Brief regering : Wet aanpassing termijnen en nabestaandenregeling hersteloperatie toeslagen (Kamerstuk 36577)
36 577 Wijziging van de Wet hersteloperatie toeslagen en van de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen, houdende aanpassingen in de hersteloperatie toeslagen van bepaalde termijnen, van de peildatum voor brede ondersteuning voor gedupeerden in het buitenland en van de nabestaandenregeling (Wet aanpassing termijnen en nabestaandenregeling hersteloperatie toeslagen)
Nr. 5 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 juni 2024
De problemen met de kinderopvangtoeslag hebben diepe sporen achtergelaten bij een
grote groep gedupeerden. De inzet van het kabinet is en blijft erop gericht om dit
recht te zetten en ervoor te zorgen zij een nieuwe start kunnen maken.
De regelingen die dat moeten bewerkstelligen zijn vastgelegd in de Wet hersteloperatie
toeslagen (Wht). Met een wetswijziging wil het kabinet de Wht op een aantal punten
aanpassen. Dat betreft onder meer de aanpassing van de beslistermijn op aanvragen
voor aanvullende compensatie voor de werkelijke schade en een oplossing voor nabestaanden
van overleden gedupeerden die al lang wachten op herstel.
Maatregelen rondom het overschrijden van wettelijke beslistermijnen
De omvang van de doelgroep en de diversiteit en complexiteit van de problematiek overstijgen
fors de uitdaging waar ten tijde van het opzetten van de hersteloperatie rekening
mee werd gehouden. Bij de integrale beoordeling, de afhandeling van aanvragen van
aanvullende compensatie voor de werkelijke schade en de afhandeling van bezwaren tegen
compensatiebeschikkingen, worden als gevolg daarvan beslistermijnen veelal ruim overschreden.
Het lukt niet om aanvragers zo snel te helpen als dat het kabinet zou willen. Ouders
worden gevoed in wantrouwen als gevolg van onrealistische verwachtingen over de termijn
waarbinnen een beslissing wordt genomen.
Als een beslistermijn wordt overschreden, kan de aanvrager van een regeling of indiener
van een bezwaar de staat in gebreke stellen en bij de rechtbank een beroep niet tijdig
beslissen indienen. Degenen die zo’n beroep instellen, hebben voorrang op ouders die
al (veel) langer geleden een aanvraag hebben ingediend. Doordat bij sommige onderdelen
van de hersteloperatie het aantal beroepen niet tijdig beslissen groter is dan de
behandelcapaciteit, ontstaat een vicieuze cirkel: een juridisch traject is voor aanvragers
noodzakelijk om te voorkomen dat andere aanvragers eerder aan de beurt komen.
Het kabinet heeft al veel maatregelen getroffen om te zorgen voor een zo snel mogelijke
beslissing op een aanvraag of een bezwaarschrift, in lijn met de uitspraak van de
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State om te voorzien in een collectieve
oplossing voor dit probleem.1 De capaciteit bij de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) is fors opgeschaald.
Om de behandeling van integrale beoordelingen verder te versnellen krijgt een aanzienlijke
groep vermoedelijk niet-gedupeerde ouders een versnelde integrale beoordeling, waardoor
de wachtrij voor de gedupeerde ouders kleiner wordt. Om bezwaren te voorkomen krijgen
ouders betere uitleg over hun beschikking, en krijgen zij de ruimte om vóór de definitieve
beschikking hun zienswijze te geven. Er is ingezet op diverse afhandelingswijzen van
bezwaarzaken, zoals door middel van mediation. Ook wordt de bezwaarschriftenadviescommissie
(BAC) gerichter ingezet, waardoor ouders een kortere behandeling van hun bezwaar krijgen.
Om te komen tot versnelling rondom de afhandeling van aanvragen voor compensatie van
aanvullende werkelijke schade is een pilot gedaan met een forfaitaire schaderoute,
voor ouders die hun schade op grofmazige wijze berekend willen hebben. Bij de Commissie
aanvullende schadevergoeding werkelijke schade (Commissie Werkelijke Schade, CWS)
zijn daarnaast aanpassingen in gang gezet, zowel in de structuur en samenstelling
van de CWS als in de interne werkwijze. Deze en andere maatregelen moeten ertoe leiden
dat meer ouders sneller kunnen worden geholpen. Hoewel de vele maatregelen de overschrijdingen
van de wettelijke beslistermijnen dempen, leiden ze er in de praktijk helaas niet
toe dat deze termijnen daadwerkelijk worden gehaald.
Dit leidt tot een dilemma, omdat zolang de wettelijke beslistermijnen overschreden
worden, het collectief de nadelen ondervindt van goed te begrijpen individuele acties
die op grote schaal voorkomen. Het kabinet begrijpt dat mensen er in die situatie
vanuit hun individuele belang voor kiezen een beroep niet tijdig beslissen in te dienen.
Maar dat leidt ertoe dat andere mensen die wachten op een beslissing last hebben van
steeds verder oplopende wachttijden en onzekerheid over de lengte van die wachttijd,
en de druk ervaren om naar de rechter te moeten gaan om een beslissing te krijgen
op een aanvraag.
Het kabinet stelt daarom voor de beslistermijn op nieuwe aanvragen voor aanvullende
compensatie voor de werkelijke schade te verlengen van de huidige zes maanden (maximaal
te verlengen met zes maanden) naar twaalf maanden (maximaal te verlengen met twaalf
maanden). Ouders krijgen met die wijziging meer duidelijkheid over de behandelvolgorde,
en medewerkers die nu bezig zijn met procesmatige zaken kunnen worden ingezet om te
werken aan daadwerkelijk herstel. Daarnaast wordt de druk op de rechtspraak verlicht.
Dit laat vanzelfsprekend onverlet dat het kabinet alles in het werk stelt en blijft
stellen om, ongeacht de verlenging van de beslistermijn, ervoor te zorgen dat in de
praktijk besluitvorming voor iedere gedupeerde zo spoedig mogelijk plaatsvindt.
Het kabinet doet geen voorstel om de beslistermijnen voor de integrale beoordeling
en voor het beslissen op bezwaarzaken te verlengen, alhoewel ook die beslistermijnen
in de regel niet gehaald worden.
Bij de integrale beoordeling geldt dat alle aanvragen op dit moment zijn ingediend.
Het kabinet vindt het niet wenselijk om in de hersteloperatie toeslagen al verlopen
of al aangevangen beslistermijnen aan te passen.
Voor bezwaarzaken geldt dat de Afdeling advisering van de Raad van State in haar advies
op het concept-wetsvoorstel aangeeft dat de rechter in de regel vast zal houden aan
de redelijke beslistermijn van in beginsel zes maanden voor het nemen van een beslissing
op bezwaar. Dit is ongeacht de beslistermijn die wordt bepaald in de wet. Het kabinet
acht het risico op basis van dat advies te groot dat een wettelijke beslistermijn
die zou aansluiten bij wat er in de praktijk daadwerkelijk nodig is, onverbindend
zou worden verklaard, en er rondom het niet halen van wettelijke beslistermijnen opnieuw
een vicieuze cirkel met bijbehorende juridische procedures zou ontstaan. Dit gelet
op de aanzienlijke tijd van twintig maanden die op basis van de meest recente analyse
door UHT nodig is om een bezwaar tegen de integrale beoordeling af te handelen.
Het kabinet heeft in de Voortgangsrapportage hersteloperatie toeslagen januari-april
2024 aangekondigd dat verschillende maatregelen worden genomen om bezwaren sneller
af te doen. Bovenop de al ingezette acties gaat het dan om het inhuren van complete
bezwaarafhandelteams en treffen van een schikking na indiening van een bezwaar.2 De realiteit is wel dat ondanks aanvullende maatregelen en het dempend effect op
de termijnoverschrijdingen, de beslistermijn op bezwaarzaken voorlopig niet gehaald
zullen worden.
Ondanks dat kostenoverwegingen voor het kabinet geen rol speelden, zou een aanpassing
van de beslistermijnen wel gevolgen hebben gehad voor het aantal te verwachten uit
te keren dwangsommen. Bij de voorjaarnota 2024 is extra budget aangevraagd voor de
uitvoering van de hersteloperatie, maar bij die aanvraag is vanwege het lopende wetstraject
slechts beperkt extra budget aangevraagd voor het betalen van dwangsommen wegens niet
tijdig beslissen. Nu het kabinet na weging van het advies van de Afdeling advisering
van de Raad van State geen wijziging voorstelt op het punt van de beslistermijnen
voor bezwaar, wordt er gewerkt aan een actuele doorrekening van de budgettaire situatie
rondom dwangsommen. Er is daardoor in de toekomst mogelijk aanvullend budget nodig,
maar die noodzaak zou (deels) kunnen vervallen als de maatregelen om de bezwaarafhandeling
bij UHT te versnellen hun vruchten afwerpen. Op basis van de huidige signalen uit
de uitvoering lijkt zich inderdaad een versnelling voor te doen. De Kamer wordt in
de volgende voortgangsrapportage geïnformeerd over de doorrekening van de budgettaire
situatie en eventuele relevante budgettaire aanpassingen worden aan de Kamer voorgelegd
via de reguliere besluitvormingsmomenten over de begroting.
Regeling voor nabestaanden van overleden gedupeerden
Voor nabestaanden van overleden gedupeerden heeft het kabinet met de wijziging van
de Wht van 2023 voorgesteld dat er ook voor hen een regeling komt die compensatie
biedt voor de problemen met de kinderopvangtoeslag. De Kamer heeft de vormgeving van
de regeling voor nabestaanden gewijzigd met het amendement Leijten, waardoor de uiteindelijk
in de Wht opgenomen regeling volgens de uitvoeringstoets onuitvoerbaar is.3 Inwerkingtreding van de regeling stond gepland voor het eerste kwartaal van 2024
maar kon daardoor niet doorgaan. Dat betekent dat nabestaanden nog steeds wachten
op herstel. Het kabinet wil er met een aangepaste regeling voor zorgen dat nabestaanden
een start kunnen maken met de afwikkeling van de financiële schade van de overleden
partner of ouder.
De uitvoeringstoets laat zien dat het voor een uitvoerbare nabestaandenregeling nodig
is dat verschillende stappen in het herstelproces na elkaar worden gezet, met separate
beschikkingen, in plaats van gelijktijdig. Dat is ten eerste nodig om de nabestaande
voldoende tijd en ruimte te geven om regie te houden op het herstelproces. Daarnaast
is de volgordelijkheid noodzakelijk omdat onderdelen van het traject van financieel
herstel van elkaar afhankelijk zijn. Veelal vormt een stap in het proces een onmisbare
basis om de volgende stap te kunnen zetten. Zo volgt de aanvullende compensatie voor
de werkelijke schade bijvoorbeeld op de integrale beoordeling, omdat de informatie
over die beoordeling nodig is voor het vaststellen van de aanvullende werkelijke schade.
Ten slotte wordt een deel van het herstel uitgevoerd door gespecialiseerde ketenpartners
buiten UHT, zoals Sociale Banken Nederland (SBN) voor de schuldenaanpak en de Commissie
Werkelijke Schade (CWS) voor de aanvullende compensatie voor werkelijke schade: één
beschikking verhoudt zich niet goed met de aparte expertise en verantwoordelijkheid
van deze organisaties.
Met dit wetsvoorstel stelt het kabinet een uitvoerbare nabestaandenregeling voor die
zoveel mogelijk aansluiting zoekt bij het amendement Leijten. Het kabinet stelt voor
om nabestaanden van overleden gedupeerden zoveel mogelijk te ontzorgen en een zo snel
mogelijke behandeling te bieden. Dat krijgt vorm door het aanbieden van aanvullende
begeleiding en door verscheidene herstelregelingen zo snel mogelijk na elkaar en met
een voorrangsbehandeling te doorlopen. Het kabinet beseft dat de voorgestelde aanpak
niet zo ver strekt als de behandeling in één dag die het amendement voor ogen had,
maar heeft gepoogd binnen de grenzen van het haalbare en uitvoerbare zo goed mogelijk
gevolg te geven aan het uitgangspunt van het amendement. Desalniettemin geldt ook
bij de aangepaste nabestaandenregeling dat de uitvoering niet eenvoudig is. Zo leidt
de voorrang voor nabestaanden ertoe dat andere gedupeerden langer moeten wachten.
Daarnaast geeft de CWS aan dat het voor nabestaanden moeilijk kan zijn om het verhaal
van de overledene en de werkelijke schade te bepalen.
Overige aanpassingen in het wetsvoorstel
Het wetsvoorstel bevat daarnaast enkele wijzigingen in lijn met eerdere aangekondigde
aanpassingen. Zoals in de Kamerbrief van november 20234 gemeld, stelt het kabinet voor de peildatum voor de brede ondersteuning voor ouders
in het buitenland met terugwerkende kracht te verlengen naar 31 december 2021. Verder
stelt het kabinet voor om, zoals gemeld in de Kamerbrief van oktober 2023,5 de termijn voor het indienen van een aanvraag voor aanvullende compensatie van werkelijke
schade met terugwerkende kracht te verlengen naar 1 januari 2025. Daarnaast wordt
voorgesteld de termijn om in bezwaar te kunnen gaan tegen een beschikking van UHT
te verlengen naar 16 weken. Daarnaast worden nog enkele meer technische en redactionele
aanpassingen aan de Wht voorgesteld.
Tot slot
Vanwege de noodzaak om zo snel mogelijk te komen tot een uitvoerbare regeling voor
nabestaanden van overleden gedupeerden, vindt het kabinet het noodzakelijk om op dit
moment toch nog een wetsvoorstel in te dienen. De betrokken organisaties zijn op dit
moment reeds in volle voorbereiding om onder voorbehoud van het aannemen van het wetsvoorstel
in het najaar van 2024 met de uitvoering van de regeling voor nabestaanden van start
te kunnen gaan. Het kabinet wil daarom ook uw Kamer vragen om een spoedige behandeling
van het wetsvoorstel mogelijk te maken zodat er zo snel mogelijk een einde kan komen
aan de onzekerheid waar nabestaanden mee te maken hebben. Het kabinet geeft uw Kamer
daarbij in overweging om de schriftelijke inbreng vóór het zomerreces af te ronden,
zodat het wetsvoorstel spoedig na het zomerreces aan de orde kan komen in uw Kamer.
De Staatssecretaris van Financiën, A. de Vries
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. (Aukje) de Vries, staatssecretaris van Financiën