Brief regering : Beleidsreactie Midterm-evaluatie nationaal actieplan voor meer diversiteit en inclusie in het hoger onderwijs en onderzoek
31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid
29 338
Wetenschapsbudget
Nr. 1140
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 juni 2024
De aanwezigheid van diverse talenten en perspectieven verrijkt het hoger onderwijs
en onderzoek. Om dit te bevorderen en te waarborgen is een veilige en inclusieve werk-
en leeromgeving voor alle medewerkers en studenten een belangrijke randvoorwaarde.
Zo kan divers talent optimaal worden benut. Hiertoe presenteerde mijn ambtsvoorganger
op 1 september 2020 samen met partners uit de hoger onderwijs- en onderzoeksector
het nationaal actieplan voor meer diversiteit en inclusie in het hoger onderwijs en
onderzoek (hierna: het actieplan).1
Vorig jaar liet ik een tussentijdse evaluatie naar de voortgang van het actieplan
uitvoeren. Dit resulteerde in het rapport «midterm-evaluatie nationaal actieplan voor
meer diversiteit en inclusie in het hoger onderwijs en onderzoek». Deze bood ik op
20 november 2023 aan uw Kamer aan2. Naar aanleiding van de resultaten en aanbevelingen uit het rapport vroeg ik de Adviescommissie
Divers en Inclusief Hoger Onderwijs en Onderzoek (hierna: de adviescommissie) om haar
zienswijze op de uitkomsten en aanbevelingen uit het rapport en mij te adviseren over
het vervolg voor de resterende looptijd van het actieplan. Een afschrift van dit advies
treft u als bijlage aan. Ook voerde ik gesprekken met de, bij het actieplan betrokken,
partners. Het midterm-evaluatierapport, het advies van adviescommissie en de uitkomsten
van de gesprekken met de partners vormen de basis van mijn beleidsreactie en de aankondiging
van maatregelen.
In deze brief beschrijf ik eerst het actieplan en haar partners. Daarna schets ik
kort de conclusies en aanbevelingen uit het midterm-evaluatierapport. Vervolgens geef
ik mijn reactie op het rapport waarbij ik het advies van de adviescommissie betrek.
Ik sluit deze brief af met een blik op de toekomst.
Nationaal actieplan voor meer diversiteit en inclusie in het hoger onderwijs en onderzoek
Het hoofddoel van het actieplan is het bereiken van een meer diverse en inclusieve
hoger onderwijs- en onderzoeksector (hierna: de sector). Door een inclusievere werk-
en leeromgeving te creëren, waarin ieder talent zich kan ontplooien, willen we uiteindelijk
ook de diversiteit onder studenten en personeel en in onderzoeks- en onderwijsinhoud
vergroten. Zo komen we tot een toekomstbestendige sector.
In het actieplan zijn voor de korte termijn drie acties geformuleerd:
1) Nieuwe streefcijfers voor vrouwelijke hoogleraren voor 2025;
2) Advies over preventie van intimidatie en wangedrag; en
3) Nieuw NWO-instrument voor onderzoekers met een migratieachtergrond.
Daarnaast zijn in het actieplan voor 2025 vijf doelstellingen geformuleerd:
1) diversiteit en inclusie beter verankeren in bestaande instrumenten;
2) bredere monitoring van diversiteit;
3) een awardsysteem instellen om kaders en richting te geven aan beleid;
4) ontwikkeling van een format voor institutioneel diversiteitsbeleid; en
5) inrichten van een nationaal kenniscentrum voor diversiteit.
Het actieplan is door het Ministerie van OCW opgesteld in nauwe samenwerking met de
Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO), de Koninklijke Nederlandse
Akademie van Wetenschappen (KNAW), de Universiteiten van Nederland (UNL), het Landelijk
Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren (LNVH), Expertise Centrum Diversiteit (ECHO) en het
Landelijk Overleg Diversity Officers (LanDO). Het actieplan wordt ook onderschreven
door Promovendi Netwerk Nederland (PNN) en PostdocNL. Deze partijen dragen gezamenlijk
de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het actieplan. In 2022 sloot ook de
Vereniging Hogescholen (VH), met haar eigen position paper, aan als partner3.
Om te adviseren over de uitvoering van de doelstellingen in het actieplan is de adviescommissie
ingesteld. Zij heeft de opdracht om het Ministerie van OCW en het onderwijs- en onderzoeksveld
te adviseren over de uitvoering en monitoring van diversiteitsbeleid en bijbehorende
instrumenten, met het oog op het bereiken van de doelstellingen genoemd in het actieplan.
Resultaten en aanbevelingen van de midterm-evaluatie
In het actieplan staat dat halverwege de looptijd een tussentijdse evaluatie plaatsvindt
om te beoordelen of de realisatie van de doelstellingen op koers ligt of dat nadere
maatregelen nodig zijn. Het rapport van de midterm-evaluatie laat zien dat er op verschillende
punten vooruitgang is geboekt, maar ook dat de realisatie van de meerderheid van de
vijf lange termijn doelstellingen nog om gezamenlijke actie vraagt. Ik licht dit kort
toe:
• De drie acties zijn inmiddels uitgevoerd.
• Ten aanzien van doelstelling 1: partners en de adviescommissie hebben zich ingezet
en acties ondernomen om diversiteit beter te verankeren in instrumenten en nationale
programma’s. Voorbeelden zijn het Strategy Evaluation Protocol (SEP 2021–20274), de NWO-strategie 2023–2026 en het NWO-onderzoeksprogramma «Advancing Equity in
Academia»5. Doelstelling 1 vraagt om aanscherping en concretisering zodat duidelijk wordt wat
in 2025 gerealiseerd zou moeten zijn.
• Het werk aan doelstelling 2, bredere monitoring van diversiteit, is niet van de grond
gekomen. Daarbij worden complexiteit, ervaren gevoeligheden en zorgen om privacy-eisen
als belemmerende factoren benoemd. De evaluatie toont aan dat deze tweede doelstelling
de hoogste prioriteit dient te krijgen.
• Doelstelling 3 is aan herziening toe, omdat deze onvoldoende past bij beleid gericht
op diversiteit in brede zin.
• Doelstelling 4 om een format voor diversiteitsplannen voor instellingen te maken,
is gerealiseerd. De adviescommissie heeft daarvoor een handreiking opgesteld die instellingen
kunnen gebruiken om een gendergelijkheidsplan op te stellen6. De handreiking bevat aanbevelingen en aanknopingspunten voor verbreding naar een
intersectionele en integrale aanpak.
• Doelstelling 5 is nog steeds relevant, waarbij het van belang is om de expertise te
bundelen. Kennis is momenteel over verschillende kenniscentra en initiatieven verspreid.
• Daarnaast vragen de rollen en verantwoordelijkheden binnen de gevormde overlegstructuur
(adviescommissie, stuurgroep en werkgroep) rond het actieplan om verduidelijking.
• De effectiviteit van het actieplan blijkt vooralsnog beperkt te zijn. De complexiteit
van het vraagstuk en de impact van polarisatie in de samenleving en politiek vormen
daarbij de voornaamste belemmerende factoren.
• De inspanningen van de partners en het gesprek met elkaar over de vijf doelstellingen
heeft geleid tot een goede structuur als basis voor samenwerking en eerste stappen
naar een meer integrale aanpak.
Daarnaast staan er acht aanbevelingen in het rapport: 1) zet het actieplan met urgentie
voort; 2) herijk en concretiseer de doelstellingen en stel mijlpalen vast; 3) creëer
een duidelijke structuur van de verantwoordelijkheden bij de uitvoering; 4) geef prioriteit
aan de tweede doelstelling: monitoring van diversiteit en ervaren inclusie; 5) betrek
relevante belanghebbenden; 6) versterk de impact en zichtbaarheid van de adviescommissie;
7) zorg voor integraliteit en 8) pas flexibiliteit toe.
Reactie op de midterm-evaluatie en maatregelen
Om onze toppositie in de wetenschap te behouden, kwalitatief hoogstaand onderwijs
te blijven geven en medewerkers (waaronder onderzoekers) en studenten in al hun diversiteit
tot hun recht te laten komen, is het noodzakelijk dat de leer- en werkomgeving sociaal
veilig, divers en inclusief is. Diversiteit aan talentvolle onderzoekers en docenten
zorgt daarnaast voor diversiteit aan perspectieven in onderwijs en onderzoek en helpt
het vertrouwen in wetenschap en onderwijs te versterken.
Het actieplan draagt bij aan meer betrokkenheid en samenwerking in de sector op het
thema diversiteit en inclusie en aan meer stroomlijning in het diversiteit- en inclusiebeleid
over instellingen heen. Daarom onderstreep ik de aanbeveling om het actieplan serieus
en met urgentie voort te zetten. Het bereiken van de doelstellingen uit het actieplan
vereist een continue intensieve gezamenlijke inzet van de partners.
Er is brede consensus onder de betrokkenen over de noodzaak om op nationaal niveau
randvoorwaarden te scheppen voor effectief diversiteit- en inclusiebeleid in de sector.
Een goede uitwisseling tussen hogescholen en universiteiten en tussen de koepels VH
en UNL is hierin cruciaal.
Om realisering van het hoofddoel dichterbij te brengen, is aanscherping van de vijf
doelstellingen nodig en een betere regie en afstemming van de uitvoering. In deze
beleidsreactie kondig ik, in afstemming met de betrokken partners, een aantal maatregelen
aan die hieraan zullen bijdragen.
Naar een duidelijke overlegstructuur
Het ontbreken van een duidelijke overlegstructuur wordt benoemd als een van oorzaken
van de beperkte vooruitgang van de doelstellingen in het actieplan. Ik onderschrijf
de aanbeveling om hier duidelijkheid in te scheppen.
In overleg met de partners heb ik besloten de overlegstructuur in te richten in de
vorm van een programma. Ik stel een programmamanager aan die de uitvoering van het
actieplan aanjaagt. De programmamanager zit de werkgroep voor en is tevens het aanspreekpunt
voor de stuurgroep. De taak van de werkgroep is om de ambities uit het actieplan nader
uit te werken in concrete acties. Daarnaast kan zij ook andere beleidsvoorstellen
ontwikkelen die bijdragen aan een inclusievere en veiligere sector.
De rol van de stuurgroep is het voeren van regie, het nemen van besluiten en het wegnemen
van eventuele drempels die zich voordoen bij de uitvoering van het actieplan. Ik ga
de leden van de stuurgroep benoemen waardoor de stuurgroep een formele positie en
een helder mandaat krijgt, met name richting de hogescholen en universiteiten. Het
voorzitterschap komt bij UNL en VH te liggen. Hiermee staan zij aan het roer om een
diverse en inclusieve leer- en werkomgeving aan universiteiten en hogescholen te bewerkstelligen.
De rol en verantwoordelijkheid van de adviescommissie is helder omschreven in het
instellingsbesluit: de commissie adviseert het Ministerie van OCW en de hoger onderwijs-
en onderzoeksector in de ambitie om een diverse, inclusieve en veilige leer- en werkomgeving
in de sector te bevorderen en waarborgen. De voorzitter van de adviescommissie neemt
vanuit die adviserende rol deel aan de vergaderingen van de stuurgroep.
Ik vertrouw erop dat met bovengenoemde overlegstructuur de rollen verhelderd zijn
zodat er op een effectieve(re) wijze uitvoering aan het actieplan gegeven kan worden.
Van ambities naar concrete acties
Terecht is in het midterm-evaluatierapport opgemerkt dat met het werk aan de doelstellingen
uit het actieplan een mooi fundament is gelegd om in samenwerking met de betrokken
partners een meer inclusieve en veilige sector te bevorderen, maar dat een nadere
uitwerking in concrete acties ontbreekt. De evaluatie laat zien dat een herijking
en concretisering van de doelstellingen 1, 2, 3 en 5 nodig is (zie pagina 2 en 3 in
deze brief).
Met de betrokken partners onderschrijf ik deze constatering en ik heb naar aanleiding
hiervan gesprekken met hen gevoerd. Dit heeft geleid tot het formuleren van een aantal
acties waarmee concrete stappen worden gezet die eraan zullen bijdragen de gewenste
voortgang op de doelstellingen te realiseren.
Een voorbeeld voor doelstelling 2 is het voornemen van UNL en LanDO om samen te werken
in het beschikbaar stellen en monitoren van data op het gebied van diversiteit en
inclusie, met oog voor intersectionaliteit. De VH sluit hierbij aan.
Een ander voorbeeld, voor doelstelling 1, is het streven naar een intersectionele
benadering in instrumenten (NWO) en activiteiten en beleid (LNVH). Door een intersectionele
benadering te hanteren wordt rekening gehouden met mensen die tot meerdere (gemarginaliseerde)
doelgroepen tegelijk behoren7. Bijvoorbeeld onderzoekers die vrouw zijn en een migratieachtergrond hebben.
Om bij te dragen aan doelstelling 1 ga ik verkennen of diversiteit en inclusie kunnen
worden opgenomen in het beoordelingskader van het accreditatiestelsel hoger onderwijs.
In het Strategy Evaluation Protocol voor onderzoeksinstituten en onderzoeksgroepen
hebben UNL, NWO en KNAW diversiteit en inclusie al opgenomen.
Wat betreft doelstelling 5, het opzetten van een call voor een nationaal kenniscentrum
voor diversiteit, is in afstemming met de partners besloten om de voorgestelde aanpak
te herijken. De evaluatie geeft aan dat er al veel kennis over diversiteit en inclusie
aanwezig is, maar deze is versnipperd. Het oprichten van een nieuw kenniscentrum zal
het risico op verdere versnippering juist doen toenemen. Om expertise te bundelen,
zetten de partners ECHO, LNVH, KNAW, VH en UNL, met adviserende ondersteuning vanuit
de adviescommissie en in samenwerking met LanDO, zich in om de samenwerking en kennisdeling
te intensiveren. Zij onderzoeken hoe de kennis het beste te ontsluiten, zodat de sector
als geheel hiervan gebruik kan maken. De duidelijkere overlegstructuur zal bijdragen
aan de benodigde kennisdeling.
In afstemming met de partners wordt afgezien van doelstelling 3. Dit betreft deelname
aan een Europees charter of het aanpassen van een bestaand charter. De reden daarvoor
is dat in Nederland al een breed diversiteitscharter voor arbeidsorganisaties bestaat,
namelijk het Charter Diversiteit van SER.
Een verder overzicht van de geformuleerde acties vindt u in de bijlage. De acties
worden de komende periode tot en met het einde van het actieplan (eind 2025) uitgerold.
De werkgroep monitort de voortgang van de acties.
De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het actieplan ligt bij de sector zelf.
Dat laat onverlet dat ik vanuit mijn rol als stelselverantwoordelijke Minister daar
waar mogelijk en wenselijk ondersteun. Concrete acties vergemakkelijken het toezicht
op de realisatie ervan. Ik verwacht van de raden van toezicht dat zij de colleges
van bestuur vragen naar en aanspreken op hun inzet om diversiteit en inclusie binnen
de instelling te vergroten. In mijn overleggen met de voorzitters van de raden van
toezicht wordt dat, net als sociale veiligheid, een terugkerend punt.
Monitoring diversiteit en ervaren inclusie
Data zijn nodig om beleid te maken. Het verzamelen van gegevens over verschillende
dimensies van diversiteit en ervaren inclusie is essentieel voor een effectief beleid
op weg naar een diverse en inclusieve sector. Het midterm-evaluatierapport, de adviescommissie
en de partners zijn hierin eenduidig: monitoring (doelstelling 2) dient de hoogste
prioriteit te krijgen in de resterende tijd van het actieplan.
Allereerst kunnen bestaande monitoringsinstrumenten meer aandacht krijgen, waaronder
de Barometer Culturele Diversiteit.8 Ik roep hierbij de koepelorganisaties VH en UNL op om hun leden, de hogescholen en
universiteiten, te stimuleren hieraan deel te nemen. Ook vraag ik de instellingen
die reeds deelnemen aan deze barometer hun best practices te delen om de ervaren handelingsverlegenheid van andere instellingen te verminderen.
Dit kan bijvoorbeeld resulteren in het opstellen van een handleiding.
Daarnaast spoor ik de sector aan om concrete stappen te zetten om dataverzameling
over de verschillende dimensies van diversiteit en ervaren inclusie mogelijk te maken
en vervolgens longitudinaal te monitoren. De sector kan de kennis en ervaring bij
de kennisinstellingen gaan gebruiken om een instrument te ontwikkelen. Samenwerking
en coördinatie op nationaal niveau is hierin noodzakelijk. Ik juich het toe dat UNL
en LanDO voornemens zijn om bestaande data samen op te halen en het ontwikkelen van
passende monitoringsinstrumenten te stimuleren. En dat de VH hierbij aansluit.
Integraliteit
Voor een gezond en sterk hoger onderwijs en onderzoek moet talent de volle ruimte
krijgen: studenten, docenten en onderzoekers van jong tot ervaren, met verschillende
achtergronden, perspectieven en loopbaanpaden. Om dit te bevorderen, ondersteun ik
verschillende programma’s die hieraan bijdragen, zoals Erkennen en Waarderen, mijn
integrale aanpak op sociale veiligheid en ook dit actieplan. Hoewel deze programma’s
zich richten op specifieke vraagstukken, hangen ze ook met elkaar samen en kunnen
ze elkaar versterken. In haar advies «Vervlochten draden»9 vraagt de adviescommissie terecht aandacht voor de integraliteit van de verschillende
programma’s. Die lijn volg ik. Zo heb ik in mijn brief over de integrale aanpak sociale
veiligheid in het hoger onderwijs en onderzoek opgenomen dat de regiegroep sociale
veiligheid scherp dient te blijven op de aansluiting bij en het vermijden van overlap
met andere programma’s.10 Gelet op de samenhang met de lopende programma’s vind ik het belangrijk dat regelmatig
overlegd wordt met de regiegroep Sociale Veiligheid11 en de regiegroep Erkennen en Waarderen.
Overige aanbevelingen
Wat betreft de resterende aanbevelingen uit het midterm-evaluatierapport:
• Betrek relevante belanghebbenden. Inmiddels heb ik gesproken met de NFU over deelname aan het actieplan. Zij gaven
aan zich goed geborgd te voelen via UNL. Uitwisseling met het Landelijk Netwerk Diversiteit
van de Hogescholen is ook zeer relevant. Ik onderschrijf de aanbeveling om het mbo
te betrekken, maar wil daarbij wel kijken naar specifieke behoeften van de mbo-student
en mbo-sector. Ik ga hierover onder andere in gesprek met de MBO Raad.
• Versterk de impact en zichtbaarheid van de adviescommissie. In deze beleidsreactie heb ik de rollen en onderliggende overlegstructuur duidelijker
geformuleerd. Ik verwacht dat deze versterking van de structuur ertoe leidt dat ook
de impact van adviezen van de adviescommissie toeneemt.
Blik op de toekomst
We zien de toegenomen polarisatie en ervaren sociale onveiligheid van verschillende
groepen in de samenleving ook terug binnen de muren van hoger onderwijs- en onderzoeksinstellingen.
Een illustratie is de toename van het aantal meldingen van antisemitisme en andere
vormen van discriminatie. Dit baart mij zorgen. Discriminatie, uitsluiting en ongelijkheid
zijn immers niet alleen in maatschappelijke zin onwenselijk, maar tasten ook het aanzien
en de kwaliteit van onze onderwijs- en onderzoeksector aan. Tegelijkertijd sterkt
dit mij in de overtuiging dat we met urgentie moeten blijven werken aan het bevorderen
van een diverse, inclusieve en veilige leer- en werkomgeving voor iedereen in de sector.
In mijn gesprekken met de betrokken partners merk ik dat zij deze urgentie ook voelen.
Met de voorgenomen stappen en acties naar aanleiding van de midterm-evaluatie van
het actieplan zetten de partners zich hiervoor in. Aanvullend nemen de partners zich
voor om te bevorderen dat alle instellingen minimaal twee concrete doelen formuleren
op het terrein van diversiteit en inclusie die afgestemd zijn op de eigen organisatie.
Dit thema vraagt aandacht voor de lange termijn. De verantwoordelijkheid voor het
bevorderen van een inclusieve en sociaal veilige leer- en werkomgeving ligt in eerste
instantie bij de sector zelf. De betrokken partners hebben mij in dat licht laten
weten het actieplan ook na 2025 te willen voortzetten. In de stuurgroep zijn onderstaande
afspraken gemaakt over de inzet voor de komende jaren:
• het personeels- en studentenbestand weerspiegelt de maatschappij;
• iedereen voelt zich thuis en veilig binnen de instelling waarin zij werken en/of studeren;
• instellingen bieden een inclusief curriculum aan;
• inclusief onderzoek vormt het uitgangspunt van de onderzoeksinfrastructuur.
Het is aan mijn opvolger om na 2025 de ondersteuning van de sector in haar ambitie
tot het duurzaam borgen van een inclusieve en sociale veilige leer- en werkomgeving
verder vorm te geven.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R.H. Dijkgraaf
Indieners
-
Indiener
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap