Brief regering : Monitor Sociale Inclusie 2023 (meting 5) naar de woon- en leefomstandigheden van Sinti en Roma in Nederland
32 824 Integratiebeleid
Nr. 433
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 juni 2024
De maatschappelijke positie van Sinti en Roma1 in Nederland is nog altijd kwetsbaar. Zo zijn Sinti en Roma in het hoger onderwijs
ondervertegenwoordigd, is de arbeidsmarktparticipatie relatief laag en ervaren zij
op veel gebieden discriminatie. Dit blijkt uit de Monitor Sociale Inclusie 2023 naar
de woon- en leefomstandigheden van Sinti en Roma in Nederland. Het Ministerie van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid laat deze tweejaarlijkse kwalitatieve monitor sinds
2013 uitvoeren. Het is belangrijk om zicht te hebben op de uitdagingen waarmee Sinti
en Roma geconfronteerd worden in het bereiken van gelijkwaardige kansen en posities.
Met deze brief bied ik u de Monitor Sociale Inclusie 2023 (meting 5) naar de woon-
en leefomstandigheden van Sinti en Roma in Nederland aan. De monitor is uitgevoerd
door RISBO en Labyrinth. Het onderzoek is kwalitatief van aard omdat registratie van
etniciteit niet is toegestaan. In deze brief worden de uitkomsten van de Monitor Sociale
Inclusie 2023 gedeeld. Ik ga eveneens in op de aanbevelingen in relatie tot bestaande
en nieuwe maatregelen die het kabinet heeft ingezet en die bijdragen aan het versterken
van de kansen en maatschappelijke posities van Sinti en Roma.
Uitkomsten
Deze vijfde meting is gebaseerd op de uitkomsten van 40 interviews met Sinti en Roma,
26 interviews met professionals die bij de gemeenschappen betrokken zijn en een enquête
onder professionals (n=30). De uitkomsten zijn vervolgens in duidingssessies voorgelegd
aan Sinti en Roma en professionals, het verslag hiervan is toegevoegd als bijlage.
De monitor brengt de mate van sociale inclusie van Sinti en Roma in Nederland in kaart
op basis van zeven door de onderzoekers gekozen thema’s: leven volgens de cultuur, woonsituatie, onderwijspositie, rondkomen, gezondheid, discriminatie en institutioneel beleid en vertrouwen.
Evenals eerdere edities van de monitor laat de editie van 2023 zien dat op alle onderzochte
thema’s de maatschappelijke positie van Sinti en Roma kwetsbaar is. Er is nog veel
ontwikkeling nodig voordat gesproken kan worden van evenredige posities.2
Op de thema’s van rondkomen en onderwijs komt een divers beeld naar voren. Veel geïnterviewde
Sinti, Roma en professionals geven aan dat zelfstandig ondernemerschap veel voorkomt
onder Sinti en Roma. Tegelijkertijd zien geïnterviewde Sinti, Roma en professionals
dat er een relatief hoge mate van uitkeringsafhankelijkheid is. Veel van de bevraagde
Sinti en Roma geven aan dat dit komt omdat zij geen eerlijke kansen hebben gehad op
school of dat het een gevolg is van discriminatie op de arbeidsmarkt. Hoewel werken
in loondienst minder gebruikelijk is, nemen professionals dit steeds vaker waar onder
jongeren en alleenstaande vrouwen. In het onderwijs komt een relatief hoog schoolverzuim
voor onder Sinti- en Roma kinderen, aldus de geïnterviewde professionals. Ook wordt
benoemd dat discriminatie en onderadvisering veel voorkomt en dat er sprake is van
gevoelens van onveiligheid op school.
Zowel bevraagde Sinti en Roma als professionals benadrukken de kwetsbare gezondheid
vanwege levensstijl, mentale problemen door intergenerationele trauma's of stress
over de woonsituatie. Volgens de onderzoekers maken Sinti en Roma minder gebruik van
gezondheidsvoorzieningen, deels vanwege zorgkosten en deels vanwege een ervaren mismatch
met het zorgsysteem, die in ervaring niet altijd aansluit op gebruiken binnen de gemeenschappen.
De onderzoekers benadrukken dat de positie van Sinti en Roma niet enkel beïnvloed
wordt door culturele achtergrond, maar ook door bredere maatschappelijke uitdagingen,
zoals de coronacrisis, toenemende energieprijzen, inflatie en zorgen over bestaanszekerheid.
In een context van een krappe woningmarkt variëren de ontwikkelingen voor Sinti en
Roma per gemeente. Een deel van de geïnterviewde Sinti en Roma wenst in een woonwagen
te leven en ziet het uitblijven van de realisatie van meer standplaatsen als een bedreiging
voor hun culturele leefwijze. Dit zorgt voor onvervulde woonwensen en frustratie over
trage voortgang, met het gevoel dat andere groepen voorrang krijgen.
Nieuw in deze monitor is aandacht voor de mate waarin Sinti en Roma gemeenschappen
verbinding binnen de gemeenschap en met de samenleving ervaren. Geïnterviewde Sinti
en Roma benoemen het gevoel te hebben beperkt te worden in de manier waarop zij willen
leven. Er wordt in die context verwezen naar het verloren reizende bestaan en het
niet meer bij elkaar in de buurt kunnen wonen. Hierdoor kunnen gewoonten en taal langzaam
verwateren. Professionals en sommige bevraagde jongere Sinti en Roma ervaren een spanningsveld
tussen het levend houden van de eigen cultuur en tradities en de veranderende wereld
waarin niet altijd ruimte is voor leefbehoeften van Sinti en Roma, bijvoorbeeld wat
betreft het gezamenlijk wonen of in een woonwagen kunnen wonen. Ook geven geïnterviewde
Sinti en Roma aan dat binnen de gemeenschap soms discussies spelen over keuzevrijheid.
Volgens geïnterviewde professionals bieden sommige Sinti en Roma ouders hun kinderen
alle ruimte hun eigen weg te kiezen, terwijl andere ouders meer waarde hechten aan
traditionele ideeën rond schoolgang, huwelijk en loopbaankeuze. Ontwikkeling op school
of werk is volgens professionals voor jongeren soms zowel een uitdaging binnen de
familie en gemeenschap (in relatie tot discussies over keuzevrijheid), als buiten
de gemeenschap. Door vooroordelen zou een deel van de jongeren die dat willen, geen
gelijke kansen krijgen om zich te ontwikkelen op school of werk.
De monitor beschrijft tot slot ervaringen met discriminatie van Sinti en Roma op verschillende
levensterreinen, zoals op de arbeidsmarkt, het onderwijs of in de publieke ruimte.
Zij geven hierbij aan een laag vertrouwen te hebben in instanties en de overheid.
Geïnterviewde Sinti en Roma benoemen wantrouwen jegens de overheid en instanties,
deels geworteld in de geschiedenis van vervolging en de ontevredenheid over het standplaatsenbeleid.
De ervaren frequente wisseling van gemeenteambtenaren wordt als belemmering genoemd
voor het opbouwen van een vertrouwensrelatie op lokaal niveau.
Tegelijkertijd zijn de resultaten ook hoopvol op terreinen als onderwijs en de rol
van jongeren en jonge Sinti en Roma ouders. Zo benoemen professionals een voorzichtige
stijging in het onderwijsniveau van Sinti en Roma kinderen. Jonge ouders, die zelf
volledig onderwijs hebben genoten, spelen daar een belangrijke rol in. Deze voorzichtige
ontwikkeling in het onderwijsniveau kan volgens de onderzoekers voor de Sinti en Roma
op termijn doorwerken in andere levensdomeinen.
Beleid
Om de maatschappelijke positie van Sinti en Roma te verbeteren hanteert Nederland,
in lijn met het strategisch EU-kader, een generieke beleidsaanpak, aangevuld met specifieke
maatregelen daar waar nodig (monitor: aanbeveling 7). Uw Kamer is in september 2021
geïnformeerd over deze beleidsaanpak.3 Het Kennisplatform Inclusief Samenleven (KIS) heeft op mijn verzoek een beknopt overzicht
van voor Sinti en Roma relevant internationaal en nationaal beleid gemaakt met een
infographic. Deze geeft een overzicht van het generieke en specifieke beleid in domeinen zoals
arbeid, onderwijs en zorg. De infographic is als bijlage opgenomen.
Hieronder ga ik in op de aanbevelingen uit de monitor in relatie tot de versterkingen
die sinds 2021 door het kabinet in gang zijn gezet en die bijdragen aan het versterken
van de maatschappelijke posities van Sinti en Roma.
Vertrouwen en samenwerking
De eerste twee aanbevelingen in de monitor betreffen 1) herstellen en winnen van vertrouwen
tussen gemeenschappen en overheid en ambtenaren; en 2) betrekken van Sinti en Roma
bij het maken van beleid en in de uitvoering. Het belang van vertrouwen en samenwerking
in beleid en uitvoering komt ook naar voren uit de evaluatie van de in opdracht van
SZW uitgevoerde pilots intermediaire inzet voor arbeidsparticipatie en onderwijsdeelname
van Sinti en Roma.4
Deze aanbevelingen over vertrouwen en samenwerking met betrekking tot Sinti en Roma
zijn van belang voor alle Nederlanders. Op verschillende beleidsterreinen vindt met
verschillende gemeenschappen overleg plaats over hun plek in de samenleving, zorgen
en ideeën voor de toekomst. Dit gebeurt ook tussen ministeries en vertegenwoordigers
uit de Sinti en Roma gemeenschappen. Denk hierbij aan het beleid ten aanzien van Oorlogsgetroffenen
en Herinnering Tweede Wereldoorlog, of het Kaderverdrag inzake de bescherming van
nationale minderheden. Hiernaast organiseert het Nationaal Sinti en Roma Contactpunt
(NRSCP), dat belegd is bij het Ministerie van SZW, dialoogsessies met vertegenwoordigers
uit de Roma- en Sinti gemeenschappen en departementen. Het doel van de dialoogsessies
is het wederzijds uitwisselen van informatie en om feedback te krijgen op nationaal
en Europees beleid en beleidsvoornemens. Daarnaast is KIS in opdracht van het Ministerie
van SZW de ontwikkeling van een kennisdossier Sinti en Roma gestart waarin voor gemeenten
en professionals informatie te vinden is over aanpakken gericht op het verbeteren
van de maatschappelijke positie van Sinti en Roma met inbreng van de gemeenschappen
zelf.5
Beleid om posities te verbeteren
Het kabinetsbeleid is en blijft erop gericht de positie van Sinti en Roma op verschillende
leefdomeinen te verbeteren (monitor: aanbeveling 3). Zoals hierboven reeds aangegeven
voert het kabinet daarvoor generiek beleid en waar nodig aangevuld met specifieke
maatregelen.
Kabinetsbeleid om de positie van Sinti en Roma te versterken betreft onder andere
de arbeidsmarkt. Hiervoor voert het kabinet een generieke aanpak. Niet ter zake doende
achtergrondkenmerken, zoals herkomst, mogen geen rol spelen in de arbeidsmarktkansen.
Uit de monitor blijkt echter dat discriminatie op de arbeidsmarkt een groot obstakel
vormt voor Sinti en Roma. Hierdoor verbergen sommige Sinti en Roma zelfs hun achtergrond
wanneer zij in loondienst werken. Dit is onaanvaardbaar. Vanuit het Actieplan Arbeidsmarktdiscriminatie
en de werkagenda Voor een Inclusieve Arbeidsmarkt (VIA) zet het Ministerie van SZW
stevig in op het tegengaan van arbeidsmarktdiscriminatie. Dit gebeurt door ondersteuning
van werkgevers bij het realiseren van gelijke kansen bij werving en selectie. Bijvoorbeeld
via communities of practice, netwerken van branche-, en regionale werkgeversorganisaties en de ontwikkeling van
ondersteunende tools als handreikingen, een e-learning en een menukaart voor werkgevers.6 Deze maatregelen helpen ook Sinti en Roma.
Het is zorgelijk dat in de monitor beschreven staat dat binnen sommige Sinti en Roma-gezinnen
van vrouwen wordt verwacht dat zij thuisblijven en voor de kinderen en het huishouden
zorgen en dat daarmee de kansen van meisjes en vrouwen worden beperkt. Daarom start
SZW dit jaar een verkenning naar wat Sinti en Roma meisjes en (jonge) vrouwen nu en
later nodig hebben om hun arbeidsparticipatie en deelname aan de samenleving te vergroten.
Deze verkenning kan aanknopingspunten bieden voor aanvullend specifiek beleid.
Wat betreft het verbeteren van onderwijsposities benadrukt het kabinet dat iedere
leerling een passende plek in het onderwijs verdient, ongeacht achtergrond of thuissituatie.
Daarom doet het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) momenteel verdiepend
onderzoek naar onderadvisering.7 De signalen uit de monitor zullen daarin meegenomen worden. Uit eerder onderzoek
blijkt dat er sprake is van onderadvisering bij verschillende groepen, zoals leerlingen
uit gezinnen met een lage sociaaleconomische status (SES), leerlingen met een migratieachtergrond,
leerlingen uit niet-stedelijke gebieden en meisjes.8 Om onderadvisering in den brede tegen te gaan is vanuit het amendement Paul de maatregel
bijstellen schooladvies opgenomen in de Wet doorstroomtoetsen primair onderwijs. Scholen
zijn daarom vanaf schooljaar 2023–2024 verplicht om het schooladvies bij te stellen
wanneer de toets hoger uitvalt dan werd verwacht op grond van het voorlopig schooladvies.
Ze mogen hier alleen gemotiveerd van afwijken, wanneer een bijstelling niet in het
belang van de leerling is.9
Uit de monitor komt ook naar voren dat Sinti en Roma kinderen vaak doorverwezen worden
naar het praktijkonderwijs (wat een reguliere vorm van onderwijs is, en geen speciaal
onderwijs zoals de monitor schetst). Het Ministerie van OCW zal in overleg met de
Sectorraad Praktijkonderwijs en de Inspectie van het Onderwijs bezien of deze signalen
herkend worden en of er aanvullende acties nodig zijn. In aanvulling op de Monitor
Sociale Inclusie heeft het Ministerie van OCW onderzoeksbureau Oberon opdracht gegeven
onderzoek te doen naar de onderwijsondersteuningsbehoefte en onderwijspositie van
Reizigers, Sinti en Roma kinderen, om zo meer zicht te krijgen op hoe hun positie
verbeterd kan worden.
De specifieke problematiek rond de kwetsbare gezondheidspositie van veel Sinti en
Roma bevestigt het belang van diversiteitssensitieve zorg. Goede en passende zorg
is cliënt- en patiëntgericht en afgestemd op iemands reële behoefte. Het Ministerie
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) jaagt diversiteitssensitief werken in
de zorg aan middels maatregelen die zijn opgesteld in de beleidsnota cultuursensitieve
zorg.10 Naast opgestelde maatregelen in deze beleidsnota initieert VWS het programma Diversiteitsensitief
werken in de zorg van ZonMw (zomer 2024 t/m 2026). Het programma beoogt onder andere
een impuls te geven aan integratie van diversiteitsensitief werken in opleidingen
van zorgprofessionals. In het terugdringen van gezondheidsachterstanden met het Gezond
en Actief Leven Akkoord (GALA) en het Integraal Zorgakkoord (IZA) is differentiatie
en maatwerk van interventies van belang om doelgroepen zo goed mogelijk te bereiken,
zoals bijvoorbeeld Sinti en Roma.11Achter gezondheidsachterstanden gaat, zoals ook uit de monitor naar voren komt, vaak
achterliggende problematiek schuil zoals bestaansonzekerheid, armoede en kansenongelijkheid.
Dit vraagt een domeinoverstijgende samenwerking, die dit jaar verder uitgewerkt zal
worden in een Health in all Policies agenda, waar gezondheidsachterstanden één van de speerpunten zal zijn.12
In de monitor komt naar voren dat een deel van de Sinti en Roma gemeenschap geen (volledige)
zorgverzekering heeft of ongedocumenteerd is. Zorgkosten kunnen een obstakel zijn
voor het gebruik maken van de zorg. Personen of gezinnen die moeten leven van een
zeer laag inkomen kunnen op verschillende manieren geholpen worden met het kunnen
betalen van zorgpremie en zorgkosten (bijvoorbeeld zorgtoeslag, gemeentepolis met
korting op de premie en bijzondere bijstand). Ongedocumenteerde personen kunnen zich
niet verzekeren. Zij moeten de zorgkosten zelf betalen. Als zij de kosten van zorg
niet kunnen betalen, dan verlenen zorgverleners medisch noodzakelijke zorg, ongeacht
de vraag of en hoe de kosten van die zorgverlening zullen worden vergoed. Zorgaanbieders
kunnen een beroep doen op de regeling onverzekerbare vreemdelingen (uitgevoerd door
het CAK)13.
Het Ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV) werkt aan een veiliger en rechtvaardiger
samenleving door mensen rechtsbescherming te geven en waar nodig op te treden. Het
doel van het landelijke programma Aanpak uitbuiting Roma kinderen – dat in 2016 gestopt
is – was te voorkomen dat kinderen slachtoffer zouden worden van (vormen van) uitbuiting
door in te zetten op het volgen van een opleiding en het bemachtigen van een positie
op de arbeidsmarkt.
Het is te betreuren dat Sinti en Roma het beleid als kwetsend en stigmatiserend ervaren
hebben; juist omdat het de intentie van het beleid was om te beschermen en de veiligheid
te vergroten.
Omdat de problematiek rond uitbuiting van minderjarigen breder speelt dan alleen bij
Sinti en Roma, is de aanpak verbreed naar uitbuiting van minderjarigen binnen familienetwerken.
Het doel van de aanpak is daarbij hetzelfde gebleven, namelijk het voorkomen dat minderjarigen
slachtoffer worden van (vormen van) uitbuiting. Samen met andere departementen wordt
ingezet op een verbetering van de leef-en woonomstandigheden (onderwijs, werkgelegenheid
en bestaanszekerheid) om te voorkomen dat minderjarigen in de criminaliteit belanden.
Daarnaast wordt ingezet op het creëren van bewustzijn, zodat mogelijke problemen vroegtijdig
gesignaleerd kunnen worden, het vergroten van de meldingsbereidheid en het ondersteunen
van gemeenten en zorginstanties bij hulpvragen in de integrale aanpak, uitgevoerd
door het Centrum voor Criminaliteitspreventie (CCV). In die gevallen waarin minderjarigen
wel in de criminaliteit belanden, zet het Ministerie van JenV in op de opsporing en
vervolging van daders, ongeacht hun levensstijl, achtergrond en opvattingen. Daar
waar dader- en slachtofferschap verweven zijn, wordt ingezet op bescherming van de
daders/slachtoffers en opsporing en vervolging van de opdrachtgevers.
Realiseren standplaatsen
Aanbeveling vier in de monitor vraagt urgentie voor het realiseren van standplaatsen.
Dit komt ook naar voren uit het verkennend onderzoek naar woonwagenstandplaatsen dat
in opdracht van de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme (NCDR) is
uitgevoerd en 7 april 2024 is gepubliceerd.14
Een groot deel van de Sinti en een kleiner deel van de Roma woont in een woonwagen
op een van de ruim 9.000 woonwagenstandplaatsen in Nederland. De monitor meldt dat
er een groep Sinti en Roma is die ook graag in een woonwagen wil wonen, maar dat dit
door het gebrek aan standplaatsen niet mogelijk is. De monitor wijdt het tekort aan
de grote verschillen in gemeentelijk beleid van de afgelopen 25 jaar, sommige gemeenten
faciliteerden het wonen in een woonwagen, maar er waren ook gemeenten die het aantal
standplaatsen afbouwden. Het beleidskader Woonwagen en standplaatsenbeleid15 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) uit 2018 heeft
volgens de onderzoekers tot een voorzichtige kentering van het beleid geleid, maar
nog weinig extra standplaatsen opgeleverd. Dit leidt volgens de onderzoekers bij een
deel van Sinti en Roma tot frustratie, en wordt door sommige bewoners als discriminatie
ervaren.
De teleurstelling is begrijpelijk. Het aantal standplaatsen is de afgelopen jaren
inderdaad slechts zeer licht is gestegen. Dit blijkt ook uit de Herhaalmeting woonwagenstandplaatsen
2023, die de Minister van BZK naar uw Kamer gestuurd heeft.16 Een belangrijke rol, en dat wordt ook in de monitor genoemd, spelen factoren die
voor de gehele woningbouwopgave gelden, zoals het gebrek aan locaties en de gestegen
bouwkosten. Wel blijkt uit de herhaalmeting dat er veel plannen voor nieuwe standplaatsen
bestaan. Een aantal gemeenten is ook al zeer voortvarend aan het werk. In de monitor
wordt een sterkere rol van de rijksoverheid gevraagd. Dit sluit aan bij het huisvestingsbeleid
van het huidige kabinet, waarbij de regie op de volkshuisvesting is herpakt. Dit moet
leiden tot meer woningen, maar ook tot meer woonwagenstandplaatsen. Woonwagenbewoners
zijn één van de aandachtsgroepen uit het programma Een thuis voor iedereen.
17 Doel van dit programma is om mensen uit aandachtsgroepen van voldoende betaalbare
woningen te voorzien, met een evenwichtige verdeling over gemeenten. Met de Regeling
Huisvesting
Aandachtsgroepen (RHA) werden gemeenten de afgelopen jaren financieel ondersteund
bij het realiseren van woningbouwprojecten voor aandachtsgroepen.18Vanuit de regeling is voor ruim 700 standplaatsen subsidie verstrekt. Deze dienen
nog te worden gerealiseerd. Ik heb er vertrouwen in dat gemeenten de opgave meenemen
in hun lokale beleid en het aantal woonwagenstandplaatsen de komende periode zal stijgen.
Het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting, dat de Minister van BZK recent
naar uw Kamer heeft gestuurd, voorziet er in dat Rijk, provincies en gemeenten vanaf
2026 een volkshuisvestingsprogramma hebben vastgesteld.19
Het wetsvoorstel voorziet er verder in dat de integrale woonzorgvisies voor aandachtsgroepen
en ouderen, waaraan vanaf dit jaar wordt gewerkt, vanaf 2026 opgaan in de gemeentelijke
en volkshuisvestingsprogramma’s. De huisvestingsopgave voor woonwagenbewoners wordt
hiermee wettelijk onderdeel van het gemeentelijk volkshuisvestingsprogramma.
Om gemeenten te ondersteunen voert Platform31 in opdracht van het Ministerie van BZK
het kennisprogramma «Op weg naar extra standplaatsen» uit.20 Via praktijkvoorbeelden en adviezen worden aan gemeenten en corporaties concrete
handvatten geboden over hoe zij extra standplaatsen kunnen realiseren. Daarbij is
veel aandacht voor het betrekken van de doelgroep bij het beleid en de uitvoering.
Daarnaast biedt het programma een vraagbaakfunctie voor gemeenten en woningcorporaties
die met het thema aan de slag zijn of gaan.
Bewustzijn verleden van vervolging
De monitor brengt naar voren dat voor sommige geïnterviewde Sinti en Roma intergenerationele
trauma’s die ontstaan zijn als gevolg van vervolging uit het verleden, onder andere
tijdens de Tweede Wereldoorlog, nog steeds alledaagse obstakels kunnen zijn. Het kabinet
onderschrijft de vijfde aanbeveling uit de monitor, die vraagt om bewustzijn hierover
te vergroten. Omdat oorlogstrauma’s kunnen doorwerken in de volgende generaties, heeft
de Staatssecretaris van VWS in 2022 het convenant «Vindbaar en toereikend aanbod van
ondersteuning voor de tweede generatie oorlogsgetroffenen» afgesloten. Via dit convenant
komen tweede generatie oorlogsgetroffenen, waaronder tweede generatie oorlogsgetroffenen
uit de Sinti en Roma gemeenschappen, in aanmerking voor specifieke sociale dienstverlening
en specifiek maatschappelijk werk.21
Van 2015 tot met 2022 voerde het ministerie VWS een subsidieregeling uit ter bevordering
van de participatie en emancipatie van Sinti en Roma in Nederland. Deze subsidieregeling
bestond als compensatie voor het feit dat het leed van Sinti en Roma tijdens de Tweede
Wereldoorlog eerder niet voldoende was onderkend. Het ging om laagdrempelige projecten
voor en door de gemeenschap gericht op het verbeteren van de maatschappelijke positie
van Sinti en Roma. Hoewel de subsidieregeling – en daarmee het rechtsherstel- is afgerond,
betekent dit niet dat de aandacht voor Sinti en Roma hiermee ophoudt. Inzet van VWS
zal erop gericht zijn om de aandacht voor de genocide op Sinti en Roma tijdens de
Tweede Wereldoorlog in te bedden in de professionele organisaties die actief zijn
om het verhaal van en de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog levend te houden en
probeert hierbij Sinti en Roma te betrekken. Het Ministerie van VWS stelt hiertoe
een beleidsagenda op voor een periode van 5 jaar. Start is de ondersteuning van het
Nationaal Programma 80 jaar Vervolging Sinti en Roma, gecoördineerd door Herinneringscentrum
Kamp Westerbork. In de voortgangsrapportage Beleid Oorlogsgetroffenen en Herinnering
Tweede Wereldoorlog is uw Kamer hierover nader geïnformeerd.22
Discriminatie
Zowel uit de monitor als uit het Nationaal Programma tegen discriminatie en Racisme
2023 van de NCDR komt naar voren dat Sinti en Roma wijdverbreide discriminatie ervaren.
Dit is onacceptabel. De zesde aanbeveling uit de monitor betreft daarom aandacht voor
de problematiek van discriminatie. Het Nationaal Programma, dat op 15 december 2023
aan uw Kamer is verzonden, betreft naast een brede versterking van de aanpak van discriminatie
en racisme in verschillende domeinen zoals de arbeidsmarkt, het onderwijs, de zorg
en de woningmarkt, ook twee specifieke maatregelen met betrekking tot Sinti en Roma.23
Deze betreft ten eerste een inventarisatie van het Ministerie van BZK naar welke gevolgen
uitbreiding van het Kaderverdrag inzake de bescherming van nationale minderheden met
Sinti en Roma en aanverwante gemeenschappen zal hebben. De beslissing voor die uitbreiding
is uiteindelijk aan het parlement.
Daarnaast is op 1 oktober 2023 de Wet vaststellingsprocedure staatloosheid in werking
getreden. Personen die van mening zijn staatloos te zijn, maar die dit niet met documenten
kunnen onderbouwen, hebben nu de mogelijkheid een verzoek tot vaststelling van hun
staatloosheid te doen bij de Rechtbank in Den Haag. Een ieder die hierbij belang heeft
kan een verzoek doen. Rechtmatig verblijf in Nederland is geen voorwaarde. Daarbij
is op 1 oktober 2023 ook de Rijkswet op het Nederlanderschap aangepast. Staatloos
in het Koninkrijk geboren kinderen kunnen nu na vijf jaar stabiel verblijf opteren
voor de Nederlandse nationaliteit. Ook hier is een verblijfsvergunning niet nodig.
Het belang van het kind bij het kunnen verkrijgen van een nationaliteit prevaleert.
De Staatssecretaris van JenV heeft uw Kamer het onderzoek van het Verwey Jonker Instituut
naar staatloosheid en het slecht gedocumenteerd zijn van Roma in Nederland («Heel
ingewikkeld om aan papieren te komen» 2022) toegezonden.24 Uit dit onderzoek blijkt dat Roma in Nederland een veel meer outreachende overheid nodig hebben. Momenteel wordt door JenV bezien hoe dit vorm gegeven zou
kunnen worden.
Voor gemeenten heeft Movisie tot slot, in opdracht van verschillende ministeries,
in 2022 een handreiking antiziganisme ontwikkeld. Deze is aanvullend op de basishandreiking
«antidiscriminatiebeleid voor gemeenten» (2018) en biedt een stappenplan voor iedere
gemeente om een antidiscriminatiebeleid te formuleren dat gaat over verschillende
terreinen, waaronder antiziganisme.25
Tot slot
Om de posities van Sinti en Roma te verbeteren is onverminderd en langdurige inzet
van vele partijen cruciaal. Dit vraagt samenwerking van alle betrokkenen, zoals ministeries,
gemeenten, maatschappelijke organisaties, werkgevers, onderwijsinstellingen, en Sinti
en Roma zelf. Naast inzet van professionals, zijn inspirerende voorbeelden en rolmodellen
onder Sinti en Roma zelf van niet te onderschatten waarde. Zo zal ik mij via het Nationaal
Roma en Sinti Contactpunt inzetten om deze samenwerkingen te bevorderen.
Ik noem bijvoorbeeld het eerste Nederlandse Roma kinderboek «Naan en de wonderlijke
schoolreis» (Stichting Power of Choice, 2024). Het vertelt het verhaal van het Roma
meisje Naan die haar droom achterna gaat om te leren lezen en schrijven. Naan laat
kinderen zien dat je nooit moet opgeven om je droom te verwezenlijken. En ik noem
ook de videoportrettenreeks «Culturele bruggenbouwers» van KIS, waarin jongeren met
een Sinti- of Roma-achtergrond in hun eigen leefsituatie geportretteerd worden. Allen
doen zij actief mee in de maatschappij door te studeren, werken of ondernemen en zij
vertellen hoe zij verbinding houden met hun culturele en etnische achtergrond. Rolmodellen,
waar kinderen en jongvolwassenen zich in kunnen herkennen, geven een doorkijkje in
wat Sinti en Roma kinderen kunnen bereiken en naar welke toekomst we met elkaar voor
iedereen toewerken.
Tot slot zie ik onder andere in de dialoogsessies dat Sinti, Roma, maatschappelijke
organisaties, professionals, burgers, gemeenten en ministeries zich gezamenlijk inzetten
om de maatschappelijke posities van Sinti en Roma te verbeteren. En dat velen van
hen zich onvermoeibaar inzetten om de Sinti en Roma cultuur te delen en bewustwording
van het leed van en na de Tweede Wereldoorlog te bevorderen. Want alleen samen kunnen
we streven naar een gelijkwaardige toekomst voor iedereen.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
C.E.G. van Gennip
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid