Brief regering : Voortgangsrapportage programma Woningbouw
32 847 Integrale visie op de woningmarkt
Nr. 1187
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 juni 2024
Hierbij bied ik u de jaarlijkse voortgangsrapportage van het programma Woningbouw
aan (bijlage 1). Dit is de eerste voortgangsrapportage van de in totaal zes programma’s
die onder de Nationale Woon- en Bouwagenda vallen. De andere rapportages volgen de
komende tijd. Verder geef ik u via deze brief inzicht in de actualisatie van de woondeals,
de stappen die in de woningbouwprogrammering worden gezet rondom wonen en zorg voor
ouderen en de stand van zaken rondom de kritische succesfactoren (KSF) bij woningbouw.
Ook treft u in bijlage 2 een overzicht (CW3.1) aan waarin de beleidskeuzes ten aanzien
van de stimuleringsregeling flex- en transformatiewoningen nader worden toegelicht.
Met deze voortgangsrapportage geef ik inzicht in de resultaten op het gebied van woningbouw
in het afgelopen jaar. Daarbij kijk ik regelmatig ook verder terug: wat is er de afgelopen
kabinetsperiode bereikt?
Doorbouwen aan voldoende woningen
De woningbouw heeft vanaf de start van het kabinet doorlopend te kampen met veranderende
omstandigheden. Toch zijn er de afgelopen twee jaar bijna 180.000 woningen bijgekomen.
Dit is een prestatie van formaat, die samen met de inzet van medeoverheden, woningcorporaties
en marktpartijen is bereikt.
In de periode 2024 tot en met 2030 is er nu nog een resterende opgave van 800.000
woningen. Dat is geen gemakkelijke opgave, want dit betekent dat er jaarlijks meer
dan 100.000 extra woningen gebouwd moeten worden. Ook na 2030 blijven er nieuwe huizen
nodig.
De opgave van het inlopen van het woningtekort was al sinds de start van dit kabinet
bekend. De afgelopen periode heb ik hier vol op ingezet, onder meer door verschillende
financiële regelingen op- en voort te zetten.
Zoals aangegeven in mijn brief van 22 mei 2024.1 is er in 2022 en 2023 door dit kabinet zo’n € 11 miljard aan Rijksmiddelen vrij gemaakt
om bij te dragen aan woningbouw en de daarvoor noodzakelijke maatregelen. De inschatting
is dat hiermee de realisatie van ongeveer 700.000 woningen in de periode tussen nu
en 2035 wordt ondersteund. Dit kabinet heeft met deze middelen een grote impact kunnen
maken. Naar de toekomst toe is het van belang om te beseffen dat we er hiermee nog
niet zijn. Onder andere door de gemaakte afspraken in woondeals is inzichtelijk gemaakt
dat de opgave op termijn onverminderd groot is. Er zal ook verder in de tijd gepland
moeten worden. Dit doe ik bijvoorbeeld door nieuwe zoekgebieden voor grootschalige
woninglocaties te verkennen en aan te wijzen in de Nota Ruimte.
De plannen voor nieuwe woningen zijn er: dat zie ik terug in de cijfers over wat er
in de pijplijn zit2. Dit betreft de cijfers over de plancapaciteit zoals ABF die publiceert, maar ook
uit cijfers van het CBS die recent begonnen is met een kwartaalrapportage «woningen
in de pijplijn». Uit deze CBS pijplijn blijkt dat er eind 2023 58 duizend meer «vergunde
woningen» in de pijplijn zaten dan aan het eind van 2015. Daarbij vermeldt het CBS
bovendien dat deze toename niet wordt veroorzaakt doordat bouwprojecten steeds langer
stilliggen, maar doordat er steeds meer woningen bij gebouwd gaan worden. De cijfers
van ABF en CBS stemmen mij positief. Maar er moet niet onderschat worden dat er in
2024 en 2025 waarschijnlijk nog een dip in de woningbouw aankomt. De afgelopen periode
zijn namelijk minder projecten gestart met de bouw, doordat de bouwkosten en rente
zo sterk waren gestegen. De realisatie van het eerste kwartaal van dit jaar bevestigt
deze verwachting en laat inderdaad een daling van de woningbouwproductie zien.
Via de Startbouwimpuls, die ervoor zorgt dat de bouw van ongeveer 30.000 woningen
in 2024 en begin 2025 van start kan, wordt de verwachte dip zoveel mogelijk beperkt.
Tot en met het eerste kwartaal van 2024 is van tenminste 2621 woningen de bouw gestart.
Dit overzicht wordt per kwartaal geactualiseerd, en waar de start van de bouw achterblijft,
onderzoeken we hoe we dit kunnen bespoedigen.
Gelukkig zie ik dat de economische omstandigheden voor de bouw inmiddels zijn verbeterd.
De rente en bouwkosten stijgen niet meer en mensen kunnen weer meer besteden, waardoor
de huizenprijzen weer stijgen. Dit laatste is voor starters op de woningmarkt wellicht
minder positief, maar voor de woningbouw staan met deze verbeterde economische omstandigheden
de seinen weer op groen. Projecten die stil zijn komen te liggen, kunnen nu weer van
start. Dat gaat niet vanzelf: alle betrokken partijen moeten samen alles op alles
zetten om de productie weer zo snel mogelijk op te voeren. Dit betekent snel starten
met de bouw van wat al vergund is en snel vergunnen wat op korte termijn gebouwd kan
worden. En inzetten op alle mogelijkheden die ik heb: van optoppen en splitsen tot
een straatje erbij en de realisatie van flexwoningen.
Aanvullend op de 17 grootschalige NOVEX-gebieden die in het voorjaar van 2022 zijn
vastgesteld, verken ik de mogelijkheden om nieuwe gebieden voor grootschalige woningbouw
aan te wijzen via de Nota Ruimte. Dat is nodig om ook het woningtekort na 2030 aan
te kunnen pakken. Hierover worden realisatieafspraken gemaakt met alle betrokken partijen.
Het Rijk houdt hier de komende jaren regie op. Dat zorgt voor effectief ruimtegebruik,
continuïteit in de bouw en het lostrekken van een veelvoud aan private investeringen.
Ik informeer uw Kamer separaat over de voortgang van de aanpak grootschalige woningbouw.
Daarbij ga ik ook in op het verkennen van zoekgebieden voor grootschalige woningbouw
via het voorontwerp van de Nota Ruimte.
De woningbouwopgave blijft groot. Om op volle kracht vooruit te kunnen gaan, moet
ook vol ingezet blijven worden op meer regie op de volkshuisvesting. In deze brief
ga ik hier verder op in.
Actualiseren woningbouwopgave
Ook de komende jaren moet er met meer regie – en met meer tempo – meer betaalbare
woningen gebouwd worden. In de regionale woondeals, die ik met provincies en gemeenten
heb gesloten, staat waar er gebouwd gaat worden: in steden en bij kleine kernen, zowel
binnen- als buitenstedelijk.
Daarnaast ga ik met IPO en de provincies in gesprek over de regelmaat waarmee de woningbouwprogrammering
moet worden bijgesteld. De PRIMOS-prognose van juli 2023 van ABF Research onderstreepte
de noodzaak van periodieke bijstelling. Het tekort aan woningen was namelijk al hoog:
3,9% in 2022. Mede door de veranderende huishoudensamenstelling (meer kleinere huishoudens)
en groei van de bevolking is het woningtekort naar 4,8% opgelopen in 2023 en nam de
bouwopgave toe. Bij de toename van het woningtekort speelt ook een betere meting van
de beschikbare langdurige leegstand van woningen een rol. Het aantal beschikbare woningen
werd in PRIMOS 2023 als gevolg van die verbeterde meting, met circa 40.000 woningen
lager ingeschat.
Op basis van de PRIMOS-prognose blijkt dat er in de periode 2022 tot en met 2030 44.100
extra woningen boven op het aantal uit de woondeals nodig zijn om tot een evenwichtige
situatie op de woningmarkt te komen. Daarom heb ik eind januari 2024 aan alle provincies
gevraagd door middel van een bod aan te geven welk aandeel zij in de aanvullende opgave
als inspanningsverplichting op zich kunnen nemen.
Inmiddels heeft iedere provincie hierop gereageerd. Op 29 mei 2024 heb ik tijdens
een Bestuurlijk Overleg de extra bouwaantallen met de provincies besproken en afgesproken
dat zij met gemeenten in gesprek gaan om het totaal van 54.536 extra woningen door
te vertalen naar gemeenten in de regionale programmering. De provincies Gelderland
en Utrecht hebben in beperkte mate extra woningen in de programmering opgenomen, dit
betekent dat in deze twee provincies het woningtekort minder snel wordt ingelopen.
Andere provincies compenseren de beperkte extra bijdrage uit deze twee provincies.
In totaal wordt er daarom toch voorzien in (zelfs iets meer dan) het noodzakelijke
aantal extra woningen in de periode tot en met 2030. Hiermee is de gezamenlijke inzet
conform de maatschappelijke opgave van in totaal 991.185 woningen in de periode 2022
tot en met 2030. Bij realisatie van dit aantal zal het woningtekort per 2031 teruggebracht
zijn tot een evenwichtig niveau van twee procent. Om dit evenwicht te behouden, zal
de woningbouw na 2030 moeten meegroeien met de groei van het aantal huishoudens (vanwege
bevolkingsgroei en afname van het aantal personen per huishouden) en de sloop van
woningen.
Provincies hebben zorgen over de voortgang van de woningbouw en de daarmee verbonden
knelpunten en randvoorwaarden. Deze zorgen herken ik. Netcongestie, tekort aan ambtelijke
capaciteit, de investeringscapaciteit van corporaties en de aansluiting op drinkwater
worden vaak genoemd als knelpunt. In deze brief en in het hoofdstuk over de kritische
succesfactoren in de voortgangsrapportage ga ik hier verder op in.
Het blijft van belang dat provincies potentiële locaties voor woningbouw in ruimtelijke
plannen opnemen. Dan kan ik met collega’s van andere departementen kijken waar de
voortgang knelt, om hoeveel woningen het gaat en hoe we hier een gerichte aanpak voor
kunnen maken. Ook dit heb ik op 29 mei in het Bestuurlijk Overleg met alle provincies
besproken.
Ter ondersteuning van de provincies en gemeenten heb ik in 2022 en 2023 € 14,5 miljoen
toegekend aan specifieke uitkeringen voor het uitvoeren van de woondeals. Dit jaar
zal ik nogmaals € 10 miljoen toekennen aan provincies voor de uitvoering en herijking
van de woondeals en voor het opzetten van versnellingstafels. Hiermee geef ik invulling
aan de motie Pouw-Verweij CS3.
De provincie Noord-Brabant, specifiek de regionale woondeal Zuidoost Brabant, neemt
een bijzondere positie in de actualisering van de programmering van de woondeals in.
Recent heeft het kabinet besloten om knelpunten weg te nemen waar bedrijven en kennisinstellingen
uit de chipsector in die regio tegenaan lopen. Het gaat dan om beschikbaar talent,
mobiliteit, woningbouw en energie. In de regio Zuidoost Brabant zijn tot en met 2030
ruim 62.000 woningen nodig. Dit is aanzienlijk meer dan het eerdere aantal afgesproken
woningen in de woondeal. Ten opzichte van de woondeal uit 2023 is afgesproken om,
in de periode tot en met 2030, 17.000 woningen en circa 2.300 studentenwooneenheden
(zelfstandig en onzelfstandig) extra te realiseren in de Metropoolregio Eindhoven.
Actualisatie extra opgave doorvertalen naar regio’s
Ik heb de provincies in mijn brief eind januari ook gevraagd om hun aanbod voor extra
woningen door te vertalen naar gemeenten in de regionale woningbouwprogrammering.
Daarbij geef ik de provincies ruimte om dit proces zorgvuldig met gemeenten te doorlopen.
Het hoeft daarbij niet alleen te gaan om nieuwe locaties. Ik denk ook aan extra woningen
door verdichten, optoppen, benutten van leegstaande panden, splitsen en het naar voren
halen van locaties. Ook kan, vooruitlopend op definitieve woningbouw, worden gedacht
worden aan het plaatsen van flexwoningen.
De resultaten van deze doorvertalingen worden eind 2024 met de provincies en regio’s
besproken in de Bestuurlijke Overleggen (BO’s) over de woondeals. In de bestuurlijke
overleggen woondeals bespreek ik tweemaal per jaar de voortgang van de aantallen afgesproken
toe te voegen woningen en de voortgang op locaties met de provincies en gemeenten.
Voor deze overleggen biedt de informatie uit het Woononderzoek Nederland input. Het
CBS voert dit onderzoek een keer per drie jaar uit. Hiermee wordt onder andere de
woontevredenheid naar diverse aspecten en de woonwensen in elke woningmarktregio gemeten.
Deze informatie kunnen provincies en gemeenten gebruiken om kwalitatieve invulling
te geven aan hun woonbeleid. In de toekomstige Wet versterking regie op de volkshuisvesting
is voor gemeenten een verplicht volkshuisvestingsprogramma voorzien, waarin zij beschrijven
welk beleid zij voeren om, in het kader van stedelijke vernieuwing, de leefbaarheid
in kwetsbare gebieden te verbeteren. Zowel bij bestaande bouw als nieuwbouw wordt
van gemeenten verwacht dat zij nadenken over maatregelen om de sociale samenhang te
bevorderen, de kwaliteit van de openbare buitenruimte te verbeteren en de bereikbaarheid
en toegankelijkheid te verbeteren. Daardoor kan voorkomen worden dat de leefbaarheid
in de toekomst onder druk komt te staan. Daarmee wordt er voldaan aan de motie Madlener
4.
Bouwakkoorden
De afgelopen tijd zijn er in diverse gemeenten «doorbouwakkoorden» gesloten. Ik juich
dit soort lokale initiatieven van harte toe. De akkoorden dragen bij aan het wegnemen
van belemmeringen en aan het behalen van de woningbouwopgave.
Zoals hierboven aangegeven, bespreek ik in de Bestuurlijke Overleggen woondeals de
voortgang van de woningbouwprogrammering per woondealregio met provincies en gemeenten.
Aan de regionale versnellingstafels zitten gemeenten, corporaties, ontwikkelaars,
bouwers en andere relevante marktpartijen aan tafel om knelpunten die de voortgang
belemmeren op projectniveau op te lossen. Met deze afgesproken structuur van woondealtafels
en regionale versnellingstafels betrek ik alle partijen, zowel publiek als privaat,
en daarmee geef ik invulling aan de motie De Groot 5 en de motie Grinwis c.s.6.
Straatje erbij
Het afgelopen jaar heb ik ook ingezet op de zogenoemde «straatje erbij» projecten7. Bij het «straatje erbij» gaat het om kleine projecten van 30 à 50 woningen met een
geringe ruimtelijke impact. De projecten zijn klein, maar bij elkaar opgeteld kunnen
ze toch een substantiële bijdrage leveren aan de realisatie van de woningbouwopgave
en de leefbaarheid van kleine kernen, die weinig andere mogelijkheden hebben voor
nieuwbouw.
Eerder meldde ik dat het Economisch Instituut voor de Bouw op eigen initiatief een
bureaustudie heeft uitgevoerd naar het potentieel voor een straatje erbij in de provincies
Noord-Holland, Noord-Brabant, Utrecht en Zuid-Holland. In Noord-Holland is daarop
ook een praktijktoets uitgevoerd.
Daarnaast brengt het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) in juni een soortgelijke
verkenning uit voor heel Nederland. De resultaten hiervan zijn dan definitief en openbaar.
Mijn voornemen is om deze resultaten daarna in de Bestuurlijke Overleggen over de
woondeals te bespreken met de provincies. Dan kan ook de woningbouwpotentie met straatjes
erbij per provincie worden afgesproken. Hiermee wordt invulling gegeven aan de onlangs
in de Eerste Kamer aangenomen motie Rietkerk 8.
Wonen en zorg voor ouderen
Het aantal en aandeel ouderen in de Nederlandse samenleving wordt steeds groter en
zal de komende jaren verder toenemen. Het aantal 65+ers neemt met 40% toe in de komende
twintig jaar. Het aantal 80+ers zal nog sterker toenemen, tot naar schatting 1,6 miljoen
in 2040. De behoefte aan woonruimte verandert daarom ook. Er zijn tot en met 2030
in totaal 290.000 extra woningen geschikt voor ouderen nodig 9.
Om deze opgave te realiseren zal ouderenhuisvesting onderdeel moeten zijn van de regionale
en lokale woningbouwprogrammering. De regionale uitwerking van de opgave zo snel mogelijk
realiseren is noodzakelijk om de bouwopgave in 2030 te behalen en aansluiting te houden
bij de uitvoering van de woondeals. Ook signaleren zorgpartners een stijgende druk
op de verpleegzorg, waarvoor nieuw zorggeschikt woonaanbod nodig is.
Daarom heb ik aan medeoverheden, zoals afgesproken in het programma «Wonen en Zorg
voor Ouderen» en in navolging van de gesloten woondeals waarover ik uw Kamer heeft
geïnformeerd10, gevraagd om uiterlijk in het tweede kwartaal van 2024 de regionale opgave vast te
stellen en afspraken te maken over de opgave per gemeente en monitoring van de voortgang.
Ook moeten er procesafspraken komen over de verdere uitwerking, bijvoorbeeld op het
gebied van doorstroming. Het aanjaagteam Wonen Welzijn Zorg voor Ouderen ondersteunt
de partners hierbij om zo tot werkbare bestuurlijke afspraken te komen. Ook jagen
zij partijen aan om deze woonzorgafspraken te vertalen naar concrete projecten. Zorgkantoren,
zorgaanbieders en corporaties worden hierbij betrokken.
Overijssel heeft als eerste provincie deze afspraken vastgesteld. In de meeste regio’s
zullen de afspraken voor de zomer worden afgerond. In het kader van het wetsvoorstel
Versterking regie volkshuisvesting zullen deze afspraken na inwerkingtreding worden
vastgelegd in een volkshuisvestingsprogramma. Via de voortgangsrapportage van het
programma Wonen en Zorg voor Ouderen licht ik u nader in over deze voortgang.
Kritische succesfactoren
Woningbouw is complex.11 Vaak lopen projecten tegen knelpunten aan. Hierbij gaat het onder meer om kritische
succesfactoren (KSF) op het gebied van netcongestie, mobiliteit, stikstof, capaciteit,
betaalbaarheid en processen en procedures. Medeoverheden hebben onder andere in de
woondeals en de provinciale akkoorden aangegeven dat de gewenste woningbouwaantallen
niet worden gehaald als er geen adequate oplossingen voor de kritische succesfactoren
komen. Het wegnemen van deze knelpunten heeft dus prioriteit.
Gelukkig lukt het in de meeste gevallen om lokaal oplossingen te vinden voor knelpunten,
zodat de woningbouw door kan gaan. Het hoeft ook niet altijd tot afstel van de projecten
te leiden, maar zoals bijvoorbeeld bij stikstof kunnen deze knelpunten wel leiden
tot vertraging of hogere kosten. Dankzij de nieuw opgezette governancestructuren –
zoals het BO VRO, de BO’s Woondeals, de versnellingstafels – en ondersteuning van
het Expertteam Woningbouw kan ik beter monitoren, bijsturen en gezamenlijk zoeken
naar oplossingen voor knelpunten.
Afgelopen jaar heb ik lokale oplossingen ondersteund door het gesprek te faciliteren
en stimuleren tussen het Rijk, (mede)overheden en marktpartijen. Bijvoorbeeld via
de regionale en landelijke versnellingstafels. Hiermee wordt een belangrijke bijdrage
geleverd aan het beperken van het effect van knelpunten in het bouwproces. In sommige
gevallen zorgt het zelfs voor versnelling. Met het Expertteam Woningbouw en andere
departementen adviseer en faciliteer ik daarnaast mogelijkheden om woningbouwlocaties
verder te ontwikkelen.
De KSF liggen grotendeels op het beleidsterrein van andere ministeries. Daarom heb
ik de rol van toegangspoort op mij genomen om de (lokale) knelpunten goed te kunnen
adresseren. Ook zorg ik voor het scheppen van duidelijkheid op Rijksniveau en aanpassingen
in beleid. Zo wordt er nu gewerkt aan de Nota Ruimte en de ruimtelijke voorstellen
van de provincies. Hierdoor komt er meer duidelijkheid rondom ruimteclaims, doelen
en kaders. En wordt het makkelijker om de juiste locaties voor woningbouw te kiezen
en goed in kaart hebben met welke ontwikkelingen rekening moet worden gehouden.
De knelpunten komen steeds beter in beeld. Dat betekent ook dat de lijst van KSF’s
langer wordt. In het programma Woningbouw en de voortgangsrapportage zijn enkele van
deze onderwerpen apart benoemd, waaronder capaciteit, processen en procedures. Verderop
in deze brief en in de voortgangsrapportage geef ik daar meer informatie over.
Het aantal door KSF geraakte projecten
In totaal zijn er circa 400 aantal projecten bekend die geraakt worden door een KSF.
Dit overzicht is gebaseerd op de informatie vanuit de taskforce nieuwbouw corporaties,
de landelijke en regionale versnellingstafels, de woondeals, de bestuurlijke gesprekken
met de provincies, de locaties voor grootschalige woningbouw, vanuit onze regelingen
(Woningbouwimpuls, Startbouwimpuls), de taskforce versnellen tijdelijke huisvesting
en het Expertteam Woningbouw bij RVO. In deze brief en in de voortgangsrapportage
Woningbouw is er, zoals is toegezegd tijdens het Commissiedebat van 31 januari 2024,
een uitgebreidere uitsplitsing gemaakt per KSF12 en mogelijke oplossing.
Voor mij is het alleen mogelijk om actief in te grijpen als ik er ook van op de hoogte
ben dat concrete projecten tegen knelpunten aanlopen. In samenwerking met corporaties,
medeoverheden en diverse marktpartijen is het gelukt om deze knelpunten bij diverse
projecten weg te nemen. Enkele voorbeelden hiervan zijn:
• Mede door onze inzet is afgesproken in te zetten op de realisatie van 438 woningen,
aangevuld met extra shortstay, voor de locatie Kronenburg in Amstelveen om de leefomgevingskwaliteit
in het gebied te verbeteren. Dit traject zat vanwege geluidsproblematiek al vele jaren
muurvast.
• Op het gebied van netcongestie heeft een succesvolle interventie en vergunningverlening
plaatsgevonden in Zutphen voor 54 sociale en vrije huurwoningen.
• In het stikstofregistratiesysteem is eind februari 2024 stikstofruimte uit de Subsidieregeling
sanering varkenshouderijen vooruit gereserveerd voor negentien woningbouwprojecten
in het oosten van het land, goed voor in totaal 1.307 woningen.
• Ten aanzien van het knelpunt «water en bodem sturend» is ervoor gezorgd dat diverse
projecten door kunnen gaan. Het gaat hierbij om onder andere de volgende projecten:
Flevokust Haven, Almere DUIN/ Poortwoningen en IJburg fase 2. In totaal worden er
circa 13.500 woningen gerealiseerd.
In de voortgangsrapportage heb ik, waar mogelijk, per KSF de voortgang en het resultaat
opgenomen, inclusief concrete aantallen woningen.
Zoals eerder aangegeven kunnen KSF’s ervoor zorgen dat bouwprojecten duurder worden.
Met de verschillende regelingen, zoals de Woningbouwimpuls (Wbi) en de Startbouwimpuls
(SBI) heb ik een bijdrage geleverd aan het oplossen van de financiële gevolgen van
KSF’s. Met deze regelingen zijn afgelopen jaar in totaal ruim 79.150 woningen ondersteund.
Doorpakken en beter monitoren op knelpunten in de uitvoering van de woningbouw
In overleg met onder andere de provincies, gemeenten, IPO en VNG werk ik aan een meer
gestructureerde aanpak voor de KSF’s. Medeoverheden krijgen een grotere rol in de
aanpak van en voortgang rondom diverse KSF’s. Hierdoor wordt het makkelijker voor
medeoverheden om projecten de juiste ondersteuning en kennis te bieden. Ook komt er
een beter gezamenlijk beeld van KSF’s per project en hoe deze effectief kunnen worden
opgelost.
Door deze extra informatie kan ik beter in overleg met de andere departementen, mijn
«toegangspoort»-rol beter vervullen en er zo voor zorgen dat de knelpunten in het
beleid worden opgelost. Daarnaast kunnen we gezamenlijk monitoren hoe het staat met
de oplosrichtingen voor de KSF’s. En gaan we beter monitoren hoeveel projecten last
hebben van KSF’s en waar we deze hebben weten op te lossen.
Op basis van deze monitoringsinformatie is het mogelijk om lessons learned op het gebied van KSF snel en breed met elkaar te delen. Het is belangrijk dat dit
een gezamenlijke verantwoordelijkheid is. Het Rijk, provincies, gemeenten, corporaties,
maatschappelijke partijen en marktpartijen, moeten ieder vanuit hun eigen rol en taak,
een bijdrage leveren aan het oplossen van knelpunten. Zo kan er blijven worden doorgebouwd
en waar mogelijk de woningbouw ook versneld worden.
Tot slot
De inzet om het woningtekort aan te pakken blijft de komende tijd onverminderd groot.
De komende tijd verschijnen ook voortgangsrapportages over de andere programma’s binnen
de Nationale Woon- en Bouwagenda.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.M. de Jonge
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties