Brief regering : Rapport 'Cao-afspraken 2024'
29 544 Arbeidsmarktbeleid
Nr. 1249
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 juni 2024
Cao-afspraken bevorderen in Nederland evenwichtige arbeidsverhoudingen en rust op
de arbeidsmarkt. Met de jaarlijkse rapportage «Cao-afspraken» stel ik de Tweede Kamer
op de hoogte van recente ontwikkelingen in cao’s. Cao-afspraken geven de arbeidsvoorwaarden
(mede) vorm van 6,2 miljoen werknemers die onder de 659 aangemelde cao’s vallen. In
deze rapportage staat de inhoud centraal van de 149 grootste cao’s. Hieronder vallen
5,3 miljoen werknemers.
De meeste onderzochte cao’s zijn tot stand gekomen ten tijde van hoge inflatie en
arbeidsmarktkrapte. Het antwoord van cao-partijen op de historisch hoge inflatie in
2022 (en begin 2023) is een historische hoge loonstijging. Daarbij is vaak niet meer
sprake van één procentuele loonstijging voor alle werknemers onder een cao, maar van
verschillende afspraken per werknemersgroep.
In het kader van de gespannen arbeidsmarkt maken sociale partners afspraken over het
aantrekken en behouden van werknemers. Nieuw zijn cao-afspraken over studieschuld
en overgangsklachten van vrouwelijke medewerkers. Ook maatschappelijke thema’s, zoals
gelijke beloning, klimaatverandering en duurzaamheid zien we in recente cao-afspraken
terugkomen.
Hierna zal specifiek worden ingegaan op de huidige cao-afspraken over de volgende
onderwerpen:
1) Cao-loonstijging
2) Laagste loonschalen
3) Bovenwettelijke aanvullingen bij ziekte, arbeidsongeschiktheid, en werkloosheid
4) Oudere werknemers
5) Afstand tot de arbeidsmarkt
6) Zzp’ers
7) Financiële positie van cao-fondsen
8) Normale arbeidsduur en 5 mei
1) Cao-loonstijging
De gemiddelde cao-loonstijging in 2023 bedroeg 5,5% op jaarbasis. In het jaar 2024
komt de cao-loonstijging uit op 7,1%1. Aangezien voor de helft van de cao-werknemers de cao-loonstijging voor 2024 nog
niet vast ligt, kan het beeld voor 2024 nog wijzigen.2
In vergelijking met voorgaande jaren is sprake van meer variatie in loonafspraken.
Waar voorheen sprake was van een procentuele loonsverhoging in vrijwel elke cao, kennen
cao’s in 2024 steeds meer andersoortige loonafspraken, waaronder:
• Een loonsverhoging met een vast bedrag voor alle werknemers
• Procentuele loonstijgingen met een bodembedrag of een plafondbedrag
• Prijscompensatieclausules, waarbij de uiteindelijke loonstijging (deels) afhangt van
de inflatie
In een aantal cao-akkoorden staat expliciet de wens van cao-partijen om (specifieke
groepen) werknemers te compenseren voor de hoge inflatie uit 2022.
Ook is sprake van tussentijdse wijzigingen van cao’s die samenhangen met aanvullende
loonafspraken. Met name in de zorgsector is sprake van enkele grote cao’s die cao-partijen
tijdens de looptijd hebben aangepast (opengebroken) om aanvullende loonafspraken te
realiseren. Omdat de gemiddelde looptijd van een cao bijna twee jaar is, konden veel
cao’s pas onlangs aangepast worden aan de sociaaleconomische situatie van dit moment.
2) Laagste loonschalen
Een kernbegrip met betrekking tot de laagste lonen is vakvolwassenheid. Vakvolwassenheid
is de leeftijd waarop werknemers voor de salarissen van reguliere schalen (of aanloopschalen)
in aanmerking komen. Voor elke onderzochte cao is het maandsalaris vastgesteld dat
een voltijdwerkende, vakvolwassen werknemer eind 2023 ontving in de laagste loonschaal
van het loongebouw. Deze laagste salarissen worden vervolgens in verhouding gebracht
met het wettelijk minimumloon (Wml) voor werknemers van 21 jaar en ouder. Eind 2023
lag het laagste cao-loon gemiddeld 5,3% boven het Wml. Dat is een daling van 0,7%-punt
ten opzichte van eind 2022 (6,0%). Deze daling komt mede door de stijging van het
Wml in 2023.
Werknemers die nog niet de vakvolwassen leeftijd hebben bereikt, kunnen in jeugdschalen
worden geplaatst. In ruim twee op de vijf onderzochte cao’s zijn jeugdschalen aanwezig.
3) Bovenwettelijke aanvullingen bij ziekte, arbeidsongeschiktheid, en werkloosheid
In 99 cao’s (69% van de werknemers) staan afspraken over bovenwettelijke aanvullingen
bij arbeidsongeschiktheid na de eerste twee ziektejaren.
Gedurende de eerste twee ziektejaren zijn werkgevers verplicht het loon van zieke
werknemers door te betalen tegen minimaal 70% van het loon (140% over twee jaren).
Voor 82% van de werknemers is de loondoorbetaling gedurende twee jaar hoger dan 170%,
al dan niet onder voorwaarden (gedeeltelijke werkhervatting of actief meewerken aan
integratie). Deze cijfers zijn vrijwel gelijk aan die van de vorige cao-rapportage
in 2023.
Voor drie kwart van de werknemers wordt de reguliere WW-duur gerepareerd van 24 naar
38 maanden (het zogenaamde derde WW-jaar). Ook hier zijn nagenoeg geen verschuivingen
ten opzichte van de vorige cao-rapportage.
4) Oudere werknemers
Sinds 2013 gaat de AOW-leeftijd stapsgewijs omhoog. Hierdoor blijven meer werknemers
behouden voor de arbeidsmarkt. In het Pensioenakkoord van 2019 zijn afspraken gemaakt
over tijdelijke overgangsmaatregelen in het kader van gezond werkend naar het pensioen.
Eén hiervan is de fiscale drempelvrijstelling voor regelingen voor vervroegde uittreding
(RVU). In 2024 is voor bijna zestig procent van de werknemers die onder de ruim honderd
grootste cao’s van Nederland vallen een RVU-regeling opgenomen in de cao. Hier is
sprake van een duidelijke stijging ten opzichte van eerdere jaren: 53% in 2023 en
37% in 2022.
Verder staan in cao’s afspraken over verlofsparen (59% van de werknemers), arbeidsduurverkorting
voor oudere werknemers (61%), vrijstelling van diensten (60%) en extra verlof (33%).
5) Afstand tot de arbeidsmarkt
In de Wet Banenafspraak (2015) is vastgelegd dat er 125.000 banen worden ontwikkeld
voor mensen met een arbeidsbeperking. Eind 2023 hebben alle werkgevers tezamen 138.317
extra banen gerealiseerd3.
In ruim één op de drie onderzochte cao’s staan afspraken over de bevordering van de
instroom van kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt. In 26 cao’s zijn streefcijfers
opgenomen. Het gaat hierbij om totaal ruim 7.000 te realiseren arbeidsplaatsen.
Daarnaast zijn er in 53 cao’s afspraken opgenomen voor het bevorderen van een inclusiever
werkomgeving voor mensen met een arbeidsbeperking.
6) Zzp’ers
Met betrekking tot zzp’ers zijn vier onderwerpen onderzocht: (1) tariefafspraken;
(2) voorrang van vaste medewerkers bij de inroostering van diensten; (3) verhouding
vaste werknemers en zzp’ers, en (4) schijnzelfstandigheid. Deze afspraken zijn onderzocht
in alle 658 bij SZW aangemelde cao’s.
• Er zijn twee nieuwe tariefafspraken voor zzp’ers sinds de vorige rapportage in 2023.
In totaal komen tariefafspraken nu voor in 11 cao’s.
• In twee cao’s (in de zorg sector) bevat de cao een afspraak over het geven van voorrang
aan vaste werknemers bij inroostering.
• In 11 cao’s staan afspraken over de inzet van zzp’ers of de verhouding tussen vaste
werknemers en flexibele werknemers, waaronder zzp’ers.
• In vier cao’s staan afspraken over schijnzelfstandigheid.
7) Financiële positie van cao-fondsen
Cao-fondsen hebben als doel de arbeidsmarktwerking te verbeteren door (co-) financiering
van activiteiten zoals opleiding en ontwikkeling van werknemers en het bevorderen
van goede arbeidsomstandigheden. Op verzoek van cao-partijen kan mijn ministerie bepalingen
van cao-fondsen algemeen verbindend verklaren (avv’en). De cao-fondsen zijn in dat
geval verplicht hun financieel jaarverslag naar mijn ministerie te sturen4. Deze financiële jaarverslagen vormen de bron voor het onderzoek naar de financiële
positie van de fondsen. In 2022 betrof het in totaal 69 avv’de fondsen (2,4 miljoen
werknemers).
In 2022 bedroegen de baten ruim € 433 miljoen. Het grootste deel hiervan is afkomstig
uit premieheffing. De gemiddelde premie in 2022 bedroeg gemiddeld 0,59% van de loonsom.
De totale uitgaven bedroegen ruim € 413 miljoen.
Hiervan ging ruim € 154 miljoen naar opleiding en ontwikkeling (O&O) van werknemers,
bijna € 58 miljoen naar werkgelegenheidsdoelstellingen en ruim € 31 miljoen naar het
bevorderen van goede arbeidsomstandigheden.
De reserves zijn in 2022 met € 19 miljoen toegenomen.
8) Normale arbeidsduur en 5 mei
De gemiddelde arbeidsduur van een voltijdwerknemer bedraagt 37,2 uur, een fractie
lager dan het gemiddelde van de afgelopen jaren (37,3 uur per week).
In de cao van vier op de vijf cao-werknemers staat een afspraak over verlof op 5 mei.
Ruim 2,25 miljoen werknemers hebben elk jaar op 5 mei een vrije dag. Twee miljoen
andere werknemers hebben in lustrumjaren (eens in de vijf jaar) vrij op 5 mei. In
twee cao’s gaat het om een nieuwe afspraak.
Voor de volledige bevindingen over de acht onderzochte onderwerpen verwijs ik u naar
de bijgevoegde rapportage.
Met deze rapportage heb ik een actueel beeld geschetst van de inhoud van cao’s. De
rapportage laat zien dat in de huidige cao’s afspraken staan over een bij de economische
context passende loonstijging en over het aantrekken en behouden van werknemers, passend
in tijden van de huidige krappe arbeidsmarkt. Daarmee laat de cao haar werking op
het terrein van arbeidsvoorwaarden en arbeidsverhoudingen in Nederland zien.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
C.E.G. van Gennip
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid