Brief regering : Voortgang versterking VTH-stelsel juni 2024
22 343 Handhaving milieuwetgeving
28 663
Milieubeleid
Nr. 397
BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 juni 2024
Met deze brief wordt de Kamer geïnformeerd over de voortgang van de versterking van
het stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH). Het VTH-stelsel
speelt een essentiële rol in het waarborgen van een veilige, schone en gezonde leefomgeving.
Nu de afloop van het interbestuurlijk programma versterking VTH-stelsel (IBP VTH)
per oktober a.s. in zicht komt, wordt goed zichtbaar welke stappen zijn gezet om het
VTH-stelsel te verbeteren en te versterken.
In voorliggende brief wordt ingegaan op de voortgang van het IBP VTH waaronder het
bestuurlijk besluit over de financieringssystematiek van omgevingsdiensten en de borging
en het vervolg van het IBP VTH. Daarnaast wordt – mede namens de Minister van Justitie
en Veiligheid (JenV) – ingegaan op de opvolging van de aanbevelingen uit de review
IBP VTH door mevrouw Sorgdrager en de heer Van Aartsen en de voorbereiding van een
wetswijziging om de stelselverantwoordelijkheid verder te instrumenteren. Ook wordt
de Kamer geïnformeerd over de aanpak milieucriminaliteit, de voortgang van het robuust
worden van omgevingsdiensten, de openbaarmaking van inspectieresultaten van de Inspectie
Leefomgeving en Transport (ILT) en de toezegging over de landelijke vergunningenstrategie.
Tot slot wordt een beleidsreactie op het rapport van de ILT over geluid gegeven.
Voortgangsrapportage IBP VTH
Met deze brief ontvangt de Kamer de voortgangsrapportage van het IBP VTH waarin de
stand van zaken van alle individuele projecten is opgenomen (bijlage 1). Deze is vastgesteld
door het bestuurlijk overleg IBP VTH van 20 juni jl. Hiermee is voldaan aan de toezeggingen,
zoals toegezegd tijdens de begrotingsbehandeling op 23 januari 20241.
Het ministerie stelt vast dat er grote voortgang is geboekt. Zo is het model mandaatbesluit
voor omgevingsdiensten vastgesteld. Dit helpt de omgevingsdiensten om op zo onafhankelijk
mogelijke wijze hun taken uit te kunnen uitvoeren. De handreiking regionale beleidscyclus
is opgeleverd en beschrijft een systematische aansturing van de VTH-taken. Het doel
van de handreiking is om de capaciteit van de omgevingsdienst gericht in te zetten
om in de gehele regio het meeste rendement te behalen en de grootste impact voor de
leefomgeving te realiseren.
Financieringssystematiek omgevingsdiensten
De commissie Van Aartsen2 constateerde dat de financiering van de omgevingsdiensten niet passend is in het
licht van slagvaardigheid en effectiviteit. In pijler 1 IBP VTH (robuuste omgevingsdiensten
en financiering) is een financieringssystematiek ontwikkeld om de financiering van
omgevingsdiensten stabieler, slagvaardiger en effectiever te organiseren. Hierbij
zijn alle betrokken partijen (gemeenten, provincies, omgevingsdiensten en het Rijk)
meerdere malen geconsulteerd. De definitieve rapportage Financieringssystematiek omgevingsdiensten
is voorgelegd aan het Bestuurlijk Overleg IBP VTH van 20 juni 2024 en aldaar goedgekeurd.
In de brief van 19 maart 20243 is toegezegd uw Kamer te informeren over de rapportage Financieringssystematiek.
De rapportage is bij deze brief gevoegd (bijlage 2).
Met de in de rapportage voorgestelde aanpak wordt een grote stap voorwaarts gezet.
De belangrijkste winstpunten zijn: koppeling tussen de regionale opgave en de begrote
deelnemersbijdrage, stabiliteit in de financiering, meer gezamenlijkheid en een sterker
stelsel, efficiëntere omgevingsdiensten en landelijk inzicht. Deze systematiek is
volgens het huidige stelsel echter niet (wettelijk) afdwingbaar. Er is dus overtuigingskracht
nodig bij de implementatie van deze systematiek.
Op een tweetal punten is gekozen voor een keuzemogelijkheid voor de bevoegde gezagen
(provincies en gemeenten). Het gaat dan om de wijze van afrekening van de uitvoering
van de basistaken (en bij voorkeur ook de milieugerelateerde plustaken). Hier hebben
partijen de keuze om dit op basis van begroting of gerealiseerde uren te doen. Als
het gaat om de wijze van dekking van de bedrijfsvoeringskosten hebben partijen de
keuze om dit met een vaste bijdrage of als opslag in de uurtarieven te doen.
Borging en vervolg IBP VTH
Op 30 september 2024 loopt het IBP VTH af. In de afgelopen anderhalf jaar heeft het
IBP VTH veel georganiseerd, acties in gang gezet en veel producten opgeleverd ter
versterking van het VTH-stelsel. Daarnaast is de grote verdienste van het IBP VTH
dat de samenwerking tussen alle partijen sterk verbeterd is. Waar eerder sprake was
van weinig contact en verbinding heeft het IBP VTH veel energie gestopt in de wijze
van samenwerking tussen partijen, het neerzetten van vele momenten voor contact en
ontmoeting en het daarmee creëren van een bestendige verbinding tussen alle partijen
in het VTH-stelsel. Hierdoor weten partijen elkaar te vinden en werken ze nauw samen
aan het gezamenlijke doel om het VTH-stelsel te versterken: er is een VTH-community
tot stand gekomen die partijen en mensen verbindt. Partijen hebben grote waardering
voor de inzet van het IBP VTH hiervoor.
Voor een groot deel zijn de voorgenomen acties en producten afgerond. Een aantal acties
is nog niet afgerond. Voor zowel de afgeronde als de nog niet afgeronde acties geldt
dat het belangrijk is om heldere afspraken te maken over de borging van deze producten
na beëindiging van het IBP VTH. Daarnaast moet worden geborgd hoe bovengenoemde intensieve
samenwerking door partijen wordt vastgehouden.
In het Bestuurlijk Overleg IBP VTH van 6 maart 2024 heeft de Staatssecretaris van
Infrastructuur en Waterstaat (IenW) aangegeven dat zij het initiatief neemt om een
voorstel te doen voor de borging van afgeronde en nog af te ronden producten en werkzaamheden
van het IBP VTH. Samen met alle partijen in het IBP VTH is dit voorstel uitgewerkt
en aan het Bestuurlijk Overleg IBP VTH van 20 juni jl. voorgelegd. Voor een groot
deel van het voorstel geldt dat er bestuurlijke overeenstemming is hoe zaken richting
de toekomst worden geborgd. Voor een aantal resterende punten, zoals bijvoorbeeld
de uitgangspunten voor de financiering van de informatievoorziening (pijler 3 IBP
VTH), geldt dat deze de komende tijd verder worden uitgewerkt en in september a.s.
aan het Bestuurlijk Overleg IBP VTH worden voorgelegd. De komende maanden werken alle
partijen hard aan de verdere uitwerking.
Opvolging aanbevelingen review IBP VTH
Op 19 maart jl. is de review van het IBP VTH door mevrouw Sorgdrager en de heer Van
Aartsen aan de Kamer aangeboden4. Hieronder volgt de beleidsreactie op de review en wordt aangegeven hoe aandacht
wordt gegeven aan de acht aanbevelingen van mevrouw Sorgdrager en de heer Van Aartsen
over de opvolging van het IBP VTH.
Het IBP VTH heeft de afgelopen anderhalf jaar veel gebracht en in beweging gezet.
Het Ministerie van IenW sluit zich aan bij de bevinding van de review dat de partijen
elkaar beter weten te vinden. We zien inmiddels als resultaat dat veel acties en producten
door het IBP VTH zijn opgeleverd ter versterking van het VTH-stelsel. In de brief
van 19 maart jl. is aangegeven dat de implementatie van plannen en producten uit het
IBP VTH niet zijn verplicht of opgelegd, omdat dit niet past binnen het huidige VTH-stelsel.
Mevrouw Sorgdrager en de heer Van Aartsen spreken hun zorgen uit over het vrijblijvende
karakter dat hiermee ontstaat. De partijen in het VTH-stelsel hebben heldere afspraken
gemaakt over de borging van de producten van het IBP VTH. Deze zijn vastgelegd in
bovengenoemde, bijgevoegde en bestuurlijk vastgestelde notitie. Hiermee voorkomen
partijen dat de energie verdwijnt na afronding van het IBP VTH.
Een succesvolle opvolging van het IBP VTH is een gezamenlijke verantwoordelijkheid
van alle partijen in het VTH-stelsel. Hiervoor is het noodzakelijk dat alle partijen
in het algemeen belang handelen voor de verdere versterking van het VTH-stelsel en
niet enkel redeneren vanuit eigen belangen.
Stelselverantwoordelijkheid
Mevrouw Sorgdrager en de heer Van Aartsen bevelen aan om een meer uitgebreide invulling
van stelselverantwoordelijkheid vast te leggen. Voor het pakken van meer regie en
het verder instrumenteren van de rol van de Staatssecretaris als stelselverantwoordelijke
is een wetswijziging nodig. Dit wordt hieronder toegelicht.
Versterking Omgevingsdienst NL
De review bevat ook meerdere aanbevelingen over de versterking van Omgevingsdienst
NL en het stelsel van de omgevingsdiensten. Alle partijen in het VTH-stelsel erkennen
dat het VTH-stelsel gebaat is bij een sterke positie van Omgevingsdienst NL om overkoepelende
taken die alle omgevingsdiensten betreffen op te pakken. Hiervoor is een stevige governance
en een passende rechtsvorm nodig. Omgevingsdienst NL werkt dit op dit moment uit.
Daarnaast worden gesprekken gevoerd over de financiering van deze taken.
Mevrouw Sorgdrager en de heer Van Aartsen refereren aan de in hun ogen noodzakelijke
verkleining van het aantal omgevingsdiensten. Hierbij staat het belang van robuuste
omgevingsdiensten voorop. Vorig jaar heeft het Bestuurlijk Overleg IBP VTH hiervoor
robuustheidscriteria vastgesteld waaraan omgevingsdiensten op 1 april 2026 moeten
voldoen. Onder het kopje «Voortgang robuustwording van de omgevingsdiensten» wordt
de stand van zaken nader toegelicht.
Strafrechtelijke handhaving
In de review worden verder aanbevelingen gedaan die betrekking hebben op de strafrechtelijke
opsporing en handhaving. Mevrouw Sorgdrager en de heer Van Aartsen bevelen aan de
Strategische Milieukamer (SMK) een wettelijke basis te geven en de capaciteit van
het OM ten behoeve van het vervolgen van milieucriminaliteit uit te breiden. Formalisering
van de SMK draagt bij aan een betere prioritering in de aanpak van milieucriminaliteit
en zo wordt de beschikbare opsporingscapaciteit effectiever ingezet. Daarom is deze
aanbeveling reeds opgepakt en op dit moment wordt gewerkt aan het formaliseren van
de SMK met een instellingsbesluit. De concepttekst is inmiddels besproken met de leden
van de SMK en de betrokken beleidsdepartementen. Het besluit zal daarna ter goedkeuring
en ondertekening aan alle betrokken bewindspersonen worden voorgelegd. Voorts is geïnvesteerd
in de capaciteit bij het Openbaar Ministerie (OM). Het OM krijgt sinds 2023 structureel
2 miljoen euro voor de aanpak van milieucriminaliteit. Dit is om de basis op orde
te krijgen. Met de betrokken vakdepartementen zal nog nader overleg worden gevoerd
over de effecten in de keten bij het OM voortkomend uit de versterking van de bijzondere
opsporingsdiensten.
Mevrouw Sorgdrager en de heer Van Aartsen bevelen voorts aan om een bijzondere opsporingsdienst
in te richten voor de strafrechtelijke handhaving van milieuregelgeving in plaats
van financiering van een aantal fte’s bij de politie. De strafrechtelijke handhaving
van milieuregelgeving beleggen bij een bijzondere opsporingsdienst is een ingrijpende
maatregel waarvan op dit moment niet duidelijk is welke voor- en nadelen daaraan kleven.
Voor nu wordt ingezet op de in gang gezette verbeteringen binnen de milieuopsporing
door de politie. In het kader van het IBP VTH zijn maatregelen opgenomen om de aanpak
te versterken. Voor de politie is hiernaar verwezen in de Veiligheidsagenda 2023–20265. In dat kader heeft de korpsleiding van de politie met het College van procureurs-generaal
heldere afspraken gemaakt om de bezetting van de 406 fte die voor de strafrechtelijke
aanpak van milieucapaciteit formatief zijn ingericht op orde te krijgen en zo effectief
mogelijk op die taak in te zetten door daar centraal binnen de politie op te sturen.
De doelstelling daarvan is, op basis van de regionale doorvertaling van de prestatieafspraken
uit de Veiligheidsagenda 2023–2026, om 48 criminele samenwerkingsverbanden die zich
met milieucriminaliteit bezig houden per jaar aan te pakken. De politie heeft zich
gecommitteerd aan de naleving van die afspraken. Dit is mede verankerd in de landelijke
strategie van de politie op de aanpak van milieucriminaliteit (Politiemilieutaak 2.0).
Het versterkte landelijk sturingsmodel dat per 1 maart 2024 formeel is geïmplementeerd
bij de politie vormt een belangrijk onderdeel van de afspraken tussen de korpsleiding
en het College. Het model zorgt voor landelijke sturing met mandaat op de inzet van
de milieucapaciteit die is verdeeld over de regionale eenheden. Het effect van dit
sturingsmodel zou in de loop van 2024 zichtbaar moeten worden. In 2025 zal ik u berichten
of het nieuwe sturingsmodel aan de verwachting voldoet.
Indirecte lozingen
Als laatste geeft de review aandacht aan indirecte lozingen. Dit onderwerp is behandeld
in de Kamerbrief «Voortgang waterkwaliteitsbeleid en KRW»6. Hierin is onderzoek aangekondigd naar de effectiviteit van het VTH-stelsel binnen
de afvalwaterketen. Als onderdeel hiervan zal IenW samen met de waterschappen, omgevingsdiensten
en Rijkswaterstaat de effectiviteit van het huidige VTH-stelsel voor indirecte lozingen
beschouwen en tevens kijken waar de verbetermogelijkheden liggen.
Veel lozingsvergunningen zijn jaren geleden verleend. Het is van belang om regelmatig
vast te stellen of deze nog actueel zijn in het licht van de vereiste bescherming
van de waterkwaliteit, ook met het oog op het tijdig bereiken van de KRW-doelen. Rijkswaterstaat
kampt met een capaciteitsgebrek voor het beoordelen en herzien van lozingsvergunningen.
Daarom geeft Rijkswaterstaat prioriteit aan de lozingsvergunningen die naar verwachting
het meest relevant zijn voor het behalen van de KRW-doelen in 2027. De waterschappen
(voor lozingen op de regionale wateren) en omgevingsdiensten (voor indirecte lozingen)
hebben een aanzienlijke opgave bij het actualiseren van in het verleden verleende
lozingsvergunningen7.
Aanpak milieucriminaliteit
In 2023 is de aanpak van milieucriminaliteit benoemd in de Veiligheidsagenda. Door
haar lokale verankering is de politie bij uitstek in staat om lokale signalen van
milieucriminaliteit in te winnen, op te werken en hierop opsporingsonderzoeken uit
te voeren. Verder voegt het korps haar brede opsporingscapaciteiten toe aan multidisciplinaire
onderzoeksteams met omgevingsdiensten, ILT en de NVWA en de landelijke programmatische
aanpak van focusthema’s van de SMK die door deze landelijke bijzondere opsporingsdiensten
worden aangevoerd. Alle (mogelijk) op te starten opsporingsonderzoeken naar milieucriminaliteit
bij de politie en de andere partners in de Landelijke Milieukamer (LMK) worden voortdurend
inzichtelijk gemaakt voor het Functioneel Parket ten behoeve van een optimale werkverdeling
over de opsporingsdiensten door de rechercheofficier als bevoegd gezag.
Motie van het lid Bamenga c.s. over stelselverantwoordelijkheid VTH-stelsel milieu
(Kamerstuk 28 089, nr. 278)
Zoals aangegeven in de Kamerbrief van 19 maart jl. blijkt uit alle onderzoeken, de
bevindingen van het IBP VTH, de review van mevrouw Sorgdrager en de heer Van Aartsen
en diverse oproepen onder andere vanuit de Kamer dat met de huidige bevoegdheden onvoldoende
gestuurd wordt op de kwaliteit van de uitvoering door de omgevingsdiensten. In die
brief is geconstateerd dat – om de stelselverantwoordelijkheid waar te kunnen maken
– de regelgeving ten aanzien van de sturingsmogelijkheden op doelmatigheid en kwaliteit
van de uitvoering van de VTH-basistaken aanpassing behoeft. Om die reden is gestart
met de voorbereiding van een wetswijziging om de stelselverantwoordelijkheid van de
Staatssecretaris van IenW verder te instrumenteren. In het navolgende wordt ingegaan
op de stand van zaken zoals toegezegd tijdens het tweeminutendebat Externe Veiligheid
van 21 maart 20248. Ook wordt een beeld gegeven van de opties die in kaart zijn gebracht, zoals verzocht
in de motie van het lid Bamenga c.s.9 en in het licht van de motie van het lid Van der Graaf10. In dit stadium kan dat enkel nog op hoofdlijnen worden gedaan.
De verschillende opties voor het verder instrumenteren van de stelselverantwoordelijkheid
moeten nog in hun onderlinge samenhang via het Beleidskompas worden geanalyseerd.
Omdat wijziging van regelgeving tijd kost wordt hierbij ook nadrukkelijk gekeken naar
wat de volgtijdelijkheid van de opties kan zijn met als doel een zo snel mogelijk
resultaat. De opties die in kaart zijn gebracht, variëren van kleinere aanpassingen
van het bestaande VTH-stelsel tot wijzigingen die een kleinere of grotere stelselwijziging
tot gevolg hebben. Het gaat dan om wijzigingen die betrekking hebben op de volgende
thema’s:
– Versterking van de horizontale verantwoording door burgemeester en wethouders aan
de gemeenteraden en door gedeputeerde staten aan provinciale staten;
– Versterking van de omgevingsdiensten als organisatie door eisen te stellen aan de
kwaliteit van de uitvoering van de VTH-taken door omgevingsdiensten of eventuele andere
onderwerpen;
– Financiering van de uitvoering van de VTH-taken;
– Verdeling van bevoegdheden;
– Prioritering, coördinatie en afstemming tussen de verschillende betrokken partijen
binnen en tussen omgevingsdiensten.
Daarnaast wordt onderzocht of op de kwaliteit van de uitvoering van de taken, en de
naleving hiervan, van de nu reeds bestaande en de hierboven genoemde regels gestuurd
kan worden. Als dat niet het geval is, is het voornemen om ook daarvoor wijziging
van regelgeving voor te bereiden.
Binnen de thema’s zijn er verschillende mogelijkheden die elk een verschillende mate
van ingrijpendheid tot gevolg hebben. Met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
(BZK) worden de mogelijkheden onderzocht waarna een voorstel wordt voorgelegd aan
alle partijen in het VTH-stelsel. De Kamer wordt voor het einde van het jaar geïnformeerd
over de voortgang.
Voortgang robuust wording van de omgevingsdiensten (TZ202403–071)
Zoals hierboven aangegeven, is een belangrijke mijlpaal en resultaat van het IBP VTH
de vaststelling van de robuustheidscriteria en een zestal kritische prestatie indicatoren
(kpi’s) voor de omgevingsdiensten met als doel dat uiterlijk 1 april 2026 alle omgevingsdiensten
robuust zijn.
Over het proces is de Kamer in december jl. geïnformeerd11. Inmiddels hebben 24 omgevingsdiensten op basis van de zelftoets en de beoordeling
van de Staatssecretaris van IenW omgevingsdiensten een plan van aanpak ingediend waarin
de te nemen maatregelen staan beschreven om uiterlijk 1 april 2026 robuust te zijn.
Twee omgevingsdiensten hebben aangegeven robuust te zijn en twee omgevingsdiensten
hebben nog geen plan van aanpak ingediend. Ook is in het eerste kwartaal van 2024
met alle omgevingsdiensten het gesprek gevoerd over het proces om te komen tot een
robuuste omgevingsdienst.
De ingediende plannen van aanpak zijn de afgelopen maanden zorgvuldig beoordeeld om
vast te stellen of de omgevingsdiensten op 1 april 2026 robuust zullen zijn. Een eerste
reactie is dat de omgevingsdiensten de plannen zorgvuldig hebben opgesteld. Op korte
termijn worden de omgevingsdiensten geïnformeerd over de eerste bevindingen en het
vervolgproces.
Voor de monitoring van het proces om te komen tot robuuste omgevingsdiensten heeft
een extern bureau een monitoringsinstrument ontwikkeld. De Kamer wordt met behulp
van het ontwikkelde instrument twee keer per jaar geïnformeerd over de voortgang van
robuust worden van de omgevingsdiensten.
Openbaarmaking inspectieresultaten door de ILT
In de voortgangsbrief versterking VTH-stelsel van 10 januari 202312 is de Kamer geïnformeerd over de openbaarmaking van inspectieresultaten en een pilot
bij de ILT vooruitlopend op verwachte fasering van openbaarmaking vanuit de Wet open
overheid (Woo). Als onderdeel van de pilot zijn enkele onherroepelijke bestuursrechtelijke
handhavingsbesluiten op het terrein van risicobedrijven door de ILT actief openbaar
gemaakt. De pilot heeft de ILT waardevolle inzichten opgeleverd over de procesgang,
benodigde systemen, publicatieplatform en de totale doorlooptijd vanwege het zorgvuldig
doorlopen van vereiste procedures. De ILT gaat door met het openbaar maken van de
inspectieresultaten op het terrein van (Seveso) risicobedrijven als onderdeel van
het reguliere werkproces. De lessen uit de pilot worden bovendien betrokken bij de
verdere implementatie van de Woo binnen de ILT. Hierbij worden stapsgewijs steeds
meer informatiecategorieën actief openbaar gemaakt.
Ook de omgevingsdiensten hebben in de tussentijd verder gewerkt en ervaring opgedaan
met het openbaar maken van resultaten van inspecties. In de context van het Interprovinciaal
Overleg (IPO) is besproken dat omgevingsdiensten binnen afzienbare tijd alle handhavingsbesluiten
actief openbaar zullen gaan maken. De planning is dat openbaarmaking rond de zomer
van 2024 is geïmplementeerd bij de Seveso-omgevingsdiensten voor wat betreft de handhavingsbesluiten
bij Seveso-inrichtingen. Er wordt naar gestreefd dat in het begin van 2025 handhavingsbesluiten
ten aanzien van alle Omgevingswet-gerelateerde overtredingen actief worden gepubliceerd.
Landelijke vergunningenstrategie (TZ202209–004)
Tijdens het commissiedebat VTH van 13 september 2022 (Kamerstuk 22 343, nr. 345) is toegezegd13 om de Kamer de landelijke vergunningenstrategie te sturen zodra deze gereed is. Deze
toezegging is herhaald in de Kamerbrieven van 16 januari en 16 maart 2023.14 Met deze brief wordt deze toezegging nagekomen. Omgevingsdienst NL heeft de landelijke
vergunningenstrategie inmiddels gereed in de vorm van de zogenoemde LVS-tool. De LVS-tool
stelt omgevingsdiensten in staat de ontvangen aanvragen en meldingen van milieubelastende
activiteiten te beoordelen en te prioriteren op vooraf vastgestelde risico’s. Met
de LVS-tool kan elke omgevingsdienst haar eigen vergunningenbeleid vaststellen in
overleg met de bevoegd gezagen. Omdat de landelijke vergunningenstrategie een digitale
tool betreft, staat in de voetnoot een link naar de website van Omgevingsdienst NL.15
Beleidsreactie thematisch onderzoek ILT geluid
De ILT heeft haar derde thematische onderzoek naar het VTH-stelsel milieu in het kader
van het IBP VTH afgerond. De ILT voert deze thematische onderzoeken onafhankelijk
uit. Met deze brief wordt het onderzoek van de ILT toegezonden met de beleidsreactie
van de Minister (bijlage 3).
De Minister is de ILT erkentelijk dat zij met dit onderzoek wijst op het belang van
bescherming tegen geluidhinder. Geluid zorgt op veel plekken in Nederland voor hinder
en slaapverstoring. De ILT heeft onderzocht hoe het VTH-stelsel functioneert op het
gebied van geluid, met als doel verbeterpunten in de uitvoering zichtbaar te maken.
Hierbij is specifiek gekeken naar de wet- en regelgeving die gold tot en met 31 december
2023, voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet. De ILT heeft de resultaten van
het onderzoek gebundeld in een zevental conclusies, die hieronder worden besproken.
Op enkele punten moet het rapport worden genuanceerd en aangevuld. De thematische
en signalerende onderzoeken van de ILT zijn een onderdeel van de alternatieve invulling
van het door de commissie Van Aartsen aanbevolen rijkstoezicht op de omgevingsdiensten.
Het voorliggende onderzoek zoomt grotendeels in op VTH rondom luchtvaart- en wegverkeerslawaai.
Dit is geen onderdeel van het VTH-stelsel milieu zodat goed gekeken moet worden of
de aanbevelingen geëxtrapoleerd kunnen worden naar het functioneren van het VTH-stelsel
milieu.
Verder stelt het Ministerie van IenW vast dat er met het rapport een onevenwichtig
beeld kan ontstaan van het beschermingsniveau van de wet- en regelgeving voor geluid
onder de Omgevingswet. Om hier gefundeerde uitspraken over te kunnen doen, moet naar
het oordeel van het Ministerie van IenW de gehele systematiek en de wijzigingen die
doorgevoerd zijn in de regelgeving onder de Omgevingswet in vergelijking met de regels
onder de Wet geluidhinder in samenhang in beschouwing genomen worden, hetgeen in deze
rapportage echter niet het geval is.
Conclusie 1: Vergunningverlening en toezicht op het gebied van geluid richt zich vooral
op het niet overschrijden van geluidnormen
Hoewel een groot deel van de omgevingsdiensten het functioneren van het VTH-stelsel
op het gebied van geluid als voldoende beoordeelt, schrijft de ILT dat een substantiële
groep omwonenden geluidhinder ervaart. Omgevingsdiensten merken op dat de wet- en
regelgeving onvoldoende handvatten zou bieden om geluidhinder te voorkomen of beperken.
Aangegeven wordt dat de wet- en regelgeving geen rekening houdt met cumulatie van
geluidsbronnen en is gebaseerd op gemiddelden en niet op geluidspieken.
Met de op 1 januari jl. in werking getreden Omgevingswet is echter vastgelegd dat
bevoegde gezagen cumulatief geluid verplicht dienen mee te nemen bij de beoordeling
van noodzakelijke geluidwering. Verder volgt uit wetenschappelijk onderzoek dat geluidnormering
op basis van jaargemiddelde blootstelling de beste manier is om op gezondheidseffecten
te sturen. Ook de World Health Organisation (WHO) hanteert jaargemiddelde belasting
als uitgangspunt voor de gezondheidskundige beoordeling van geluidniveaus.
Behoudens deze nuanceringen in de toelichting van de conclusie, onderschrijft het
Ministerie van IenW deze conclusie.
Conclusie 2: De groep burgers die geluidhinder ervaart, zal toenemen
Volgens de ILT zal een groeiende bevolking, de toenemende vraag naar woningen en meer
verkeer steeds vaker leiden tot botsende belangen. Geluid dient dan ook meer aandacht
te krijgen in het toedelen van activiteiten aan functies in de fysieke leefomgeving.
Daarnaast is eerlijke communicatie over te verwachten geluidhinder van belang.
Geluid moet altijd een onderdeel uitmaken van de belangenafweging die bevoegd gezagen
maken. Hierbij is het noodzakelijk om te realiseren dat geluidhinder te correleren
is aan het geluidniveau, maar dat ook de beleving van geluid een rol speelt. Op dit
moment wordt onderzoek gedaan naar de beleving van vliegtuiggeluid. Dit onderzoek,
dat wordt uitgevoerd in het kader van de Programmatische Aanpak Meten (en Berekenen)
van Vliegtuiggeluid, moet er toe leiden dat er beter gestuurd kan worden op de ervaren
hinder.
Conclusie 3: Fragmentatie in het VTH-stelsel leidt tot beperkte samenwerking en kennisuitwisseling
op het gebied van geluid
Volgens ILT staat een integrale aanpak van geluidsbronnen bij omgevingsdiensten vaak
nog in de kinderschoenen. Informatie en overzicht voor omwonenden van de milieu en
gezondheidsschade is gebrekkig. De informatie-uitwisseling tussen partijen is vaak
nog beperkt. Er is behoefte aan meer uniformiteit.
Het Ministerie van IenW wijst erop dat het aan de bevoegde gezagen is om hun eigen
afwegingen te maken binnen de kaders van de regelgeving. Wel bestaan er naast de toelichtingen
bij de regelgeving enkele uniforme vormen van toelichting. Zo heeft de Nederlandse
Stichting Geluidhinder in 2022 in opdracht van IenW de handreiking «Lokale aanpak
geluidhinder wegverkeer» uitgebracht, specifiek gericht op de vormgeving van lokaal
geluidbeleid.
Aan verbetering van de informatievoorziening van het VTH-stelsel in het algemeen wordt
gewerkt in pijler 3 van het IBP VTH. Na het aflopen van het IBP VTH, wordt de Kamer
over de uitkomsten hiervan geïnformeerd.
Conclusie 4: Versnippering van verantwoordelijkheden en bevoegdheden staat een goede
afhandeling van klachten over geluidhinder in de weg
ILT geeft aan, dat het voor een omwonende die geluidsoverlast ervaart niet altijd
duidelijk is waar dit gemeld kan worden omdat wet- en regelgeving per geluidbron verschillend
is. De klachtenprocedures worden als lang ervaren. De aanpak van geluidsoverlast verschilt
bovendien per gemeente en provincie. Verder blijkt dat niet alle omgevingsdiensten
het overzicht hebben van de (hoeveelheid) klachten die zij ontvangen over geluidhinder.
Het verzamelen en registreren van gegevens alsook het behandelen van klachten over
de naleving van de Omgevingswet, is een verplichting op grond van diezelfde Omgevingswet.
Het feit dat niet alle omgevingsdiensten dit overzicht hebben, vindt het Ministerie
van IenW zorgelijk en is aanleiding om in gesprek te gaan met provincies, gemeenten
en Omgevingsdienst NL.
Over de klachtenafhandeling rondom luchtvaartgeluid heeft op 17 november 2022 een
rondetafelgesprek plaatsgevonden tussen de Ombudsman, de Minister van IenW en verschillende
belanghebbenden. De Ombudsman heeft in dat gesprek aangegeven dat bij een goede klachtenafhandeling
serieus op de meldingen ingegaan moet worden, een reactie niet te lang op zich mag
laten wachten en – als bekend is dat er problemen zijn – er proactief op gehandeld
moet worden. Hij heeft geadviseerd dat de partijen die de meldingen afhandelen in
hun eigen omgeving kijken hoe het proces verbeterd kan worden. Ook zag de Ombudsman
een rol voor de ILT. Dat betreft met name de afhandeling van meldingen die niet gerelateerd
zijn aan een daadwerkelijke overtreding, en waarop de ILT dus niet handhavend op hoeft
te treden. De Ombudsman heeft geadviseerd alsnog verder op deze meldingen in te gaan.
De ILT heeft destijds aangegeven om niet alleen te kijken of een binnengekomen melding
wettelijk of niet wettelijk is, maar ook in gesprek met bewoners en bewonersgroepen
te gaan. Met de ILT wordt gesproken over deze toezegging.
Conclusie 5: Om geluidhinder tegen te gaan, zijn nieuwe vormen van VTH nodig
Volgens de ILT biedt de bestaande wet- en regelgeving in sommige situaties onvoldoende
prikkels om geluidhinder te voorkomen en beperken. In de door de ILT gegeven toelichting
wordt niet concreet onderbouwd welke regelgeving dit betreft en waarom zij niet voldoet.
Zonder deze onderbouwing kan het Ministerie van IenW helaas geen vervolgstappen uit
deze conclusie trekken. Daarom worden alle betrokken partijen opgeroepen om optimaal
gebruik te maken van de handvatten die de regelgeving omtrent geluidhinder reeds biedt.
Conclusie 6: Expertise over geluid is de komende jaren onvoldoende geborgd
ILT geeft aan dat er onvoldoende personeel is dat geluidstaken, waarvoor specifieke
kennis en vaardigheden nodig zijn, uit kan voeren. Omgevingsdiensten en andere VTH-partijen
vissen hierdoor in elkaars personeelsvijver. Bevoegd gezagen hebben daarnaast minder
kennis in huis over geluid dan de omgevingsdiensten, wat het lastig maakt het werk
van de omgevingsdienst inhoudelijk te controleren. Dit komt de samenwerking niet ten
goede.
Het personeelsgebrek bij omgevingsdiensten en andere VTH-partijen is een belangrijk
aandachtspunt in de versterking van het VTH-stelsel. Het IBP VTH heeft inmiddels een
arbeidsmarktcampagne voor alle omgevingsdienst opgezet. Ook is de discrepantie in
deskundigheid tussen de bevoegd gezagen en omgevingsdiensten in het IBP VTH opgepakt
via de actie van het outcome gericht rapporteren.
Conclusie 7: Er is onvoldoende afstemming tussen vergunningverlening en toezicht/handhaving
De ILT concludeert dat de vergunningverlener een onderzoek verplichting in de vergunning
opneemt, wanneer nog niet duidelijk is wat de daadwerkelijke geluidsbelasting zal
zijn. Een bedrijf is dan verplicht om een akoestisch rapport op te stellen na ingebruikname.
In praktijk blijkt dat niet altijd gecheckt wordt door een toezichthouder of aan een
door de vergunningverlener in de vergunning opgelegde onderzoekverplichting is voldaan.
De ILT stelt dat een afstemmingsmoment tussen vergunningverlener en toezichthouder
dit kan voorkomen. Het Ministerie van IenW is met de ILT van oordeel dat het van belang
is dat er goed toezicht wordt gehouden op de vergunningsvoorschriften, maar benadrukt
dat afstemming ook een onderdeel is van goed toezicht houden.
Tot slot
Met deze brief is de Kamer geïnformeerd over de voortgang van de versterking van het
VTH-stelsel en is een aantal toezeggingen en moties beantwoord.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
M.G.J. Harbers
Indieners
-
Indiener
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.