Brief regering : Openstaande motie en toezeggingen Wet open overheid (Woo)
32 802 Toepassing van de Wet open overheid
Nr. 95
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 juni 2024
Op 6 juni 2024 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de voortgang van de Wet open overheid
(Woo).1 Daarnaast heeft uw Kamer op 21 juni 2024 de kabinetsreactie op de Woo-invoeringstoets
ontvangen met daarin maatregelen om de uitvoering en de uitvoerbaarheid van de Woo
te verbeteren.2 In beide brieven zijn belangrijke stappen aangekondigd om de werking van het Nederlandse
openbaarmakingsstelsel te verbeteren. Via deze Kamerbrief informeer ik uw Kamer over
de nog openstaande toezeggingen en motie rondom actieve openbaarmaking, het Meerjarenplan
Openbaarheid en Informatiehuishouding Rijksoverheid en de Woo-instructie die zijn
gedaan tijdens het commissiedebat Woo van 15 februari jl. en het bijbehorende tweeminutendebat
van 5 maart. Deze brief is gelijktijdig aangeboden aan de Eerste Kamer.
Planning verplichting actieve openbaarmaking (art 3.3 Woo)
Een belangrijk onderdeel van de Woo is de verplichting tot actieve openbaarmaking
van 17 informatiecategorieën door alle bestuursorganen. Artikel 3.3, eerste en tweede
lid, waar deze informatiecategorieën in staan, en daarmee de verplichting tot actieve
openbaarmaking, treedt gefaseerd in werking, omdat organisaties tijd nodig hebben
de openbaarmaking van de verschillende categorieën voor te bereiden en hun systemen
en processen hierop in te richten.
In overleg met de medeoverheden, rijksorganisaties en andere organisaties die onder
de Woo vallen ben ik gekomen tot een fasering voor het openbaar maken van de documenten
die vallen onder deze categorieën. Het uitgangspunt voor deze fasering is dat de verplichting
zo snel mogelijk ingaat. Dit is in lijn met de adviezen van het Adviescollege ICT-toetsing3 en het Adviescollege Openbaarheid en Informatiehuishouding (ACOI).4
Om dit te bereiken, werk ik met vier tranches (fases) van categorieën. In de eerste
fase worden categorieën verplicht gesteld die voor bestuursorganen relatief eenvoudig
zijn om openbaar te maken. Bij de tweede tot en met de vierde tranche gaat het om
categorieën die complexer zijn, en waar nog stappen nodig zijn in de technische voorzieningen.
De vierde tranche betreft de meest complexe categorie, namelijk «beschikkingen». Bijlage
1 bevat de indicatieve verdeling van de informatiecategorieën in tranches 2 t/m 4.
De verplichting voor de categorieën in tranche 1 zal voor alle overheden op hetzelfde
moment ingaan. Voor de overige tranches kan het moment van openbaarmaking verschillen
tussen bestuurslagen (Rijksoverheid en overige overheidsorganisaties). Ook dit heeft
het doel om zo veel mogelijk documenten zo snel mogelijk verplicht actief openbaar
te maken. Ik licht de fasering hieronder op een aantal punten verder toe.
Overheidsbrede inwerkingtreding per 1 november 2024 voor de eerste vijf categorieën
(eerste tranche)
De artikelonderdelen met de eerste vijf categorieën treden op 1 november aanstaande
in werking per koninklijk besluit. Daarmee ontstaat een verplichting tot verplichte
actieve openbaarmaking. Deze categorieën betreffen informatie die veelal al actief
openbaar wordt gemaakt of weinig extra inspanning van bestuursorganen vereist. Het
gaat om:
Categorieën die al openbaar zijn (op grond van andere wet- en regelgeving):
1. Wetten en algemeen verbindende voorschriften (art. 3.3, lid 1, onderdeel a);
2. Overige besluiten van algemene strekking (art. 3.3, lid 1, onderdeel b);
3. Vergaderstukken Staten-Generaal (art. 3.3, lid 2, onderdeel b).
Categorieën die via het Register van Overheidsorganisaties actief openbaar worden
gemaakt:
4. Informatie over organisatie en werkwijze (art. 3.3, lid 1, onderdeel d);
5. Bereikbaarheidsgegevens (art. 3.3, lid 1, onderdeel e).
De ministeriële regeling met daarin regels over de wijze waarop deze categorieën openbaar
worden gemaakt, is op 18 juni in internetconsultatie gebracht. De internetconsultatie
loopt nog tot en met 26 juli 2024.
Gefaseerde overheidsbrede inwerkingtreding van de overige categorieën (tweede, derde
en vierde tranche)
Voor het bepalen van de momenten waarop de verplichting voor actieve openbaarmaking
van de overige categorieën overheidsbreed ingaat, is het noodzakelijk dat de consequenties
voor de uitvoering goed inzichtelijk zijn. Zo moeten bestuursorganen een platform
hebben om informatie op te publiceren, waar ze vanuit de centrale Woo-index naar kunnen
verwijzen. Voor de categorieën in de eerste tranche is dit nog niet nodig, maar voor
de overige tranches wel.
Om de technische consequenties voor de uitvoering (het realiseren van een publicatieplatform)
in kaart te brengen, worden op dit moment uitvoeringstoetsen gedaan. Ook lopen er
nog een technische analyse en een referentietraject ten behoeve van de doorzoekbaarheid
via de digitale infrastructuur. De verwachting is dat in oktober besluitvorming kan
plaatsvinden over alle technische aspecten van het openbaar maken van de overige twaalf
categorieën. Op dat moment zal duidelijk worden gemaakt wanneer deze categorieën overheidsbreed
actief openbaar moeten worden gemaakt. Hierover zal ik u in het najaar informeren.
Versnelde openbaarmaking door de Rijksoverheid voor de overige categorieën (tweede,
derde en vierde tranche)
Het kabinet vindt het belangrijk dat de Rijksoverheid zo snel mogelijk overgaat tot
het publiceren van alle informatiecategorieën. De Rijksoverheid gaat informatiecategorieën
uit de tweede tranche daarom vanaf medio 2025 actief openbaar maken. Randvoorwaarde
voor het kunnen publiceren van categorieën uit tranche twee tot en met vier is de
beschikbaarheid van een publicatieplatform waarop rijksorganisaties stukken kunnen
publiceren. Het programma Open Overheid ondersteunt de rijksorganisaties bij het realiseren
van dit platform, dat drie maanden voordat de informatie uit de tweede tranche verplicht
openbaar wordt gemaakt, beschikbaar moet zijn. Indicatief moet de informatie uit de
tweede tranche medio 2025 openbaar worden gemaakt. Openbaarmaking van de derde tranche
volgt volgens planning in de tweede helft van 2025 en tranche vier in 2026
Tijdelijke uitzondering eerste tranche
De verplichting tot actieve openbaarmaking van de vijf informatiecategorieën in de
eerste tranche zal voorlopig worden beperkt tot de zogeheten a-bestuursorganen. B-bestuursorganen
zijn tijdelijk uitgezonderd van deze verplichting. Op dit moment is het namelijk niet
goed mogelijk om zicht te krijgen op de uitvoeringsgevolgen voor de b-bestuursorganen.
B-bestuursorganen vormen een grote en diverse groep van organisaties, zoals gerechtsdeurwaarders
en APK-keuringsgarages, die naast hun publieke taken als bestuursorgaan ook andere
taken vervullen. Zij vallen enkel voor hun taken als bestuursorgaan onder de Woo.
Gezien deze complexiteit en vanwege de wens om de verplichting tot actieve openbaarmaking
snel in te laten gaan, heb ik ervoor gekozen eerst ervaring op te doen met de a-bestuursorganen.
De tijdelijke regeling waarmee b-bestuursorganen van openbaarmaking worden uitgezonderd,
heb ik samen met de ministeriële regeling voor de eerste tranche in internetconsultatie
gebracht.
Concretisering Meerjarenplan Openbaarheid en Informatiehuishouding
In het Meerjarenplan Openbaarheid en Informatiehuishouding Rijksoverheid (hierna:
meerjarenplan) staat in vier streefbeelden samengevat waar rijksorganisaties naartoe
werken op het gebied van openbaarheid en informatiehuishouding. In dit meerjarenplan
staat ook een roadmap met generieke maatregelen die ervoor moeten zorgen dat deze
streefbeelden gerealiseerd kunnen worden. In het commissiedebat op 15 februari jl.
heb ik uw Kamer toegezegd een geconcretiseerd mijlpalenoverzicht met u te delen.
De streefbeelden uit het meerjarenplan richten zich op de lange termijn. Rijksorganisaties
voeren individueel actieplannen uit om deze streefbeelden te realiseren. Om rijksorganisaties
daarbij te ondersteunen en de veranderopgave te versnellen is een rijksbreed programma
(Open Overheid) opgericht. Dit programma heeft als doel ervoor te zorgen dat eind
2026:
1. De informatiehuishouding bij rijksorganisaties op orde is (minimaal volwassenheidsniveau
3).5
2. De afhandeling van Woo-verzoeken fors is verbeterd en versneld.
3. Significante stappen zijn gezet om informatie actief openbaar te maken (implementatie
van de 17 verplichte informatiecategorieën en de inspanningsverplichting).
4. De benodigde versterking van het stelsel is gerealiseerd. Daarmee wordt bedoeld dat
rijksorganisaties die een rol hebben bij de generieke ontwikkeling, uitvoering en
bestendiging van informatiehuishouding en openbaarmaking zijn versterkt. Daarnaast
is de samenwerking met medeoverheden en maatschappelijke organisaties versterkt.
De informatiehuishouding op orde brengen (1) en de stelselversterking (4) zijn randvoorwaardelijk
voor alle streefbeelden uit het meerjarenplan. Het verbeteren van de afhandeling van
Woo-verzoeken en actieve openbaarmaking dragen vooral bij aan het streefbeeld om te
voorzien in de informatiebehoefte van de maatschappij. Hieronder is de relatie tussen
de doelstellingen en de streefbeelden schematisch weergegeven.
Doelstellingen programma
Streefbeelden meerjarenplan
Responsieve overheid
Voorzien in infor-matiebehoefte
Professio-neel informatiebeheer
Werkomgeving van de toekomst
Duurzame toegankelijkheid
(1) De informatiehuishouding bij rijksorganisaties is op orde
X
X
X
X
(2) De afhandeling van Woo-verzoeken is fors verbeterd en versneld
X
(3) Significante stappen gezet om informatie actief openbaar te maken
X
(4) Stelselversterking
X
X
X
X
Om de doelen te bereiken zijn er, naast individuele inspanningen van rijksorganisaties,
ook generieke maatregelen nodig. Het rijksbrede programma houdt zicht op de ontwikkeling
en resultaten van de generieke maatregelen en stelt met rijksorganisaties, stelselpartijen
en kaderstellers vast welke generieke maatregelen de meeste waarde toevoegen ter ondersteuning
en versnelling van de veranderopgave naar een open responsieve overheid. Dit vergroot
de realisatiekracht.
Bijlage 2 bevat een overzicht waarin staat welke maatregelen op dit moment in uitvoering
zijn, of zijn voorzien, en wanneer deze gereed zijn. Er kunnen, gedurende de looptijd
van het programma, nieuwe maatregelen worden toegevoegd die nu nog niet op de lijst
zijn opgenomen. Ook kunnen maatregelen worden bijgesteld op basis van nieuwe ontwikkelingen
en de vraag vanuit deelnemende organisaties.
Het Adviescollege Openbaarheid en Informatiehuishouding (ACOI) heeft kortgeleden een
advies uitgebracht over de meerjarenplannen van het Rijk en de medeoverheden. Tevens
heeft het college mij onlangs een brief gestuurd als reactie op mijn besluit om het
instellingsbesluit van de regeringscommissaris Informatiehuishouding niet te verlengen
en geen Nationaal Coördinator aan te stellen. In deze brief pleit het ACOI opnieuw
voor het aanstellen van een Nationaal Coördinator. De inhoudelijke onderbouwing van
deze keuze is in de bijbehorende Kamerbrief uitgebreid toegelicht.6 Het is nu tijd om onze eigen verantwoordelijkheid en regie te nemen. Daarvoor wil
ik het huidige stelsel structureel versterken en niet een nieuwe actor in het al drukke
en complexe speelveld toevoegen. Er is geen aanleiding dit besluit te herzien, maar
uiteraard zal ik inhoudelijk ingaan op het advies van het ACOI om een Nationaal Coördinator
aan te stellen. Dit doe ik in de kabinetsreactie op het advies dat is uitgebracht
over de meerjarenplannen van het Rijk en de medeoverheden. Het advies over de meerjarenplannen
heb ik ter volledigheid als bijlage toegevoegd bij deze brief. In samenwerking met
de koepels van de medeoverheden wil ik werken aan een gezamenlijke reactie op dit
advies. Ik verwacht deze reactie in het vierde kwartaal van dit jaar met uw Kamer
te kunnen delen.
Aangepaste Woo-instructie
Tijdens het tweeminutendebat Woo van 5 maart jl. heeft het lid Sneller (D66) met de
motie met Kamerstuk 32 802, nr. 89 de regering verzocht om voor het zomerreces de rijksbrede Woo-instructie in overeenstemming
te brengen met de wet en de jurisprudentie. Zoals ik eerder heb aangeven in antwoord
op de schriftelijke vragen van de leden Palmen en Six Dijkstra (beiden NSC) is integrale
weigering van concepten zonder inhoudelijke toets niet toegestaan.7 Hoewel een conceptversie van een stuk zich vanwege zijn aard in eerste instantie
niet goed leent voor openbaarmaking, laat dit onverlet dat in een voorkomend geval
er relevante feitelijke informatie in een concept kan staan dat niet is opgenomen
in het definitieve stuk. Deze informatie uit de conceptversie komt dan voor openbaarmaking
in aanmerking, omdat er anders een onjuist of onvolledig beeld zou ontstaan van het
besluitvormingsproces.
In de nieuwe versie van de Woo-instructie is het uitgangspunt verduidelijkt dat concepten
moeten worden beoordeeld voor openbaarmaking als er anders een onjuist of onvolledig
beeld zou ontstaan van het besluitvormingsproces.8 Dit vergt een beoordeling van de onderliggende relevante concepten. Een categorische
weigering van conceptstukken zonder inhoudelijke toetsing is daarom niet toegestaan.
Wanneer blijkt dat er relevante feiten uit de bestuurlijk gedragen concepten openbaar
gemaakt moeten worden, kan ervoor worden gekozen om die concepten in zijn geheel openbaar
te maken wanneer de overige tekst nagenoeg gelijkluidend is met de definitieve tekst,
die al (deels) openbaar is dan wel wordt. Dit in verband met de uitvoerbaarheid.
Ook op andere onderdelen is de Woo-instructie nader geactualiseerd aan de hand van
de jurisprudentie, eerder gedane toezeggingen en andere relevante ontwikkelingen.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
A.C. van Huffelen
Indieners
-
Indiener
A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties