Brief regering : Beleidsreactie Monitor seksueel geweld tegen kinderen
31 015 Kindermishandeling
34 843
Seksuele intimidatie en geweld
Nr. 275
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN DE MINISTER
VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 juni 2024
Met deze beleidsreactie op de Monitor seksueel geweld tegen kinderen 2018–2022 van
de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen informeren
wij uw Kamer, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister voor
Primair en Voortgezet Onderwijs, over diverse ontwikkelingen op dit thema. De monitor
is bijgevoegd. Wij zijn de Nationaal Rapporteur zeer erkentelijk voor deze monitor
met daarin concrete handvatten om preventie en bescherming te verbeteren.
In deze brief geven wij eerst een algemene reactie op de monitor, gevolgd door de
reacties op de zes afzonderlijke aanbevelingen uit het rapport.
Algemene reactie op de monitor
Uit de monitor blijkt dat het aantal meldingen van seksueel geweld tegen kinderen
in de periode 2018–2022 is toegenomen (politie en Centrum Seksueel Geweld). De politie
geeft daarbij aan dat er meer meldingen van ernstig seksueel geweld zijn binnengekomen,
waaronder ook meldingen van geweld dat langer geleden plaatsvond. Het Centrum Seksueel
Geweld zag daarnaast ook een toename van het aantal minderjarigen (vooral tieners)
dat gebruik maakte van de chatdienst.
Voor veel slachtoffers en omstanders is de drempel hoog om melding te doen. Het is
daarom een positieve ontwikkeling dat steeds meer mensen een melding durven te maken
en/of contact leggen met hulpverlening als zij te maken krijgen met seksueel grensoverschrijdend
gedrag of seksueel geweld. Want: hoe eerder een slachtoffer hulp krijgt aangeboden,
hoe groter de kans is op herstel.
De monitor laat ook zien dat de toename in het aantal geregistreerde verdachten in
2022 achterblijft bij het groeiende aantal incidenten en slachtoffers dat jaar. Tijdens
het commissiedebat Seksueel geweld en kindermisbruik op 6 maart 2024, is door het
lid Synhaeve (D66) gevraagd naar een mogelijke verklaring hiervoor. Gezien de toezegging
van de Minister van Justitie en Veiligheid om hier in deze beleidsreactie op terug
te komen, hierover het volgende.
De formatie voor de zedenrecherche is vanaf 2020 gestegen als gevolg van het beschikbaar
komen van extra middelen vanuit de motie-Klaver c.s.1 Wel was er eind 2023 sprake van een kleine onderbezetting binnen de zedenteams. Deze
is veroorzaakt door de uitstroom van medewerkers die met pensioen gaan of doorstromen,
en door de ophoging van de formatie. De Minister van Justitie en Veiligheid heeft
de Tweede Kamer hierover geïnformeerd in het eerste halfjaarbericht politie van 19 juni
2024.2 Het is lastig te zeggen of en in welke mate deze situatie het achterblijven van het
aantal geregistreerde verdachten verklaart. In zijn algemeenheid geldt dat niet alle
geregistreerde zedenincidenten bij de politie resulteren in een aangifte tegen een
verdachte. Bijvoorbeeld omdat er geen sprake is van een strafbaar feit (zedenincidenten
bestaan bijvoorbeeld niet alleen uit meldingen van slachtoffers maar kunnen ook registraties
van adviesvragen of bevindingen van politieambtenaren betreffen). Ook kan het zijn
dat er bij een melding al wel iemand in beeld is, maar dat deze persoon door de politie
(nog) niet geregistreerd is als verdachte (bijvoorbeeld omdat het slachtoffer nog
geen aangifte heeft gedaan). De Minister van Justitie en Veiligheid monitort de ontwikkeling
van de werkvoorraad voor alle zedenzaken en rapporteert hier halfjaarlijks over aan
de Tweede Kamer. Daarbij wordt ook het aantal bij het Openbaar Ministerie aangeleverde
verdachten in zedenzaken in beeld gebracht.
Als wij kijken naar de aard van de meldingen baart het ons zorgen dat de prevalentie
van seksueel grensoverschrijdend gedrag in 2022 is gestegen in vergelijking tot 2020.
Voor bijvoorbeeld de categorie 16–18 jarigen was deze 24% in 2020 tegenover 30% in
2022.3 Daarnaast is 38% van de verdachten van seksueel geweld tegen kinderen jonger dan
21 jaar: deze jonge verdachten maken vaak leeftijdsgenoten tot slachtoffer. Deze verontrustende
cijfers en de bevindingen uit de Monitor laten wederom zien dat de maatschappelijke
opgave om seksueel geweld tegen kinderen te voorkomen onverminderd groot is.
De Nationaal Rapporteur vraagt in de monitor specifiek om aandacht voor seksueel geweld
in een woning. 58% van de meldingen van seksueel geweld tegen kinderen die bij de
politie zijn gedaan, betreft namelijk seksueel geweld in een woning. Dit seksueel
geweld «achter de voordeur» kent in veel gevallen een familielid of een bekende van
het slachtoffer als dader. Dit maakt het voor slachtoffers nog moeilijker dan het
al is om erover te praten en ermee naar buiten te komen. Wij vinden deze cijfers zeer
ernstig. Juist in het contact met familieleden en bekenden moeten kinderen zich veilig
kunnen voelen en erop kunnen vertrouwen dat zij beschermd worden tegen het leed en
trauma dat seksueel geweld met zich brengt. Bewustwording van de omvang van deze problematiek
is hierbij een eerste stap. Zoals ook de campagne #durftezien4 benoemt, kunnen seksueel misbruikte kinderen pas gaan praten en geholpen worden
wanneer we als maatschappij erkennen dat misbruik bestaat en dichtbij is.
De Nationaal Rapporteur benoemt in de Monitor dat zij het als een zeer wenselijke
en positieve ontwikkeling ziet dat het kabinet in 2023 het Nationaal Actieprogramma
Aanpak seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld (NAP) heeft gepresenteerd.
Seksueel geweld achter de voordeur en in de jeugdzorg krijgen in dit programma echter
nog beperkt aandacht, aldus de Nationaal Rapporteur. We weten dat seksueel grensoverschrijdend
gedrag en seksueel geweld kan samenhangen met vormen van huiselijk geweld, schadelijke
praktijken en gendergerelateerd geweld in het algemeen. Daarom wordt vanuit het NAP
de verbinding gelegd met deze programma’s en activiteiten.
Wij zijn ons ervan bewust dat het bestrijden van seksueel geweld en seksueel grensoverschrijdend
gedrag een langdurig en complex proces is. Een succesvolle aanpak vraagt om een palet
aan acties, gericht op bewustwording, preventie en signalering, maar ook op hulp en
ondersteuning en rechtsvervolging. De overheid spant zich hier samen met vele maatschappelijke
partners voor in om een cultuurverandering teweeg te brengen. Binnen het NAP is de
aandacht voor dit onderwerp dan ook onverminderd groot. Binnen de aanpak huiselijk
geweld en kindermishandeling is er expliciet aandacht voor signalering en het duurzaam
oplossen van geweld. In de Hervormingsagenda Jeugd wordt daarnaast ingezet op het
realiseren van passende en tijdige hulp en ondersteuning aan jeugdigen die dit nodig
hebben. In het programma Toekomstscenario Jeugd en Gezinsbescherming wordt tot slot
gewerkt aan verbeteringen op de lange termijn in de werkwijze voor gezinnen en huishoudens
waar onveiligheid speelt.
Reactie op de aanbevelingen
Aanbeveling 1 en 2
De Nationaal Rapporteur beveelt de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs aan
om:
• ervoor te zorgen dat kinderen op school seksuele en relationele vorming krijgen aan
de hand van bewezen effectieve interventies, door de kerndoelen voor het onderwijs
hierop aan te scherpen en verder te concretiseren. Digitale weerbaarheid is onderdeel
van deze vorming.
• in het maatschappelijke debat over seksuele voorlichting op scholen uit te blijven
dragen dat deze voorlichting een belangrijk element is van de preventie van seksueel
geweld tegen kinderen en om foutieve aannames of beeldvorming hierover actief te weerleggen.
Leraren hebben hoogwaardig lesmateriaal nodig om inspirerende en effectieve lessen
te kunnen geven. Om te weten wat werkt voor welke leerling en in welke lessituatie,
is kennis uit wetenschap en praktijk nodig. Het Ministerie van OCW financiert daarom
een onderzoeksprogramma dat gericht is op het bevorderen van evidence-informed gebruik
van leermiddelen via een kwaliteitskader. Uw Kamer wordt na de zomer geïnformeerd
over de uitkomsten en eventuele vervolgstappen.
Op dit moment worden de landelijke kerndoelen voor het funderend onderwijs geactualiseerd.
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs heeft al een aantal conceptkerndoelen
in ontvangst genomen waarin belangrijke vaardigheden worden genoemd zoals ethische
en morele oordeelsvorming, en respectvol communiceren. Deze doelen worden de komende
tijd beproefd in de praktijk. De conceptkerndoelen van andere leergebieden worden
in het najaar opgeleverd.
Scholen zijn op grond van de landelijke kerndoelen nu al verplicht om in het curriculum
aandacht te besteden aan relationele en seksuele vorming. Zij kunnen dat doen op een
manier die bij de onderwijskundige of levensbeschouwelijke visie van de school past.
Het is van wezenlijk belang dat we blijven benadrukken dat relationele en seksuele
vorming een cruciale rol kan spelen in het vergroten van de weerbaarheid en daarmee
de preventie van seksueel geweld. Ook de online wereld verdient hierbij aandacht:
de digitale wereld maakt een belangrijk onderdeel uit van de leefwereld van jongeren.
Dit heeft positieve kanten, maar brengt ook risico’s met zich mee, ook wanneer het
gaat om seksualiteit.
Het kabinet omarmt ook de tweede aanbeveling. Zoals we met name rondom de Week van
de Lentekriebels in 2023 hebben gezien, wordt het maatschappelijke debat over relationele
en seksuele vorming niet altijd open en op basis van volledige, wetenschappelijk onderbouwd
en feitelijke informatie gevoerd. De Ministeries van VWS en OCW hebben daarom met
onder andere Stichting School en Veiligheid, de sectorraden en expertisecentrum seksualiteit
Rutgers besproken hoe volledige en feitelijke informatie in het maatschappelijk debat
ingebracht kan worden. Er is vervolgens een lijst van veel voorkomende vragen en antwoorden
Q&A ver de Week van de Lentekriebels gemaakt. Daarnaast hebben Rutgers en de regionale
GGD’en scholen extra ondersteund in hoe zij ouders kunnen betrekken en informeren
over de Week van de Lentekriebels. De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
heeft ook op social media het belang benadrukt van een open gesprek op basis van volledige
en feitelijke informatie, tussen scholen en ouders/verzorgers en andersom. In de toekomst
bezien we of en op welk moment aanvullende actie nodig is.
Aanbeveling 3
De Nationaal Rapporteur beveelt de Minister van Justitie en Veiligheid aan om zorg
te dragen voor voldoende middelen, tijd en capaciteit voor politie, OM en Rechtspraak
zodat de Wet seksuele misdrijven zorgvuldig kan worden geïmplementeerd.
De Minister van Justitie en Veiligheid is verheugd dat de Nationaal Rapporteur positief
staat tegenover de Wet seksuele misdrijven en bedankt de Nationaal Rapporteur voor
de gedane aanbevelingen rondom een zorgvuldige implementatie van deze wet. Een zorgvuldige
implementatie is, zoals de Nationaal Rapporteur aangeeft, van belang voor de goede
uitvoering van deze wet. Aan deze aanbeveling wordt al voldaan.
De Wet seksuele misdrijven treedt op 1 juli 2024 in werking. Deze wet is een belangrijke
stap in de verbetering van de strafrechtelijke bescherming van slachtoffers tegen
seksueel grensoverschrijdend gedrag. De Minister van Justitie en Veiligheid heeft,
ook gelet op de huidige druk op de strafrechtketen, de invoering van deze wet samen
met de strafrechtketen zo goed mogelijk voorbereid. Het implementatietraject is al
geruime tijd geleden gestart en inmiddels bijna afgerond. Hierbij is rekening gehouden
met de tijd die de organisaties die straks met de wet moeten werken, zoals de politie
en het Openbaar Ministerie, hebben aangegeven nodig te hebben om de invoering van
de wet met gepaste zorgvuldigheid voor te bereiden en het personeel op te leiden.
Bij het berekenen van de (financiële) gevolgen die de herziening van de zedenwetgeving
voor de uitvoeringspraktijk heeft, is verder uitgegaan van een scenario waarin het
aantal meldingen en aangiften van onder andere verkrachting en aanranding stijgt.
Om de verwachte stijging te kunnen opvangen is een aanvullend bedrag van 20 miljoen
euro structureel beschikbaar gesteld aan de organisaties die de wet zullen uitvoeren,
waaronder de politie, het Openbaar Ministerie, de rechtspraak en diverse andere organisaties
zoals het Centrum Seksueel Geweld. Deze financiële middelen zijn onder andere bedoeld
voor capaciteitsuitbreiding. Over de besteding van de structurele middelen die aan
de politieorganisatie ter beschikking zijn gesteld, heeft de Minister van Justitie
en Veiligheid de Tweede Kamer geïnformeerd in het tweede halfjaarbericht politie van
7 december 2023.5
Daarnaast zijn voor de implementatie van het wetsvoorstel incidentele financiële middelen
beschikbaar gesteld (3,6 miljoen euro voor de periode 2022–2024). Het grootste deel
van deze middelen wordt ingezet om de wet binnen de ketenorganisaties te implementeren.
Zie voor nadere informatie over de verdeling van deze middelen paragraaf 7 van de
memorie van toelichting bij het wetsvoorstel.6
De aanbeveling van de Nationaal Rapporteur over de zorgvuldige implementatie van de
Wet seksuele misdrijven heeft deels te maken met het feit dat de strafrechtketen al
langere tijd onder druk staat. Het bovengenoemde is aanvullend op de inspanningen
die nu al worden verricht om de doorlooptijden te verbeteren en het strafproces voor
slachtoffers van zedenzaken in zijn geheel te verbeteren, bijvoorbeeld via het Actieplan
versterken ketenaanpak zedenzaken (zie hieronder bij de reactie op aanbeveling 4).7
De Minister van Justitie en Veiligheid vertrouwt erop dat de strafrechtketen met extra
capaciteit en de inspanningen die nu via dit Actieplan worden verricht om de strafrechtketen
te versterken, in staat zal zijn om de verwachte toename van aangiften en zaken na
inwerkingtreding van de Wet seksuele misdrijven op te kunnen vangen. Uiteraard blijft
de Minister van Justitie en Veiligheid in gesprek met de betrokken organisaties om
de ontwikkelingen te monitoren en, mocht dat toch nodig zijn, tijdig te kunnen acteren.
Aanbeveling 4 en 5
• De Nationaal Rapporteur beveelt de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister
voor Rechtsbescherming aan verder onderzoek te doen naar de mogelijkheden van alternatieve
afdoeningsmodaliteiten op verschillende momenten in de keten. En daarnaast om de multidisciplinaire
samenwerking te versterken waarbij bestaande initiatieven worden uitgewerkt en er
aandacht is voor de lessen uit eerdere projecten.
• De Nationaal Rapporteur beveelt de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport aan om het samenwerkingsverband tussen ziekenhuizen, de Gemeentelijke Gezondheidsdienst
(GGD), Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ), politie en Slachtofferhulp Nederland, zoals
ondergebracht bij het CSG, te versterken. Dit met het doel de multidisciplinaire aanpak
en hulpverlening aan (minderjarige) slachtoffers van seksueel geweld in Nederland
te verbeteren. Hierbij kan inspiratie worden geput uit modellen die in andere landen
worden gebruikt, zoals in België waar betrokken organisaties op één locatie bijeen
worden gebracht.
De Ministers van Justitie en Veiligheid en voor Rechtsbescherming, en de Staatssecretaris
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport bedanken de Nationaal Rapporteur voor haar aandacht
voor multidisciplinaire samenwerking en de druk op de strafrechtketen. De aanbeveling
die zij in dit verband heeft gedaan zien de Ministers en Staatssecretaris als steun
voor de ingezette koers met onder andere het Actieplan versterken ketenaanpak zedenzaken
en het traject Goed georganiseerd landschap van steun-, hulp- en meldpunten en de
aanpak Veiligheid Voorop.
Actieplan versterken ketenaanpak zedenzaken
De strafrechtketen investeert al geruime tijd in verdere professionalisering. Dit
vooral via het eerdergenoemde Actieplan versterken ketenaanpak zedenzaken. In het
kader van de uitvoering van dit actieplan worden tal van initiatieven genomen om de
doorlooptijden in zedenzaken te verbeteren en, breder, de aanpak van zedenzaken voor
slachtoffers te verbeteren en verder te professionaliseren. In juli 2023 heeft de
Minister van Justitie en Veiligheid de Tweede Kamer geïnformeerd over de stand van
zaken van de acties uit dit actieplan en haar verwachting uitgesproken dat de eerste
effecten van de maatregelen uit het actieplan terug te zien zullen zijn in de cijfers
over 2024.8
Een van de actielijnen uit het actieplan heeft betrekking op «betekenisvolle interventies»
als aanvullende of alternatieve afdoeningsmodaliteiten in zedenzaken (actielijn 1).
Hierbij geldt dat andere afdoeningen nooit mogen afdoen aan het slachtofferbelang.
Het welzijn en de wensen van het slachtoffer moeten altijd voorop staan, ongeacht
de gekozen afdoening. Voor deze actielijn is een project gestart dat onderzoek doet
naar het inzetten van deze interventies. De inzet op actielijn 1 is «multidisciplinaire
samenwerking aan de voorkant», zodat elke zaak de beste interventie krijgt die mogelijk
en geboden is. De wens is dat alle ketenpartners9 multidisciplinair samenwerken, naar elkaar doorverwijzen en dat er casusregie is.
In kaart is gebracht op welke momenten gedurende het strafproces communicatie met
het slachtoffer plaatsvindt, op welke wijze dit plaatsvindt en waar en welke verbeteringen
mogelijk zijn. In de afgelopen maanden is met professionals inzicht verkregen in de
momenten waarop slachtoffer en verdachte worden gewezen op andere mogelijkheden dan
die van strafrechtelijke afdoening, bijvoorbeeld herstelbemiddeling en mediation waarbij
een belangrijke randvoorwaarde is dat beide partijen daar prijs op stellen en de veiligheidssituatie
van het slachtoffer dat toelaat. Dit heeft geresulteerd in een aanpak die door de
projectleider momenteel samen met de ketenpartners wordt voorbereid, uitgewerkt en
deels ook al geïmplementeerd. Daarbij geldt wel dat gelet op de capaciteit en de veelheid
van onderwerpen, ketenpartners niet alle belangrijke verbeteringen tegelijkertijd
en geheel kunnen implementeren. De actielijn loopt naar verwachting tot eind 2024.
Daarnaast wordt door de Minister voor Rechtsbescherming gewerkt aan een nieuwe versie
van het Beleidskader herstelrechtvoorzieningen. Dit beleidskader geeft sinds 2020
richtsnoeren voor de betrokken professionals om samen te komen tot een structurele,
uniforme en duurzame werkwijze van herstelrechtvoorzieningen in de praktijk. De verwachting
is dat het beleidskader in samenwerking met de ketenpartners in 2024 zal worden herzien.
Goed georganiseerd landschap van steun-, hulp- en meldpunten voor slachtoffers seksueel
misbruik en geweld
Voor het versterken van de multidisciplinaire samenwerking is ook het traject Goed
georganiseerd landschap van steun-, hulp- en meldpunten voor slachtoffers seksueel
misbruik en geweld relevant. Bij meerdere gelegenheden is aan uw Kamer toegezegd dat
er stappen zullen worden gezet om de hulpverlening aan slachtoffers en plegers van
seksueel misbruik en geweld in afhankelijkheidsrelaties te verbeteren zodat hulpvragen
beter worden herkend, adequate doorverwijzing plaatsvindt en slachtoffers niet meerdere
keren hun verhaal hoeven te doen voordat zij op de juiste plek terecht komen. In dit
verband is relevant dat een aantal hulpverleningsorganisaties en ook uw Kamer eerder
al de vraag heeft opgeworpen of het niet beter is om één herkenbaar (fysiek) loket
of een centrale toegang in te richten waar slachtoffers van seksueel misbruik en geweld
terecht kunnen en de samenwerking daarachter verder te versterken. De inrichting van
zo’n centraal punt – gericht op hulpverlening – wordt in enige vorm ook aanbevolen
door de commissie Hendriks in het rapport «georganiseerd sadistisch misbruik van minderjarigen».
En het belang van kwalitatief goede hulpverlening is andermaal benadrukt in actielijn
5 van het NAP.
Wij benadrukken in dit verband dat organisaties als de politie, het Openbaar Ministerie,
het Centrum Seksueel Geweld, Slachtofferhulp Nederland, Fier, Sterk Huis, andere instellingen
voor vrouwenopvang en Veilig Thuis ook op dit moment al een enorme inspanning leveren
om ervoor te zorgen dat slachtoffers van seksueel misbruik en geweld in afhankelijkheidsrelaties
de hulp ontvangen die zij nodig hebben, zodat zij tijdig begeleid kunnen worden op
hun weg naar herstel. Om aan bovenstaande toezegging te voldoen en de hulpverlening
aan slachtoffers nog beter af te stemmen op hun behoeften, zijn wij samen met alle
betrokken organisaties een traject gestart waarin opnieuw wordt gekeken naar het hele
proces. Dat wil zeggen naar wat moet worden georganiseerd vanaf de fase dat een slachtoffer
op zoek gaat naar hulp tot aan de fase van het daadwerkelijk ontvangen ervan. Per
doelgroep en per fase worden in een korte periode de knelpunten in de huidige praktijk
in kaart gebracht. Daarna worden door de betrokken professionals mogelijke oplossingsrichtingen
verkend, die vervolgens direct worden doorleefd aan de hand van diverse casussen van
ervaringsdeskundigen. Zo kan meteen worden getoetst of de gekozen oplossingsrichting
ook inderdaad tegemoetkomt aan de belangen van slachtoffers. Op basis van de uitkomsten
wordt bepaald welke vervolgvraag wordt opgepakt. Het traject richt zich in eerste
instantie op slachtoffers van seksueel misbruik en geweld in de fase van triage en
een juiste doorverwijzing. Het streven is uiteindelijk om tot een breed en gezamenlijk
gedragen voorstel te komen voor een effectieve inrichting van het hulpverleningslandschap.
Om dit zorgvuldig te doen moet voldoende tijd worden uitgetrokken. Wij zullen uw Kamer
in het najaar nader informeren over de verbeterinitiatieven die het traject tot dan
toe heeft opgeleverd. Het traject zal nog doorlopen in 2025.
De aanbeveling van de Nationaal Rapporteur om bij de inrichting van de hulp aan slachtoffers
van seksueel geweld inspiratie te putten uit het model dat o.a. in België wordt gebruikt
(met één fysieke locatie met inloopmogelijkheid) heeft mede geleid tot een aantal
moties die door uw Kamer zijn ingediend. Zoals tijdens de debatten op 6 maart en 13 maart
jl. is toegezegd, worden de ervaringen met fysieke inlooplocaties onder andere in
Amsterdam en Rotterdam en de bruikbare elementen uit het Belgische model betrokken
bij het hiervoor beschreven traject.
Veiligheid Voorop
Over de aanbeveling om de multidisciplinaire samenwerking te versterken waarbij bestaande
initiatieven worden uitgewerkt en er aandacht is voor de lessen uit eerdere projecten
kan verder worden opgemerkt dat sinds 2018 de Minister voor Rechtsbescherming investeert
in de aanpak Veiligheid Voorop – de vroegtijdige en systeemgerichte inzet van alle
betrokken zorg- en strafpartners bij de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling,
waaronder seksueel geweld tegen kinderen. De politie, het Openbaar Ministerie, de
reclassering, de Raad voor de Kinderbescherming en Veilig Thuis (die samen het Netwerk
Zorg-Straf vormen) werken in elke regio aan vroegtijdige afstemming en het zo snel
mogelijk inzetten van de juiste hulp en interventies die bijdragen aan de veiligheid
in gezinnen en huishoudens. Deze samenwerking vindt plaats in 1) het Actieoverleg
om na een eerste melding acties en onderzoekshandelingen af te stemmen, 2) ter plaatse
na een acute geweldssituatie (samen op in acuut), 3) bij vermoedens van strafbare
kindermishandeling en 4) op het ZSM-overleg na arrestatie van de verdachte. Het Netwerk
Zorg-Straf is ook betrokken bij de ontwikkeling en het toepassen van het in de monitor
toegelichte «methodisch interview». Dat zijn interviews met betrokken kinderen volgens
een vaste methodiek door zedenrechercheurs van de politie en medewerkers van vooral
Veilig thuis en de Raad voor de Kinderbescherming. In de brief over de voortgang van
de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling van september 2023 aan uw Kamer
is toegelicht dat de bij Veiligheid Voorop betrokken organisaties ook de komende jaren
verder inzetten op het verankeren van de aanpak Veiligheid Voorop in de regio’s. Het
kabinet ondersteunt, in samenwerking met de VNG, de organisaties en de regio’s hierbij.
Aanbeveling 6
De Nationaal Rapporteur beveelt de Minister voor Rechtsbescherming en de Minister
van Justitie en Veiligheid aan om de reclassering in staat te stellen om zelf de controle
van gegevensdragers uit te voeren. Breng hiervoor de randvoorwaarden op orde, zoals
capaciteit, expertise, technische middelen en de vereiste toestemming.
Op 9 februari jl. is in een brief van de Minister voor Rechtsbescherming een nieuwe
werkwijze aangekondigd met betrekking tot de controle (in het kader van bijzondere
voorwaarden) van digitale gegevensdragers op de aanwezigheid van beeldmateriaal van
online seksueel kindermisbruik, waarbij deze vanaf het tweede kwartaal van 2024 wordt
belegd bij de reclassering.10 Momenteel wordt gewerkt aan het op orde brengen van de randvoorwaarden hiervoor.
Tot slot
Het kabinet blijft zich onverminderd inzetten op het tegengaan van seksueel geweld
tegen kinderen. We hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid om (kwetsbare) kinderen
in onze samenleving te beschermen tegen dit geweld. Hier zetten we ons met een groot
aantal maatschappelijke partners elke dag voor in.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M. van Ooijen
De Minister voor Rechtsbescherming,
F.M. Weerwind
Indieners
-
Indiener
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Medeindiener
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming