Brief regering : Kabinetsreactie onderzoek TNO Draagvlak voor klimaatbeleid
32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
Nr. 1399
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR KLIMAAT EN ENERGIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 juni 2024
De ambitie op klimaat- en energiebeleid vraagt veel van burgers en bedrijven, maar
biedt hun tegelijk belangrijke voordelen zoals meer comfort door een beter geïsoleerd
huis, innovatie en een leefbare planeet voor toekomstige generaties. De mate waarin
beleid succesvol en acceptabel is, hangt vooral af van de wijze waarop dat beleid
is ontworpen en uitgewerkt. Zoals in de kabinetsreactie op een voorgaand onderzoek
naar zorgen van burgers bij klimaatbeleid en oplossingen daarvoor aangegeven, kan
goed zicht op de zorgen van verschillende doelgroepen helpen om ze beter te adresseren.1 Het kabinet heeft daarom TNO gevraagd onderzoek te doen naar welke principes ten
grondslag liggen aan het al dan niet accepteren van energie- en klimaatbeleid en of
hier verschil in bestaat tussen sociaaleconomische en demografische groepen. Met deze
brief stuur ik u, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat en de Minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het rapport van TNO toe.
TNO heeft in haar onderzoek aan de hand van drie bekende principes voor acceptatie
(ervaren eerlijkheid, ingeschatte effectiviteit en beperkte negatieve impact) onderzocht
hoe drie potentiële beleidsmaatregelen met meer draagvlak zouden kunnen worden ingericht:
(1) een norm voor de energieprestatie van koopwoningen, (2) een minimumprijs voor
het retourneren van online bestellingen, en (3) een verhoging van de prijs van nieuwe
kleding met een belasting.
De bevindingen van TNO tonen in algemene zin aan dat burgers veel waarde hechten aan
het beperken van de negatieve impact van beleidsmaatregelen op het eigen leven. Daarnaast
zou er een gelijke verdeling van de lusten en lasten moeten zijn tussen groepen in
de samenleving. TNO adviseert daarom bij nieuwe maatregelen om een goede combinatie
te vinden van flankerend en ondersteunend beleid, om zo de negatieve impact op het
persoonlijke leven te verzachten. Er ligt een kans om zo acceptatie van beleid te
vergroten. Dit is met name het geval wanneer het nodig is om normerend beleid in te
voeren en er geen alternatief is voor beleid dat het eigen leven beïnvloedt.
Normeren van koopwoningen
Voor de energietransitie in de gebouwde omgeving is gekeken naar de voorwaarden waaronder
mensen een mogelijke norm voor de energieprestatie van woningen eerder zouden accepteren.
Deze beleidsoptie is in het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO)2 vorig jaar voorgesteld als maatregel om de grote opgave rond de klimaatdoelstellingen
van 2050 te halen. Ook is recent vanuit De Nederlandse Bank (DNB)3 een vergelijkbaar voorstel gedaan. Met het onderzoek van TNO is een eerste inzicht
verkregen in welke mate hier draagvlak voor is en aan welke acceptatieprincipes hierbij
voldaan moet worden.
Net als bij de andere onderzochte maatregelen, benadrukt TNO bij een norm voor de
energieprestatie van woningen het belang van goed gekozen flankerend beleid. Het onderzoek
laat zien dat, wanneer er geen ondersteunend beleid bij wordt gepresenteerd, een iets
grotere groep tegen (41–44%) dan voor (33–36%) een vorm van normerend beleid is. Het
meest belangrijke aspect om de acceptatie hiervoor te vergroten is het bieden van
ondersteuning vanuit de overheid om de negatieve impact op het leven van de burger
te verzachten. Daarbij wordt financiële ondersteuning boven praktische ondersteuning
gewenst en wordt het belangrijk gevonden dat niet alleen lage, maar ook middeninkomens
op extra ondersteuning kunnen rekenen vanuit het principe van een eerlijke verdeling
van de kosten. Opvallend is dat het concrete niveau van de normering (energielabel
A, D of de isolatiestandaard), het moment waarop aan de norm zou moeten worden voldaan
(op een vast jaartal of 2 jaar na aankoop van de woning) en het jaartal waarop de
norm in zou gaan relatief minder belangrijke aspecten worden gevonden voor de acceptatie.
Kortom, bij voldoende ondersteuning is de vormgeving van de norm ondergeschikt.
Uit het onderzoek van TNO komt naar voren dat goede ondersteuning en een eerlijke
verdeling van de kosten erg belangrijk is voor de acceptatie van normering. Huidig
beleid rond de verduurzaming in de gebouwde omgeving zet hier al op in. Alle woningeigenaren
kunnen gebruik maken van de ISDE of de SVVE. Daarnaast wordt er via de Lokale Aanpak
van het Nationaal Isolatieprogramma door gemeenten extra praktische en financiële
ondersteuning geboden aan kwetsbare woningeigenaren en is er vanuit Nationaal Warmtefonds
de mogelijkheid om voor huishoudens met een verzamelinkomen tot 60 duizend euro een
lening aan te gaan tegen 0% rente voor verduurzamingsmaatregelen.
Beprijzen textiel en retourneren
Specifiek kijkend naar de maatregelen op gebied van circulaire economie en textiel
zien we dat een meerderheid, 59%, het (helemaal) eens is met een minimumprijs voor
het retourneren van online bestellingen. Respondenten geven aan het acceptabel te
vinden een bedrag te betalen voor het terugsturen van aankopen mits dit een vast bedrag
is, het bedrag niet te hoog is en er de mogelijkheid is om gratis in een fysieke winkel
te retourneren. In reactie op vragen van het lid Grinwis4 (CU) heeft staatsecretaris Heijnen toegezegd in gesprek te gaan met Minister Adriaansens
om te verkennen wat de mogelijkheden zijn om gratis retourneren in te perken. Dit
onderzoek naar draagvlak voor het rekenen van retourkosten helpt bij deze verkenning.
Na de zomer wordt uw Kamer door het volgende kabinet hierover geïnformeerd.
Er is op dit moment beperkter draagvlak (28%) voor een belastingheffing op nieuwe
kleding. Het draagvlak wordt wel iets vergroot als kledingreparatie makkelijker en
goedkoper wordt. Het (verplicht) aanbieden van tweedehands kleding verhoogt het draagvlak
niet. Frankrijk heeft recent een maatregelenpakket om fast fashion tegen te gaan aangekondigd,
waaronder een belasting op fast fashion. Het kabinet beziet wat het van deze aanpak
kan leren zoals reeds aangegeven in het schriftelijk overleg van de Milieuraad.5 Ook werkt het kabinet op verschillende manieren aan reparatie van textiel. Nationaal
wordt gewerkt aan de doorontwikkeling van het wetgevingsinstrument voor de uitgebreide
producentenverantwoordelijkheid. Hierbij onderzoekt het kabinet of het instrument
meer gericht kan worden op (de financiering van) circulaire strategieën, waaronder
reparatie. Daarnaast worden op dit moment pilots opgezet om de drijfveren en belemmeringen
rondom textielreparatie in kaart te brengen en reparatie te stimuleren. Op Europees
niveau is het standpunt van Nederland gericht op ambitieuze invulling van de Ecodesign
voor Duurzame Producten Kaderverordening met aandacht voor repareerbaarheid van textiel.
Het tweede beleidsprogramma circulair textiel verschijnt naar verwachting dit najaar.
In aanloop naar het nieuwe beleidsprogramma circulair textiel is een participatietraject
uitgevoerd. Dit traject had als doel om de ideeën, behoeften en zorgen van inwoners
en stakeholders in een vroeg stadium mee te nemen. Een belangrijk onderdeel van dit
beleidsprogramma is het verminderen van productie en consumptie van textiel. Dit is
namelijk een van de meest effectieve manieren om de milieu-impact van de industrie
te verminderen. Tegelijkertijd is het een ingewikkeld onderwerp, wat nog veel onderzoek
vergt om haalbare en effectieve maatregelen te ontwikkelen. De uitkomsten van het
onderzoek van TNO zijn daarom een waardevolle aanvulling op de ontwikkeling van het
textielbeleid.
De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie