Brief regering : Verdrag inzake het promotioneel kader voor de veiligheid en gezondheid op het werk; Genève, 15 juni 2006
36 570 Verdrag inzake het promotioneel kader voor de veiligheid en gezondheid op het werk; Genève, 15 juni 2006
A/ Nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op
5 juni 2024.
De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt
onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden
van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven
uiterlijk op 5 juli 2024.
Aan de Voorzitters van de Eerste en van Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 juni 2024
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van
de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb
ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 15 juni 2006
te Genève tot stand gekomen Verdrag inzake het promotioneel kader voor de veiligheid
en gezondheid op het werk (Trb. 2011, 229 en Trb. 2022, 84).
Een toelichtende nota bij dit verdrag treft u eveneens hierbij aan.
De goedkeuring wordt voor het Europese deel en het Caribische deel van Nederland gevraagd.
De Minister van Buitenlandse Zaken, H.G.J. Bruins Slot
TOELICHTENDE NOTA
I Algemeen
Introductie
Op 15 juni 2006 heeft de Internationale Arbeidsconferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie
(IAO) te Genève tijdens haar 95e zitting het Verdrag inzake het promotioneel kader voor veiligheid en gezondheid op
het werk aangenomen (IAO-Verdrag nr. 187, het Verdrag). IAO-Verdrag nr. 187 bouwt
voort op het verdrag inzake arbeidsveiligheid, gezondheid en het arbeidsmilieu; Genève,
22 juni 1981 (Trb. 1981, 243) (IAO-Verdrag nr. 155), aangenomen tijdens de 67e zitting van de Internationale Arbeidsconferentie. IAO-Verdrag nr. 155 is op 22 mei
1991 voor het Europese deel van Nederland bekrachtigd en op 22 mei 1992 in werking
getreden. Op 10 juni 2022 heeft de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar
110e zitting beide verdragen aangemerkt als fundamentele verdragen.
Fundamentele verdragen binnen de IAO
In 1998 heeft de Internationale Arbeidsconferentie de «Declaration of Fundamental Principles and Rights at Work» (hierna: de 1998-verklaring) aangenomen waarin vier fundamentele principes zijn benoemd
die lidstaten van de IAO worden geacht uit hoofde van hun lidmaatschap te respecteren.
Deze vier fundamentele principes zien op het afschaffen van kinderarbeid, het verbod
op discriminatie, het verbod op dwangarbeid en op eerbiediging van het recht op vereniging
en collectief onderhandelen.
Het recht op gezonde en veilige werkomstandigheden (hierna afgekort als «OSH», naar
de gangbare Engelstalige aanduiding «Occupational Safety and Health») werd tijdens het proces van aanvaarding van de 1998-verklaring ook overwogen als
mogelijk fundamenteel principe. Daarover is destijds echter geen overeenstemming bereikt.
De suggestie om OSH toe te voegen aan de fundamentele principes werd in 2017 opnieuw
ingebracht. In 2019 nam de Internationale Arbeidsconferentie een resolutie aan waarin
het de Beheersraad van de IAO opriep voorstellen in overweging te nemen om OSH toe
te voegen aan dit raamwerk van fundamentele arbeidsrechten. De Internationale Arbeidsconferentie
heeft vervolgens op 10 juni 2022 een resolutie aangenomen waarmee het principe van
gezonde en veilige werkomstandigheden wordt bevestigd als een fundamenteel arbeidsrecht
van de IAO. Tijdens deze vergadering is ook overeenstemming bereikt over het aanwijzen
van twee IAO-verdragen die de verdragsrechtelijke uitwerking van dit principe belichamen:
IAO-verdragen nr. 155 en nr. 187.
IAO-Instrumenten t.b.v. Veiligheid en Gezondheid op het werk
IAO-verdrag nr. 187 is het meest recente IAO-instrument met betrekking tot veiligheid
en gezondheid op het werk. Veiligheid en gezondheid op het werk is al sinds de oprichting
van de IAO een belangrijk thema. Het aantal verdragen en andere instrumenten dat in
de tweede helft van de 20e eeuw in de IAO is aangenomen op dit thema onderstreept
dit belang. Het gaat binnen de IAO om drie verdragen, zes aanbevelingen en één protocol
met algemene toepassing, en een twintigtal verdragen en aanbevelingen die van toepassing
zijn in specifieke sectoren of beschermen tegen specifieke risico’s.
Standpunt ten aanzien van bekrachtiging
In 2012 heeft de regering besloten niet over te gaan tot ratificatie van IAO-Verdrag
nr. 187. Doorslaggevend voor dit standpunt was dat de inhoud van het Verdrag strijdig
werd geacht met de Nederlandse opvattingen over de verantwoordelijkheidsverdeling
tussen overheid en sociale partners. Om die reden is Nederland ook in eerste instantie
terughoudend geweest in de steun voor dit Verdrag toen het werd opgebracht als mogelijke
uitwerking van een fundamenteel OSH-principe in de IAO. De discussie over het aanwijzen
van het Verdrag als fundamenteel verdrag is echter aanleiding geweest het standpunt
uit 2012 te heroverwegen. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de destijds genoemde
bezwaren overkomelijk zijn geworden.
De afgelopen jaren hebben overheid en sociale partners samengewerkt bij de ontwikkeling
van het arbobeleid. De intentie is om ook in de toekomst intensief gebruik te maken
van voorstellen van de sociale partners en gezamenlijk te kijken naar de uitvoering
en invulling van deze voorstellen. De SER (Sociaal-Economische Raad) heeft recent
advies uitgebracht over de Arbovisie 2040. Dit betreft een langetermijnvisie op het
arbeidsomstandighedenbeleid. De daaraan gekoppelde beleidsagenda zal zoveel mogelijk
samen met de sociale partners worden vormgegeven en uitgevoerd. Gegeven de hierboven
genoemde ontwikkelingen is de opvatting dat het Verdrag niet past bij de verantwoordelijkheidsverdeling
tussen de overheid en sociale partners in de huidige tijdsgeest niet alleen achterhaald,
maar is de regering van mening dat het Verdrag juist goed aansluit bij de huidige
opvattingen over hoe samen te werken met sociale partners en andere betrokken partijen.
Een tweede criterium dat destijds werd aangehaald, namelijk dat een gelijk speelveld
tussen de lidstaten van de Europese Unie wordt nagestreefd, is inmiddels ook gedateerd.
Waar in 2012 slechts 9 EU-landen het Verdrag hadden geratificeerd, is dit aantal inmiddels
opgelopen tot 15. De verwachting is dat het aantal EU-landen dat dit Verdrag zal ratificeren
de komende periode snel zal toenemen nu het als fundamenteel verdrag is aangemerkt.
De regering hecht daarnaast aan een modern en breed gedragen stelsel van internationale
verdragen die de totstandkoming van een wereldwijd minimumniveau van arbeidsbescherming
bevorderen. Met de bekrachtiging van het Verdrag wordt uitdrukking gegeven aan het
belang dat de regering hecht aan de veiligheid en gezondheid op het werk en de ontwikkeling
van een wereldwijd gelijk speelveld voor werknemers. Daarnaast, sluit het Verdrag
goed aan bij de huidige opvattingen over hoe samen te werken met sociale partners
en andere belanghebbenden. De regering acht de bekrachtiging van het Verdrag om deze
redenen van groot belang.
Om de hierboven genoemde redenen heeft het kabinet in april 20221 de Tweede Kamer geïnformeerd over het voornemen om over te gaan tot ratificatie van
het Verdrag vooruitlopend op de ontwikkelingen in IAO-verband. Op 7 juli 20222 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de besluitvorming van de IAC om het Verdrag
samen met IAO-verdrag nr. 155 inderdaad aan te wijzen als fundamenteel verdrag. Anders
dan voor IAO-Verdrag nr. 187 is IAO-verdrag nr. 155 al wel van toepassing in Europees
Nederland, maar nog niet in Caribisch Nederland. De voorbereidingsprocedure voor het
toepassen van IAO-verdrag nr. 155 voor Caribisch Nederland is met een apart traject
in gang gezet en zal in een separate procedure gelijktijdig met andere fundamentele
verdragen die nog niet voor Caribisch Nederland gelden ter goedkeuring worden voorgelegd.
II Inhoud van het verdrag
De totstandkoming van IAO-Verdrag nr. 187 moet gezien worden tegen de achtergrond
van de vele instrumenten op het terrein van arbeidsomstandigheden die door de IAO
zijn aangenomen en die elk betrekking hebben op specifieke aspecten van veiligheid
of van de gezondheid op het werk. Dit noodzaakte tot een kaderregeling die het hele
beleidsterrein omvatte.
In 1981 is daarom IAO-Verdrag nr. 155 tot stand gekomen. Dat verdrag strekt ertoe
op nationaal niveau te bevorderen dat voorzieningen tot stand worden gebracht die
zich richten op het bevorderen van een nationaal beleid en een nationaal systeem op
het terrein van de arbeidsomstandigheden, zonder maatregelen direct dwingend voor
te schrijven. De bepalingen in IAO-Verdrag nr. 155 zijn flexibel geformuleerd en gericht
op het tot stand brengen van samenwerking tussen werkgevers en werknemers onderling
en met de overheid.
IAO-Verdrag nr. 187 is een verdere uitwerking van IAO-Verdrag nr. 155 dat aangeeft
dat de sociale partners geconsulteerd moeten worden bij de formulering van een nationaal
arbobeleid. In het Verdrag wordt dit nader gespecificeerd en wordt ook aangegeven
dat sociale partners moeten worden betrokken bij het inrichten van het nationale arbosysteem,
het arboprogramma en het vormgeven van de arbocultuur. In het Verdrag wordt daarnaast
aangegeven wat onder deze begrippen moet worden verstaan.
Het Verdrag stelt dat een nationaal arbosysteem moet worden vormgegeven, onder meer
middels regelgeving en normering. Er moet een autoriteit zijn die verantwoordelijk
is voor de arbeidsomstandigheden, mechanismen die zorgdragen voor de naleving en regelgeving,
en voorzieningen die op het niveau van het bedrijf de samenwerking tussen werkgever,
werknemers en hun vertegenwoordigers bevorderen.
In het Verdrag wordt ook bepaald dat sociale partners betrokken moeten worden bij
het opstellen van nationale (actie)programma’s gericht op de feitelijke toepassing
van preventieve maatregelen in de bedrijven ten behoeve van de veiligheid en gezondheid
van werkenden. Bij de implementatie van de programma’s hebben de sociale partners
een adviserende rol.
Ten laatste, wordt gesteld in het Verdrag dat overheden, werkgevers en werknemers
gezamenlijk moeten werken aan een cultuur waarin het recht op een veilige en gezonde
werkomgeving op alle niveaus wordt gerespecteerd door middel van een systeem waarin
rechten, verantwoordelijkheden en verplichtingen van elke partij helder zijn en waar
het principe van voorkomen de hoogste prioriteit heeft.
III Uitvoering van het Verdrag
Uitvoering van het verdrag met betrekking tot Europees Nederland
Het Verdrag vraagt om de invulling van een nationaal beleid, systeem, programma en
cultuur ten behoeve van gezondheid en veiligheid op de werkvloer. In Europees Nederland
wordt de veiligheid en gezondheid van werknemers geregeld in de Arbeidsomstandighedenwet
(Arbowet) en het daaronder hangende Arbobesluit en de Arboregeling. Deze bepalingen
zijn merendeels gebaseerd op Europese en andere internationale regelgeving. Verdere
wetgeving ter implementatie wordt niet nodig geacht. De wettelijke bepalingen worden
in Europees Nederland reeds toegepast in een context waarbij er al sprake is van een
nationaal beleid, systeem, programma en cultuur.
Uitvoering van het verdrag met betrekking tot Caribisch Nederland
In Caribisch Nederland wordt de veiligheid en gezondheid van werknemers geregeld in
de Arbeidswet BES, Arbeidsveiligheidswet BES, Wet Arbeid en Vreemdelingen BES, de
Stuwadoorswet 1946 en onderliggende besluiten zoals de Arbeidsveiligheidsbesluit nr. I
t/m IV BES. De bepalingen in de deze wetgeving zijn merendeels gebaseerd op de Antilliaanse
wetgeving van voor de staatkundige transitie op 10 oktober 2010, het moment waarop
Bonaire, Sint-Eustatius en Saba (Caribisch Nederland) bijzondere openbare lichamen
van Nederland zijn geworden en het land der Nederlandse Antillen is opgeheven.
De ontwikkelingen op het terrein van gezond en veilig werken volgen elkaar snel op,
ook met het oog op nieuwe vormen van arbeid. De huidige wet- en regelgeving op het
gebied van de arbeidsomstandigheden in Caribisch Nederland moet worden geactualiseerd.
Sommige onderwerpen zijn niet naar wens van de regering en betrokken partijen in Caribisch
Nederland of te beperkt opgenomen in de huidige wet- en regelgeving. Het wetgevingstraject
zal enkele jaren in beslag nemen om ook in alle onderliggende besluiten de wet- en
regelgeving te moderniseren. De belangrijkste nieuwe elementen van de modernisering
van de wetgeving zijn arbobeleid, risico-inventarisatie en evaluatie, bijstand deskundige
werknemer, bedrijfshulpverlener en voorlichting en onderricht. Het is essentieel dat
er sprake is van een cultuur waarbij gezondheid en veiligheid van de werknemers prioriteit
heeft en als vast onderdeel van de bedrijfsvoering wordt gezien. De arbocatalogus
wordt daarvoor als meest geëigende instrument gezien. In een arbocatalogus worden
de afspraken opgenomen die door werkgevers en werknemers zijn gemaakt in de verschillende
sectoren. Een arbocatalogus wordt opgesteld door vertegenwoordigers vanuit de werkgevers
en werknemers met begeleiding van arbodeskundigen. In de arbocatalogi kunnen middelen
worden beschreven waarlangs de algemene voorschriften uit de wet- en regelgeving worden
gerealiseerd. De arbocatalogi vormen het referentiekader voor Arbeidsinspectie Caribisch
Nederland. De arbocatalogi zullen dan ook met Arbeidsinspectie Caribisch Nederland
worden afgestemd, zodat zij er rekening mee houdt tijdens de inspectie.
Bij nieuwe wetgeving worden de openbare lichamen geconsulteerd. Ook de sociale partners
worden bij de hervorming van arbeidsomstandighedenwetgeving betrokken. De sociale
partners in Caribisch Nederland hebben zich vanwege de specifieke economie en arbeidsmarkt
op elk eiland verenigd. Voor Bonaire hebben vertegenwoordigers van werkgevers, werknemers
en de lokale overheid zitting in de Centraal Dialoog Bonaire (2013) en voor Sint Eustatius
in de Central Dialogue Statia (2020). Samen met het openbaar lichaam Saba en de Saba Business Association wordt
momenteel onderzocht of binnen de kleinschalige context van Saba een duurzaam overlegorgaan
kan worden samengesteld, waarin een vertegenwoordiging van werkgevers, werknemers
en lokale overheid zitting kan hebben.
Aan de verplichtingen van het Verdrag dat sociale partners moeten worden betrokken
bij het inrichten van het nationale arbosysteem, het arboprogramma en het vormgeven
van de arbocultuur, wordt in principe voldaan. Bij de voortgang van het moderniseringstraject
rond de arbeidsomstandighedenwetgeving, waarbij de stakeholders in Caribisch Nederland
nauw betrokken worden, krijgt dit verder vorm. Het moderniseringstraject wordt niet
als obstakel beschouwd om het verdrag reeds te ratificeren gelet op het reeds bestaande
wettelijke kader.
Een ieder verbindende bepalingen
Het Verdrag betreft verplichtingen opgelegd aan lidstaten en bevat naar het oordeel
van de regering geen een ieder verbindende bepalingen in de zin van de artikelen 93
en 94 van de Grondwet die aan rechtssubjecten rechten toekennen of verplichtingen
opleggen en die naar het oordeel van de regering onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig
zijn om rechtstreeks in de Nederlandse rechtsorde te kunnen worden toegepast.
IV Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1
In artikel 1 worden de begrippen nationaal beleid, nationaal systeem, nationaal programma
en nationale preventiecultuur gedefinieerd. Deze begrippen komen niet één op één voor
in de Nederlandse arbeidsomstandighedenregelgeving. Het betreft de nationale beleidsvoering,
de infrastructuur voor de uitvoering van nationaal beleid, het organiseren en financieren
van preventiemaatregelen en het inrichten van structuren en praktijken om veiligheid
en gezondheid op het werk te bevorderen. Hoewel deze begrippen niet één op één voorkomen
in de Nederlandse en Caribisch Nederlandse arbeidsomstandighedenregelgeven, vinden
ze wel uitvoering in nationale wetgeving-, en beleid.
Artikel 2
In artikel 2, eerste lid, wordt het doel van dit verdrag aangegeven. Elk lid dat dit
verdrag bekrachtigt, bevordert de voortdurende verbetering van de veiligheid en gezondheid
op het werk ter voorkoming van aan arbeid verbonden letsels, ziekten en sterfgevallen
door het stimuleren van een nationaal beleid, een nationaal systeem en een nationaal
programma. Dit wordt gedaan in overleg met de meest representatieve werkgevers- en
werknemersorganisaties. Daartoe dienen door de staat initiatieven te worden ontwikkeld
(artikel 2, tweede lid) om via een nationaal systeem en nationaal programma (geleidelijk)
te komen tot een veilige en gezonde werkomgeving waarbij rekening wordt gehouden met
voor dit promotionele kader relevante IAO-instrumenten. Iedere staat stelt in overleg
met de meest representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties regelmatig een
overzicht op van de mogelijke maatregelen om de relevante IAO-verdragen inzake veiligheid
en gezondheid op het werk te bekrachtigen.
In Nederland is er gestructureerd overleg tussen werkgevers, werknemers en overheid
over het nemen van effectieve preventiemaatregelen, inclusief over de mogelijkheid
tot het bekrachtigen van relevante IAO-verdragen. Deze vorm van medezeggenschap en
activiteiten is in Caribisch Nederland in ontwikkeling.
Artikel 3
In artikel 3, eerste lid, wordt aangegeven dat elke lidstaat een nationaal beleid
uitwerkt met het oog op een veilige en gezonde werkomgeving. Onder nationaal beleid
(zie artikel 1) wordt in het kader van dit verdrag verstaan het in consultatie met
werkgevers en werknemers formuleren, implementeren en regelmatig evalueren van een
samenhangend beleid inzake veiligheid en gezondheid op het werk en de werkomgeving
dat in lijn is met de nationale context en de nationale praktijk. De toepassing van
deze bepaling betreft geen specifieke wettelijke bepaling maar de algemene beleidsvoering
van de lidstaat en consultatie van sociale partners. Deze werkwijze is in Nederland
de nationale praktijk. Voorstellen voor (nationaal) beleid worden besproken met de
sociale partners in de Sociaal-Economische Raad (SER) en de Stichting van de Arbeid.
Voorstellen voor (nationaal) beleid worden in Caribisch Nederland besproken in de
Centraal Dialoog Bonaire, Central Dialogue Statia en met het openbaar lichaam Saba.
In het tweede en derde lid van artikel 3 wordt verder aangegeven dat het recht van
de werknemers op een veilige en gezonde werkomgeving op alle niveaus dient te worden
bevorderd en gestimuleerd en dat de lidstaat bij de uitwerking van het nationale beleid
de toepassing van basisprincipes bevordert zoals de evaluatie van de arbeidsrisico’s
en gevaren, de bestrijding van de oorzaak van de arbeidsrisico’s en gevaren, de ontwikkeling
van een nationale preventiecultuur inzake veiligheid en gezondheid op het werk met
voorlichting en raadpleging en opleiding bevordert. Ook dit is in overeenstemming
met de Nederlandse praktijk. Ten aanzien van de evaluatie van de arbeidsrisico’s en
-gevaren, de bestrijding van de oorzaak van arbeidsrisico’s en -gevaren, het verstrekken
of aanbieden van voorlichting en het bevorderen van raadpleging en van opleiding aan
werknemers geldt dat deze aspecten in de Arbeidsomstandighedenwet en het Arbeidsomstandighedenbesluit
zijn geregeld.
Artikel 4
Het eerste lid van artikel 4 bepaalt dat elke lidstaat instaat voor een invoering,
handhaving, geleidelijke ontwikkeling en periodieke evaluatie van een nationaal systeem,
in overleg met de meest representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties. In
Nederland vindt een continu proces plaats in de SER en de Stichting van de Arbeid
waarbij de meest representatieve organisaties geregeld geconsulteerd worden op deze
punten. In Caribisch Nederland vindt overleg plaats in de Centraal Dialoog Bonaire,
de Central Dialogue Statia en met het openbaar lichaam Saba.
Het tweede lid van artikel 4 geeft aan dat het nationale systeem onder meer omvat
wet- en regelgeving, collectieve arbeidsovereenkomsten en ander relevante instrumenten,
een overheid of instantie die verantwoordelijk is voor de veiligheid en gezondheid
op het werk, mechanismen ter naleving van de regelgeving en maatregelen ter bevordering
van de samenwerking tussen de directie, werknemers en hun vertegenwoordigers. Al deze
genoemde elementen zijn aanwezig in het Nederlandse arbostelsel, de Arbeidsomstandighedenwet
en het Arbeidsomstandighedenbesluit en de Arbeidsomstandighedenregeling en in de wetgeving
die van toepassing is in Caribisch Nederland.
Het derde lid van artikel 4 geeft een opsomming van elementen waarop een nationaal
systeem gebaseerd kan zijn: namelijk een nationaal tripartiet adviesorgaan, diensten
voor informatie en advies, het aanbieden van opleidingen, bedrijfsgeneeskundige diensten,
onderzoek, mechanismen voor de inzameling en analyse van gegevens over beroepsziekten
en letsels, voorzieningen voor interactie met relevante verzekerings- of socialezekerheidsregelingen
die beroepsziekten en letsels dekken, en ondersteuningsmechanismen voor de geleidelijke
verbetering van de veiligheids- en gezondheidsvoorwaarden op het werk voor micro-ondernemingen,
kleine en middelgrote ondernemingen en de informele economie. Ook deze genoemde elementen
zijn al aanwezig in het Nederlandse arbostelsel, de Arbeidsomstandighedenwet en het
Arbeidsomstandighedenbesluit en de Arbeidsomstandighedenregeling. In Caribisch Nederland
is het systeem gebaseerd op informatie en advies vanuit de Arbeidsinspectie. Daarbij
is er een socialezekerheidsregeling die beroepsziekten en letsels dekt.
Artikel 5
In artikel 5 wordt aangegeven dat elke lidstaat, in overleg met de meest representatieve
werkgevers- en werknemersorganisaties, in staat voor de vaststelling, uitvoering,
controle, evaluatie en periodieke herziening van een nationaal programma inzake veiligheid
en gezondheid op het werk.
In Nederland worden nationale programma’s ontwikkeld op de wijze als aangegeven. In
2023 is de Arbovisie 2040 ontwikkeld. De daaraan gekoppelde beleidsagenda zal zoveel
mogelijk samen met de sociale partners worden vormgegeven en uitgevoerd.
Artikelen 6 tot en met 14
Deze artikelen bevatten de gebruikelijke slotbepalingen uit de IAO-verdragen. In artikel
8 worden de bekrachtiging en inwerkingtreding van het Verdrag geregeld. Artikel 9
bevat de voorwaarden voor opzegging en de wijze waarop opzegging plaatsvindt.
V Consultatie sociale partners
De sociale partners, vertegenwoordigd in de Stichting van de Arbeid en de Sociaal-Economische
Raad (SER), zijn geconsulteerd inzake het voornemen om het Verdrag te ratificeren
voor Europees Nederland. Tijdens de consultatie hebben zowel werkgevers- als werknemersorganisaties
aangegeven de ratificatie van het Verdrag te kunnen steunen. Daarnaast zijn de sociale
partners, vertegenwoordigd in de Centraal Dialoog Bonaire, het Openbaar Lichaam Sint
Eustatius en het Openbaar Lichaam Saba, geconsulteerd inzake het voornemen om het
Verdrag te ratificeren voor Caribisch Nederland. De sociale partners op Bonaire en
Saba gaven aan de ratificatie van het Verdrag te steunen, waarbij rekening moet worden
gehouden met het verstevigen van expertise in de implementatie van het Verdrag. Vanuit
Sint Eustatius zijn er geen opmerkingen ontvangen.
VI Koninkrijkspositie
De regeringen van Aruba, Curaçao en Sint Maarten hebben aangegeven thans geen medegelding
te wensen. Wanneer, zoals in paragraaf I onder Standpunt ten aanzien van bekrachtiging is aangegeven, IAO-verdrag nr. 155 voor Caribisch Nederland ter goedkeuring aan het
parlement zal worden aangeboden, zal aan Aruba, Curaçao en Sint Maarten de medegelding
van het Verdrag opnieuw ter overweging worden gegeven.
Met betrekking tot Nederland zal, zoals aangegeven, het Verdrag worden bekrachtigd
voor Europees en Caribisch Nederland.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.G.J. Bruins Slot, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.