Brief regering : Stand van zaken moties en toezeggingen inzake de investeringsverplichting voor grote streamers
36 176 Wijziging van de Mediawet 2008 in verband met het invoeren van een investeringsverplichting ten behoeve van Nederlands cultureel audiovisueel product
Nr. 38
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 juni 2024
Inleiding
Op 1 januari 2024 is de investeringsverplichting voor grote streamers in werking getreden.
Tijdens de behandeling van het betreffende wetsvoorstel tot wijziging van de Mediawet
2008 is door de Tweede Kamer een aantal moties aangenomen en zijn aan de leden van
zowel de Tweede Kamer als de Eerste Kamer meerdere toezeggingen gedaan door voormalig
Staatssecretaris Uslu.1 In deze brief, die aan beide Kamers wordt gezonden, breng ik u op de hoogte van de
stand van zaken met betrekking tot voornoemde moties en toezeggingen. Een aantal moties
en toezeggingen kan ik afdoen in deze brief. Andere moties of toezeggingen vergen
nog nader onderzoek of laat ik vanwege de nodige beleidsinhoudelijke keuzes aan het
volgende kabinet. Een reactie op die moties en toezeggingen wordt meegenomen in een
vervolg op deze brief na de zomer (hierna: de vervolgbrief).
De investeringsverplichting
De investeringsverplichting voor grote streamers is opgenomen in de Mediawet 2008.
Het doel van deze verplichting is om het Nederlandse culturele audiovisuele aanbod
duurzaam te versterken. De investeringsverplichting geldt voor streamers met een jaarlijkse
omzet in Nederland van meer dan 10 miljoen euro. Deze streamers, zoals Netflix, Disney+
en Videoland, moeten minimaal 5 procent van hun relevante in Nederland gegenereerde
omzet investeren in Nederlandse AV-producties. Minimaal de helft (2,5 procent) moet
worden geïnvesteerd in Nederlandse films, series en documentaires omdat juist deze
categorieën moeten worden gestimuleerd om te kunnen concurreren met het grote internationale
aanbod. Een investering houdt in dat streamers zelf een Nederlandse titel (co)produceren,
of een bestaande, recente Nederlandse productie aankopen. Een productie die meetelt
voor de investeringsverplichting dient voor ten minste 75 procent Nederlands- of Friestalig
te zijn. De streamers die onder de investeringsverplichting vallen moeten minimaal
60 procent van het te investeren bedrag gebruiken voor producties van onafhankelijke
producenten.
Binnen drie jaar (dus voor eind 2026) moet een evaluatie plaatsvinden om de doeltreffendheid
en de effecten van de investeringsverplichting in de praktijk te onderzoeken.
Hierna zal ik in deze brief eerst ingaan op de moties die door de Tweede Kamer zijn
aangenomen en reageren op de toezeggingen die aan de leden van de Tweede Kamer zijn
gedaan. Vervolgens zal ik ingaan op de toezeggingen die aan de leden van de Eerste
Kamer zijn gedaan.
Tweede Kamer
Moties
Videoplatformen en Audio
Recentelijk zijn in het Vlaamse model, dat in de basis bestaat uit een heffing en
een investeringsverplichting voor onder andere aanbieders van VOD-diensten (streamers),
ook videoplatformdiensten opgenomen. Het Kamerlid Mohandis en voormalig Kamerlid Kwint
vragen om te onderzoeken hoe de Vlaamse regering zijn voorstel heeft vormgegeven met
betrekking tot de videoplatformen en te kijken of dit toepasbaar is in Nederland.2 Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer heeft voormalig Staatssecretaris
Uslu toegezegd dat het onderzoek naar een mogelijkheid om videoplatformdiensten onder
de werking van de Nederlandse investeringsverplichting te brengen, zal worden meegenomen
in de evaluatie (zie de toezegging aan Kamerlid Prins inzake videoplatformen).
Naar aanleiding van deze motie en toezegging wordt op dit moment de Vlaamse wet- en
regelgeving inzake stimuleringsmaatregelen voor AV-producties in kaart gebracht, inclusief
die betrekking hebben op videoplatformdiensten. Daarnaast zal de mogelijkheid om videoplatformdiensten
onder de werking van de Nederlandse investeringsverplichting te brengen, worden meegenomen
bij het opstellen van het evaluatieontwerp. Hierover wordt uw Kamer in de vervolgbrief
geïnformeerd.
Op dit moment wordt ook onderzocht of een investeringsverplichting of heffing mogelijk
zou zijn in de audiosector. Dat gebeurt naar aanleiding van de motie van de voormalige
Kamerleden Kwint en Wuite.3 De onafhankelijke deskundigen die hieraan werken, is gevraagd in het vierde kwartaal
van dit jaar hun onderzoek gereed te hebben. Mijn ambtsopvolger informeert uw Kamer
over de uitkomsten en eventuele vervolgstappen.
Fair pay
Het Platform Arbeidsmarkt Culturele en Creatieve Toekomst (hierna: Platform ACCT)
zet zich als netwerkorganisatie in voor het versterken van de culturele arbeidsmarkt.
Met het programma fairPACCT stimuleert Platform ACCT betere arbeidsvoorwaarden en
collectieve afspraken. Werkenden en werkgevers uit deelsectoren nemen deel aan zogeheten
ketentafels en concretiseren fair practice en fair pay, bijvoorbeeld met de ontwikkeling
van honorariumrichtlijnen.
De Ketentafel Film/AV richt zich op zelfstandigen die betrokken zijn bij het maken
van speelfilms, korte films, documentaires, animatie, series en innovatieve mediaproducties.
Hieronder vallen ook de producties die tot stand komen in het kader van de investeringsverplichting.
Er zijn inmiddels een Begrippenkader en een Leidraad veilig en gezond werken gepubliceerd
met onder meer uitgangspunten voor werk- en rusttijden. Ook is met behulp van onafhankelijk
onderzoek een Opdrachtkompas (functiegebouw) voor referentiefuncties opgesteld met
daarbij passende zzp-startuurtarieven inclusief opslagfactor. Momenteel wordt een
en ander nader uitgewerkt in handreikingen die naar verwachting dit najaar worden
gepubliceerd. Tussentijdse presentaties aan klankbordgroepen van financiers (waaronder
de streamers) en experts, én een openbare consultatie van concept-praktijkinstrumenten
om feedback op te halen, maken deel uit van het proces.
De voormalige Kamerleden Kwint en Wuite en de huidige Kamerleden Mohandis en Westerveld
vragen om in overleg met de sector ervoor te zorgen dat producties die via de investeringsverplichting
tot stand komen zullen bijdragen aan fair pay.4 De eerdergenoemde collectieve afspraken in de AV-sector dragen bij aan fair pay,
ook wat de Nederlandse AV-producties betreft die tot stand komen op basis van de investeringsverplichting.
Hiermee beschouw ik deze motie als afgedaan.
Jaarlijks overzicht
Op basis van de Mediawet zal de Minister van OCW een jaarlijks verslag aan de Staten-Generaal
zenden over de investeringen in Nederlands cultureel audiovisueel product in de vorm
van speelfilms, dramaseries en documentaires, en welke investeringen zijn aangewend
voor onafhankelijke producties.5 Dat zal na 1 juli 2025 zijn. Dat is de uiterlijke datum waarop streamers die onder
de investeringsverplichting vallen, het Commissariaat voor de Media moeten informeren
over de uitvoering van de investeringsverplichting. Met dit jaarlijks verslag zal
ook worden voldaan aan de motie van de voormalige Kamerleden Werner en Wuite, waarin
wordt gevraagd naar een jaarlijks overzicht van producties die onder de investeringsverplichting
vallen, aan welke criteria ze voldoen en welke genres het zijn.6 De informatie die aan de Staten-Generaal in het jaarlijks verslag wordt verstrekt,
zal op geaggregeerd niveau zijn. Gedetailleerde informatie kan namelijk in strijd
komen met bedrijfsvertrouwelijkheid als deze herleidbaar is naar een individuele streamer.
Toezeggingen
Caribisch Nederland
Tijdens de Kamerbehandeling stelde voormalig Kamerlid Wuite de vraag of de investeringsverplichting
ook van toepassing is op Caribisch Nederland en indien dit niet het geval is, wat
daarvan de reden is. De casus die zij daarbij noemde, was een productie die op Bonaire
wordt gemaakt door een Bonairiaans filmteam.
De locatie waar een film wordt opgenomen en de herkomst van het filmteam zijn niet
relevant voor de investeringsverplichting. In de Mediawet 2008 zijn criteria opgenomen
om te bepalen wanneer er sprake is van een Nederlands cultureel audiovisueel product.7 Er moet in ieder geval voldaan zijn aan een taalcriterium, dat wil zeggen dat het
scenario (voor ten minste 75%) in het Nederlands of Fries moet zijn of er moet door
de hoofpersonages (voor ten minste 75%) Nederlands of Fries worden gesproken. Een
andere vraag is of de investeringsverplichting in het algemeen van toepassing is op
Caribisch Nederland. Dat is niet het geval. De reden hiervan is dat de investeringsverplichting
voortvloeit uit de EU-Richtlijn Audiovisuele Mediadiensten. Deze richtlijn geldt alleen
voor het Europese deel van het Koninkrijk der Nederlanden. Ook de Mediawet 2008, waarin
de investeringsverplichting is opgenomen, is niet van toepassing op Caribisch Nederland.
Met deze informatie heb ik voldaan aan deze toezegging.
Talentontwikkeling
Er vindt op dit moment een brede verkenning plaats naar talentontwikkeling op het
gebied van AV in Nederland. Naar aanleiding van de toezegging dat de Kamer wordt geïnformeerd
over de hoeveelheid, omvang en inhoud van talentprogramma's van streamingdiensten,
worden daarin ook de streamers meegenomen. Deze verkenning vloeit voort uit de eindrapportage
«Verkenning positie Nederlandse culturele audiovisuele producties»8 van vertegenwoordigers van de partijen uit de AV-sector (de werkgroep sectorplan).
In deze rapportage zijn bouwstenen opgenomen voor een betere en evenwichtige samenwerking
binnen de sector, ook als het gaat om talentontwikkeling. In een daaropvolgend rondetafelgesprek
georganiseerd door OCW kwam de wens naar voren voor een brede verkenning naar talentontwikkelingsprogramma’s
in de hele sector. De uitkomsten van deze verkenning, met een visie hierop, zullen
worden meegenomen in de vervolgbrief.
Evaluatieplan
Het evaluatieontwerp dat aan de Kamer is toegezegd, zal worden opgenomen in de vervolgbrief
van mijn ambtsopvolger. De reden hiervan is dat er naast de vereiste evaluatie van
de wettelijke bepalingen, ook beleidskeuzes worden gemaakt als het gaat om andere
onderdelen die bij de evaluatie kunnen worden betrokken. Zoals toegezegd aan de Eerste
Kamer naar aanleiding van een vraag van het Kamerlid Nicolaï zullen betrokken partijen
uit de Nederlandse AV-sector zowel bij het opstellen van het evaluatieontwerp als
bij de evaluatie zelf, de mogelijkheid hebben om input te leveren. Deze input zal
worden meegenomen bij het door OCW op te stellen evaluatieontwerp.Hierbij wordt ook
gekeken naar ontwikkelingen in de Nederlandse AV-sector, die momenteel in kaart worden
gebracht.
Toezeggingen aan de Eerste Kamer
Inkomen en Auteursrecht
In de Cultuurmonitor van de Boekmanstichting wordt gerapporteerd over ontwikkelingen
in de beroepspraktijk van de verschillende culturele deelsectoren. Op basis van cijfers
van onder meer het CBS geeft de Cultuurmonitor ook inzicht in de inkomenspositie van
(zelfstandige) makers binnen de AV-sector. De Boekmanstichting en Platform ACCT zijn
daarnaast van plan om een aanvullende arbeidsmonitor te ontwikkelen. OCW is in gesprek
met deze partijen om daarin ook de inkomenspositie van makers, inclusief die in de
AV-sector, mee te nemen. Hiermee is voldaan aan de toezegging aan het Kamerlid Veldhoen
om te bezien of de huidige monitoring inzake de inkomenspositie van makers in de AV-sector
voldoende beeld geeft of dat nog extra onderzoek nodig is.
Ook is voldaan aan de toezegging om – in het kader van het auteurscontractenrecht
– aan de procesbegeleider en de vertegenwoordigers van de makers te wijzen op de risico’s
van de samenloop van de investeringsverplichting en de auteursrechtenvergoeding.9 Dit is gedaan in het kader van de onderhandelingen tussen makersorganisaties en producenten-
en exploitantenorganisaties ten behoeve van een eerlijke vergoeding voor filmmakers
voor video on demand (streamingsdiensten). De procesbegeleider van die onderhandelingen
is door OCW verzocht rekening te houden met het onderscheid tussen een honorarium
en een vergoeding op basis van het auteursrecht.
Filmmakers van Nederlandse filmwerken dienen op basis van het auteursrecht een eerlijke
vergoeding te ontvangen voor de exploitatie van hun filmwerken. Daarnaast ontvangen
makers een honorarium bij het maken van AV-producties – ook voor de producties die
meetellen voor de investeringsverplichting. Daarbij is fair pay van belang. Het onderscheid
tussen een honorarium en een vergoeding op basis van het auteursrecht is in gesprekken
met betrokken partijen (makers en exploitanten) aan de orde gekomen. Bij bovengenoemde
motie inzake fair pay heb ik u geïnformeerd over een eerlijk honorarium. Wat een eerlijke
vergoeding op basis van het auteursrecht betreft, kan ik u melden dat de onderhandelingsdelegaties
van makersorganisaties en producenten- en exploitantenorganisaties op 26 maart 2024
een akkoord op hoofdlijnen hebben gesloten over een eerlijke vergoeding voor filmmakers
inzake video on demand. Dit hoofdlijnenakkoord wordt door partijen nader uitgewerkt,
parallel aan de schriftelijke behandeling van het wetsvoorstel versterking auteurscontractenrecht10, dat op 9 april 2024 bij de Tweede Kamer is ingediend.
Nulmeting
De investeringsverplichting is op 1 januari 2024 in werking getreden. Er is daarom
geen wettelijke grond om streamers te verplichten om cijfers van voor die datum aan
te leveren. Naar aanleiding van de toezegging aan Kamerlid Veldhoen11 is in het kader van de input die streamers kunnen verstrekken ten behoeve van het
evaluatieontwerp, gevraagd om ook inzicht te geven in investeringscijfers van voor
2024. Het evaluatieontwerp, inclusief de input vanuit de sector, zal zoals hiervoor
vermeld in de vervolgbrief worden opgenomen.
Algemene maatregel van bestuur en ministeriële regeling
Het ontwerpbesluit tot wijziging van het Mediabesluit 2008 (de ontwerp-AMvB) zal waarschijnlijk
nog voor het eind van dit jaar (of uiterlijk begin 2025) worden gezonden aan de Staten-Generaal,
zodat uw Kamer de mogelijkheid heeft om hierop te reageren. Hiermee wordt voldaan
aan de toezegging aan het Kamerlid Veldhoen dat de ontwerp-AMvB ter uitvoering van
de wet aan de Kamer zal worden aangeboden.12
In de uitwerking van de ministeriële regeling zal zoals toegezegd aan het Kamerlid
Prins13, de mogelijkheid van een accountantsverklaring worden meegenomen. Dit kan op basis
van de Mediawet 200814 waarin is bepaald dat in een ministeriële regeling nadere eisen gesteld kunnen worden
aan de stukken die de streamers ter verantwoording dienen aan te leveren bij het Commissariaat
voor de Media. De ministeriële regeling zal naar verwachting nog dit jaar worden vastgesteld
en bekendgemaakt.
Videoplatformen
Voormalig Staatssecretaris Uslu heeft aan het Kamerlid Prins toegezegd om te onderzoeken
of videoplatformdiensten onder het bereik van de investeringsverplichting kunnen worden
gebracht en dit mee te nemen bij de evaluatie binnen drie jaar.15 Zie ook mijn reactie op de motie van de Tweede Kamer inzake videoplatformen.
Publiek-private samenwerking
Aan het Kamerlid Prins is toegezegd om de mogelijkheid van het bundelen van de verplicht
te investeren gelden van de streamers met de budgetten van de publieke omroep, mee
te nemen bij de reactie op het rapport van het Adviescollege Publieke Omroep (adviescollege-Van
Geel).16 Dit zal worden meegenomen in de uitwerking van de stelseldiscussie over de publieke
omroep.
Evaluatieplan
Zoals toegezegd aan het Kamerlid Nicolaï17 zullen partijen uit de Nederlandse AV-sector, waaronder de filmmakers, zowel bij
het opstellen van het evaluatieontwerp als bij de evaluatie zelf de mogelijkheid hebben
om input te leveren. Deze input zal worden meegenomen bij het door OCW op te stellen
evaluatieontwerp. Daarnaast zal naar aanleiding van de toezegging aan het Kamerlid
Veldhoen18 in het evaluatieontwerp worden meegenomen dat de investeringsverplichting enkel geldt
voor media-instellingen die commerciële diensten op aanvraag aanbieden en niet voor
het aanbieden van lineaire diensten, en te bezien of dit in de toekomst mogelijk aangepast
moet worden.
Regio- en streektalen
Een productie die meetelt voor de investeringsverplichting dient zoals eerder aangegeven
nu voor ten minste 75 procent Nederlands- of Friestalig te zijn.
Naar aanleiding van de toezegging aan het Kamerlid Walenkamp19 zullen in de wijziging van de Mediawet 2008 (die ziet op de lokale omroepen), in
het betreffende wetsartikel20 naast het Nederlands en het Fries ook de regiotalen Nedersaksisch en Limburgs worden
opgenomen, en zal worden verduidelijkt dat in producties die meetellen voor de investeringsverplichting
ook in streektalen gesproken mag worden.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
F.Q. Gräper-van Koolwijk
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.Q. Gräper-van Koolwijk, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap