Brief regering : Wooninitiatieven en pgb
25 657 Persoonsgebonden Budgetten
34 104
Langdurige zorg
Nr. 360
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 juni 2024
Het persoonsgebonden budget (pgb) als een positieve en bewuste keuze; dat is waar
ik me steeds voor heb ingezet en wat ook in deze brief het uitgangspunt is. Cliënten
kiezen voor het pgb omdat zij zelf hun zorg willen en kunnen inkopen en organiseren.
Om hun leven in te richten zoals zij dat willen. Eigen regie staat centraal. Dat uitgangspunt
geldt ook als budgethouders1 hun pgb geclusterd inzetten in een wooninitiatief.
Deze brief gaat over pgb-gefinancierde wooninitiatieven in de Wet langdurige zorg
(Wlz). Ik presenteer vier maatregelen die:
1. de toegang tot het pgb verstevigen;
2. het zicht op pgb-gefinancierde wooninitiatieven vergroten;
3. de informatie-uitwisseling over wooninitiatieven tussen betrokken partijen optimaliseren;
4. de mogelijkheden van contractering voor kleinschalige wooninitiatieven verbeteren.
Deze maatregelen verminderen de «gedwongen» inzet van het pgb en ondersteunen betrokken
partijen bij hun taken en verantwoordelijkheden.
Geclusterde inzet van het pgb
Ongeveer één op de zes budgethouders in de Wlz zet het pgb geclusterd in. Meerdere
budgethouders bundelen (deels) hun pgb en kopen gezamenlijk zorg in binnen een wooninitiatief.
Dat leidt tot mooie initiatieven, zoals ouderinitiatieven die ouders opzetten voor
hun kinderen. Ouders steken daar veel aandacht, tijd en energie in; zij besturen ook
zelf het wooninitiatief. Die nauwe betrokkenheid van naasten borgt de eigen regie.
De inzet van het pgb in ouderinitiatieven sluit zo aan bij de bedoeling van het pgb.
Tegelijkertijd constateer ik dat de geclusterde inzet van het pgb in wooninitiatieven
kan schuren. Het zorgkantoor heeft alleen een contractrelatie met individuele budgethouders
en niet met het wooninitiatief. Dat leidt tot complexiteit als maatregelen nodig zijn
op het niveau van het wooninitiatief. Voor zowel het zorgkantoor als het wooninitiatief
kan dat wringen. Ik merkte dat bijvoorbeeld bij maatregelen rond Covid-19. Zorgkantoren
hebben weliswaar zicht op de zorg aan individuele budgethouders, maar niet zozeer
een totaalbeeld van het wooninitiatief.
Bovendien zie ik soms dat het pgb in wooninitiatieven geen positieve en bewuste, maar
een «gedwongen» keuze is. Waar het pgb in ouderinitiatieven een positieve en bewuste
keuze is, is dat bij andere wooninitiatieven niet altijd het geval.
Cliënten kiezen in die gevallen voor een specifiek wooninitiatief. Vervolgens vernemen
zij dat wonen in dit initiatief een pgb vereist. Het pgb nemen cliënten dan op de
koop toe, inclusief de stevige taken en verantwoordelijkheden die horen bij de rol
van budgethouder. Taken die bij een gecontracteerd wooninitiatief grotendeels bij
het wooninitiatief liggen.
Voor wooninitiatieven geldt: zij zien het pgb soms als de enige mogelijke leveringsvorm.
Zij achten de eisen van het zorgkantoor voor een contract onhaalbaar of onwenselijk.
Zo zijn pgb-gefinancierde wooninitiatieven bijvoorbeeld bezorgd over de invloed zij
nog hebben op de selectie van cliënten bij een contract. Zorgkantoren geven bovendien
aan dat zij niet alle wooninitiatieven kunnen contracteren. De redenen daarvoor lopen
uiteen. Sommige wooninitiatieven zijn bijvoorbeeld (nog) niet in staat om aan te sluiten
bij de landelijke iWlz keten.
Leren van misstanden
Recente misstanden bij pgb-gefinancierde wooninitiatieven tonen de risico’s van de
«gedwongen» keuze voor het pgb. Zo was het pgb voor bewoners van Aurora Borealis geen
bewuste keuze, maar een financieringsvorm voor het wooninitiatief. Budgethouders waren
aangewezen op het pgb, omdat zij kozen voor een bepaald wooninitiatief of omdat een
plek in zorg in natura niet beschikbaar was. Het zorgkantoor had weliswaar zicht op
individuele budgethouders, maar minder op het wooninitiatief als geheel.
De misstanden bij Aurora Borealis greep ik aan om van te leren. Ik organiseerde leersessies
met (direct) betrokken partijen: cliëntondersteuners, Zorgverzekeraars Nederland (ZN)
en zorgkantoren, de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en de Nederlandse Zorgautoriteit
(NZa). Een belangrijke les uit deze sessies is dat zorgkantoren worstelen met hun
mogelijkheden om het pgb af te wijzen. De NZa geeft aan dat zorgkantoren maar een
paar procent van de pgb-aanvragen afwijzen.2 Een andere les gaat over informatie-uitwisseling. Met name zorgkantoren en de inspectie
ervaren belemmeringen bij het uitwisselen van informatie over specifieke wooninitiatieven.
Dat is vooral onwenselijk in crisissituaties zoals Aurora Borealis. Het zorgkantoor
heeft dan tijdig informatie van de IGJ nodig om continuïteit van zorg te waarborgen,
maar de IGJ mag die informatie vanwege juridische beperkingen nog niet delen.
Vervolgstappen
Met de genoemde lessen, bevindingen uit het «Position paper uitvoering pgb-Wlz»3 van de NZa en inbreng uit gesprekken met vele andere betrokken partijen kom ik tot
de volgende vier pakketmaatregelen voor pgb-gefinancierde wooninitiatieven:
1. Versteviging toegang pgb. Ik onderzoek mogelijkheden om het pgb onder voorwaarden of gedeeltelijk toe te kennen.4 Dat betekent dat zorgkantoren bijvoorbeeld eisen kunnen stellen aan de inkoop van
zorg en ondersteuning of kunnen verzoeken om de inzet van behandeling naast het pgb.
Het kan ook betekenen dat zorgkantoren bepaalde wooninitiatieven onderbouwd uitsluiten
als die naar hun oordeel geen verantwoorde en doelmatige zorg leveren. Zorgkantoren
ervaren nu onvoldoende (juridische) basis om hierop in te grijpen.
In aanvulling daarop onderzoek ik met de NZa en zorgkantoren wat zij verder nog nodig
hebben om pgb-aanvragen beargumenteerd af te wijzen. Welke eisen kunnen zorgkantoren
stellen aan eigen regie van budgethouders binnen wooninitiatieven? Wat is eventueel
nog nodig in regelgeving? Welke investering in (zorginhoudelijke) kennis en vaardigheden
van zorgkantoormedewerkers kan helpen?
Ten slotte: het amendement Bushoff5 gaat over de uitbreiding van de vergunningplicht op grond van de Wet toetreding zorgaanbieders
(Wtza). Als de Eerste Kamer deze motie ook aanneemt, dan gaat die vergunningplicht
gelden voor alle zorginstellingen die zorg verlenen op grond van de Zorgverzekeringswet
(Zvw) of Wlz. Dat betekent dat dan ook instellingen met tien of minder zorgverleners
onder de vergunningsplicht gaan vallen, waaronder pgb-gefinancierde wooninitiatieven
met tien of minder zorgverleners.
2. Meer zicht op pgb-gefinancierde wooninitiatieven. Ik ontwikkel een transparantieregister pgb-gefinancierde wooninitiatieven. Met dit
register ontstaat een landelijk dekkend overzicht van alle pgb-gefinancierde wooninitiatieven
via het Landelijk Register Zorgaanbieders (LRZa). De IGJ gebruikt dit register bij
haar toezicht. Momenteel brengen zorgkantoren alle pgb-gefinancierde wooninitiatieven
in kaart, zodat we deze kunnen aanmerken als pgb-gefinancierd wooninitiatief in het
LRZa. In de opzet van het register sluiten we aan bij de meldplicht voor zorgaanbieders
in de Wtza.
Tot slot: zoals ik in de Voortgangsbrief Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen
van 16 mei jl.6 aangaf, start binnenkort een onderzoek naar alle verschijningsvormen van kleinschalige
wooninitiatieven in de Wlz, zowel pgb als gecontracteerd
3. Optimaliseren informatie-uitwisseling. IGJ en ZN/ zorgkantoren werken in hun uitvoering aan betere informatie-uitwisseling
rond pgb-gefinancierde wooninitiatieven. Het gaat om informatie-uitwisseling bij signalen
dat het ergens niet goed gaat. Het gaat ook om uitwisseling van informatie in crisissituaties,
zoals bij Aurora Borealis. Het blijkt in die gevallen juridisch ingewikkeld om vanuit
de inspectie tijdig informatie te delen met het zorgkantoor. Voor de continuïteit
van zorg is dat wel wenselijk. Ik ga ook na of wijzigingen nodig zijn in wet- en regelgeving.
4. Vergroten mogelijkheden voor contractering. ZN/ zorgkantoren onderzoeken hoe zij contracteringsmogelijkheden voor pgb-gefinancierde
wooninitiatieven kunnen verbeteren per contractjaar 2026. Daar hoort ook bij dat zorgkantoren
proactief het gesprek voeren met pgb-gefinancierde wooninitiatieven over de mogelijkheden
voor en implicaties van een contract. Contractering lijkt nu vooral ingericht op grotere
aanbieders. Zorgkantoren gaan na hoe zij in dit proces beter kunnen aansluiten bij
kleinschalige aanbieders. In het vierde kwartaal van 2024 geven zorgkantoren een eerste
overzicht van hoe zij de inkoop voor kleine aanbieders beter werkbaar willen maken.
Ook geven zij dan aan wat eventueel verder nodig is aan randvoorwaarden of aanpassingen
in wet- en regelgeving.
Zorgkantoren maken gebruik van de inzichten uit de pilot van de Branchevereniging
Kleinschalige Zorg (BVKZ) en zorgkantoor Zilveren Kruis. In de pilot stimuleerden
zij de contractering van pgb-wooninitiatieven. De pilot maakt goed inzichtelijk wat
het pgb aantrekkelijk maakt voor wooninitiatieven en wat belemmeringen zijn voor contractering.
Bij deze stappen betrek ik betrokken branche- en belangorganisaties, zoals de BVKZ,
SPOT, Zorgthuisnl, Per Saldo en de Federatie Landbouw en zorg.
Tot slot
Ik realiseer me dat het uitgangpunt van het pgb als positieve en bewuste keuze voor
pgb-vaardige budgethouders iets vraagt op het terrein van het pgb én van zorg in natura.
Daarom benadruk ik het belang van het laatste punt, over het vergroten van mogelijkheden
voor contractering. Het contracteringsproces mag geen belemmering zijn voor kleinschalige
wooninitiatieven.
Het vraagt ook dat alle leveringsvormen voor het scheiden van wonen en zorg goed passen
bij wat nodig is voor kleinschalige wooninitiatieven. Mogelijk vergt dat aanpassingen
van of binnen deze leveringsvormen: pgb, het modulair pakket thuis (mpt) en het volledig
pakket thuis (vpt).7 Het is aan mijn opvolger om daar eventueel mee aan de slag te gaan.8
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
C. Helder
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. Helder, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport