Brief regering : Implementatie herziene Opvangrichtlijn
32 824 Integratiebeleid
Nr. 434
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 juni 2024
Tijdens het tweeminutendebat Inburgering en integratie op 30 mei jl. heb ik uw Kamer
toegezegd een brief te sturen over de mogelijkheid tot het aanpassen van de wachttermijn
voor asielzoekers om te mogen werken in relatie tot de implementatie van de herziene
Opvangrichtlijn. Tijdens het debat zijn op dit punt twee moties ingediend.1 In deze brief informeer ik uw Kamer hierover, mede namens de Staatssecretaris van
Justitie en Veiligheid.
Huidige Opvangrichtlijn
Het recht van asielzoekers op toegang tot de arbeidsmarkt volgt uit de Opvangrichtlijn.2 Deze richtlijn bevat normen voor de opvang en bijbehorende voorzieningen die lidstaten
aan asielzoekers moeten bieden. Op dit moment geldt op grond van de huidige Opvangrichtlijn
dat lidstaten uiterlijk negen maanden na de asielaanvraag aan alle asielzoekers toegang
tot de arbeidsmarkt moeten garanderen. Deze Europese regels zijn er onder andere op
gericht om uitsluiting van de samenleving te voorkomen, zelfstandigheid van asielzoekers
te bevorderen en hun integratie in de lidstaat te vergemakkelijken3. De Opvangrichtlijn biedt lidstaten de mogelijkheid om gunstigere bepalingen vast
te stellen, bijvoorbeeld om geen of een kortere wachttermijn te hanteren. In de Wet
arbeid vreemdelingen en onderliggende regelgeving is opgenomen dat asielzoekers arbeid
mogen verrichten indien de asielaanvraag ten minste zes maanden in behandeling is.4 Daarnaast geldt voor de werkgever een tewerkstellingsvergunningplicht om asielzoekers
te mogen laten werken.
Herziene Opvangrichtlijn
Op 14 mei jl. is het EU-migratie- en asielpact door de Raad van de Europese Unie aangenomen.
Onderdeel hiervan is een herziene Opvangrichtlijn.5 Binnen de herziene Opvangrichtlijn zullen lidstaten uiterlijk binnen zes maanden
toegang tot de arbeidsmarkt moeten garanderen. Aan bepaalde in de Opvangrichtlijn
expliciet genoemde categorieën asielzoekers van wie de asielaanvraag in de, in artikel
42 van de Asielprocedureverordening bedoelde, versnelde behandelingsprocedure wordt
behandeld wordt geen toegang tot de arbeidsmarkt verleend of de reeds verleende toegang
tot de arbeidsmarkt wordt ingetrokken. Daarbij gaat het om asielzoekers waarbij het
niet waarschijnlijk is dat hun aanvraag zal worden ingewilligd, bijvoorbeeld omdat:
– Verzoeker uit een veilig land van herkomst komt; of
– Er redelijke gronden zijn om aan te nemen dat de verzoeker een gevaar vormt voor de
nationale veiligheid of de openbare orde van de lidstaat; of
– de verzoeker bij de indiening van het asielverzoek en de toelichting van de feiten
alleen aangelegenheden aan de orde heeft gesteld die niet ter zake doen om uit te
maken of hij of zij in aanmerking komt voor erkenning als persoon die internationale
bescherming geniet;
– of de verzoeker de autoriteiten opzettelijk heeft misleid door valse informatie of
documenten te verstrekken;
Dublinclaimanten die een overdrachtsbesluit hebben gekregen wordt eveneens geen toegang
tot de arbeidsmarkt verstrekt of de reeds verleende toegang tot de arbeidsmarkt wordt
ingetrokken. Ook de herziene Opvangrichtlijn biedt lidstaten de mogelijkheid om gunstigere
bepalingen vast te stellen, door bijvoorbeeld de wachttermijn (voor bepaalde groepen
asielzoekers) te verkorten. In de overwegingen van de richtlijn is opgenomen dat lidstaten
worden aangemoedigd om kansrijke asielzoekers zo snel mogelijk toegang tot de arbeidsmarkt
te bieden. Lidstaten hebben twee jaar de tijd om de herziene Opvangrichtlijn te implementeren
na de inwerkingtreding. De regels uit de herziene Opvangrichtlijn, ook voor wat betreft
de toegang tot de arbeidsmarkt voor asielzoekers, moeten uiterlijk 12 juni 2026 geïmplementeerd
zijn in de Nederlandse wet- en regelgeving.
Differentiatie toegang tot de arbeidsmarkt tussen asielzoekers met een kansarme asielaanvraag
en een kansrijke asielaanvraag onder de herziene Opvangrichtlijn
In Nederland wordt eerder dan de maximale termijn van negen maanden op basis van de
huidige Opvangrichtlijn toegang verleend tot de arbeidsmarkt; namelijk na zes maanden.
Er is dus gebruik gemaakt van de mogelijkheid om tot een gunstigere bepaling te komen.
Het aanpassen van de wachttermijn en daarbij te differentiëren in deze termijn tussen
asielzoekers met een kansrijke en een kansarme asielaanvraag is in het kader van de
brede migratieagenda door het kabinet besproken. Het differentiëren in de wachttermijn,
binnen de kaders van de huidige Opvangrichtlijn, lijkt juridisch haalbaar. Alvorens
een beslissing genomen kan worden of een dergelijke differentiatie opportuun is, dient
nauwkeurig nader in kaart te worden gebracht wanneer een asielaanvraag kansrijk of
kansarm is, en welke consequenties het differentiëren op basis van dit onderscheid
voor de uitvoering met zich meebrengt.
Op basis van de herziene Opvangrichtlijn zal reeds gedifferentieerd worden tussen
verschillende categorieën asielzoekers. Allereerst de asielzoekers uit de expliciet
genoemde categorieën van wie de asielaanvraag wordt behandeld in de versnelde procedure
en die geen toegang tot de arbeidsmarkt kunnen krijgen. Daarnaast zijn er asielzoekers
van wie de aanvraag versneld wordt behandeld, maar die niet behoren tot een van de
expliciet genoemde categorieën en zodoende niet mogen worden uitgesloten van de arbeidsmarkt.
Als laatst zijn er dan nog de asielzoekers die niet in de versnelde procedure terecht
komen en dus de reguliere procedure zullen doorlopen, waarbij de toegang tot de arbeidsmarkt
niet mag worden uitgesloten. Hierbij bestaat de mogelijkheid om voor nader te bepalen
groepen asielzoekers tot gunstigere bepalingen te komen. Of verdere differentiatie
naar kansrijkheid van de asielaanvraag opportuun is, moet eveneens nader in kaart
worden gebracht.
Voor wat betreft de vraag of voorafgaand aan de implementatie van de herziene Opvangrichtlijn
onderscheid gemaakt kan worden tussen verschillende groepen asielzoekers in de wachttermijn
zijn er een aantal aandachtspunten. Zo zou de IND, wanneer een werkgever bij UWV een
tewerkstellingsvergunning aanvraagt, voor een asielzoeker moeten kunnen aangeven of
de asielaanvraag al dan niet kansrijk is. Daarbij moet worden bekeken wat dit betekent
voor de behandeling van een aanvraag voor een tewerkstellingsvergunning bij UWV, en
welke overige uitvoeringstechnische vraagstukken voor onder andere bijvoorbeeld de
IND dit met zich brengt.
Duidelijk is wel dat een dergelijke wijziging extra druk zal leggen op de uitvoering.
De verwachting daarbij is dat een dergelijke aanpassing dusdanig veel tijd in beslag
neemt, waarbij ook rekening gehouden moet worden met een overgangstermijn voor asielzoekers
die reeds aan het werk zijn, dat dit niet in verhouding staat tot de termijn van twee
jaar waarbinnen de herziene Opvangrichtlijn geïmplementeerd moet worden. Het aanpassen
van de wachttermijn waarbij wordt gedifferentieerd in de wachttermijn tussen verschillende
groepen asielzoekers, vooruitlopend op de implementatie van de herziene Opvangrichtlijn
acht ik daarom niet realistisch. Daarnaast kan het voor onduidelijkheid zorgen bij
zowel asielzoekers als werkgevers als bij implementatie van de herziene Opvangrichtlijn
de regelgeving opnieuw gewijzigd zou worden.
Daarbij geldt ook dat lidstaten op grond van het beginsel van Unietrouw gedurende
de omzettingstermijn van richtlijnen zich dienen te onthouden van het nemen van maatregelen
die het bereiken van de doelstellingen van de Europese regelgeving moeilijker maken.
Dit betekent dat het wijzigen van de wachttermijn voor asielzoekers met een kansarme
asielaanvraag – voor zover dit niet in lijn is met de herziene Opvangrichtlijn – juridisch
gezien niet meer mogelijk is.
Gelet op het bovenstaande is het aanpassen van de wachttermijn naar negen maanden
voor alle asielzoekers in spoor 1 en 2 zoals genoemd in de motie van het lid Becker
en het lid Flach niet mogelijk. Het kabinet schat in dat aanpassen van de wachttermijn
naar drie maanden voor alle asielzoekers, zoals opgenomen in de motie van het lid
Ceder thans juridisch wel mogelijk is, maar uitvoeringstechnisch nader zou moeten
worden uitgewerkt, naast de eventuele belemmeringen in relatie tot de implementatie
van de herziene Opvangrichtlijn.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
C.E.G. van Gennip
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid