleidsoptie I: Aansluiten bij de belastingrente belastingen
In deze optie wordt uitgegaan van één systeem voor het vaststellen van het rentepercentage
voor belastingen en toeslagen, zodat er sprake is van een minder gefragmenteerde BIR-systematiek.
Omdat bij deze optie wordt aangesloten bij belastingen, wordt het doel van het hanteren
van de belastingrente als gedragsprikkel vanuit belastingen overgenomen voor toeslagen.
In tegenstelling tot de aangifte bij belastingen, is voor toeslagen de tijdigheid
van het vaststellen van een definitieve toeslag niet alleen afhankelijk van het gedrag
van een burger. Dienst Toeslagen is hierin bijvoorbeeld ook afhankelijk van informatie
van andere organisaties (zoals de Belastingdienst voor het inkomen). Voor toeslagen
wordt daarom voorgesteld om de aanvangsdatum van het tijdvak van de rente te verplaatsen
van 1 juli, 6 maanden na afloop van het berekeningsjaar, naar 1 januari, 12 maanden
na afloop van het berekeningsjaar. Pas vanaf dat moment kan verondersteld worden dat
het vaststellen van de overgrote meerderheid van de definitieve toeslagen niet meer
afhankelijk is van de processen bij de Dienst Toeslagen. Het is overigens niet uitgesloten
dat ook na een jaar nog processen lopen waar de burger weinig tot geen invloed op
heeft. Een nog latere aanvangsdatum is daarom ook denkbaar. Op basis van de huidige
statistieken wordt verwacht dat circa 90% van de definitieve toekenningen vóór de
aanvang van het tijdvak van de renteberekening is vastgesteld. Dit betekent dat rente
zal worden berekend over ca. 10% van de definitieve beschikkingen, waarin tevens een
terugvordering of nabetaling wordt vastgesteld.9 Een eerste inschatting is dat de budgettaire effecten van deze beleidsoptie voor
de (belasting)rente voor toeslagen vrijwel neutraal zijn. De bedragen aan te vergoeden
rente en te ontvangen rente zijn voor toeslagen tezamen naar verwachting vrijwel gelijk.
In deze optie heeft de BIR tot doel om burgers en bedrijven te bewegen tijdig aan
hun verplichtingen te voldoen. In deze optie dient de rente dus (ook) als gedragsprikkel.
In algemene zin is de effectiviteit van gedragsprikkels niet op voorhand met zekerheid
vast te stellen. Dit is ook sterk afhankelijk van contextfactoren en persoonskenmerken.
Beleidsoptie II: (Belasting)rente voor toeslagen ter compensatie van financieringskosten
Deze beleidsoptie houdt in dat wordt aangesloten bij een compensatiegedachte, waarbij
rente wordt gerekend of vergoed ter compensatie van de rente die de burger of de staat
wordt verondersteld te hebben gehad vanwege de nabetaling of terugvordering. Hierbij
wordt voorgesteld om de hoogte van de rente voor toeslagen aan te laten sluiten bij
de rente van consumptief krediet (gerekend over nabetalingen) respectievelijk de staatsrente
(gerekend over terugvorderingen).
Deze optie houdt in dat er gedifferentieerd wordt tussen de rentepercentages bij terug
te vorderen en na te betalen toeslagen. De compensatiegedachte komt voort uit de gedachte
dat de burger tijdens het berekeningsjaar te weinig voorschot heeft ontvangen en dus
andere middelen heeft moeten aanwenden om het tekort op te vangen. Voor de staat wordt
bij deze optie beredeneerd dat deze kosten heeft moeten maken om de te veel betaalde
toeslag aan de burger te verstrekken. De teveel betaalde toeslag wordt hiermee gezien
als een lening aan de burger, waar de staat rentekosten voor doorbelast. Overigens
spelen vergelijkbare vragen bij belastingen.
Ook voor het tijdvak waarover rente wordt berekend kan in deze systematiek worden
gedifferentieerd. Net zoals bij de eerste beleidsoptie wordt voorgesteld de aanvangsdatum
van het tijdvak van de renteberekening op te schuiven naar 12 maanden na het berekeningsjaar,
echter alleen voor de rente die wordt berekend over terugvorderingen. Voor nabetalingen
is het voorstel om het tijdvak niet naar achteren te verschuiven, omdat er anders
een lange periode ontstaat waarop de burger wel potentieel rentekosten heeft maar
deze niet worden vergoed.
In deze beleidsoptie dient rente ter vergoeding van potentieel gemaakte financieringskosten.
Dit in tegenstelling tot het gebruik van rente als gedragsprikkel. De differentiatie
zowel ten opzichte van belastingrente als met betrekking tot het tijdvak, dragen echter
niet bij aan vereenvoudiging – of een integrale aanpak – van de BIR-systematiek, waar
wel een oproep toe bestaat. Voor deze beleidsoptie waarin belastingrente wordt gerekend
ter compensatie van financieringskosten, geldt dat de budgettaire effecten afhangen
van de keuzes die worden gemaakt in de differentiatie tussen de te vergoeden rente
en de te ontvangen rente.
Beleidsoptie III: (Belasting)rente voor toeslagen afschaffen
De derde beleidsoptie houdt in dat er geen (belasting)rente voor toeslagen meer zal
worden gehanteerd. In deze optie wordt zowel de te heffen als de na te betalen belastingrente
voor toeslagen afgeschaft, vanuit de gedachte dat terugvorderingen en nabetalingen
en de eventuele financieringskosten die hiermee gepaard gaan, inherent zijn aan het
hanteren van een voorschotstelsel. Voor gevallen waarin de definitieve toeslagbeschikking
op zich laat wachten door vertragingen bij het doen van belastingaangifte, wordt eveneens
voorkomen dat twee maal rente wordt gerekend over «hetzelfde» verzuimgedrag. Met deze
optie wordt de complexiteit weggenomen die wordt ervaren bij rente voor zowel de burger
als de uitvoering. Deze optie zou inhouden dat burgers niet meer geconfronteerd worden
met renteheffing over terugvorderingen, waardoor een deel van bijkomende kosten vervalt.
Dit zou echter ook inhouden dat een groep burgers er op achteruit zou gaan, wegens
het vervallen van belastingrente over nabetalingen van Dienst Toeslagen. De budgettaire
effecten van deze beleidsoptie zullen naar verwachting neutraal zijn, aangezien de
te vergoeden rente en de te ontvangen nagenoeg gelijk zijn.
Dit alternatief maakt een onderscheid tussen belastingplichtigen en toeslaggerechtigden,
die mogelijk niet goed uit te leggen is. Bovendien valt in deze optie rente als prikkel
weg om tijdig en juist gegevens aan te leveren ter vaststelling van de definitieve
toeslagbeschikking. Het demissionaire kabinet acht het daarom redelijk om rente wel
te behouden, en tegelijkertijd in te blijven zetten op het terugdringen van terugvorderingen.
Mocht zich bij verdere uitwerking van (één van) bovenstaande opties toch een budgettaire
opgave voordoen, dan zal dit in overleg met de toeslagdepartementen op de betreffende
begroting moeten worden ingepast. De budgettaire consequenties van de opties staan
los van het effect op individueel niveau. Ook bij budgettair neutrale opties kunnen
mensen erop voor- of achteruit gaan.
IV. Beleidsopties met betrekking tot de invorderingsrente
Binnen verschillende (Rijksbrede) trajecten wordt meer fundamenteel gekeken naar het
invorderingsbeleid van de overheid, waaronder (het al dan niet heffen van) invorderingsrente.
Ook bevat het wetsvoorstel Versterking waarborgfunctie Awb voorstellen met betrekking
tot invorderingsrente. Mede gezien deze trajecten zijn in deze herijking van de BIR
vooral opties verkend voor het rentepercentage van de invorderingsrente.
De eerste beleidsoptie ziet op het aansluiten bij de rente op staatsobligaties. De
invorderingsrente sluit in dat geval aan op de financieringskosten van de staat.
De tweede beleidsoptie ziet op het aansluiten bij het percentage dat zal worden gehanteerd
bij de belastingrente voor belastingen. In deze optie wordt het rentepercentage gekoppeld
aan de ECB-depositorente, waarmee wordt beoogd om de rente op vorderingen van de staat
te refereren aan de marktrente. Mogelijk wordt hierdoor betaalgedrag gestimuleerd,
onder andere als het gaat om ondernemers. Ook leidt deze optie tot eenduidigheid in
rentepercentages. De optie kan echter ook leiden tot hoge rentepercentages voor een
kwetsbare groep die reeds met geldzorgen te maken heeft.
Deze twee beleidsopties met betrekking tot de referentie voor de hoogte van het rentepercentage
kunnen leiden tot een budgettaire derving. Hiervoor geldt – net als bij het scenario
dat is beschreven voor de belastingrente voor belastingen – dat in dit stadium nog
geen dekkingsopties zijn bekeken.
Indien ervoor wordt gekozen om de invorderingsrente te koppelen aan de staatsrente,
behoeft deze beleidsoptie nadere invulling, voordat de budgettaire impact geraamd
kan worden. De hoogte van de rente die dan zou gaan gelden is namelijk afhankelijk
van veel variabelen, zoals de looptijd waarbij wordt aangesloten.
De budgettaire impact van de tweede beleidsoptie is afhankelijk van de gekozen beleidsoptie
voor de belastingrente belastingen. Als wordt aangesloten bij beleidsoptie 1 of 2
(resulteert in hetzelfde invorderingsrentepercentage), dan is de budgettaire derving
voor invordering van belastingen naar schatting € 30 miljoen structureel.
V. Fluctuaties en uitvoeringstoets
Fluctuaties
In alle opties waarin rente wordt gerekend, kan overwogen worden om een bandbreedte
te hanteren waarbinnen de rente kan fluctueren, indien bijzondere (markt)omstandigheden
zouden leiden tot onevenwichtige uitkomsten. Ook kan er overwogen worden om percentages
met een maximum aantal procentpunten te laten stijgen of dalen, om extreme stijgingen
of dalingen te voorkomen.
Uitvoeringstoets
De uitvoerbaarheid van de in deze brief geschetste scenario’s staat niet vast; er
is geen uitvoeringstoets gedaan.
VI. Slotopmerkingen
Belasting- en invorderingsrente heeft impact op zowel burgers, bedrijven als op de
uitvoering. Het demissionaire kabinet acht een uitlegbare en begrijpelijke rentesystematiek
daarom van groot belang. Deze brief schetst potentiële richtingen daarvoor. Het is
aan een volgend kabinet om – in samenspraak met de politiek en samenleving – hier
definitieve keuzes over te maken.
De Staatssecretaris van Financiën,
M.L.A. van Rij
De Staatssecretaris van Financiën,
A. de Vries
Indieners
-
Indiener
M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën -
Medeindiener
A. (Aukje) de Vries, staatssecretaris van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.