Brief regering : Voortgang Lerarenstrategie juni 2024
27 923 Werken in het onderwijs
Nr. 492
BRIEF VAN DE MINISTERS VOOR PRIMAIR EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN VAN ONDERWIJS, CULTUUR
EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 juni 2024
Goed onderwijs voor elke leerling en student, jong of oud. Daarvoor doen ze het: elke
leraar, schoolleider, bestuurder, onderwijsondersteuner en lerarenopleider. Door de
langdurige personeelstekorten in het onderwijs staan ze echter onder enorme druk om
die kwaliteit elke dag weer te leveren. De professionals in het onderwijs staan er
echter niet alleen voor. We gaan samen voor het beste onderwijs1 en doen er alles aan om de tekorten terug te dringen. Onze leerlingen en studenten
verdienen namelijk het allerbeste onderwijs.
Vanuit een gezamenlijke koers en strategie2 zijn er samen met de vak- en beroepsorganisaties, de opleidingen en de raden al veel
stappen gezet om te zorgen voor goede leraren, schoolleiders en onderwijsondersteuners.
Zo zijn de eerste onderwijsregio’s aan de slag, telde 2023 een recordaantal van 2285
zij-instromers (15% meer t.o.v. 2022), geven we met de Nationale Aanpak Professionalisering
Leraren (NAPL) een sterke impuls aan de doorlopende professionalisering van leraren3 en zijn de salarissen fors verhoogd. Daarnaast hebben we de focus gericht op de basisvaardigheden
en maken we scherpe keuzes om de belasting van onze leerkrachten terug te brengen.
Ook de afgelopen maanden zijn er mooie successen geboekt in de vorm van het door en
voor leraren gevormde beroepsbeeld4, het Dashboard Onderwijsarbeidsmarkt en de subsidieregeling onderwijsregio’s 2025
waarmee we een landelijk dekkend netwerk aan onderwijsregio’s realiseren. Ook wordt
er nu, in navolging van afspraken in het mbo en hbo, door werkgevers een concreet
voorstel gedaan voor een sectorale stagevergoeding in het voortgezet onderwijs (hierna
vo). Daar zijn we blij mee: dit kan de aantrekkelijkheid voor studenten vergroten
om met een lerarenopleiding te starten.
Ondanks al deze inzet en energie blijft er veel te doen. De uitdagingen zijn groot
en dwingen ons na te denken over hoe we de onderwijskwaliteit kunnen borgen bij aanhoudende
tekorten. Ze kunnen alleen in samenwerking worden aangegaan. Dat is dan ook precies
wat we doen.
In deze brief informeren we uw Kamer over de voortgang van de lerarenstrategie. In
de bijlage gaan we in op de uitvoering van een aantal moties, toezeggingen en onderzoeken.
1. Regionale aanpak van de personeelstekorten
1.1 De onderwijsregio’s komen op gang
In 2023 startten we met de onderwijsregio’s, waarvan er nu 29 zijn. Samen met schoolbesturen,
lerarenopleidingen, de beroepsgroep en andere partners, zoals arbeidsmarktregio’s,
gemeenten, het UWV en het bedrijfsleven, werken we aan voldoende en (blijvend) goed
opgeleid onderwijspersoneel. Deze partijen werken samen, in plaats van dat ze concurreren
om leraren en onderwijspersoneel.
De genoemde partijen in de verschillende onderwijsregio’s brengen in kaart wat hun
regionale opgaven zijn met betrekking tot het werven, matchen, opleiden, begeleiden
en professionaliseren van personeel. Hieruit volgt een gezamenlijke aanpak die bijdraagt
aan aantrekkelijk werk in het onderwijs in de regio.
Zeeland (behoud en opleiden)
In de Zeeuwse Onderwijsregio (ZOR) kent men een lange traditie van vergaande samenwerking.
Vanuit po, voortgezet onderwijs (vo) en het hoger onderwijs (ho) is men sterk in het
uitwisselen van kennis en ervaring binnen de onderwijssector. Opleidingsscholen vanuit
het po en vo groeien naar elkaar toe. Zo wordt de zogenoemde inductiefase voor startende
leraren die in het vo is uitgewerkt nu doorontwikkeld voor opleidingsscholen van het
po. Ook het mbo is in Zeeland nauw betrokken. Zo is een pilot gestart voor het opleiden
van onderwijsassistenten, waar de praktijkopleiders uit het mbo bij zijn betrokken.
ZOR zet al langer in op aantrekkelijk werkgeverschap en professionaliseringsmogelijkheden
voor leerkrachten in het onderwijs. Deze gezamenlijke aanpak maakt het werken in het
onderwijs aantrekkelijker en draagt bij aan het behoud van leerkrachten voor de regio.
Samenwerking en solidariteit is dé sleutel tot vooruitgang. In januari hebben de 29
onderwijsregio’s subsidiemiddelen ontvangen om de gezamenlijke aanpak uit te voeren.
Vanuit de Realisatie-Eenheid worden de onderwijsregio’s ondersteund in de oprichten
en verdere doorontwikkeling van de regiovorming en regionale aanpak van het tekorten.
Belangrijke pijlers daarbij zijn:
1) Verdere ontwikkeling van de lerende aanpak. De onderwijsregio’s maken veel werk van
de aanpak van het personeelstekort. Ze ontwikkelen expertise en delen onderling ervaring
en kennis over datgene wat werkt, wat niet werkt en waar eventuele knelpunten zitten.
De Realisatie-Eenheid ziet samen met de onderwijsregio’s toe op de resultaten, voortgang,
uitdagingen en ondersteuning.
2) Het Dashboard Onderwijsarbeidsmarkt
5 is gelanceerd. Het maakt data toegankelijk over de arbeidsmarkt in het funderend
onderwijs. Met die data kunnen schoolbesturen en onderwijsregio’s arbeidsmarktanalyses
maken. Deze zijn de basis voor de gezamenlijke aanpak van de tekorten en voor effectief
personeelsbeleid. Gegevens over het mbo worden later aan het dashboard toegevoegd.
3) De programmaraad is van start gegaan. Zij dient als klankbordgroep voor de Realisatie-Eenheid
en de onderwijsregio’s en komt met gevraagd en ongevraagd advies bijvoorbeeld over
hoe te komen tot toetsbare resultaatafspraken en de wijze waarop een lerende regio
werkt.
Landelijke groene onderwijsregio
De Landelijke Groene Onderwijsregio heeft een netwerk opgezet van leidinggevenden,
HR-medewerkers en schoolopleiders waarin nagenoeg alle partners van de groene onderwijsregio
participeren. De LGO werkt aan een keuzevak in het groene mbo met oriëntatie op leraarschap,
het versterken van het netwerk met bedrijfsleven en brancheverenigingen om de mogelijkheden
voor hybride docenten te onderzoeken en meer flexibiliteit in opleidingsroutes voor
potentiële nieuwe medewerkers in het groene onderwijs.
1.2 Recht doen aan verschillende snelheden: stap in, stap door, stap vooruit
Het doel is om in 2025 meer onderwijsregio’s te vormen, zodat er een landelijk netwerk
wordt gerealiseerd. Met een landelijk dekkend netwerk wordt het voor alle scholen
mogelijk om aan te sluiten bij een regionale samenwerking op de onderwijsarbeidsmarkt.
Daarnaast wordt de eerdere versnippering aan regionale samenwerking teruggedrongen
en wordt de regionale aanpak integraler. Op 10 juni is de subsidieregeling landelijk
dekkend netwerk onderwijsregio’s gepubliceerd voor de vorming van onderwijsregio’s
en het uitvoeren van hun activiteiten. Zoals in de regeling wordt aangegeven volgt
er in het najaar meer informatie over hoe regio’s die een extra stap kunnen en willen
zetten in aanmerking komen voor extra subsidie. Voor een klein deel van met name de
schoolbesturen in het primair onderwijs (hierna: po) komt de stap naar een onderwijsregio
nog iets te vroeg. Deze besturen hebben nog één jaar nodig om de stap te zetten richting
de onderwijsregio. Voor de schoolbesturen in het po en vo voor wie dit geldt zijn
aparte afspraken gemaakt met de sociale partners, zodat ze daarna in 2026 kunnen aansluiten
bij een onderwijsregio. Op die manier doen we recht aan alle snelheden in de regiovorming.
1.3 Extra geld voor aanpak tekorten in G5
We verlengen de convenantsaanpak in de G56 met 17 maanden7. Na de verlenging, per 1 januari 2026, valt de G5-aanpak samen met die van de onderwijsregio’s.
2. Opleidingen
2.1 Opleidingsberaad leraren
In het opleidingsberaad leraren maken we met lerarenorganisaties, werkgevers en hogescholen
en universiteiten afspraken over de opleidingen voor leraren. Het doel hiervan is
het bevorderen van de onderwijskwaliteit door samen met betrokkenen een landelijke
basis vast te stellen en focus aan te brengen in de inhoud van de lerarenopleidingen.
De kennisbases voor de lerarenopleidingen worden herijkt en als eerste zijn de kernteams
voor Nederlands/taal en rekenen/wiskunde van start gegaan. In het opleidingsberaad
leraren stemmen we af hoe het herijkingsproces is vormgegeven en welke experts en
belanghebbenden op welke momenten betrokken zijn. We stellen gezamenlijk het draagvlak
vast voor uiteindelijke eindproducten, voordat deze worden ingevoerd bij de lerarenopleidingen.
De hogescholen verwachten de nieuwe kennisbases per september 2026 in alle opleidingen
te hebben verwerkt.
2.2 Samenwerkingsproject curricula lerarenopleidingen primair onderwijs
Lerarenopleidingen voor het po, het Ministerie van OCW en landelijke partijen als
de NVAO werken samen om te komen tot nieuwe oplossingen voor het terugdringen van
overladenheid in het programma van de pabo. De aanleiding voor dit samenwerkingsproject
is onze verkenning8 naar de kwaliteit en positie van lerarenopleidingen. Door de kern van de opleiding
beter te borgen wordt er voldoende basis gegarandeerd voor startbekwame leraren en
ruimte gemaakt voor profilering. Dit moet bijdragen aan het verhogen van de kwaliteit.
We doen dit aan de hand van een intensief tweejarig traject, waarin we kennisdelen
en met elkaar meedenken. Hierin houden we aandacht voor de landelijke kaders en het
behoud van ieders rol. Binnen die twee jaar komen we gezamenlijk tot opbrengsten die
alle opleidingen voor het primair onderwijs helpen bij de gewenste vernieuwing van
het curriculum. Dat kunnen zowel inspirerende uitwerkingen zijn van een geheel curriculum
passend binnen de gewenste ontwikkelingen («proof of concept»), maar ook goed werkende
onderdelen op proces of inhoud. De ervaringen uit dit traject kunnen ook behulpzaam
zijn voor het opleidingsberaad leraren bij het bewaken van overladenheid in de landelijke
kaders.
2.3 Bestuursakkoord flexibilisering
Het jaar 2024 staat voor lerarenopleidingen in het teken van implementatie van alle
ontwikkelingen van het bestuursakkoord flexibilisering lerarenopleidingen, zodat per
studiejaar 2025–2026 de resultaten zichtbaar zijn binnen de lerarenopleidingen. Het
eindrapport met alle resultaten wordt naar verwachting begin 2025 opgeleverd. Zoals
gezegd is 2024 het jaar van implementatie. In de bijlage9 zijn de belangrijkste opbrengsten tot medio 2024 samengevat.
2.4 Meer subsidie voor het opleiden van statushouders richting de klas
We helpen statushouders die leraar waren in hun land van herkomst en nu leraar willen
worden in het Nederlandse voortgezet onderwijs. We doen dat met extra geld voor de
Subsidieregeling statushouders en de Stap naar de klas waarmee we scholen een tegemoetkoming
bieden voor de opleidings- en begeleidingskosten. We zijn voornemens om deze regeling
uit te breiden naar het po en deze ook toegankelijk te maken voor Oekraïense ontheemden.
Daarmee geven we statushouders en Oekraiense ontheemden de kans om bij te dragen aan de maatschappij en krijgen ze perspectief
op de arbeidsmarkt. Hiervoor wordt het bedrag dit jaar verhoogd van € 1 mln naar € 1.75
mln. In 2025 en 2026 wordt het bedrag verhoogd naar € 2.5 mln.
2.5 Nationale Aanpak Professionalisering Leraren (NAPL)
Begin 2024 startte de Nationale Aanpak Professionalisering van Leraren10 (NAPL). De aanpak loopt tien jaar en is gefinancierd uit het Nationaal Groeifonds.
Het programma geeft een impuls aan de professionalisering van leraren in het po, vo
en mbo. Zo versterken we de kwaliteit van het onderwijs en maken we het vak van leraar
aantrekkelijker. Dat moet bijdragen aan de vermindering van het lerarentekort.
De Realisatie-Eenheid voert het programma uit, met een actieve samenwerkende rol van
opleiders, schoolbesturen, schoolleiders en leraren uit het po, vo en mbo. De betrokkenheid
van leraren garandeert dat de professionalisering aansluit bij wat leraren nodig hebben.
De ambitie is dat de komende tien jaar 60.000 leraren uit po, vo en mbo via het programma
meedoen aan een professionaliseringstraject. In de voortgangsrapportage van december
2024 informeren wij u over de voortgang.
Ferdinand maakte de overstap naar het onderwijs
Ferdinand (48) is in 2020 als zij-instromer het primair onderwijs ingestroomd en sinds
1 augustus 2023 is hij directeur van een basisschool: «Waar ik in eerste instantie
dacht «dat is niets voor mij» kan ik nu na ruim 4 jaar zeggen dat het een hele goede
stap is geweest. Minstens zo dynamisch als het ondernemerschap, veel meer betekenis
omdat je echt voor de toekomstige generatie werkt. Het geeft me veel bevrediging om
mijn management- en ook mijn commerciële ervaring in te zetten in de onderwijsomgeving
en zaken nog beter te stroomlijnen zodat leerkrachten ontzorgd worden en het echt
weer om lesgeven gaat.»
3. Strategisch personeelsbeleid
Met het wetsvoorstel strategische personeelsbeleid willen wij het voeren van strategisch
personeelsbeleid, vaste en grotere contracten en minder externe inhuur bevorderen.
Goed personeelsbeleid is namelijk belangrijk om het vak van leraar aantrekkelijk te
houden en te maken. Op 31 mei jl. heeft de Onderwijsraad advies uitgebracht over het
wetsvoorstel strategisch personeelsbeleid. Het is een waardevol advies dat het Ministerie
van OCW de komende periode zorgvuldig zal bestuderen. Dat betekent dat het wetsvoorstel
in principe na de zomer naar de Raad van State zal worden gestuurd. Naast het wetsvoorstel
zetten we samen met de sociale partners in op het verder versterken van strategisch
personeelsbeleid. Daarom heeft adviesbureau Berenschot een inspiratiebundel ontwikkeld
in opdracht van het Ministerie van OCW met de sociale partners over strategisch personeelsbeleid.
In deze bundel zijn tips en handreikingen samengebracht over verschillende HR-onderwerpen,
zoals begeleiding van startende leraren maar ook omgaan met werkdruk en werkstress.
Deze bundel biedt praktische handvatten voor besturen, schoolleiders en HR-medewerkers
in de mogelijke keuzes op dit onderwerp. De bundel richt zich op zowel po, vo als
mbo waardoor er inspiratie opgedaan kan worden van initiatieven in de verschillende
onderwijssectoren.
4. Bevoegdheden
4.1 Onderzoek naar meerwaarde van een groepsleraar 12+
Het vo, het vso, praktijkonderwijs (pro) en mbo (entree en mbo 2) hebben een groeiende
behoefte aan pedagogisch-didactisch sterk onderlegde groepsleraren 12+. Met de Landelijke
Werkgroep Bevoegd11 heeft het ministerie kwalitatief onderzoek12 gedaan naar de meerwaarde van een groepsleraar. Een belangrijke conclusie is dat
alle onderzochte sectoren een meerwaarde zien in de groepsleraar 12+. De vakinhoudelijke,
vakdidactische en pedagogische verschillen tussen het vo, vso, praktijkonderwijs en
mbo zijn tegelijkertijd groot. De Landelijke Werkgroep Bevoegd brengt deze verschillen
in kaart, waarna ze overhandigd worden aan de lerarenorganisaties. De lerarenorganisaties
kunnen deze informatie gebruiken in hun aanstaande voorstel voor de herijking van
de bekwaamheidseisen voor leraren in het primair en voortgezet onderwijs en het middelbaar
beroepsonderwijs (zie ook paragraaf 3.2). Mogelijk besluiten de lerarenorganisaties
dat het noodzakelijk is om een specifiek bekwaamheidsgebied vast te stellen voor de
groepsleraar 12+, omdat de huidige pabo en tweedegraads opleidingen niet voldoende
basis bieden om les te geven aan deze groepen leerlingen. Een nieuw bekwaamheidsgebied
zou een nieuwe bevoegdheid met eigen bekwaamheidseisen kunnen betekenen. Deze keuze
wordt gemaakt bij de herijking van de bekwaamheidseisen. Ik informeer u hier nader
over in het najaar van 2024.
4.2 Nieuwe bekwaamheidseisen voor leraren en mbo-instructeurs
De bekwaamheidseisen omschrijven wat leraren en mbo-instructeurs minimaal moeten kennen
en kunnen om als (startende) leraar aan de slag te gaan in het onderwijs. De bekwaamheidseisen
worden nu herijkt door de AOb in samenwerking met CNV, FvOv, BVMBO en PVVVO. Binnenkort
ontvangen we hun advies, waarna de herijkte bekwaamheidseisen eind 2025 moeten zijn
vastgelegd.13
4.3 Verkenning vakmensen voor de klas
De Landelijke Werkgroep Bevoegd verkent momenteel of mensen met ervaring in de beroepspraktijk
bevoegd les kunnen geven na een tweejarige pedagogische en vakdidactische scholing.
Het gaat om de praktijkvakken in het vmbo, praktijkonderwijs (hierna: pro) of delen
van het voortgezet speciaal onderwijs (hierna: vso). Na de zomer informeren we uw
Kamer hierover, zoals we tijdens het commissiedebat leraren op 28 februari 2024 hebben
toegezegd.14
5. Professionaliseren
5.1 Nieuw beroepsbeeld leraar
Lerarenorganisaties AOb, CNV Onderwijs, FvOv, BVMBO en PVVVO presenteerden begin mei
het beroepsbeeld leraar15. Daarvoor deden 6.000 leraren mee aan inspiratiesessies, verdiepingsbijeenkomsten
en enquêtes. Het beroepsbeeld dat het opleverde, biedt inzicht in de competenties
en vaardigheden die leraren in álle sectoren en voor álle niveaus elke dag nodig hebben.
Dat inzicht is cruciaal voor het herijken van de bekwaamheidseisen en het verbeteren
van de lerarenopleidingen en de kennisbasis ervan.
De lerarenorganisaties zijn in gesprek over de vorming van een beroepsgroepsorganisatie
leraren.16 Het is van groot belang dat de lerarenorganisaties deze rol oppakken, een belangrijke
voorwaarde is dat een beroepsgroep namelijk wordt gedragen door leraren. Een sterke
beroepsgroep is nodig om drie redenen: de professionele ontwikkeling van het vak,
belangenbehartiging van leraren in het onderwijsinhoudelijke gesprek en verbetering
van het imago van het beroep. Voor de zomer komen lerarenorganisaties daarvoor met
een eerste aanzet.
5.2 Lerarenbeurs
Er is veel belangstelling voor de lerarenbeurs, waarmee leraren zich verder kunnen
ontwikkelen. Dit jaar waren er 5328 aanvragen en is het budget toereikend. Vanaf 2025
kan de beurs eerder worden aangevraagd: vanaf 1 februari, in plaats vanaf 1 april.
Daardoor kan op tijd afgewogen worden of er extra geld beschikbaar moet worden gesteld,
hetgeen eventueel bij de Voorjaarsnota meegenomen kan worden. Hiermee geven we invulling
aan de motie Beckerman (SP).17
De lerarenbeurs voor Remco (25)
Remco (25) werkt op het Groene Hart Leerpark in Alphen aan den Rijn als leraar geschiedenis.
Door middel van de lerarenbeurs investeert hij in zijn eigen kennis en vaardigheden:
«De lerarenbeurs maakte de drempel om een vervolgopleiding te doen veel lager. Ik
droom ervan eerstegraads docent te worden en met deze beurs kan ik die droom waarmaken.
De master die ik volg, biedt me de kans me als docent te professionaliseren en mijn
perspectief op het lesgeven én op het vak Geschiedenis te verbreden. En ik heb echt
lol in het studeren!»
5.3 Schoolleiders
Goede schoolleiders maken het verschil. Dit doen ze door te zorgen voor een veilig
schoolklimaat, een breed gedragen visie, doelen met betrekking tot de basisvaardigheden
en door gebruik te maken van verschillende professionals18. We zien dat veel schoolleiders onvoldoende aan schoolontwikkeling toekomen door
alles wat er dagelijks op ze afkomt. Goede voorbeelden blijven te veel hangen bij
individuele scholen.
Daarom zorgen we, samen de beroepsorganisaties van schoolleiders in het po en vo en
de sectorraden, voor meer samenhang in de professionaliseringsprogramma’s voor schoolleiders
en laten we het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) wetenschappelijke kennis
verzamelen over leiderschap in het onderwijs. Tot slot kijken we hoe schoolleiders
nog meer regionaal samen kunnen werken.
6. Onderwijstijd
6.1 Pilot onderwijstijd voortgezet onderwijs
Meer dan 150 scholen hebben zich aangemeld voor de pilot onderwijstijd vo. Tijdens
de pilot worden scholen en lerarenteams ondersteund om op een bewuste en verantwoorde
manier de onderwijstijd anders in te richten, met als doel de werkdruk aan te pakken
en de kwaliteit van het onderwijs te verhogen. Projectteams van leraren, schoolleiders
en medezeggenschapsraden maken hiertoe plannen om meer voorbereidings- en ontwikkeltijd
voor leraren(teams) te creëren.
Een deel van de scholen gaat de onderwijstijd al vanaf september anders inrichten.
De rest van de scholen gebruikt aankomend schooljaar als voorbereidingsjaar en denkt
in september 2025 met de andere inrichting te beginnen.
Onderwijstijd op het Vechtstede College in Weesp
Het Vechtstede College in Weesp is een van de scholen die gebruik maakt van de pilot
onderwijstijd. Sinds september is het Vechtstede College begonnen met kortere lesdagen
en lesuren van 40 in plaats van 45 minuten. Als de leerlingen ’s middags de school
verlaten, gebruiken de leraren deze tijd voor ontwikkeling van lesmateriaal, uitwisseling
van kennis en workshops. Rector Marcel van Dijk: «De pilot onderwijstijd gaat voor
mij om het verbeteren van de onderwijskwaliteit door leraren meer tijd te geven om
met elkaar goede lessen te geven. Zodat leraren minder een gevoel van werkdruk ervaren
en een positiever beeld van het beroep van leraar. Voor de leerlingen hoop ik op een
betere kwaliteit van de lessen en meer afwisseling. Ook hoop ik dat ze door een vermindering
van onderwijstijd meer ruimte krijgen voor verwerkingstijd en dat er ook meer ruimte
is voor maatwerk voor de leerling.» Door middel van extra begeleidingsuren en ondersteuning
is er op de school ook oog voor leerlingen die juist behoefte hebben aan extra onderwijstijd.
6.2 Inventarisatieonderzoek onderwijstijd voortgezet onderwijs
Met het inventarisatieonderzoek onderwijstijd vo brengen we voorbeelden in kaart van
hoe scholen hun onderwijstijd anders kunnen indelen. Meer dan 40% van alle schoolvestigingen
in het vo werkt mee aan het onderzoek en heeft voorbeelden gedeeld van hoe zij maatwerk
bieden en hun onderwijstijd inrichten. De eindrapportage verwachten we deze zomer
en we zullen uw Kamer in het najaar informeren over deze resultaten.
Afsluitend
Het tekort aan goed onderwijspersoneel vraagt van ons allen dat we onverminderd doorgaan
met een stevige aanpak op meerdere fronten en daarop met elkaar blijven samenwerken.
Alleen zo kunnen we ervoor zorgen dat elke leerling in Nederland voldoende goede leraren,
schoolleiders en ondersteuners heeft om het beste uit zichzelf te halen.
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, M.L.J. Paul
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R.H. Dijkgraaf
Motie/toezegging
Stand van zaken
Motie over splitsing pabo
Kamerstukken II 2023/24, 27 923, nr. 473
(De Kort c.s.)
De Tweede Kamer verzoekt de regering vaart te maken met het wetsvoorstel en twee nieuwe
pabo-opleidingen in te richten die opleiden tot nieuwe gespecialiseerde lesbevoegdheden,
een voor het oudere kind en een voor het jongere kind en met hogescholen in gesprek
te gaan over het starten van deze opleidingen; verzoekt de regering de Kamer binnen
vier weken een tijdpad aan te bieden om deze splitsing mogelijk te maken.
De Tweede Kamer is op 25 april 2024 over deze motie geïnformeerd met de brief «Uitvoering
aangenomen moties De Kort c.s. inzake wetsvoorstel differentiatie pabo en Soepboer
inzake maximumlesurennorm in de cao vo ingediend in tweeminutendebat leraren». (Kamerstukken
II 2023/24, 27 923, nr. 489).
Motie en toezegging over evaluatie onderwijsregio’s
Kamerstukken II 2023/24, 27 923, nr. 476
(Stoffer, Ceder)
De Tweede Kamer verzoekt de regering in samenspraak met het onderwijsveld zo snel
mogelijk duidelijkheid te bieden over de kaders en de tijdlijn van een onafhankelijke
evaluatie van de effectiviteit en doelmatigheid van de onderwijsregio’s.
TZ202402-158
In december 2024 ontvangt de Tweede Kamer een evaluatie (eerste tussenrapportage)
naar de effectiviteit van de Onderwijsregio’s.
Op dit moment loopt een monitor naar de ontwikkeling van de onderwijsregio’s door
Centerdata. Het doel van dit onderzoek is om het leren in de onderwijsregio’s te stimuleren.
En in kaart te brengen op welke wijze onderwijsregio’s leren en zich verder ontwikkelen.
De eerste rapportage wordt eind 2024 verwacht. Het verzoek van de Kamer is om naast
de lerende aanpak tevens de effectiviteit en doelmatigheid van de onderwijsregio’s
in kaart te brengen. In samenspraak met het onderwijsveld wordt verkend op welke wijze
een aanvullende evaluatie kan worden ingericht, waarbij dubbelingen met de huidige
monitor en extra belasting van de onderwijsregio’s worden voorkomen. Eind 2024 wordt
de Kamer geïnformeerd over de voortgang van de motie en toezegging.
Motie over waarborging bestaande samenwerking
Kamerstukken II 2023/2024, 27 923, nr. 468
(Stoffer, Ceder)
De Tweede Kamer verzoekt de regering om te borgen dat de goede bestaande samenwerking
omtrent het aanpakken van het lerarentekort en het opleiden van leraren in stand blijft
en daarvoor de bestuurlijke en financiële randvoorwaarden te continueren, waar dat
goed werkt in nauwe samenwerking met de onderwijsregio’s.
De samenwerkingsverbanden tussen schoolbesturen en lerarenopleidingen, waaronder de
opleidingsscholen en RAP-regio’s (Regionale aanpak personeelstekorten) zijn verbonden
in de onderwijsregio’s. Binnen de onderwijsregio’s wordt de kwaliteit en systematiek
van Samen Opleiden gecontinueerd. De financiering van Samen Opleiden is gecontinueerd
via de onderwijsregio’s. Het is aan onderwijsregio’s om afspraken te maken over de
doorontwikkeling van Samen Opleiden binnen de onderwijsregio’s met behoud van kwaliteit.
Onderwijsregio’s werken de ambitie uit om 100% van de studenten op te leiden conform
de systematiek van Samen Opleiden.
Motie over ondersteuning startende leraren
Kamerstukken II 2023/24, 27 923, nr. 484
(Paternotte, Rooderkerk)
De Tweede Kamer verzoekt de regering te verkennen hoe wettelijk geborgd kan worden
dat leraren de eerste drie jaar voor de klas na de initiële opleiding ondersteund
kunnen worden door hun lerarenopleiding, bijvoorbeeld door middel van intervisie,
meekijk- en terugkomdagen en begeleiding.
De verkenning wordt op dit moment uitgewerkt. Wij zullen hierover een update geven
met eerste bevindingen in de jaarlijkse Kamerbrief leraren in december.
Motie over aandacht binnen lerarenopleidingen aan vmbo
Kamerstukken II 2022/23, 36 132, nr. 12
(Peters)
De Tweede Kamer verzoekt de regering om te onderzoeken hoe de eerstegraads lerarenopleidingen,
educatieve minor en educatieve module, meer aandacht kunnen besteden aan lesgeven
in het vmbo.
De Universiteiten van Nederland (UNL), en specifiek de universitaire lerarenopleidingen
(ULO’s), deelt de noodzaak voor een sterkere focus voor lesgeven op het vmbo. Met
de uitbreiding van de bevoegdheid van de educatieve minor en educatie module naar
het gehele vmbo, is er voor de ULO’s een extra urgentie ontstaan om aandacht te besteden
aan specifieke zaken die relevant zijn voor het vmbo. Het versterken van de aandacht
voor het vmbo en de bijbehorende pedagogische competenties heeft de afgelopen jaren
echter niet alleen plaatsgevonden in de educatieve module en minorenprogramma’s, maar
ook in de eerstegraadstrajecten. De ULO’s hebben in de afgelopen twee jaar curriculumvernieuwingen
doorgevoerd, waarbij de versterking van pedagogische inzichten en vaardigheden die
juist belangrijk zijn voor het vmbo een belangrijk onderdeel waren.
De ULO’s geven aan dat zij op de volgende wijze zorgen voor meer aandacht voor lesgeven
in het vmbo:
• Minor en module studenten hebben nu de mogelijkheid om in het gehele vmbo stage
te lopen.
• In de opleidingen wordt bij de vakken pedagogiek en praktijkintervisie meer aandacht
besteed aan het vmbo.
• Over de hele linie wordt er in de opleidingen meer nadruk gelegd op pedagogische
vaardigheden; het omgaan met en aanpassen op de doelgroep vmbo is een belangrijk onderdeel
van het programma.
• Enkele ULO’s hebben keuzecursussen ontwikkeld met relevante thema’s voor het vmbo
als burgerschap, diversiteit, grootstedelijke problematiek en activerende werkvormen.
• Alle ULO’s werken met praktijkopdrachten waarin de breedte van het Nederlands onderwijssysteem
wordt verkend met extra aandacht voor de onderwijsgebieden die een student niet in
zijn stage leert kennen.
• De ULO’s wisselen good practices uit over de aandacht voor het vmbo in de opleidingen.
• Binnen een aantal opleidingsscholen werken ulo’s en vmbo-scholen samen in het opleiden
van studenten. Dit gebeurt nog in beperkte mate.
• Studenten van ulo’s kunnen zich oriënteren op het vmbo d.m.v. bezoekdagen en stage-uitwisseling.
• Een aantal onderwijsregio’s zet in op versterking van de samenwerking tussen ulo’s
en het vmbo.
Motie over kwaliteitskader Samen Opleiden
Kamerstukken II 2023/24, 27 923, nr. 474
(de Kort)
De Tweede Kamer verzoekt de regering met een handreiking te komen waarin staat wat
minimaal verwacht mag worden van deelnemende opleidingen en scholen en te onderzoeken
of het vastleggen van deze verwachtingen wenselijk is.
Binnen Samen Opleiden wordt er gewerkt met een kwaliteitskader. Dit kwaliteitskader
Samen Opleiden beschrijft de basiskwaliteit van samen opleiden en inductie en geeft
partnerschappen handvatten voor de verdere ontwikkeling hiervan. Het kwaliteitskader
sluit hiermee aan op de vraag naar een handreiking in de motie. De komende periode
zullen het Platform Samen Opleiden en de Realisatie Eenheid het kwaliteitskader gerichter
maken op de onderwijsregio’s en voor 2026 zal worden verkend hoe een verbreding van
het kwaliteitskader kan plaatsvinden met de thema’s werven, matchen, begeleiden en
professionaliseren.
Moties over meer mannen voor de klas
Kamerstukken II 2023/2024, 27 923, nr. 467
(Ceder c.s.)
De Tweede Kamer verzoekt de regering om in overleg met onderwijsorganisaties tot concrete
afspraken te komen om het aandeel mannen voor de klas te verhogen, daar een concreet
doel voor te stellen, bijvoorbeeld 30% meesters in 2035, en daar jaarlijks over te
rapporteren.
Kamerstukken II 2023/2024, 27 923, nr. 469
(Van Zanten c.s.)
De Tweede Kamer verzoekt de regering te inventariseren in hoeverre de aanbevelingen
uit het in opdracht van het Ministerie van OCW door ResearchNed uitgevoerde onderzoek
«Meer Meesters?» zijn uitgevoerd en een plan van aanpak op te leveren voor de aanbevelingen
die nog actie behoeven.
We willen meer diversiteit in het onderwijs, dit betekent ook meer mannen voor de
klas. Daarom onderhouden we nauw contact met de Alliantie Divers voor de klas1 over de uitvoering van de aanbevelingen uit het rapport Meer meesters? van ResearchNed2. Op basis van een inventarisatie die op dit moment wordt uitgevoerd, gaan we voor
de aanbevelingen die nog actie behoeven, samen met de Alliantie aan de slag met een
plan van aanpak.
Daarnaast gaan we in gesprek met onderwijsorganisaties over het vertalen van ambities
met betrekking tot de verhoging van het aantal mannen voor de klas naar concrete stappen.
In december 2024 informeren wij u over de voortgang.
Toezegging: Pabo instroomnorm
TZ202206-077
De Tweede Kamer ontvangt een brief over de instroomnorm voor pabo's.
Het experiment toelatingseisen pabo is op 1 september 2022 van start gegaan. Het experiment
wordt geëvalueerd. In het laatste jaar van de duur van het experiment (2026/27) ontvangt
de Kamer de evaluatie. De tussentijdse evaluatie (2024) is als bijlage3 van deze Kamerbrief met de Kamer gedeeld.
Toezegging: curriculum van de Pabo en specialisaties.
TZ202402-163
Bij de volgende voortgangsbrief in juni 2024 wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over
het curriculum van de Pabo en specialisaties.
De Tweede Kamer is op 25 april 2024 over deze toezegging geïnformeerd met de brief
«Uitvoering aangenomen moties De Kort c.s. inzake wetsvoorstel differentiatie pabo
en Soepboer inzake maximumlesurennorm in de cao vo ingediend in tweeminutendebat leraren».
(Kamerstukken II 2023/24, 27 923, nr. 489)
Motie over een plan om het lerarentekort aan te pakken
Kamerstukken II 2023/2024, 36 410 VIII, nr. 60
(Pijpelink)
De Tweede Kamer (constaterende dat het Nederlandse onderwijs in een noodtoestand verkeert,
met een voortdurend nijpend kwantitatief en kwalitatief lerarentekort, en blijkens PISA-onderzoek kampt met ernstig tekortschietende onderwijsopbrengsten;)
verzoekt de regering om deze problematiek het hoofd te bieden met een plan tegen het
lerarentekort, kwalitatief en kwantitatief, voor de duur van minstens vijftien jaren.
Dit kabinet onderstreept, zoals eerder met de kamer is gedeeld het belang om de tekorten
in het onderwijs aan te pakken. Daarom heeft dit kabinet flink geïnvesteerd en samen
met de sector het Onderwijsakkoord en het bijbehorende werkplan «Samen voor het beste
onderwijs» gesloten.
Wat het huidige kabinet betreft is het belangrijk om de ingezette koers vol kracht
voort te zetten, samen met de sector waar de afspraken mee gemaakt zijn.
Inmiddels zijn de formerende partijen een hoofdlijnenakkoord overeengekomen, waarin
een «Herstelplan Kwaliteit Onderwijs» wordt genoemd. Maatregelen om de tekorten aan
te pakken kunnen hierin worden opgenomen. Het is aan het volgende kabinet om dit verder
uit te werken.
Motie over werkdruk
Kamerstukken II 2023/2024, 27 923, nr. 470
(Van Zanten c.s.)
De Tweede Kamer verzoekt de regering de bedrijfsvoering op scholen nader te onderzoeken
om te zien in hoeverre de werkdruk onder leerkrachten kan worden verminderd door het
efficiënter beleggen of het niet langer laten uitvoeren van niet-lesgebonden taken.
De verdeling van lestaken en niet-lesgebonden andere taken wordt binnen de scholen
vormgegeven. Om de werkdruk op scholen te verminderen investeert de overheid met de
werkdrukmiddelen voor het po sinds 2019 € 430 miljoen per jaar structureel en voor
het vo sinds 2022 € 300 miljoen per jaar structureel. Deze middelen worden op schoolniveau
ingezet om de oorzaken van de werkdruk van medewerkers tegen te gaan. In het po kiest
elke school zelf hoe zij deze middelen inzetten. In het vo wordt € 150 miljoen ook
op deze manier ingezet, de overige € 150 miljoen wordt besteed via een individueel
component waarbij elke medewerker recht heeft op extra tijd voor taakverlichting.
De inzet en effectiviteit van dit instrument wordt periodiek gemonitord, d en vergt
geen aanvullende onderzoeken. Zo is uw Kamer in december 2023 geïnformeerd over het
onderzoek werkdrukmiddelen in het PO4. Daarnaast wordt door de Algemene Rekenkamer een onderzoek uitgevoerd naar de administratieve
lasten in het po en wordt vanuit het ministerie voor vo, (v)so en mbo een vergelijkbaar
traject opgezet. De resultaten van deze onderzoeken zijn naar verwachting begin 2025
beschikbaar. Bij het beschikbaar komen van nieuwe informatie of onderzoeksrapporten
in de verschillende trajecten wordt de Kamer geïnformeerd in de brieven die jaarlijks
in juni en december naar de Kamer worden gestuurd.
Motie zij-instroom vakinhoudelijk specialist
Kamerstukken II 2022/2023, 27 923, nr. 451
(Peters)
De Tweede Kamer verzoekt de regering te bewerkstelligen dat er een nieuwe route voor
zijinstroom voor een vakinhoudelijke specialist in het vmbo gerealiseerd wordt, onder
andere voor leraren die gaan lesgeven in techniek en/of technische beroepsvakken in
het vmbo, met nadruk op vakdidactiek en pedagogische vaardigheden, waarbij ze net
zoals andere zijinstromers van meet af aan intensief begeleid worden; verzoekt de
regering te bewerkstelligen dat de opleidingen omgangskunde en pedagogiek kunnen leiden
tot een bevoegdheid in het voortgezet onderwijs waarbij de vakken burgerschap, sociale
vaardigheden, maatschappijleer, ontwikkelingsgerichte vakken, LOB enzovoort gegeven
mogen worden; verzoekt de regering te bewerkstelligen dat tweedegraadslerarenopleidingen
gaan werken met een dubbele bevoegdheid, bij voorkeur door een tekortvak en een niet-tekortvak
te combineren.
Tweede Kamer is op 15 december 2023 geïnformeerd over deze motie met de brief Lerarenstrategie
december 2023 Werken in het onderwijs (Kamerstukken II 2023/24 27 923, nr. 460). In de hoofdtekst van deze brief is uw Kamer verder geïnformeerd over deze motie.
Motie over de maximumlesurennorm
Kamerstukken II 2023/2024, 27 923, nr. 483
(Soepboer)
De Tweede Kamer verzoekt de Minister om een zo groot mogelijke inspanning te leveren
om er voor te zorgen dat er naast de gehanteerde maximum klokuurnorm tevens een maximum
lesurennorm wordt opgenomen in de CAO van het voortgezet onderwijs van 24 lesuren
per week bij een voltijdbetrekking en dit te handhaven met ingang van het schooljaar
2025–2026.
In onze brief van 25 april 20245 hebben wij aangekondigd deze motie onder de aandacht te zullen brengen bij de sociale
partners. De motie is in een bestuurlijk overleg op 23 mei onder de aandacht gebracht
van sociale partners. Hiermee hebben wij uitvoering gegeven aan de motie.
Sociale partners staan er niet alleen voor. Vanuit onze rol werken we samen met sociale
partners aan het verlagen van de werkdruk. Dit kabinet heeft in de afgelopen jaren
veel geïnvesteerd in werkdrukvermindering. Onder andere met structureel € 300 miljoen
extra in het Onderwijsakkoord van 2022. Cao-partijen hebben dat vertaald in ophoging
van het persoonlijk budget naar 90 uur, voor elke medewerker jaarlijks in te roosteren
voor werkdrukverlichting (waaronder bijvoorbeeld de keuzemogelijkheid voor lesuurvermindering),
en in € 150 miljoen voor collectieve werkdrukmaatregelen. In een monitor wordt het
effect van deze investering gemeten. Een ander voorbeeld is de aanpak van werkdruk
als onderdeel van de convenantsaanpak in de G5. En zoals – ook in deze brief gemeld
– start in september de Pilot Onderwijstijd, waarvoor meer dan 150 scholen zich hebben
aangemeld. Door het aanbieden van minder lesuren krijgen scholen en leraren meer ruimte
voor ontwikkel- en voorbereidingstijd met als doel dat hierdoor de kwaliteit van de
lessen toeneemt en de werkdruk van leraren afneemt.
Het is aan de sociale partners om de oproep uit de motie bij het cao-overleg te betrekken.
De huidige CAO VO loopt tot 1 oktober 2024. De inzet van sociale partners is duidelijk
gericht op het verminderen van de werkdruk. Het zoeken naar effectieve oplossingen,
ook in relatie tot lestijd, maakt onderdeel uit van de cao-onderhandelingen. Wij zien
de motie als een belangrijke aansporing richting cao-partijen om stappen te zetten
voor het verder verlagen van de werkdruk.
Motie over stagevergoedingen
Kamerstukken II, vergaderjaar 2023–2024, 36 410 VIII, nr. 102
(Paternotte, Pijpelink)
De Tweede Kamer verzoekt de regering om in overleg te treden met de sociale partners
in het primair en voortgezet onderwijs om te onderzoeken wat er nodig is om een sectorale
stagevergoedingsregeling te krijgen, en de Kamer hierover terug te rapporteren.
Met sociale partners is de afgelopen maanden in goed en constructief overleg onderzocht
wat er nodig is om tot een sectorale regeling te komen voor een stagevergoeding voor
alle stagiairs in het primair en voortgezet onderwijs. Daarbij is consensus bereikt
over welke informatie gebruikt kan worden, zoals de aantallen stagiairs, verdeling
over de verschillende opleidingen en verschillende leerjaren, en hoeveel procent van
de studie bestaat uit stages. Daarmee ligt er voldoende onderbouwing voor een stagevergoeding
in het po en vo, inclusief de geraamde kosten afhankelijk van de gekozen hoogte en
differentiatie van de vergoeding. Er zijn daarbij verschillende scenario’s mogelijk
voor het inrichten van een stagevergoeding, en het benodigde budget is hiervan afhankelijk.
Een passende stagevergoeding dient onderdeel te zijn van goed werkgeverschap en draagt
bij aan de aantrekkelijkheid van het beroep van leraar. De onderwijswerkgevers in
het vo, mbo en hbo nemen deze verantwoordelijkheid en betalen een stagevergoeding
uit eigen middelen; werkgevers in het vo hebben onlangs ook daarmee ingestemd. We
juichen dit toe en spreken de hoop uit dat ook de hele sector po bereid is om in een
passende stagevergoeding te voorzien.
Toezegging: meerurenbonus
TZ202402-161
De kamer ontvangt na de zomer van 2024 een update over de resultaten van de pilot
Meerurenbonus en het vervolg daarvan.
Meer uren werken, voor wie kan en wil, helpt de personeelstekorten in het onderwijs
tegen te gaan. Momenteel probeert een kopgroep bestaande uit 11 schoolbesturen met
200 aangesloten scholen verschillende vormen van meer uren stimuleren uit. Daarin
wordt de wens om naar een meerurenbonus te kijken meegenomen.
De door de schoolbesturen gekozen oplossingen zijn verschillend. Het gaat om maatwerk
met bijvoorbeeld geld, verlof, flexibiliteit in het rooster of een tegemoetkoming
in de kinderopvangkosten. Daarnaast zien we ook besturen in de kopgroep die werken
met een beschikbaarheidstoelage; een beloning voor een dag waarop leraren vooraf aangeven
dat ze opgeroepen kunnen worden. Wij ondersteunen de besturen die aan de slag willen
met begeleiding en informatie.
De resultaten van de pilot meerurenbonus komen vlak na het zomerreces van 2024 naar
de Tweede Kamer. Daarbij zullen we ook toelichten waar we mogelijk potentieel zien
voor het bredere werkveld, dus welke ideeën kansrijk zijn en waarmee we verder aan
de slag kunnen gaan.
Toezegging: vrijstellingenbeleid
TZ202306-299
Aan het einde van dit kalenderjaar ontvangt de Tweede Kamer een update over de voortgang
van het vrijstellingenbeleid van lerarenopleidingen (inzake het verlenen van vrijstellingen
voor het pedagogisch-didactische gedeelte bij het behalen van een tweede bevoegdheid).
De Kamer is in december 2023 geïnformeerd6 over de voortgang inzake het verlenen van vrijstellingen.
De pabo’s en tweedegraads lerarenopleidingen zetten zich in om onderstaande landelijke
afspraken over het vrijstellingenbeleid vast te laten leggen in de Onderwijs- en Examenreglementen
(OER) voor studiejaar 2024/2025.
1. Vrijstellingen voor de minor/profileringsruimte op basis van een behaald hbo/wo
bachelorsdiploma.
2. Overname van landelijk behaalde resultaten (zoals bij de pabo Wiscat en bij pabo
en 2e graads de LKT).
3. Erkenning van elkaars examinatoren als extern examinator.
4. Vrijstellingen voor onderzoek op basis van behaald onderzoek in een aanverwante
opleiding.
5. Vrijstellingen propedeuse in geval van dezelfde opleiding elders.
De pabo’s en de lerarenopleidingen onderzoeken op dit moment of het mogelijk is om
de set met vijf landelijke afspraken vrijstellingenbeleid uit te breiden met een afspraak
over het pedagogisch didactische deel van de opleiding. De wijze waarop pabo’s en
lerarenopleidingen vrijstellingen geven aan studenten die starten met een tweede lerarenopleiding
is namelijk wisselend. Het is de verwachting dat de nieuwe landelijke afspraak voor
tweedegraads lerarenopleidingen en pabo’s per studiejaar 2025–2026 in zou kunnen gaan
en kan worden toegevoegd aan de OER-en.
Motie aandacht mbo in lerarenopleidingen
Kamerstuk 36 132, nr. 11
(Peters c.s.)
De Tweede Kamer verzoekt de regering om te onderzoeken of er voldoende aandacht is voor het mbo in de lerarenopleiding en hoe de specialisatie
mbo en voortgezet onderwijs hieraan bijdraagt.
De Kamer is in december 2023 geïnformeerd7 over de opvolging van deze motie. De MBO Raad, Vereniging Hogescholen en ADEF (Algemeen
Directeurenoverleg Educatieve Faculteiten) hebben de agenda «Meer Samen»8 geactualiseerd om te komen tot voldoende en bekwaam onderwijzend personeel in het
mbo. Onderdeel van deze agenda is meer aandacht voor het mbo in lerarenopleidingen.
Mede hierdoor heeft de specifieke (vak)didactiek en pedagogiek gericht op het beroepsonderwijs
een explicietere plaats gekregen in de generieke kennisbasis en in de curricula van
de lerarenopleidingen. Tevens wordt door middel van pilots verkend of professionalisering
van lerarenopleiders voor het opleiden voor de mbo-context onderdeel kan worden van
het Beroepsregister voor Lerarenopleiders. Ten slotte biedt het opleiden van studenten
en zij-instromers binnen opleidingsscholenin het mbo in de onderwijsregio’s kansen
om het mbo een steviger te positioneren. Begin 2025 zal duidelijk worden of het aantal
pdg’ers dat is opgeleid in opleidingsscholen binnen onderwijsregio’s groeit. De agenda
«Meer Samen» loopt tot en met 2025. OCW blijft de opbrengsten van de agenda met interesse
volgen.
X Noot
1
Onderdeel van de Alliantie: LOBO, PO-Raad, Meestert! en Vereniging Hogescholen.
X Noot
2
Meer Meesters?: Routes naar diversiteit voor de klas | Rapport | Rijksoverheid.nl
X Noot
3
Tussenrapportage juni 2024 experiment vooropleidingseisen pabo’s
X Noot
4
Kamerstuk 27 923, nr. 460
X Noot
5
Kamerstukken II 2023–24, 27 923, nr. 489
X Noot
6
Kamerstuk 27 923, nr. 460
X Noot
7
Kamerstuk 27 923, nr. 460
X Noot
8
MBO Raad, VH en Adef: Agenda_«Meer_Samen»
Tussenevaluatie experiment bijzondere nadere vooropleidingseisen pabo
Om de toegankelijkheid van pabo’s te vergroten is per 1 september 2022 het experiment
bijzondere nadere vooropleidingseisen pabo gestart. Alle pabo’s nemen hieraan deel.
In dit experiment kunnen studenten die nog niet (geheel) aan deze vooropleidingseisen19 voldoen bij de start van de pabo, voorwaardelijk beginnen met de opleiding. Hierdoor
hebben studenten een jaar langer de tijd om aan de toelatingstoetsen te voldoen. Door
het halen van de toelatingstoetsen(en) tijdens het eerste studiejaar tonen de voorwaardelijk
toegelaten studenten alsnog aan dat ze over voldoende basiskennis beschikken. Het
experiment beoogt de toegankelijkheid van de pabo te vergroten. Daarnaast onderzoeken
we welke effecten het inschrijven van aspirant-studenten die niet aan de bijzondere
nadere vooropleidingseisen voldoen heeft op de studievoortgang en belasting van deze
studenten en op de belasting van aan het experiment deelnemende instellingen.
Het experiment loopt tot september 2027. De onlangs door ResearchNed uitgevoerde tussentijdse
evaluatie20 geeft een eerste inzicht in de resultaten van het experiment. Het onderzoek richt
zich op het effect van het experiment op de in- en doorstroom in de opleidingen, de
studievoortgang en de belasting voor studenten en voor de instellingen. Uit het onderzoek
blijkt dat het experiment door zowel de opleidingen als studenten als belastend wordt
ervaren. Opleidingen zijn extra tijd kwijt met voorlichting, administratie, interne
afstemming, organisatie rondom toetsen en herkansingen en met het ondersteuningsprogramma
voor de voorwaardelijk toegelaten studenten. Een groot deel van de studenten meldt
dat ze vertraging oplopen bij andere pabo-onderdelen en ervaren stress en onzekerheid
over de voortzetting van hun opleiding.
De effecten van het experiment op de instroom zijn gering. De instroom van alle eerstejaars
pabo-studenten is ongeveer gelijk gebleven tussen 2021–2022 en 2023–2024 (–0,9%).
Omdat in dezelfde periode de instroom in andere voltijd hbo-opleidingen daalde met
8,7%, is er toch sprake van een relatief gunstige instroomontwikkeling bij de pabo’s.
Hier is ook een lichte stijging te zien van het aantal doorstromers vanuit het mbo
(van 28% naar 31%). Hier staat tegenover dat, volgens voorlopige cijfers, de doorstroom
van studenten van het eerste naar het tweede jaar is gedaald. Na het eerste experimentjaar
was 65% van de voltijd pabo-studenten nog in de opleiding. Voor de twee instroomjaren
daarvoor was dit 68 en 69%.
Als je de instroom tegen de uitval afzet levert dit nog niet de gehoopte extra toekomstige
leraren op. Het is echter nog te vroeg om op basis van het onderzoek het experiment
te stoppen. We zien nu nog grote verschillen tussen afzonderlijke opleidingen, zowel
qua in- en doorstroom en de ervaren belasting van het experiment. Hiernaast spreekt
het onderzoek van opstartperikelen in de korte aanloopfase. De verwachting is dat
nu de aanloopproblemen zijn opgelost, de opbrengsten van het experiment kunnen verbeteren.
Op dit moment wordt de aanpak van pabo’s onderling vergeleken en worden er goede voorbeelden
geïnventariseerd en gedeeld. Opleidingen willen van elkaar leren. Ook zijn er positieve
signalen betreft de pilot voorbereiding pabo, binnen deze pilot trekken mbo’s en pabo’s gezamenlijk op in de ontwikkeling en uitvoering
van mbo-keuzedelen. Met deze keuzedelen kunnen studenten aantonen dat zij voldoen
aan de toelatingseisen. Met deze inzet verwachten we dat de opbrengst van het experiment
verbetert. In het voorjaar van 2026 vindt de eindevaluatie plaats. Op basis van deze
evaluatie kan al dan niet worden besloten het experiment in wetgeving te verankeren.
Eindrapportage Evaluatie Regeling Andere Dag- en Weekindeling G5: «Inzet van andere
professionals voor de aanpak van het lerarentekort»21
Van der Ven, Pritsch, De Geus, Suijkerbuijk en Riemens (2024). SEO en Oberon.
Aanleiding: De regeling Andere dag- en weekindeling G5 is sinds 2020 een maatregel ter bestrijding
van het lerarentekort in de steden Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht en Almere
(de G5), waar de tekorten hoger zijn dan in de rest van Nederland. Scholen mogen volgens
de regeling voor maximaal 22 uur per maand andere professionals in plaats van een
bevoegde leraar voor de klas zetten. Deze professionals nemen dan een deel van de
onderwijstijd over. De kernvakken Nederlandse taal, rekenen/wiskunde en zintuiglijke
en lichamelijke opvoeding zijn hiervan uitgesloten. SEO Economisch Onderzoek en Oberon
heeft hiernaar een monitor- en evaluatieonderzoek uitgevoerd. De hoofdvraag luidde:
In hoeverre biedt een andere dag- en weekindeling met inzet van andere professionals
een oplossing aan scholen in de G5 voor het omgaan met personeelstekorten, rekening
houdend met de onderwijskwaliteit, kansengelijkheid, continuïteit, werkdruk en organisatie
van het onderwijs?
Samenvatting: Door de regeling ervaren de meeste schoolleiders en onderwijsgevend personeel positieve
gevolgen voor de continuïteit van het onderwijs en het verminderen van het personeelstekort.
Bovendien kan het onderwijs vaker doorgang vinden door de inzet van andere professionals
en hoeven leerlingen minder vaak naar huis gestuurd te worden bij uitval. De (zelf
gerapporteerde) impact van de regeling op de onderwijskwaliteit is deels positief.
Vier op de tien schoolleiders en onderwijsgevend personeel ervaren positieve gevolgen
voor de onderwijskwaliteit. Dat komt allereerst door de verbeterde continuïteit van
het onderwijs, waardoor leerlingen minder vaak thuiszitten. Daarnaast verzorgen andere
professionals verrijkende vakken met een rijker curriculum tot gevolg, maar daardoor
kunnen leraren zich ook richten op de kernvakken. Echter geeft een deel van de schoolleiders
(een derde) aan het (zeer) oneens te zijn met de stelling dat de regeling positieve
gevolgen heeft op de onderwijskwaliteit. Hierbij is de bekwaamheid van de andere professional
een belangrijke randvoorwaarde. Zowel bij schoolleiders als het onderwijsgevend personeel
ervaart de meerderheid positieve gevolgen van deelname aan de regeling voor kansengelijkheid,
organisatie van het onderwijs en de werkdruk van leraren.
De belangrijkste succesfactoren en knelpunten zijn:
1. De pedagogische en didactische vaardigheden van de andere professional kunnen een knelpunt vormen voor het succes van de inzet.
De ene professional heeft dat beter onder de knie dan de andere. Als de pedagogische
en didactische vaardigheden van de andere professional niet op orde zijn, vormt dat
een risico voor de kwaliteit van de lessen;
2. Goede ondersteuning en begeleiding van de andere professional is belangrijk, zeker gezien het belang van de pedagogische
en didactische vaardigheden;
3. De samenwerking en afstemming tussen andere professionals en school wordt meer dan eens benoemd als een succesfactor.
Dat kan meerdere zaken betekenen. Er moet helder gecommuniceerd worden over wederzijdse
verwachtingen. Hoe beter de samenwerking en afstemming, des te meer de professionals
zich onderdeel voelen van het team. Als er geen binding is met het team, wordt dat
gezien als risico;
4. Randvoorwaarde voor een succesvolle inzet lijkt ook te zijn dat er draagvlak voor is binnen de school. Leerkrachten, maar ook leerlingen en ouders, moeten akkoord
zijn met het idee, wat niet altijd het geval is. Kennismaking met de wijze waarop
een school andere professionals inzet, lijkt daarin te helpen voor ouders.
De onderzoekers concluderen: dat de regeling vaak een positieve bijdrage levert in het voorkomen van personeelstekorten en de gevolgen hiervan vermindert.
Door de inzet van andere professionals kan onderwijs vaker doorgang vinden en wordt
voorkomen dat kinderen naar huis worden gestuurd. De inzet van andere professionals
is noodzakelijk voor scholen om het lerarentekort het hoofd te bieden en om onderwijs doorgang te
laten vinden. Wanneer er wordt besloten om de regeling niet te verlengen of de wet
aan te passen, zou dit betekenen dat de continuïteit verder onder druk komt te staan.
Eindrapportage: «Evaluatie convenanten lerarentekort primair onderwijs in de G5»22
Hermanussen, Stroo, Kleine Deters, van den Berg, van der Ven (2024). ECBO en SEO.
Aanleiding: Omdat de personeelstekorten in het primair onderwijs het meest acuut zijn in de G5
(Almere, Amsterdam, Utrecht, Den Haag en Rotterdam), hebben deze steden in 2020 noodplannen
opgesteld en per stad een convenant afgesloten om het lerarentekort aan te pakken.
De maatregelen uit de convenanten zijn sinds 1 september 2020 in uitvoering. Op verzoek
van OCW is de uitvoering gemonitord en geëvalueerd door ECBO en SEO Economisch Onderzoek.
De hoofdvraag luidde: In hoeverre draagt de uitvoering van de maatregelen in de convenanten
bij aan vermindering van de personeelstekorten?
Samenvatting: De convenanten vertonen overeenkomsten in hun aanpak van het lerarentekort, langs
vier pijlers die in alle convenanten in meer of mindere mate aandacht krijgen:
1. Nieuwe instroom van leraren: onder andere door wervingscampagnes voor de regeling
zijinstroom en het aantrekken van pas afgestudeerde pabo-studenten.
2. Anders organiseren van het onderwijs: onder andere door een alternatieve invulling
van de vijfde lesdag en de inzet van vakleerkrachten.
3. Anders opleiden van leraren: onder andere door maatwerkopleidingen.
4. Behoud van personeel: onder andere door het verlagen van de werkdruk van leraren en
het bieden van meer loopbaanperspectief.
Binnen en tussen de convenanten is er veel samenwerking om het lerarentekort te bestrijden.
Uit vragenlijsten en gesprekken blijkt dat besturen overwegend positief zijn over
de samenwerking. Gezamenlijke afspraken, zoals over de inschaling van zij-instromers,
helpen concurrentie te voorkomen. De samenwerking met gemeenten en lerarenopleidingen
is in alle steden verbeterd. Hoewel gezamenlijke afspraken zijn gemaakt om concurrentie
te voorkomen, blijkt solidariteit in de praktijk echter lastig, vooral bij hoge tekorten
en toenemende druk. Grote besturen zijn gemiddeld positiever over solidariteit dan
kleine besturen.
De doeltreffendheid van de maatregelen in de convenanten kan niet zuiver worden vastgesteld.
De maatregelen worden als samenhangend «pakket» gezien, die op elkaar inwerken, onderling
verweven zijn en veelal op dezelfde uitkomstmaten gericht zijn. Uitzondering hierop
zijn de maatregelen ten aanzien van de zij-instroom, die duidelijk nieuwe leraren
hebben opgeleverd. De cijfers over de tekorten tonen aan dat het lerarentekort nog
niet is opgelost, integendeel zelfs. Betrokkenen bij de convenanten zijn er echter
van overtuigd dat zonder deze maatregelen het tekort groter zou zijn.
Opbrengsten en factoren van invloed per pijler
Nieuwe instroom van leraren
De extra maatregelen in het voortraject voor zijinstromers hebben in alle vijf steden
tot minder uitval geleid, mede dankzij verbeterde informatievoorziening en rolmodellen
die een realistisch beeld van het leraarschap geven. Versterkte begeleiding en coaching
helpen starters hun plek te vinden; zij voelen zich minder alleen en ervaren de coach
als waardevol. De uniforme stagevergoeding in Den Haag verbetert het lerarenimago
en in Rotterdam treedt 80% van onderwijsondersteuners na diplomering in dienst.
Anders organiseren
Een structurele visie op anders organiseren werkt effectiever dan ad-hoc beslissingen.
Hoewel het effect op de vraag naar leraren niet direct meetbaar is, zijn er indirecte
veranderingen, zoals een toename van niet-onderwijzend personeel en specifieke platforms
voor externe professionals.
Anders opleiden
In steden die zich toeleggen op het professionaliseren van onderwijsondersteunend
personeel, zoals Almere en Amsterdam, wordt positief gereageerd op de groeiperspectieven
en de erkenning die dit met zich meebrengt. Over het algemeen wordt de samenwerking
tussen opleidingsinstellingen en scholen als verbeterd ervaren, met name in steden
als Utrecht en Rotterdam, waar een gedeelde visie en solidariteit de basis vormen.
Financiële aspecten blijken cruciaal voor het succes, waarbij gedekte studiekosten
en heldere salarisstructuren bijdragen aan positieve resultaten.
Behoud van personeel
In zowel Amsterdam als Utrecht worden de ontstane netwerken vanuit de maatregelen
als waardevol beschouwd, omdat ze bewustzijn creëren over loopbaankansen en de rol
van schoolbesturen als werkgevers. Amsterdam heeft ook financiële prikkels ingezet
om het beroep aantrekkelijker te maken, wat als positief wordt ervaren, hoewel de
effecten nog niet volledig zijn onderbouwd.
De onderzoekers concluderen: De doeltreffendheid van de maatregelen in de convenanten kan niet zuiver worden vastgesteld.
De maatregelen worden als samenhangend «pakket» gezien, die op elkaar inwerken, onderling
verweven zijn en veelal op dezelfde uitkomstmaten gericht zijn. Uitzondering hierop
zijn de maatregelen ten aanzien van de zij-instroom, die duidelijk nieuwe leraren
hebben opgeleverd. De cijfers over de tekorten tonen aan dat het lerarentekort nog
niet is opgelost, integendeel zelfs. Betrokkenen bij de convenanten zijn er echter
van overtuigd dat zonder deze maatregelen het tekort groter zou zijn.
Voortgang bestuursakkoord flexibilisering lerarenopleidingen
Het jaar 2024 staat voor lerarenopleidingen in het teken van implementatie van alle
ontwikkelingen van het bestuursakkoord flexibilisering lerarenopleidingen, zodat per
studiejaar 2025–2026 de resultaten zichtbaar zijn binnen de lerarenopleidingen. Het
eindrapport met alle resultaten wordt naar verwachting begin 2025 opgeleverd. Zoals
gezegd is 2024 het jaar van implementatie. Hierbij geven we een beeld van de opbrengsten
van het bestuursakkoord.
Maatwerk
De combinatie van vrijstellingenbeleid, brede intake en werken met leeruitkomsten
vormt voor de meeste lerarenopleidingen de kern van flexibilisering. De brede intake
is de basis voor het bepalen van vrijstellingen en Eerder Verworven Competenties (EVC’s),
resulterend in een persoonlijk leertraject voor de student. In 2024 wordt ingezet
op professionalisering van assessoren, inrichten assessmentprocedure en bepalen vergoeding
brede intake.
De universitaire lerarenopleidingen (ulo’s) zetten zich in om het curriculum modulair
in te richten, zodat deze flexibeler is en beter past bij de wensen en ontwikkeling
van de student. Dit resulteert in bijvoorbeeld een opleiding met een basismodule en
verdiepingsmodule. Daarbij is het aantal specialisatieprogramma’s, verdiepingsmodules
en keuzevakken van ulo’s uitgebreid. Keuzevakken zijn breder toegankelijk doordat
deze worden uitgewisseld tussen ulo’s. Ulo’s sluiten hierdoor beter aan bij de behoeften
van de steeds diverser wordende studentenpopulatie. En studenten krijgen meer ruimte
om hun persoonlijke ontwikkelbehoefte vorm te geven.
Leeruitkomsten
Om beter aan te sluiten op de beroepspraktijk betrekken een aantal lerarenopleidingen
scholen bij het opstellen van leeruitkomsten. Scholen en opleidingen werken steeds
meer samen bij de inrichting van het curriculum. Met het wetsvoorstel Leeruitkomsten,
dat nu in behandeling is bij de Eerste Kamer, wordt het werken met leeruitkomsten
uiteindelijk wettelijk verankerd.
Alfa tekortvakken
De deficiëntiecursussen van Alfa4all zijn gericht op potentiële leraren met verwante
vooropleiding, die te weinig vakinhoudelijke bagage hebben om direct toegelaten te
worden tot de lerarenopleidingen voor de alfa-tekortvakken. De doelgroep van Alfa4all
wordt voor het tekortvak Nederlands uitgebreid, zodat ook overstappers zonder verwante
vooropleiding via Alfa4all in combinatie met zij-instroom in beroep een bevoegdheid
kunnen halen. In september ’24 start deze nieuwe variant.
Educatieve master
De universitaire lerarenopleidingen (ulo’s) met de educatieve master primair onderwijs
(EMPO) werken de mogelijkheid uit om via Versneld voor de klas de EMPO te volgen.
Op deze manier krijgen EMPO-studenten, die voldoen aan de mijlpalen de mogelijkheid
om tijdens de opleiding als leraar te worden aangesteld bij een school. Dit vergroot
de aantrekkelijkheid van de EMPO.
Zij-instroom
De hbo-lerarenopleidingen hebben landelijke afspraken vastgelegd voor zij-instroom
in beroep. In navolging van de hbo-lerarenopleidingen werken de ulo’s afspraken uit
voor het erkennen en waarderen van EVC’s als onderdeel van het geschiktheidsonderzoek.
Het maatwerktraject Aan de Slag voor de Klas voor zij-instromers is uitgebreid met
de tekortvakken in de talen en algemene economie.
Expertise en professionalisering
Opleidingen hebben behoefte aan een landelijk digitaal platform voor het delen van
expertise over flexibel opleiden en professionalisering. De verwachting van opleidingen
is dat zo’n platform helpt in het creëren van meer eenduidigheid in taal en leeruitkomsten
en voor een gedeelde visie. Het flexibel opleiden vraagt om andere professionals en
verbreding van expertise. Lerarenopleidingen zetten in op professionalisering van
collega's.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.J. Paul, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs -
Mede ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.