Brief regering : Stimuleren van kwaliteitsverbetering
31 293 Primair Onderwijs
31 289
Voortgezet Onderwijs
Nr. 737
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR PRIMAIR EN VOORTGEZET ONDERWIJS
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 juni 2024
In het voorjaar van 2023 heeft uw Kamer een motie aangenomen, waarin de regering werd
opgeroepen in het funderend onderwijs op schoolniveau te stoppen met de waardering
Goed en het predicaat Excellent.1 De overweging die ten grondslag ligt aan deze motie was de wens om de Inspectie van
het Onderwijs (hierna: inspectie) te laten focussen op hun handhavende taak. In gesprek
met uw Kamer werd ook het bezwaar van vermeende kansenongelijkheid en het vergroten
van concurrentie tussen scholen onderling genoemd. In de per 1 augustus 2023 gewijzigde
onderzoekskaders van de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) is de waardering
Goed op schoolniveau daarom afgeschaft. Het predicaat Excellent is in juni 2023 voor het laatst uitgereikt. De waardering Goed en het predicaat Excellent waren onderdeel van het stimulerend toezicht van de inspectie. Stimulerend toezicht
heeft als doel om scholen aan te zetten tot kwaliteitsverbetering die verder reikt
dan het eindoordeel Voldoende. Aan uw Kamer is toegezegd om te verkennen hoe scholen
vanuit het toezicht gestimuleerd kunnen worden om te werken aan kwaliteitsverbetering,
zonder dat dit ten koste gaat van de kansengelijkheid.2 Uw Kamer zou hierover dit voorjaar worden geïnformeerd. In deze brief – die ik stuur
mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap – vindt u een uitwerking
van deze toezegging.
Stimulerend toezicht en de uitkomsten van de onderzoeken
De inspectie houdt allereerst toezicht op de naleving van de deugdelijkheidseisen.3 Voldoen scholen of besturen niet aan de eisen die de wet stelt, dan geeft de inspectie
een herstelopdracht. Een andere wettelijke taak van de inspectie is het bevorderen
van de ontwikkeling van het onderwijs.4 Met andere woorden: het stimulerend toezicht. Voor scholen en besturen zijn daarbij
twee zaken van belang. Ten eerste moet voor hen helder zijn wat de minimumeisen zijn
en wanneer die in het geding zijn. Ten tweede moeten zij uitspraken van de inspectie
in het kader van nalevingstoezicht kunnen onderscheiden van uitspraken in het kader
van stimulerend toezicht.
Het stimulerend instrumentarium van de inspectie is breder dan enkel de waardering
Goed en het predicaat Excellent. In onderzoeken op scholen en bij besturen is er altijd aandacht voor zaken die goed
gaan en voor het benoemen van mogelijkheden voor verdere verbetering. Ook de themaonderzoeken
en peilonderzoeken die de inspectie uitvoert naar belangrijke vraagstukken als basisvaardigheden,
ondersteuning aan leerlingen of leskwaliteit kunnen worden gezien als vormen van stimulerend
toezicht.
Uitkomsten onderzoek naar werking waardering Goed en predicaat Excellent
Conform de toezegging aan uw Kamer, is onderzoeksbureau Regioplan gevraagd om onderzoek te doen naar bouwstenen voor stimulerend toezicht en om lessen
te trekken uit de aanpak rondom de waardering Goed en het predicaat Excellent.5 Het onderzoeksrapport is als bijlage bij deze brief meegestuurd en heeft een aantal
inzichten opgeleverd die de inspectie bij de herijking van haar stimulerend toezicht
heeft benut.
Zo concludeert Regioplan onder andere het volgende: «Uit het onderzoek bleek dat een
aantal aspecten van het huidige toezicht, buiten gedifferentieerd oordelen, al stimulerend
werkt, namelijk risicogericht toezicht, aansluiten bij het schoolplan, publiceren
van inspectieoordelen, en focussen op andere actoren behalve bestuurders tijdens het
inspectiebezoek en de peil- en themaonderzoeken.» Het doel van risicogericht toezicht
is in eerste instantie het waarborgen van de kwaliteit.
In het onderzoek is ook gekeken naar de voor- en nadelen van gedifferentieerd oordelen
en welke elementen van Goed en Excellent een stimulerende werking hadden. Zo droeg deelname van scholen aan de trajecten Goed en Excellent bij aan het bewustzijn binnen schoolteams van waar zij goed en minder goed in zijn.
Ook versterkte deelname het netwerk en de kennisuitwisseling met andere scholen. Anderzijds
leidde deelname aan de trajecten Goed en Excellent soms tot negatieve reacties van andere scholen en besturen. Dit versterkte volgens
enkele betrokkenen een gevoel van toegenomen concurrentie tussen scholen, terwijl
de maatschappelijke opgave waar scholen gezamenlijk voor staan juist om samenwerking
vraagt. Elementen die volgens Regioplan vooral stimulerend werkten, waren het aanzetten
tot nadenken over de eigen ambities en visie en de waarderende toon van gesprekken
met inspecteurs.
De inspectie heeft ook een internationale toezichtscan gedaan naar de werkwijze van
andere Europese onderwijsinspecties op het vlak van stimulerend toezicht en oordelen
(zie bijlage). Daaruit blijkt dat vrijwel alle Europese onderwijsinspecties stimulerend
toezicht als belangrijke taak zien. De inspecteur die alleen komt «afvinken» zien
we vrijwel nergens meer, terwijl de inspecteur die de dialoog aangaat en aansluit
bij de (zelf)evaluaties van de school steeds vaker voorkomt.
Tevens heeft de inspectie veelvuldig met organisaties uit het onderwijsveld en met
het Ministerie van OCW gesproken over mogelijke (verbetering van) stimulerende interventies.
Het perspectief van het onderwijsveld is goed meegewogen: zij ervaren het toezicht
en kunnen aangeven wat in meerdere of mindere mate stimulerend werkt. De uitkomsten
van dit traject zijn als bijlage bij deze brief meegestuurd.
Het verder versterken van het stimulerende toezicht
Naar aanleiding van bovengenoemde onderzoeken en verkenningen staan in het teken van
de herijking van het instrumentarium voor het stimulerend toezicht. Deze stimulerende
interventies worden onderverdeeld in nieuwe interventies en verbeterde interventies.
De gemene deler van het pakket aan maatregelen is: meer nabijheid en vaker contact,
meer kennis delen en zo evidence-informed werken in het onderwijs de norm maken. Met
het verstrekken van informatie, het delen van kennis en het verspreiden van goede
voorbeelden helpt de inspectie scholen/opleidingen en besturen om hun onderwijs te verbeteren. Inspecteurs kunnen bovendien effectiever
toezicht houden wanneer zij meer kennis hebben van de context van een school of opleiding
en frequenter contact onderhouden. Scholen/opleidingen en besturen worden zo meer
gestimuleerd om zich verder te verbeteren, ook omdat ze weten dat de inspecteur de
context kent en de inspectie kan risico’s beter inschatten en sneller ingrijpen waar
dat nodig is. Stimulerend toezicht en toezicht op de naleving zijn daarmee geen tegenstelling,
liggen in elkaars verlengde liggen en kunnen elkaar juist versterken.
Nieuwe interventies
• Nabelcontact: De inspectie wil nabelcontact met scholen, instellingen en besturen standaard onderdeel
laten zijn van elk onderzoekstraject, ook wanneer een school of opleiding voldoende is. Het beoogd effect is dat het nabelcontact activeert en motiveert om met het inspectierapport
aan de slag te gaan.
• Kennis- en communicatieagenda: De inspectie ontwikkelt in samenwerking met het veld en de wetenschap een jaarlijkse
kennis- en communicatieagenda waarin prioritaire thema’s aandacht krijgen. Concrete
voorbeelden zijn de reflectiewijzers bij de Peilonderzoeken en de publicaties ronde
de monitor leskwaliteit. De inspectie maakt ontsluit daarmee kennis uit de wetenschap
en de praktijk op een toegankelijke wijze. Het beoogd effect is dat hiermee het evidence-informed
werken, en daarmee ook de kwaliteitscultuur wordt gestimuleerd. De inspectie sluit
hierbij aan bij een al bestaand initiatief om besturen en scholen/opleidingen te informeren
en kennis te delen via podcasts en webinars. De ervaring is dat hiermee een grote
groep onderwijsprofessionals wordt bereikt en dat de podcasts en webinars hoog gewaardeerd
worden. De inspectie zal dit verder uitbouwen.
• Integrale inspectie: onderzoek doen bij meerdere besturen, samenwerkingsverbanden en scholen/opleidingen
tegelijkertijd in één regio. De inspectie onderzoekt de mogelijkheden en is dit voorjaar
gestart met een pilot. Integraal inspecteren geeft de inspectie meer kennis over het
functioneren van onderwijsinstellingen en de onderlinge samenwerking in de regio en
stimuleert het gesprek daarover in de regio. Thema’s als passend onderwijs, een dekkend
onderwijsaanbod en het lerarentekort kunnen zo beter in beeld worden gebracht. De
kwaliteit van de gesprekken en de onderzoeksrapporten verbetert, omdat er vanuit diverse
kanten informatie wordt opgehaald en in samenhang getoetst. Het beoogd effect is een
gedeeld beeld van de maatschappelijke opgave in een regio en het stimuleren van meer
samenwerking in de aanpak daarvan.
• Schriftelijk feedback bij themaonderzoeken: De inspectie gaat standaard schriftelijk feedback geven aan scholen en opleidingen
die deel uitmaken van een themaonderzoek. Zo krijgen zij meer inzicht in hoe zij het
op het specifieke thema dat onderzocht is doen, ook in verhouding tot andere instellingen,
wat bijdraagt aan de lerende cultuur.
• Inzet docent bij onderzoek: De inspectie verkent met het veld op welke wijze betrokkenheid van een eigen docent
van de school/opleiding bij het inspectieonderzoek interessant en haalbaar is. Het
beoogd effect is dat het de herkenbaarheid van de bevindingen binnen het docententeam
vergroot en het lerend vermogen stimuleert.
• Verrijken van rapporten met benchmarks: de inspectie onderzoekt of zij rapporten kan verrijken met benchmarkinformatie zodat
scholen/opleidingen meer inzicht hebben in hoe zij het ten opzichte van vergelijkbare
scholen/opleidingen doen en daarvan kunnen leren.
Verbeterde interventies
De inspectie ziet ook een aantal zaken die zij in haar huidige toezicht verder kan
ontwikkelen. Hieronder enkele voorbeelden:
• De stimulerende aspecten van het toezicht krijgen extra aandacht bij de professionalisering
van inspecteurs. Concreet gaat het om het afsluitende gesprek op de onderzoeksdag
en training op communicatieve vaardigheden, houding en gedrag.
• Het stimulerende karakter van rapporten wordt ook onder de loep genomen, waarbij uiteraard
het onderscheid tussen naleving en stimuleren duidelijk blijft. Een herstelopdracht
blijft een herstelopdracht en zal een herkenbaar onderdeel van het rapport blijven.
Concrete voorbeelden zijn het meer gebruik maken van visuele ondersteuning, zoals
infographics en het beschrijven van de context van de school.
• Op stelselniveau zal de inspectie tot slot vaker communiceren over goede voorbeelden
via webinars, podcast, brochures en sociale media: de insteek is niet dat de inspectie
zegt hoe het moet, maar dat scholen en opleidingen zelf laten zien hoe het ook kan.
Dit pakket aan maatregelen is een goede stap om scholen en instellingen te stimuleren
om zich voortdurend te blijven verbeteren. Ik wil de effecten hiervan afwachten voordat
ik eventueel verdere stappen ga zetten. Daarom zal mijn departement nu niet gaan kijken
naar het toevoegen van het eindoordeel Goed naast de al bestaande eindoordelen Zeer
Zwak, Onvoldoende en Voldoende zoals in de Voortgangsbrief versterking toezicht in het funderend onderwijs was aangekondigd.6 Overigens wil dat niet zeggen dat er nu geen vormen van gedifferentieerd oordelen
door de inspectie meer zijn.7 Anders dan voor scholen en afdelingen, blijft het voor besturen mogelijk om de waardering
Goed te krijgen. Op school- en bestuursniveau maakt de inspectie voor de verschillende
standaarden die ten grondslag liggen aan het eindoordeel wel een onderscheid tussen
de oordelen Onvoldoende, Voldoende en Goed. In het mbo is het nog steeds mogelijk
om de waardering Goed op opleidingsniveau te krijgen. Uw Kamer is hierover geïnformeerd
in de brief van 20 april 2023.8
Deze insteek maakt het mogelijk om kwaliteitsverschillen inzichtelijk te maken, ook
tussen scholen met een eindoordeel Voldoende. Het oordeel op onderliggende standaarden
geeft meer en genuanceerdere informatie dan het eindoordeel. In verband met de ontwikkeling
van het nieuwe onderzoekskader, dat in 2027 in werking zal treden, onderzoekt de inspectie
of dit zogenoemde gedifferentieerde kwaliteitsbeeld prominenter onder de aandacht
kan worden gebracht. Dit is een belangrijke prikkel voor kwaliteitsverbetering, omdat
de punten waar een school/opleiding goed is ook expliciet in beeld worden gebracht.
De inspectie denkt aan een infographic die in een oogopslag toont wat de sterke en
– indien van toepassing – te verbeteren aspecten van de school, opleiding of het bestuur
zijn. Dit voorstel sluit goed aan bij de motie van het lid De Kort (VVD) over vormen
van gedifferentieerde inspectieoordelen.9 Daarnaast maakt een infographic het ook voor leerlingen en ouders op toegankelijke
wijze inzichtelijk waar een school goed in is of nog beter in kan worden.
Het goed ontwikkelen, implementeren en uitvoeren van nieuwe werkwijzen en instrumenten
vergen tijd en een gedegen en zorgvuldig proces. Met ingang van het nieuwe onderzoekskader
in 2027 moeten alle interventies inzetbaar zijn. In 2025 wordt een start wordt gemaakt
met invoering van de verbeterde interventies en de voorbereiding van de nieuwe interventies.
Tot slot
Het is belangrijk dat scholen en instellingen worden gestimuleerd om hun leerlingen
en studenten het beste onderwijs te geven. Dit is een brede beleidsopgave, waar deze
nieuwe interventies in het kader van het stimulerend toezicht aan bijdragen. Het beoogde
bereik van deze interventies is breder dan de waardering Goed en het predicaat Excellent was, aangezien dit instrumentarium het hele veld raakt, terwijl Goed en Excellent slechts het smaldeel dat zich daarvoor aanmeldde betrof.
De inspectie monitort en evalueert de effectiviteit van de verschillende interventies
en zal waar nodig aanpassingen doen. Als dit tot grote aanpassingen of nieuwe interventies
leidt zal ik uw Kamer hierover informeren. Tevens kunnen mijn ambtenaren en de inspectie,
indien uw Kamer dit wenst, een technische briefing over dit onderwerp organiseren.
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, M.L.J. Paul
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.J. Paul, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs