Brief regering : Eindrapport implementatieonderzoek Prenatale Huisbezoeken Jeugdgezondheidszorg en beleidsreactie
32 793 Preventief gezondheidsbeleid
31 839
Jeugdzorg
Nr. 774
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 juni 2024
Met deze brief bied ik u het eindrapport van het onderzoek van Andersson Elffers Felix
(AEF) naar de implementatie van prenatale huisbezoeken door de Jeugdgezondheidszorg
aan en mijn beleidsreactie hierop. Het eindrapport bevat 10 aanbevelingen waarmee
de uitvoering van PHB JGZ volgens de onderzoekers kan worden versterkt.
Sinds 1 juli 2022 hebben gemeenten de wettelijke taak om een prenataal huisbezoek
door de Jeugdgezondheidszorg (hierna: PHB JGZ) aan te bieden aan zwangere vrouwen
en gezinnen in een kwetsbare situatie in hun gemeente.1 Het onderzoek van AEF is een uitwerking van het amendement van het lid Aukje de Vries/Van
den Berg van 14 juni 2021. Naar aanleiding daarvan wordt de wetswijziging na twee
jaar tussentijds geëvalueerd.2 Het doel van het onderzoek is in beeld te brengen in hoeverre gemeenten uitvoering
geven aan het wetsartikel en te onderzoeken hoe het PHB JGZ in praktijk verloopt.
Gekeken is naar hoe (en in hoeverre) gemeenten het PHB JGZ in de praktijk aanbieden,
wat hierin goed gaat en waar nog ruimte ligt voor verbetering. Na vier jaar zal de
doeltreffendheid van het wetsartikel worden geëvalueerd.
Ik vind het belangrijk de gegeven aanbevelingen samen met het veld uit te werken.
Daarom heb ik de aanbevelingen besproken met diverse veldpartijen, waaronder de Vereniging
Nederlandse Gemeenten (VNG), Pharos, het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid (NCJ)
en de eerder ingestelde klankbordgroep. Hieronder geef ik per aanbeveling aan wat
al in gang is gezet of hoe de aanbeveling wordt uitgewerkt. Voordat ik inga op hoe
ik samen met het veld de aanbevelingen ga uitwerken, ga ik eerst in op het doel van
het wetsvoorstel en het algemene beeld dat uit het onderzoek naar voren komt.
Algemeen
Tijdens de zwangerschap kunnen risicofactoren3 optreden die een negatieve impact hebben op de (aanstaande) ouders en het ongeboren
kind. Als een ongeboren kind blootstaat aan deze factoren kan dat de basis zijn voor
gezondheidsachterstanden in het latere leven. Deze achterstanden in kansen op een
lang en gezond leven en weerbaarheid hebben weinig te maken met erfelijke factoren.
Maar alles met de omstandigheden van gezin en omgeving waarin kinderen zich ontwikkelen
en opgroeien. Als een goede gezondheid en stimulerende omgeving ontbreken tijdens
de zwangerschap en de eerste levensjaren, heeft het kind later een grotere kans op
onder meer fysieke en psychische problemen.
Voor een gezonde ontwikkeling van het kind is het dus cruciaal dat het kind een goede
start maakt in de eerste 1.000 dagen en dat de ouders waar nodig en gewenst worden
ondersteund bij het kunnen maken van deze goede start. Het is belangrijk eventuele
risicofactoren al in een vroeg stadium te onderkennen en positief te beïnvloeden en
in te zetten op het versterken van beschermende factoren. Om een gezonde ontwikkeling
van het ongeboren kind te bevorderen en het ontstaan van gezondheids- en ontwikkelingsrisico’s
voor het kind te beperken, is het van belang al tijdens de zwangerschap hulp en ondersteuning
te bieden. Met het voorstel tot wijziging van de Wet publieke gezondheid hebben gemeenten
dan ook sinds juli 2022 de taak gekregen om een PHB JGZ aan te bieden aan zwangere
vrouwen en gezinnen in een kwetsbare situatie in hun gemeente. Door wettelijk te verplichten
dat gemeenten het PHB JGZ moeten laten uitvoeren door dezelfde organisatie die in
hun gemeente ook het basistakenpakket jeugdgezondheidszorg uitvoert en de betrokkenheid
van de jeugdgezondheidszorg naar voren te halen, wordt de samenwerking tussen zorgverleners
uit zowel het medische domein, het sociale domein, het jeugddomein en het publieke
gezondheidsdomein versterkt en wordt gezorgd voor versterking van de ketenaanpak in
de eerste 1.000 dagen. De jeugdgezondheidszorgprofessional kan al tijdens de zwangerschap
gerichte hulp en ondersteuning bieden en een vertrouwensband met het gezin opbouwen.
Samen met de zwangere en haar gezin inventariseert de jeugdverpleegkundige welke hulp
en ondersteuning nodig is en kan vervolgens naar deze hulp doorverwijzen of zelf aanbieden,
al naar gelang of en hoe het gemeentelijk aanbod is vormgegeven.
Voor de wettelijke verankering van het PHB JGZ was tijdens de totstandkoming en implementatie
van de wet breed draagvlak. Alle stakeholders zagen de potentiële meerwaarde van het
PHB JGZ als preventieve interventie. Uit het nu gedane onderzoek blijkt dat er nog
steeds breed draagvlak is voor het PHB JGZ en de preventieve werking die ervan uitgaat,
door het tijdig inzetten op bespreken en – waar nodig – aanpakken van kwetsbaarheden
met de (aanstaande) ouders. Alle gesprekspartners onderkennen de (potentiële) meerwaarde,
zowel voor het ongeboren kind, het gezin als de samenleving.
Uit het onderzoek blijkt dat al meerdere positieve ontwikkelingen te zien zijn. Zo
geven professionals aan te ervaren dat ouders in het algemeen positief reageren op
het PHB JGZ. Ook ervaren JGZ-professionals over het algemeen dat zij door het PHB
JGZ eerder zicht hebben op zwangeren in een kwetsbare situatie en zijn zij met het
PHB JGZ in staat om beter in ondersteuningsbehoeften te voorzien. Dit geldt ook voor
professionals die al een PHB JGZ uitvoerden. Zij zien dat de wetswijziging momentum
heeft gecreëerd waardoor het PHB JGZ als interventie bekender is geworden en meer
wordt aangeboden en uitgevoerd. Het PHB JGZ blijkt in sommige regio’s ook een belangrijke
aanjager van de samenwerking tussen met name jeugdverpleegkundigen en eerstelijns
verloskundigen. Naast positieve punten blijken uit het onderzoek ook knelpunten bij
de uitvoering van het PHB JGZ. Zo is het PHB JGZ nog niet in iedere gemeente ingevoerd,
worden er meerdere belemmeringen ervaren in de aanmeldprocedure en bestaat er zowel
bij verloskundigen als JGZ-verpleegkundigen handelingsverlegenheid. Hieronder wordt
ingegaan op de aanbevelingen van AEF en wordt aangegeven op welke wijze, in overleg
en samenwerking met de veldpartijen, hieraan gevolg wordt gegeven.
Aanbevelingen
Aanbeveling 1: Zet in op landelijke dekking van het PHB JGZ
Het PHB JGZ is in een aanzienlijk aantal gemeenten geïmplementeerd, maar nog niet
overal. Het is van belang dat in de resterende gemeenten zonder PHB JGZ zo snel mogelijk
uitvoering wordt gegeven aan hun wettelijke taak. Zo krijgen ouders die dit nodig
hebben overal hetzelfde aanbod.
Actie: In overleg met gemeenten gaat de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG)
het belang van de wettelijke taak van gemeenten van het aanbieden van het PHB JGZ
aan ouders in een kwetsbare positie onder de aandacht brengen van haar leden. Ook
is van belang te achterhalen in welke gemeenten de implementatie nog niet of niet
voldoende is geïmplementeerd en wat nodig is om dit verder te brengen. Het NCJ heeft
in de monitor PHB JGZ, die is uitgezet in het voorjaar van 2024, aan JGZ-uitvoeringsorganisaties
gevraagd of het PHB JGZ is geïmplementeerd. Met JGZ-uitvoeringsorganisaties die de
monitor niet hebben ingevuld wordt contact gelegd om te vragen of het PHB JGZ bij
hen is geïmplementeerd. Aan JGZ-uitvoeringsorganisaties waarvan uit de monitor of
het hiervoor genoemde contact is gebleken dat zij in een gemeente werkzaam zijn waar
het PHB JGZ nog niet is geïmplementeerd wordt gevraagd wat volgens hen nodig is om
het PHB JGZ te implementeren. Deze informatie kan vervolgens worden meegenomen in
een lokale coalitie of worden gedeeld met de betreffende gemeente(n). Voorts kan Pharos
in het kader van hun ondersteuning van lokale coalities kansrijke start daar waar
nodig ondersteunen bij het proces van het komen tot betere samenwerking en afspraken
tijdens de eerste 1.000 dagen, wat ook helpend is bij een betere implementatie van
het PHB JGZ.
Aanbeveling 2: Zorg voor duidelijkheid met betrekking tot een juridisch goed geborgde
aanmeldprocedure voor zorgprofessionals
Het is van belang dat het proces van aanmelden voor een PHB JGZ (aanstaande) ouders
zo goed mogelijk in staat stelt hier gebruik van te maken en juridisch goed geborgd
is. Het huidige uitgangspunt van «zelf aanmelden» wordt vanuit de praktijk niet altijd
als wenselijk gezien. Hierbij wordt gewezen op het risico van het uitsluiten van ouders
die het meeste baat kunnen hebben bij een PHB JGZ. Samen met een zorgverlener aanmelden
wordt soms als oplossing voorgesteld, maar tegelijkertijd wordt gewezen op risico’s
met het oog op vrijwilligheid en de benodigde tijdsinzet voor professionals. Voor
het doorverwijzen van (aanstaande) ouders in een kwetsbare situatie, waarbij zij door
de zorgverlener worden aangemeld bij de JGZ, is volgens de Autoriteit Persoonsgegevens
(AP) momenteel geen wettelijke grondslag op basis van geneeskundig behandelovereenkomst
(WGBO) en de AVG. In de praktijk wordt echter wel op deze manier aangemeld. Daarmee
lopen zorgverleners mogelijk een risico op het overtreden van de AVG. Dit gebeurt
vaak onbewust: er is vaak onduidelijkheid over wat juridisch gezien bij het aanmelden
voor het PHB JGZ wel en niet mag.
Actie: Met de Autoriteit Persoonsgegevens wordt gesproken over het advies dat zij
eerder hebben gegeven over het doorverwijzen van een zwangere cliënte in een kwetsbare
situatie door de verloskundig zorgverlener naar de JGZ. Bezien wordt welke ruimte
bestaat om nader te verkennen in hoeverre een verloskundig zorgverlener een zwangere
cliënte met haar toestemming kan doorverwijzen voor een PHB JGZ. Hierover worden als
dat nodig is verdere gesprekken gevoerd met de Autoriteit Persoonsgegevens (AP), College
Perinatale Zorg (CPZ), Koninklijke Nederlandse Organisatie voor Verloskundigen (KNOV)
en het NCJ. Doel is te komen tot een duidelijk standpunt over de mogelijkheden en
onmogelijkheden van het doorverwijzen van een zwangere cliënte voor een PHB JGZ door
een verloskundig zorgverlener. Dit standpunt wordt vervolgens opgenomen in de al ontwikkelde
Handreiking PHB JGZ en overige PHB JGZ materialen van het NCJ, die breed worden verspreid.
Aanbeveling 3: Versterk professionals bij hun signalerende functie
Het bereiken van (aanstaande) ouders in een kwetsbare situatie start bij professionals
die kwetsbaarheden goed kunnen signaleren. Professionals geven aan dat dit niet eenvoudig
is en het verschilt in hoeverre zij zich goed toegerust voelen. Over het algemeen
zien zij ruimte om signalerende vaardigheden te versterken. Het gebruik van adequate
signaleringsinstrumenten en methodieken / gesprekstechnieken speelt hierin een belangrijke
rol, zoals ook benadrukt in de toelichting op het wetsartikel van het PHB JGZ.
Actie: Bij de invoering van het PHB JGZ heb ik het NCJ een interactieve e-learning
laten ontwikkelen over de uitvoering van het PHB JGZ voor alle jeugdverpleegkundigen
die het PHB JGZ uitvoeren. In deze e-learning is aandacht voor het doel en de vorm
van het PHB JGZ en wordt de professional aan de hand van een casus door de uitvoering
van het PHB JGZ geleid. Het NCJ heeft ook samen met CPZ een workshop met bijbehorend
webinar ontwikkeld, gericht op het informeren van professionals en het stimuleren
van de lokale samenwerking voor de implementatie van het prenatale huisbezoek. NCJ
en CPZ gaan naar aanleiding van deze aanbeveling de e-learning en de workshop nog
actiever verspreiden en onder de aandacht brengen van de professionals, dit in samenwerking
met de federatie van Verloskundige Samenwerkingsverbanden (VSV’s). Waar nodig kan
het NCJ organisaties en professionals begeleiden bij de workshops, zodat verschillende
professionals bij elkaar worden gebracht en zich voldoende toegerust voelen bij de
uitvoering van het PHB JGZ. In het afgelopen jaar zijn er ook verdiepende gesprekken
gevoerd met beroepsverenigingen, professionals, gemeenten en lokale coalities over
de behoeftes van professionals ten aanzien van het versterken van hun signalerende-
en gespreksvaardigheden. Deze behoeftes worden meegenomen in de bijscholing over de
eerste 1.000 dagen van een kind die op dit moment in ontwikkeling is, waarbij in ieder
geval ook aandacht zal zijn voor signaleren en sensitieve gespreksvaardigheden. Ten
slotte wordt met de KNOV, de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie
(NVOG) en de Federatie van VSV’s gesproken over de inhoud en het belang van het PHB
JGZ, hoe wordt ingezet op gespreksvaardigheden bij signalerende professionals, ook
gelet op de krapte op de arbeidsmarkt en de werkdruk hetgeen een belemmering kan zijn
voor het volgen van scholingen, en over het belang van het gebruik van signaleringsinstrumenten
en het maken van afspraken hierover op lokaal of regionaal niveau.
Aanbeveling 4: Zet in op beschikbaarheid van vervolgaanbod
Middels een specifieke uitkering (SPUK) voor preventie kunnen gemeenten financiering
aanvragen voor passende interventies, onder andere voor het vervolgaanbod na een PHB
JGZ. De kwaliteit van ondersteuning die (aanstaande) ouders in een kwetsbare situatie
geboden wordt, is momenteel van de woonplaats afhankelijk, omdat het aanbod van interventies
zoals Stevig Ouderschap en VoorZorg per gemeente kan verschillen en niet in elke gemeente
wordt ingekocht. Ook opvolging buiten het JGZ-domein, bijvoorbeeld in het sociaal
domein of psychische hulpverlening, is niet altijd goed geregeld. Er worden nog niet
altijd afspraken gemaakt in lokale coalities over het vervolgaanbod.
Actie: In overleg met gemeenten zal de VNG het belang van het PHB JGZ en de beschikbaarheid
van een passend vervolgaanbod, waarbij ook kan worden gedacht aan ondersteuning of
hulp bij schulden, armoede of psychische hulpverlening, onder de aandacht brengen
van haar leden. Bij voorkeur worden afspraken over een passend vervolgaanbod in de
lokale coalitie gemaakt en worden ook afspraken gemaakt over de evaluatie ervan. Pharos
wijst de coalities, waar van toepassing, op het loket gezond leven voor passende interventies
bij de lokale vraagstukken. Ook kan worden gekeken naar de eerder in opdracht van
mij ontwikkelde handreiking van het NCJ waarin een kader voor passende vervolgtrajecten
is opgenomen. Of en welk vervolgaanbod wordt aangeboden en welke interventies worden
ingekocht bepaalt een gemeente echter zelf.
Aanbeveling 5: Organiseer een leerstructuur met best practices over de uitvoering
van het PHB JGZ
Het PHB JGZ kent een diversiteit aan hoe het is ingericht en wordt uitgevoerd in gemeenten.
Onder andere hoe de aanmelding is ingericht, in de breedte van de potentiële doelgroep
waarvoor het PHB JGZ wordt aangeboden (alleen zwangeren in een kwetsbare situatie
of breder) en in de gehanteerde terminologie (soms wordt het geen prenataal huisbezoek
genoemd). Om de potentie van het PHB JGZ te kunnen realiseren, is het relevant om
best practices te delen en hier van te leren. Aangezien het PHB JGZ een relatief nieuwe
taak is, is dit zowel relevant voor gemeenten als voor professionals en hun organisaties.
Actie: In overleg met landelijke partijen gaat het NCJ best practices ophalen en bundelen
en voegen zij dit toe aan de implementatietoolkit PHB JGZ, die te vinden is op hun
website. Deze best practices worden daarna gedeeld in de nieuwsbrieven van het NCJ
en CPZ. Ook ontwikkelen CPZ en NCJ na de zomer een thema nieuwsbrief over het PHB
JGZ. De VNG zal vervolgens worden gevraagd om deze nieuwsbrief te verspreiden onder
alle gemeenten in Nederland.
Aanbeveling 6: Werk aan een stevige ketensamenwerking tussen zorgprofessionals
Het PHB JGZ wordt als welkome katalysator gezien in de domeinoverstijgende (preventieve)
geboortezorg. Tegelijkertijd wordt nog niet overal of altijd genoeg in gezamenlijkheid
opgetrokken tussen disciplines en ontbreekt het geregeld nog aan samenwerkingsafspraken.
Korte lijnen vanuit het medisch domein (1e en 2e lijn), de JGZ en partijen uit het
sociaal domein zijn noodzakelijk om in te zetten op goede signalering, gebruik van
het PHB JGZ en eventuele inzet van vervolghulp voor (aanstaande) ouders in een kwetsbare
situatie.
Actie: In overleg met gemeenten zal de VNG bij haar leden aandacht vragen voor het
belang van stevige ketensamenwerking in de domeinoverstijgende geboortezorg. Ook GGD
GHOR NL en ActiZ zullen hiervoor aandacht vragen bij hun leden. CPZ gaat het belang
van een stevige ketensamenwerking rond de inzet van het PHB JGZ benadrukken bij de
lokale coalities en VSV’s en hen vragen hierover in hun eigen regio of gemeente afspraken
te maken. Pharos heeft een ondersteunende rol in het proces van het bevorderen van
de samenwerking en het vastleggen van afspraken tussen het medisch en sociaal domein.
Dit is uiteindelijk ook helpend bij de implementatie van het PHB JGZ.
Stevige ketensamenwerking kan verder worden ondersteund door implementatie van de
eerder genoemde e-learning, workshop en het webinar die het NCJ en CPZ hebben ontwikkeld.
Deze tools kunnen lokaal worden gebruikt om professionals te informeren en de lokale
samenwerking te stimuleren voor de implementatie van het prenatale huisbezoek. Het
NCJ zal actiever aanbieden deze workshops te begeleiden, zodat er meer aandacht komt
voor wat er al is ontwikkeld en hiervan meer gebruik zal worden gemaakt. Ook de eerder
genoemde multidisciplinaire bijscholing heeft als doel de samenwerking te verbeteren
en kennis over onder andere het PHB JGZ te vergroten. Dit kan bijdragen aan het realiseren
van een stevige ketensamenwerking tussen zorgprofessionals. Daarnaast wordt een factsheet
PHB JGZ ontwikkeld omtrent ketensamenwerking rondom het PHB JGZ voor betrokken zorgverleners
en gemeenten. Uit het rapport van AEF komt tenslotte ook naar voren dat het PHB JGZ
nog onvoldoende bekend is bij belangrijke partners in de geboortezorg, zoals tweedelijns
verloskundigen, gynaecologen en verpleegkundigen in het ziekenhuis. CPZ en de federatie
van VSV’s zullen worden gevraagd om bij hun achterban extra aandacht te vragen voor
de bekendheid met het belang van signaleren en de handelingsoptie van het PHB JGZ
voor professionals in het ziekenhuis.
Aanbeveling 7: Creëer een basiskader voor de aanmelding en terugkoppeling
In de uitvoering van het PHB JGZ worden gegevens gedeeld en verwerkt in het kader
van de aanmelding en terugkoppeling van het PHB JGZ. Het verschilt hoe dit nu wordt
gedaan (via welk platform, welke informatie gedeeld wordt, door wie). Daarmee wordt
in de aanmelding soms meer informatie van een ouder uitgevraagd dan strikt noodzakelijk,
wat onnodig drempels opwerpt. Ook creëert het extra administratieve lasten voor professionals
wanneer zij in de ene gemeente rekening dienen te houden met andere vereisten dan
in andere gemeenten. Voor terugkoppeling geldt dat dit nu (te) beperkt plaatsvindt,
mede veroorzaakt door onduidelijkheid over welke informatie wel en niet mag worden
teruggekoppeld en het ontbreken van afspraken hierover. Het creëren van meer uniformiteit
en eenduidige kaders is van belang om het proces rond het PHB JGZ beter en zorgvuldiger
te laten verlopen.
Actie: Het NCJ ontwikkelt in overleg met KNOV, CPZ, GGD GHOR NL en ActiZ een format
voor een aanmeldformulier en een terugkoppelformulier, gebruikmakend van goede voorbeelden
in het land. Belangrijk is dat alleen de (meest) noodzakelijke gegevens in deze formats
worden opgenomen zodat zo min mogelijk gegevens worden overgedragen. Hoewel het geboortezorg
organisaties en JGZ-uitvoeringsorganisaties vrij staat hun eigen wijze van aanmelding
en terugkoppeling in te regelen, laten deze formats zien welke gegevens noodzakelijk
zijn en kunnen deze formats helpen bij het bereiken van enige mate van uniformiteit
van gegevensuitwisseling bij aanmelding en terugkoppeling. Daarnaast is het belangrijk
dat het voor zwangeren in een kwetsbare situatie makkelijker wordt zichzelf aan te
melden. Het NCJ gaat daarom in gesprek met JGZ-uitvoeringsorganisaties over het belang
van een duidelijke en zichtbare aanmeldfunctie op de sites van de JGZ-uitvoeringsorganisaties.
Ook is bij de aanmelding (en in het gesprek met de verloskundig zorgverlener) van
belang dat de zwangere cliënte in een kwetsbare situatie goed is geïnformeerd over
het PHB JGZ en dat zij daar waar nodig en gewenst hierover het gesprek aangaat met
verloskundig zorgverleners. Het NCJ gaat daarom de eerder ontwikkelde ouderfolder
PHB JGZ doorontwikkelen, waarbij aandacht zal zijn voor het normaliseren van het bespreken
van een PHB JGZ door de zwangere cliënte in een kwetsbare situatie.
Aanbeveling 8: Maak vaart met de invoering van het ouderdossier
Het veilig en zorgvuldig registreren van gegevens over het PHB(-gezin) is nog niet
goed geregeld. Ouderdossiers worden nog niet overal gebruikt voor de registratie van
het PHB JGZ en landelijke richtlijnen voor het ouderdossier ontbreken. Dit is een
onwenselijke situatie en levert het risico op dat gevoelige persoonsgegevens van (aanstaande)
ouders op ongewenste locaties worden opgeslagen.
Actie: Het is van groot belang dat gegevens over het PHB JGZ goed en eenduidig worden
geregistreerd in een volwassenendossier. Op dit moment is er nog geen landelijke basisdataset
voor het volwassenendossier. De verschillende softwareleveranciers van JGZ-uitvoeringsorganisaties
hebben in de tussentijd eigen mogelijkheden ontwikkeld waarmee gegevens over het PHB
JGZ geregistreerd kunnen worden. Veld- en ketenpartijen werken aan een landelijke
basisdataset voor het registreren en uitwisselen van gegevens rond het PHB JGZ. Zodra
de landelijke basisdataset voor het volwassenendossier gereed is, wordt deze door
softwareleveranciers in hun applicatie geïmplementeerd. De landelijke basisdataset
voor gegevens voor volwassenen binnen de JGZ is dus in ontwikkeling en de Governance
informatiestandaard JGZ houdt de voortgang in de gaten. Dit zodat de huidige planning
gehaald wordt en alle JGZ-uitvoeringsorganisaties in ieder geval vanaf de tweede helft
van 2025 kunnen registreren met de landelijke basisdataset. Voor de volgende evaluatie
(voorzien voor eind 2026) waarin gekeken wordt naar de doeltreffendheid van deze wetswijziging
zijn dan in ieder geval data beschikbaar over één kalenderjaar.
Aanbeveling 9: Geef de gemeentelijke regierol nader invulling
Dit onderzoek laat zien dat gemeenten veelal niet nauw betrokken zijn bij de uitvoering
van het PHB JGZ. Gemeenten laten dit grotendeels aan JGZ-uitvoeringsorganisaties en
er is (nog) beperkt zicht op hoe groot de potentiële populatie is/ gaat zijn en hoeveel
inzet het PHB JGZ vraagt. Dit kan risico’s opleveren wanneer het PHB JGZ na de fase
van implementatie meer «op stoom» komt en er bijvoorbeeld strakker op capaciteit en/of
middelen gestuurd moet worden.
Actie: In overleg met gemeenten zal de VNG bij haar leden aandacht vragen voor het
belang van (nauwe) betrokkenheid bij de uitvoering van het PHB JGZ en monitoring hiervan
gelet op de wettelijke taak die zij hebben. Voor een goede uitvoering van deze taak
hebben gemeenten goed zicht nodig op de potentiële populatie, de eventuele groei hierin
en hoeveel inzet het PHB JGZ van JGZ-uitvoeringsorganisaties vraagt, zowel financieel
als qua capaciteit.
Aanbeveling 10: Zet in op landelijke monitoring van de uitvoering van het PHB JGZ
De inzichten die gemeenten nodig hebben om hun regierol in te vullen, zijn ook op
landelijk niveau nodig om zicht te hebben op de uitvoering van het PHB JGZ en hier
waar nodig op bij te sturen.
Actie: Van belang is dat de inzet van het PHB JGZ goed wordt geregistreerd, zowel
op landelijk als gemeentelijk niveau. Zoals in de aanbeveling hiervoor is opgenomen
zal de VNG bij haar leden aandacht vragen voor het belang van de nauwe betrokkenheid
bij de monitoring van het PHB JGZ. Zoals gezegd wordt op landelijk niveau gewerkt
aan het realiseren van een landelijke basisdataset voor het eenduidig registeren van
het PHB JGZ in het volwassenendossier. Voorts wordt gebruik gemaakt van de informatie
uit de monitor Kansrijke Start van het RIVM, de jaarlijkse vragenlijst Kansrijke Start
aan gemeenten en de monitor van het NCJ over het PHB JGZ om zicht te hebben op de
uitvoering van het PHB JGZ.
Tot slot
Hiervoor heb ik beschreven op welke manieren ik uitvoering wil geven aan de aanbevelingen
in het onderzoeksrapport van AEF. Samen met veldpartijen ga ik aan de slag om de beschreven
acties op te pakken. Zoals gezegd volgt vier jaar na de wetswijziging een volgende
evaluatie waarin gekeken wordt naar de doeltreffendheid van deze wetswijziging. Om
de benodigde data voor deze evaluatie op tijd beschikbaar te hebben is het van groot
belang dat de huidige planning voor de landelijke basisdataset voor het volwassenendossier
wordt gehaald, zodat alle JGZ-uitvoeringsorganisaties in ieder geval vanaf de tweede
helft van 2025 kunnen registreren met de landelijke basisdataset en deze gegevens
gebruikt kunnen worden voor de evaluatie eind 2026.
Ik vertrouw erop dat we met de acties de uitvoering van het PHB JGZ versterken. Zodat
we nog beter (en ik citeer mevrouw Paulusma tijdens de wetsbehandeling) aansluiting
kunnen zoeken bij de wereld van de ander, over de drempel stappen, elkaar vertrouwen
en elkaar ruimte geven.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M. van Ooijen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport