Brief regering : Voortgangsrapportage Nationaal Actieplan Dakloosheid en Beschermd Wonen
29 325 Maatschappelijke Opvang
Nr. 159 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 juni 2024
Uw Kamer ontvangt twee keer per jaar een voortgangsbrief die ingaat op de ontwikkelingen
op het gebied van dakloosheid en beschermd wonen: een korte brief voor het zomerreces
en een uitgebreidere rapportage aan het eind van het kalenderjaar. Verzending van
voorliggende brief was voorzien voor medio juni. Om uw Kamer in de gelegenheid te
stellen deze voortgangsrapportage bij het debat over het Nationaal Actieplan Dakloosheid,
dat gepland staat voor 5 juni a.s., te betrekken heb ik echter besloten u deze brief
zo snel als mogelijk te doen toekomen.
In deze brief komen de volgende punten aan de orde:
• Het Nationaal Actieplan Dakloosheid. Ik neem uw Kamer mee in ontwikkelingen op de
verschillende actielijnen en het dashboard van de VNG. Ook reageer ik op de aangenomen
motie van de leden Westerveld (Groenlinks-PVDA) en Bikker (ChristenUnie) over het
stimuleren van aandacht voor preventie en aanpak van dakloosheid bij de uitwerking
van de transformatieplannen die in het kader van het Integraal Zorg Akkoord (IZA)
worden opgesteld1 en op de aangenomen motie van de leden Eerdmans (JA21) en Bikker (ChristenUnie) die
de regering verzoekt om «bijvoorbeeld een programma zoals voor landelijke Skaeve Huse
vorm te geven en de Kamer hierover voor 1 juli a.s. te rapporten.»2
• Daarnaast informeer ik uw Kamer ook over de transitie van «beschermd wonen naar beschermd
thuis» en enkele andere onderwerpen op het gebied van beschermd wonen en de gemeentelijke
inzet voor mensen met psychische en psychosociale problematiek.
1. Nationaal Actieplan Dakloosheid
Met veel energie en bevlogenheid is gewerkt aan het opstellen van het Nationaal Actieplan
Dakloosheid: Eerst een Thuis. In co-creatie hebben veel verschillende partijen, waaronder ervaringsdeskundigen
en belangenbehartigers, gewerkt aan dit actieplan dat ik, samen met de Minister voor
Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen en de Minister voor Volkshuisvesting en
Ruimtelijke Ordening, in december 2022 gedeeld heb met uw Kamer.3 Het actieplan is door veel verschillende partijen ondertekend. Naast de drie bovengenoemde
departementen zijn dat onder andere de VNG en Valente. Dat is positief en nodig, want
het terugdringen van dakloosheid zie ik nadrukkelijk als een gezamenlijke opgave.
Anderhalf jaar na het lanceren van het actieplan blijkt dat het terugdringen van het
aantal dakloze mensen een complexe opgave blijft. Het goede nieuws is dat de beweging
van opvang naar preventie en Wonen Eerst breed omarmd wordt. En ook dat gemeenten,
aanbieders en andere relevante stakeholders hier hun beleid op hebben ingericht. Het
slechte nieuws is dat dit nog niet zichtbaar wordt in de cijfers. Uit de meest recente
cijfers van het CBS blijkt dat op 1 januari 2023 naar schatting ongeveer 30.600 mensen
dakloos waren. Dit is een stijging ten opzichte van een jaar eerder. We hebben nog
geen cijfers over het jaar 2023, maar we krijgen signalen van gemeenten en andere
partners dat het aantal dakloze mensen – en daarmee ook de druk op de maatschappelijke
opvang – onverminderd hoog blijft. Vermoedelijk worden de effecten van de oorlog in
Oekraïne, de toenemende inflatie en de wooncrisis nu duidelijk zichtbaar in de cijfers.
Deze cijfers en signalen tonen aan hoe urgent het probleem van dakloosheid is, en
hoe belangrijk het is om in te blijven zetten op het Nationaal Actieplan Dakloosheid.
Zoals ik hierboven heb aangegeven, is met het actieplan een paradigmashift omarmd;
we moeten anders kijken naar en omgaan met dakloosheid. In het plan is de ambitie
opgenomen om dakloosheid in Nederland fors en structureel terug te dringen. Daarbij
sluiten we aan bij de Verklaring van Lissabon om dakloosheid in 2030 te beëindigen.
We doen dit door in te zetten op preventie van dakloosheid en de focus te verleggen
van opvang naar Wonen Eerst. Dit vanuit de gedachte dat we veel (zwaardere) problemen
kunnen voorkomen als we mensen die dakloos zijn of dreigen dakloos te worden snel
begeleiden naar een woning (met indien nodig begeleiding op maat). Herstel begint
immers met een (t)huis.
Het Nationaal Actieplan Dakloosheid: Eerst een thuis kan sinds de start rekenen op een breed draagvlak en bevlogen inzet van partijen.
Tegelijkertijd hoor ik van partijen uit het veld dat het inzetten op de paradigmashift,
de transformatie van opvang naar wonen, niet altijd eenvoudig is. Zo geven gemeenten
aan dat zij achter de ambitie staan om de opvang af te bouwen, maar dat dit in de
praktijk kan schuren met de toestroom van aanvragen voor opvang in veel regio’s. Verandering
kost tijd en we moeten met elkaar erkennen dat we nog niet zijn waar we willen zijn.
Maar ik zie ook lichtpunten. Met deze brief informeer ik uw Kamer over de voortgang
van het Nationaal Actieplan Dakloosheid en neem ik uw Kamer mee in een aantal onderwerpen
die onderstrepen dat de transitie in gang is gezet. Ook ga ik in op een tweetal moties.
1.1. Actielijnen
Het actieplan bestaat uit de volgende zes actielijnen:
1) Versterken bestaanszekerheid,
2) Preventie,
3) Wonen Eerst,
4) Versterken van de uitvoeringspraktijk,
5) Ervaringskennis en
6) Speciale aandacht voor bijzondere doelgroepen.
De inzet op deze verschillende actielijnen gaat onverminderd door. Ook de VNG, Valente
en Aedes spannen zich hiervoor in. Zij hebben met subsidie vanuit VWS een ondersteuningsstructuur
opgericht en zijn gestart om hun achterban van gemeenten, aanbieders en corporaties
te ondersteunen om de doelstellingen van het actieplan te realiseren. Dat doen ze
o.a. door de inzet van de regioadviseurs van het Platform Sociaal Domein, het opstellen
van handreikingen en het delen van goede voorbeelden. In deze paragraaf wordt een
aantal ontwikkelingen op de actielijnen uitgelicht.
Naast de actielijnen, is er in het actieplan een aantal randvoorwaarden geformuleerd
die zien op monitoring, financiën sturing en kennis. Als onderdeel van de monitoring,
heeft de VNG een dashboard ontwikkeld. Onder 1.2 wordt hier nader op ingegaan.
Versterken bestaanszekerheid
Werken aan bestaanszekerheid is essentieel voor het voorkomen van dakloosheid. Daarom
wordt er binnen het Actieplan Dakloosheid samengewerkt in twee trajecten die worden
gecoördineerd door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid: de interdepartementale
en interbestuurlijke «Aanpak geldzorgen, armoede en schulden» en de «Participatiewet
in balans.» Binnen de «Aanpak geldzorgen, armoede en schulden»4 is een pakket aan maatregelen genomen met als kabinetsdoelstellingen een halvering
van het aantal mensen dat leeft in armoede in 2030 (ten opzichte van 2015), het aantal
kinderen dat opgroeit in armoede in 2025 (ten opzichte van 2015) en een halvering
van het aantal huishoudens met problematische schulden in 2030. Deze maatregelen dragen
bij aan de (financiële) bestaanszekerheid van veel mensen en aan de ambities uit het
Nationaal Actieplan Dakloosheid. De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
is voornemens om uw Kamer voor het zomerreces de derde voortgangsrapportage van de
Aanpak geldzorgen, armoede en schulden te doen toekomen.
Op 21 december 2023 is het programmaplan «Participatiewet in balans» naar uw Kamer
verzonden.5 De ambitie van de herziening van de Participatiewet is dat iedereen moet kunnen beschikken
over een toereikend en zeker bestaansminimum. Mensen moeten daarnaast gestimuleerd
en ondersteund worden om naar vermogen deel te nemen op de arbeidsmarkt en aan de
samenleving. Om te komen tot de herziening van de Participatiewet, wordt er samen
met gemeenten en partners gewerkt langs drie sporen. De eerste stap, zogenaamd spoor
1, is een wetsvoorstel met ruim 20 maatregelen dat al op korte termijn verandering
gaat brengen. Dit wetsvoorstel is in februari 2024 ter advies aangeboden aan de Raad
van State. Een deel van deze maatregelen sluit aan op de ambities uit het Nationaal
Actieplan Dakloosheid, zoals de mogelijkheid om de 4-weken-zoektermijn voor jongeren
tot 27 jaar in uitzonderlijke gevallen niet toe te passen, het harmoniseren van de
hoogte van de aanvullende bijzondere bijstand aan jongeren wier ouders niet in beeld
zijn of geen ondersteuning kunnen bieden door ziekte of armoede, en als de individuele
omstandigheden daarom vragen afwijken van aanvraag datum is ingangsdatum van de bijstandsuitkering
(om bestaansonzekerheid weg te nemen en te voorkomen dat mensen onnodig in de schulden
terecht komen). Naast de wetswijziging wordt gewerkt aan een meer fundamentele herziening
van de Participatiewet waarbij de menselijke maat, vertrouwen en eenvoud centraal
staan. Dit is een lange termijn opgave en wordt opgepakt in spoor 2. Op dit moment
wordt hiertoe een nieuwe beleidstheorie uitgewerkt, waarna concrete beleidsopties
aan een volgend kabinet worden voorgelegd. Spoor 3 richt zich tot slot op het faciliteren
van een andere werkwijze bij de uitvoering van de Participatiewet, vanuit de behoefte
om te werken vanuit vertrouwen, de menselijke maat en eenvoud in de uitvoering. Afgelopen
april overhandigde de VNG de «Leeragenda Participatiewet in balans» (tot stand gekomen
in samenwerking met gemeenten, SAM, Divosa, de Landelijke Cliëntenraad en EAPN) aan
het Ministerie van SZW.6 De benodigde cultuuromslag en organisatieverandering binnen gemeenten en vakkundigheid
van de professional in de uitvoering zijn belangrijke aandachtspunten waarmee betrokken
partijen aan de slag gaan.
Preventie
Het uitgangspunt van het actieplan is dat het voorkomen van dakloosheid altijd de
beste oplossing is. Daarom wordt er ingezet op preventieve maatregelen. Hiervoor werkt
het kabinet samen met de Preventie Alliantie, die is ondergebracht bij het Radboud
UMC. De Preventie Alliantie wordt tot eind 2025 gesubsidieerd om gemeenten en andere
belanghebbende partijen te ondersteunen bij de formulering en onderbouwing van hun
preventiebeleid en preventieve activiteiten, interventies en steunstructuren die zij
inzetten om dakloosheid tegen te gaan. De Preventie Alliantie heeft dit jaar tot dusver
twee Preventiescans uitgevoerd. Het doel is de desbetreffende gemeenten inzicht geven
in de gemeentelijke preventieve aanpak op dakloosheid en ze handvatten bieden voor
verbetering van de preventie van dakloosheid. Daarnaast heeft de Preventie Alliantie
twee masterclasses georganiseerd om gemeenten en andere betrokken partners te informeren
over de preventie van dakloosheid. Respectievelijk gingen deze masterclasses over:
de verbinding tussen het medisch en sociaal domein, en de rol die zorgzame samenlevingen
zouden kunnen spelen bij het voorkomen van dak- en thuisloosheid.
Onderdeel van preventie, is ook het tegengaan van stigmatiserende beeldvorming. Hiertoe
heeft het Beelddepot in opdracht van het Ministerie van VWS een toolkit7 ontwikkeld voor beleidsmakers, communicatieprofessionals en hulpverleners met daarin
representatieve beeldvorming en taalgebruik over dakloosheid. De toolkit biedt suggesties
voor constructieve, niet- kwetsende teksten, beelden en video’s. Al het materiaal
is kosteloos en rechtenvrij te downloaden.
Naast de in het Nationaal Actieplan Dakloosheid aangekondigde acties rond preventie,
is invulling gegeven aan de tijdens de begrotingsbehandeling van het Ministerie van
VWS aangenomen motie van de leden Westerveld (Groenlinks-PVDA) en Bikker (ChristenUnie).
Deze motie roept op tot het stimuleren van aandacht voor preventie en aanpak van dakloosheid
bij de uitwerking van de transformatieplannen die in het kader van het Integraal Zorg
Akkoord (IZA) worden opgesteld.8 Er is invulling gegeven aan deze motie door een factsheet op te stellen met initiatieven
en interventies die aansluiten bij het IZA en ingezet kunnen worden voor de preventie
en aanpak van dakloosheid. Een voorbeeld hiervan is een praktijkondersteuner voor
schulden. Deze kan mensen in de huisartsenpraktijk ondersteunen bij het in kaart brengen
van de hulpvraag en eventueel ondersteuning bij schulden bieden. Momenteel wordt de
laatste hand gelegd aan de factsheet. Zodra deze gereed is, zal deze worden gedeeld
met de partners van het actieplan en partners van het IZA, met de oproep om de factsheet
actief te verspreiden onder hun achterban.
Daarnaast is verkend welke opvolging er op korte termijn gegeven kan worden aan een
aantal knelpunten die geconstateerd zijn tijdens een werkbezoek van mij aan de Pauluskerk
in Rotterdam op 10 oktober 2023. Deze knelpunten hebben betrekking op de toegang tot
de maatschappelijke opvang en medische zorg voor (dreigend) dakloze mensen. Er worden
verschillende drempels ervaren waardoor deze groep langer blijft doorlopen met gezondheidsklachten.
De veronderstelling is dat door de toegang tot de opvang en (medische) zorg laagdrempeliger
te maken, de hogere kosten die gepaard gaan met zwaardere medische zorg in een later
stadium voorkomen kunnen worden. Relevant bij deze knelpunten is het feit dat de kwetsbare
groep dakloze mensen vaak zorg en ondersteuning nodig heeft uit verschillende domeinen
en sectoren. Betrokken partijen zoals de straatartsen moeten een beroep doen op verschillende
financieringsstromen uit verschillende (zorg)stelsels. Het ontbreken van afspraken
hierover leidt vaak tot voornoemde drempels. Om de gezondheid van kwetsbare groepen
te beschermen en verbeteren, wordt samen met IZA-partijen ingezet op intensievere
samenwerking in de regio, meer samenwerking tussen de eerste, tweede en derde lijn
en samenwerking tussen zorg en het sociaal domein. In aanvulling daarop wordt verkend
in hoeverre het ontschotten van financiering naar aanleiding van het ZonMw-traject
«onderzoek naar ontschotte financiering in het sociaal domein»9 en een eventueel vervolg hierop behulpzaam kan zijn in het oplossen van knelpunten.
Dit onderzoek bevindt zich momenteel in de verkenningsfase en er kan op dit moment
nog geen einddatum voor het onderzoek worden gegeven. In de volgende voortgangsbrief
zal ik uw Kamer nader informeren over dit traject.
Wonen eerst
Voor de actielijn «Wonen Eerst» geldt dat er een gedeeld eigenaarschap is tussen de
Ministeries van VWS en BZK. Zo hebben Platform 31 en stichting Eropaf! in opdracht
van beide ministeries een publicatie ontwikkeld die inzicht biedt in de verschillende
huurcontracten voor mensen met behoefte aan begeleiding.10 Eén van de leidende principes die bijdraagt aan Wonen Eerst, is het scheiden van
wonen en zorg. Feitelijk betekent dit dat bewoners in hun woning kunnen blijven wonen
als hun ondersteuningsvraag verandert omdat huisvesting niet langer aan zorg wordt
gekoppeld. Dit zorgt voor meer rust, ruimte voor herstel en meer woonzekerheid. De
handreiking van Platform 31 en stichting Eropaf! laat zien in welke mate reguliere
huurcontracten, driepartijenovereenkomsten en intermediaire verhuur in lijn zijn met
het uitgangpunt van scheiden van wonen en zorg. Ook geeft de publicatie handvatten
hoe deze contractvormen toepasbaar zijn in de praktijk. De handreiking is tot stand
gekomen met inbreng van bewoners, corporaties, aanbieders, gemeenten en experts/wetenschappers.
De opbrengsten zijn besproken met een klankbordgroep waarin de verschillende partijen
zijn vertegenwoordigd. Hierdoor heeft de handreiking ook bijgedragen aan het goede
gesprek tussen bovengenoemde partijen over de kansen en belemmeringen bij de huisvesting
van mensen met een behoefte aan begeleiding.
Wonen Eerst kan alleen worden gerealiseerd als er voldoende betaalbare woonruimte
beschikbaar is voor mensen in een kwetsbare positie en voor mensen met een behoefte
aan specifieke huisvesting. Het interdepartementale programma «Een thuis voor iedereen», onderdeel van de Nationale Woon- en Bouwagenda, adresseert deze opgave.
Deze maand informeert de Minister van BZK uw Kamer middels een voortgangsrapportage
over de stand van zaken van het programma «Een thuis voor iedereen». De rapportage beschrijft onder meer hoe regio’s aan de slag zijn met het volkshuisvestingsprogramma,
waarvan onderdeel is dat gemeenten de woon- en zorgopgave voor aandachtsgroepen, waaronder
de brede groep dakloze mensen, in kaart brengen. Het Ministerie van BZK heeft aan
onderzoeksbureau Companen gevraagd de bouw- en woonopgave voor verschillende woningtypen
en de meerkosten hierbij tegenover reguliere woningen, te ramen. De resultaten hiervan
worden gedeeld in de voortgangsrapportage.
Motie Skaeve Huse
Tijdens de begrotingsbehandeling van VWS is een motie van de leden Eerdmans (JA21)
en Bikker (ChristenUnie) aangenomen die de regering verzoekt om «bijvoorbeeld een
programma zoals voor landelijke Skaeve Huse vorm te geven en de Kamer hierover voor
1 juli a.s. te rapporten.»11 Skaeve Huse is een Deens concept voor wooneenheden aan de rand van de stad, die worden
gebruikt als alternatief voor cliënten die moeilijk te huisvesten zijn in de wijk
en/of in een groep. Een sociaal beheerder is regelmatig aanwezig. Voor een deel van
de (dakloze) mensen met multiproblematiek of onbegrepen gedrag, blijkt huisvesting
in de wijk niet passend. Voor deze doelgroep bieden alternatieve woonvormen zoals
Skaeve Huse ook in Nederland al een aantal jaar perspectief. Het kabinet ziet de meerwaarde
van deze alternatieve woonvormen voor mensen die niet regulier kunnen wonen, maar
wil ook waken voor stigma. Veel (dakloze) mensen met zwaardere problematiek kunnen,
met passende begeleiding die aansluit op de behoeften van de bewoner, ook in reguliere
woonwijken gehuisvest worden.
De motie voorziet niet in (extra) financiële middelen om een landelijk programma vorm
te kunnen geven. Daarom is ter invulling van deze motie gekeken naar 1) welke lopende
programma’s en initiatieven Skaeve Huse en andere alternatieven woonvormen onderdeel
uitmaken of zouden kunnen gaan uitmaken en 2) praktijkervaringen bij het realiseren
van Skaeve Huse.
Momenteel lopen er verschillende trajecten gericht op de huisvesting en begeleiding
van de doelgroep dakloze personen met multiproblematiek en mensen met onbegrepen en/of
verward gedrag:
• Gemeenten ontvangen voor de uitvoering van het Nationaal Actieplan Dakloosheid sinds
2023 structureel € 55 mln. per jaar om de beweging naar preventie en Wonen Eerst te
maken. Zij kunnen deze middelen ook inzetten voor de realisatie van alternatieve woonvormen
waar mensen duurzaam kunnen wonen.
• Met het wetsvoorstel Versterking regie op de volkshuisvesting worden gemeenten verplicht
om een volkshuisvestingsprogramma te maken en woonzorgvisies regionaal af te stemmen.
Gemeenten moeten hiervoor de woon- en zorgbehoefte voor aandachtsgroepen, waaronder
dakloze mensen in kaart brengen. Gemeenten kunnen hierin ook opnemen wat de behoefte
is aan alternatieve woonvormen zoals Skaeve Huse.
• In overleg met het Ministerie van BZK wordt bezien hoe alternatieve woonvormen onderdeel
kunnen uitmaken van toekomstige stimuleringsregelingen voor woningbouw.
• Het onderzoeksprogramma Thuis in verschillende woonvormen (ZonMw) richt zich op het
ontwikkelen van kennis over verschillende woonvormen en vormen van begeleiding voor
de mo/bw-doelgroep.
• Levensloopaanpak voor mensen met onbegrepen gedrag en een hoog veiligheidsrisico:
Dit is een samenwerking van verschillende partijen uit het zorg-, sociaal, en veiligheidsdomein
voor mensen met onbegrepen gedrag en een hoog veiligheidsrisico. Het doel is een veiligere
samenleving door in te zetten op stabiliteit. De levensloopaanpak wordt met financiering
van het rijk landelijk uitgerold.
• Het actieprogramma «Grip op Onbegrip» (ZonMw)12: De ambitie van het programma is het versterken van een lerende omgeving en verbetercyclus
in de regio ten behoeve van duurzame persoonsgerichte zorg en ondersteuning voor mensen
met onbegrepen gedrag. Hiervoor zijn ook middelen beschikbaar gesteld. Dit programma
is niet gericht op het realiseren van woningen, maar de lerende omgeving heeft wel
betrekking op het sociaal-, zorg- én veiligheidsdomein.
Naast deze inventarisatie heeft VWS met diverse partijen op het gebied van wonen,
zorg en ondersteuning gesproken over de ervaringen met en belemmeringen bij het realiseren
van Skaeve Huse. Een knelpunt dat veel wordt genoemd is dat het vinden en gebruiksklaar
maken van bouwgrond veel tijd en geld kost (omgevingsvergunningen, bezwaarprocedures,
aanleggen infrastructuur). Het vinden van een geschikte locatie blijkt in de praktijk
vaak lastig, omdat er vaak weerstand is bij omwonenden. Deze belemmering moet lokaal
worden opgepakt. Wel kan goede, landelijke informatievoorziening over Skaeve Huse
gemeenten en andere partijen, die het plaatsen van Skaeve Huse overwegen, helpen.
Er zijn op veel plekken ook goede ervaringen opgedaan met Skaeve Huse; diverse gemeenten
zijn bezig met het opstarten of realiseren ervan en er zijn op verschillende plekken
evaluaties of maatschappelijke kosten-batenanalyses uitgevoerd. Deze informatie is
niet gebundeld op één plek vindbaar.
VWS zal in overleg met betrokken partijen de opgedane kennis over woonvormen zoals
Skaeve Huse voor het najaar verzamelen op het Online Kennis en Expertisecentrum huisvesting
aandachtsgroepen en ouderen (OKEC) van o.a. het programma «Een Thuis voor Iedereen.»13
Versterken van de uitvoeringspraktijk
Eén van doelen van deze actielijn is om de «basis op orde» te krijgen. Bijvoorbeeld
door het snel kunnen regelen van een briefadres, verblijf en inkomen om te voorkomen
dat problematiek verder escaleert en/of door de dienstverlening aan de groep (dreigend)
dakloze mensen te verbeteren.14 Zoals aangegeven in mijn laatste voortgangsrapportage, heeft Movisie in samenwerking
met het Jongerenpanel De Derde Kamer en andere partijen in 2023 een praktijktoets
uitgevoerd om inzicht te krijgen in welke knelpunten (dreigend) dakloze jongeren en
volwassenen ervaren in het op orde krijgen van de basis en waar lessen te trekken
zijn voor anderen. Deze praktijktoets is inmiddels afgerond en in mei 2024 gepubliceerd.15 Belangrijke adviezen uit deze praktijktoets zijn dat het voor jongeren waardevol
is om één regisseur te hebben op alle leefgebieden, zij snel een briefadres kunnen
verkrijgen en tijdig een uitkering en/of bijzondere bijstand kunnen ontvangen. Daarnaast
laat de praktijktoets zien dat de vraag naar opvang groter is dan het aanbod. Movisie
geeft aan dat de oplossing hiervoor ligt in het creëren van meer doorstroming naar
andere huisvesting.16
Ervaringskennis
Het Ministerie van VWS heeft in 2023 financiering beschikbaar gesteld voor de oprichting
van een landelijk samenwerkingsverband van belangenorganisaties die zich inzetten
voor het voorkomen en uitbannen van dakloosheid. Dit samenwerkingsverband, Dakloosheid
Voorbij!, krijgt steeds meer vorm. Dakloosheid Voorbij! brengt lokale belangenorganisaties
op landelijk niveau bij elkaar om de stem van volwassen (27+) dakloze mensen te vertegenwoordigen.
Er is op dit moment een aantal zeer gedreven, lokale organisaties uit de regio’s Rotterdam,
Den Haag, Leiden, Amsterdam, Utrecht en Eindhoven aangesloten bij Dakloosheid Voorbij!
Deze organisaties zetten in op onder andere het onderling uitwisselen van kennis over
het versterken van lokale collectieve belangenbehartiging, het ontwikkelen van trainingen
over betekenisvolle participatie voor beleidsmakers en het opzetten van een panel
van ervaringsdeskundigen van 27 jaar en ouder die de stem van (dreigend) dakloze mensen
door kan laten klinken in collectieve belangenbehartiging. Ik juich het werk van Dakloosheid
Voorbij! toe. De werkzaamheden van Dakloosheid Voorbij!, maar ook van SamenThuis203017 en het Jongerenpanel – met wie Dakloosheid Voorbij! actief samenwerkt – leveren een
belangrijke bijdrage aan het actieplan door de inzet van ervaringskennis in de hele
beleidscyclus.
Speciale aandacht voor bijzondere groepen
De generieke aanpak en de leidende principes zoals die in het actieplan zijn geschetst,
gelden voor iedereen. Maar voor een aantal groepen geldt dat extra of andere inzet
nodig is. Dit geldt bijvoorbeeld voor de kwetsbare dakloze EU burgers en LHBTIQ+ personen.
In 2022 is in aanvulling op het rapport van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten,
het Plan van Aanpak Kwetsbare Dakloze EU burgers door SZW, VWS, JenV en de VNG opgesteld
om de kwetsbare dakloze EU-burgers die op straat verblijven, perspectief te bieden,
menselijk leed te verminderen, overlast op straat te beperken en terugkeer naar het
land van herkomst mogelijk te maken. In het plan van aanpak18 zijn activiteiten opgenomen die gemeenten en betrokken instanties handvatten geven
om dakloosheid bij kwetsbare EU-burgers beter te signaleren, te voorkomen en/of op
te lossen door o.a. de preventieve maatregelen bij gemeenten te versterken en de inzet
van gemeenten, gericht op perspectief, te versterken.
In zes gemeenten (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Venlo en Eindhoven) wordt
uitvoering gegeven aan pilots kortdurende opvang. De pilots richten zich op EU burgers
die geen rechten op sociale voorzieningen hebben opgebouwd. In 2023 is hiervoor € 7 mln.
beschikbaar gesteld. De wijze waarop opvang en ondersteuning is geboden, verschilt
per gemeente. Uit een tussenevaluatie van onderzoeksbureau Significant uit december
2023 blijkt dat de eerste resultaten voorzichtig positief zijn. Voor een deel van
de mensen is het gelukt om terug te keren naar werk of naar het land van herkomst.
Tot eind 2024 is wederom € 7 mln. beschikbaar gesteld voor de zes pilots. Er zijn
ook gemeenten, zoals Tilburg en Arnhem die buiten de pilots om, opvanglocaties voor
kwetsbare dakloze EU burgers hebben ingericht of voornemens zijn in te richten.
Gemeenten geven aan dat het ingewikkeld is om in de praktijk onderscheid te maken
tussen de rechthebbende en niet-rechthebbende EU burger als het gaat om sociale voorzieningen.
Wat als gevolg heeft dat er wellicht rechthebbende EU burgers, onterecht vormen van
ondersteuning wordt ontzegd. Om aan deze zorg tegemoet te komen is in het plan van
aanpak opgenomen dat er informatie verstrekt zal worden vanuit het Rijk om inzicht
te krijgen in de verschillende rechten van de groep dakloze EU burgers. Met dat doel
is de «checklist gelijke behandeling EU burgers» ontwikkeld, een praktische tool voor
gemeenten om snel inzichtelijk te krijgen of een EU burger aan het loket recht heeft
op gelijke behandeling.
In de pilotgemeenten voor kortdurende opvang is de werking van de checklist getest.
Uit de verschillende terugkoppelingen blijkt dat er inhoudelijk goed te werken is
met de checklist, maar dat het overleggen van bewijsstukken door betrokkene in de
praktijk vaak een hindernis bleek. Na de checklist moet bij gelijke behandeling overigens
ook de ingangstoets tot de Wmo bepalen of een positief besluit over toegang tot de
maatschappelijke opvang genomen kan worden. Gemeenten hebben zorgen dat het gebruik
van de checklist zal leiden tot een grote toename in het aantal personen dat aanspraak
maakt op Wmo voorzieningen. In de testfase is de checklist niet onder een representatieve
groep getest en is maar een gering aantal keer de Wmo-toets doorlopen. Daarom kan
ik niet beoordelen of de zorgen over een toename in de maatschappelijke opvang van
rechthebbende EU burgers reëel is. Hiervoor is monitoring van de gevolgen van het
gebruik de enige manier om tot eenduidige informatie te komen. Ik wil echter benadrukken
dat de inhoud van de checklist volledig gebaseerd is op de huidige wet- en regelgeving.
Er is dus geen sprake van een uitbreiding van het takenpakket van gemeenten. De pilotgemeenten
vragen verder aandacht voor aanpalend beleid in de uitvoering (bijv. rondom registratie
en informatievoorziening), hetgeen op gemeentelijk niveau dient te gebeuren, alvorens
zij de checklist goed in gebruik kunnen nemen.
De checklist is een hulpmiddel voor gemeenten om zich door EU en Nederlandse wet-
en regelgeving te kunnen navigeren. Een aantal andere gemeenten en veldpartijen heeft
aangegeven dat zij het hulpmiddel graag in gebruik willen nemen. Zij kunnen dan individuele
gevallen beter op basis van feiten en omstandigheden beoordelen. Ik zal, nadat de
ervaringen van de pilotgemeenten zijn verwerkt, in samenwerking met de VNG deze zomer
een webinar organiseren waarin de gemeenten goed worden meegenomen in het gebruik
van de checklist en de checklist beschikbaar stellen op de website www.arbeidsmigratieingoedebanen.nl.
Gezien de toegenomen problematiek is het belangrijk om landelijke afspraken te maken
over deze specifieke doelgroep. Deze maand verwacht ik een eindevaluatie van Significant
over de pilot kortdurende opvang. Op basis daarvan zal ik een besluit nemen over de
financiering van de pilot in 2025. Ik laat een eventueel besluit over structurele
financiering van de opvang aan niet rechthebbende EU burgers aan een nieuw kabinet.
Het kabinet en verschillende gemeenten voeren ook gesprekken met andere EU-lidstaten,
zoals Roemenië en Polen om de grensoverschrijdende samenwerking te versterken. Eerder
dit jaar heb ik tijdens een ministeriële conferentie van het European Platform on
Combatting Homelessness (EPOCH) gesproken met vertegenwoordigers uit Oost-Europa (waaronder
Polen en Roemenië) over samenwerking en overdracht tussen zorgpartijen bij terugkeer.
De zorgen werden gedeeld en zijn in vervolggesprekken met ambassades in Den Haag verder
opgepakt. De Minister van SZW is eind april in Roemenië geweest en heeft met de Roemeense
Minister afgesproken de samenwerking rondom kwetsbare arbeidsmigranten te versterken.
Deze afspraken worden deze zomer nader uitgewerkt en focussen zich op informatievoorziening
in landen van herkomst en goede begeleiding van personen die wensen terug te keren
naar het land van herkomst.
LHBTIQ+ personen die (dreigend) dakloos zijn lopen veelal tegen problemen aan bij
de toegang tot de opvang, tijdens hun verblijf en wanneer zij de opvang verlaten.
Dat blijkt onder andere uit een verkennend onderzoek van Movisie19, een verkennend onderzoek van de gemeente Amsterdam20 en op basis van signalen die ik uit het veld heb gekregen. In mijn laatste voortgangsrapportage
heb ik aangegeven dat VWS een brainstorm en vervolggesprekken met betrokken partijen
waaronder beleidsmakers, ervaringsdeskundigen, onderzoekers en professionals uit de
praktijk heeft georganiseerd over o.a. het verbeteren van LHBTIQ+- sensitief handelen
in de begeleiding en opvang. Naar aanleiding hiervan wordt er gewerkt aan het opstellen
van een gezamenlijke position paper met als doel gemeenten, zorgaanbieders en andere
betrokken partijen een overzicht en handvatten te bieden van wat er op landelijk,
regionaal en op lokaal niveau gebeurt en acties te formuleren van wat er nog gedaan
moet worden om LHBTIQ+ personen die dakloos zijn de hulp en ondersteuning te bieden
die aansluit bij hun hulpvraag.
1.2. Dashboard Nationaal Actieplan Dakloosheid
Het actieplan is door middel van bestuurlijke afspraken tussen zorgaanbieders, gemeenten,
woningcorporaties en het Rijk bekrachtigd.21 De VNG heeft zich met deze bestuurlijke afspraken gecommitteerd om de beoogde transformatie
uit het plan mede uit te voeren, te ondersteunen, te stimuleren en te evalueren. In
mijn laatste voortgangsrapportage, heb ik uw Kamer geïnformeerd dat de VNG, in samenwerking
met vele partijen, een dashboard heeft ontwikkeld. Met de indicatoren in dit dashboard
wordt de voortgang van de uitvoering van de ambitie en actielijnen van het Nationaal
Actieplan Dakloosheid: Eerst een Thuis per regio MO/BW gemonitord.
De regioadviseurs van het Platform Sociaal Domein zijn bezig het dashboard te vullen
op basis van de informatie die zij in de regio’s hebben opgehaald. Parallel hieraan,
heeft VNG Realisatie gewerkt aan een technische applicatie. Het resultaat is op zeer
korte termijn te vinden op de website Waar staat je gemeente. Ik heb een eerste versie
van het dashboard in mogen zien. Het ingevulde dashboard laat zien dat alle regio’s
inspanningen plegen rond de uitvoering van het actieplan. Zo heeft het merendeel van
de regio’s bijvoorbeeld een (vastgesteld) regionaal plan voor de aanpak dakloosheid
en kennen de meeste gemeenten een vorm van belangenbehartiging. De VNG geeft, op basis
van de signalen van de regioadviseurs, wel aan dat het noodzakelijk is om een juist
begrip van de regionale context en de lokale keuzes te hebben om de uitkomsten uit
het dashboard goed te kunnen interpreteren en te gebruiken. In die zin dient het dashboard
ook vooral als hulpmiddel om het gesprek aan te gaan in de regio: wat gaat goed, wat
kan beter en hoe kan de ondersteuning hier zo goed mogelijk op ingericht worden?
Ik hecht eraan op te merken dat de voorlopige uitkomsten uit het dashboard een goed
beeld geven van de voortgang van de uitvoering van het actieplan vanuit het perspectief
van gemeenten. Voor een completer beeld is het belangrijk om meerdere perspectieven
te betrekken. Een aanpassing in beleid leidt bijvoorbeeld niet altijd direct tot de
gewenste verandering of beweging; de uitvoeringspraktijk is, zoals eerder gezegd,
moeilijk te vatten in cijfers of streefwaarden. Een ander voorbeeld is dat er verschil
van inzicht kan bestaan in wat een «ervaringskenner» of «belangenbehartiger» precies
zou moeten behelzen. Het kan daarom zijn dat belanghebbenden in de regio andere beelden
hebben bij de voortgang van de uitvoering van het actieplan dan de voortgang die uit
het dashboard naar voren komt. Het is dan ook belangrijk dat het regionale gesprek
breder gevoerd wordt, met aanbieders, corporaties, ervaringskenners en cliëntvertegenwoordigers.
De regioadviseurs van het Platform Sociaal Domein zullen deze regionale gesprekken
de komende tijd stimuleren en faciliteren. De uitkomsten van deze gesprekken zullen
zij betrekken bij een volgende update van het dashboard, die gepland staat voor het
einde van het jaar. In deze volgende versie van het dashboard is de VNG ook voornemens
om per regio een toelichting vanuit de regioadviseurs op te nemen, die nadere context
en duiding geeft bij de ingevulde indicatoren.
Naast het dashboard, dat vooral beleidsmatig van aard is, zijn er verschillende kwantitatieve
monitoringinstrumenten in ontwikkeling om beter zicht te krijgen op de doelgroep en
beter te kunnen sturen op de opgave. In mijn laatste voortgangsrapportage heb ik uw
Kamer geïnformeerd over de regionale ETHOS-light telling die de Hogeschool Utrecht
met ondersteuning van Kansfonds in 2023 voor het eerst in Nederland uitvoerde in de
regio Noordoost-Brabant. In april van dit jaar heeft een tweede ronde plaatsgevonden
met 55 gemeenten in 6 regio’s: Breda, Hart van Brabant, Holland Rijnland, Westelijke
Mijnstreek, Gelderland-Zuid en West-Friesland. De uitkomsten van deze tweede ronde
worden dit najaar verwacht. Hetzelfde geldt voor de uitkomsten van de Monitor Dakloosheid,
waar ik samen met het CBS, de VNG, VNG-realisatie en Valente uitvoering aan geef.
De monitor Dakloosheid werkt grotendeels via dezelfde systematiek als de Gemeentelijke
Monitor Sociaal Domein (GMSD). Dit voorjaar is door het CBS een uitvraag gedaan bij
centrumgemeenten en maatschappelijke opvangorganisaties om gegevens op persoonsniveau
aan te leveren over het aantal dakloze mensen dat op enig moment in 2022 en 2023 gebruik
hebben gemaakt van kort- en langdurende opvangvoorzieningen (ETHOS-light categorie
2 en 3). Deze monitor moet uiteindelijk een landelijk en regionaal beeld geven en
is nadrukkelijk een groeimodel, waarbij het doel is om in de toekomst meer ETHOS-categorieën
toe te voegen.
2. Van beschermd wonen naar beschermd thuis
Naast de voortgang van het Nationaal Actieplan Dakloosheid, informeer ik uw Kamer
ook over de transitie «van beschermd wonen naar een beschermd thuis». Deze kan niet
los worden gezien van de beweging van opvang naar Wonen Eerst. De doelstellingen van
beide bewegingen komen namelijk in grote lijnen overeen: het inzetten op herstel vanuit
een eigen, stabiele basis. Voor de transitie naar beschermd thuis geldt dat mensen
met een psychosociale kwetsbaarheid als gelijkwaardige burger zoveel mogelijk moeten
kunnen deelnemen in de samenleving vanuit een eigen woning in de wijk.
In deze paragraaf geef ik een laatste stand van zaken op een aantal onderwerpen waar
ik uw Kamer in eerdere voortgangsrapportages over geïnformeerd heb:
• Wetsvoorstel woonplaatsbeginsel voor beschermd wonen
• Dashboard beschermd thuis
• Regiobeeld psychische problematiek,
• Onderzoek bemoeizorg
• Samenwerking forensische zorg en gemeentelijk domein.
Wetsvoorstel woonplaatsbeginsel
In het kader van de beweging van beschermd wonen naar een beschermd thuis is in februari
2023 een wetsvoorstel voor de invoering van het woonplaatsbeginsel voor beschermd
wonen ingediend.22 Deze beoogde wetswijziging, gecombineerd met de doordecentralisatie van de middelen
voor beschermd wonen van centrumgemeenten naar alle gemeenten en de invoering van
een objectief verdeelmodel, heeft tot doel dat alle gemeenten in staat worden gesteld
om zich in te zetten voor meer ondersteuning thuis of in de eigen gemeente en meer
preventie voor de doelgroep beschermd wonen. Op 12 september 2023 is het wetsvoorstel
door de Tweede Kamer controversieel verklaard. Gemeenten gaan – binnen de grenzen
van de huidige regelgeving en financiering – door met de beweging van beschermd wonen
naar een beschermd thuis maar constateren dat zij daarvoor de bovengenoemde instrumenten,
waaronder het wetsvoorstel woonplaatsbeginsel, nodig hebben.23 De gemeenten worden hierin ondersteund door het Transitiebureau Beschermd thuis en
het Ketenbureau i-sociaal domein. Bij brief van 5 maart 2024 heeft de Kamer de nota
naar aanleiding van het verslag ontvangen24 en in de procedurevergadering van 13 maart 2024 heeft de Kamer de controversieelverklaring
nogmaals bevestigd. In het bestuurlijk overleg met de VNG van 20 maart 2024 is gezamenlijk
geconstateerd dat de beoogde inwerkingtreding van het wetsvoorstel per 1 januari 2025
niet meer haalbaar moet worden geacht. De nieuwe streefdatum voor invoering wordt
1 januari 2026.
Dashboard Beschermd thuis
Vergelijkbaar met het dashboard dat de VNG ontwikkeld heeft om de voortgang van de
uitvoering van het Nationaal Actieplan Dakloosheid te monitoren, heeft de VNG een
dashboard (door)ontwikkeld om de voortgang van de beweging van beschermd wonen naar
een beschermd thuis te monitoren.
Begin 2024 is het dashboard beschermd wonen vervangen door een nieuw dashboard met
aangepaste indicatoren. Het vorige dashboard uit 2020 had met name tot doel na te
gaan hoe ver gemeenten zijn in het kader met het maken van onderlinge samenwerkingsafspraken
rond beschermd wonen in het kader van de Norm voor opdrachtgeverschap (NvO).
Het nieuwe dashboard beschermd thuis heeft als doel zicht te houden op de beweging
van beschermd wonen naar een beschermd thuis. De nieuwe indicatoren geven meer verdiepend
inzicht in de voortgang per regio. Het dashboard wordt gevuld met gegevens die door
de regioadviseurs van de VNG worden opgehaald bij de regio’s. Per februari 2024 is
het dashboard up to date.25
Het dashboard bevat onder meer gegevens over de stand van zaken van de afspraken per
regio rond de regiovisie, de governance, de financiële afspraken, de toegang en de
beschikbaarheid van zorg. Meer specifiek gaat het dan bijvoorbeeld over de (samenwerking
bij) de inkoop, de contractering, de afspraken met woningcorporaties, de bovenregionale
plaatsingen en de inrichting van de toegang. Per onderwerp wordt aangegeven of het
gereed is, in ontwikkeling c.q. dat het aandacht vergt. Met dit inzicht in de voortgang
kunnen gemeenten van elkaar leren en waar nodig elkaar ondersteunen.
Uit het dashboard blijkt bijvoorbeeld dat nagenoeg alle gemeenten beschermd wonen
gezamenlijk (regionaal) inkopen, waarvan het merendeel voor alle vormen van beschermd
wonen. Het gaat meestal over meerjarige afspraken, zowel over beschermd wonen als
over beschermd thuis. Het overgrote deel van gemeenten heeft afspraken met woningcorporaties
over de uitstroom van mensen uit beschermd wonen, bij een klein deel is dit nog in
ontwikkeling c.q. vergt dit aandacht. Het dashboard zal twee keer per jaar worden
geüpdatet: in juli en in december.
Regiobeeld psychische problematiek
In eerdere voortgangsrapportages bent u geïnformeerd over de ontwikkeling van een
monitor psychische problematiek. Op 18 april 2024 is de website live gegaan.26 Omdat de informatie is ondergebracht als themapagina op de website regiobeeld.nl
is de naam Monitor Psychische Problematiek veranderd in Regiobeeld Psychische Problematiek
(RPP). Het Regiobeeld Psychische Problematiek is ontwikkeld door het RIVM, KPMG en
Kenniscentrum Phrenos in opdracht van het Ministerie van VWS en de VNG. Op de website
wordt bestaande informatie uit diverse bronnen gebruikt om regionaal en landelijk
een beeld te schetsen van de ontwikkelingen op het gebied van psychische problematiek.
Het Regiobeeld Psychische Problematiek heeft drie doelen:
1. Een verbeterd zicht krijgen op relevante ontwikkelingen op het gebied van psychische
problematiek, de behoeften van de mensen om wie het gaat en het gebruik en aanbod
ondersteuning en zorg.
2. Inzicht geven in de regionale context en sociale factoren die effect hebben op het
ontstaan van psychische problematiek, en het gebruik en aanbod van zorg en ondersteuning.
3. Bieden van een goede en continue informatievoorziening die een bijdrage levert aan
het juiste gesprek op regionaal en landelijk niveau waarin de leefwereld van mensen
met een psychische kwetsbaarheid en kwaliteit van zorg en ondersteuning centraal staan.
Zo is het Regiobeeld bijvoorbeeld te gebruiken in het kader van het Integraal Zorgakkoord
(IZA) voor het uitwerken en verdiepen van regiobeelden en regioplannen.
Ook is er vanuit Regiobeeld ruimte om regionale samenwerkingsverbanden te ondersteunen.
Deze ondersteuning varieert van intensieve procesbegeleiding, workshops voor coördinatoren
van regionale samenwerkingsverbanden, webinars en een helpdeskfunctie voor vragen
van gebruikers. Op de ondersteunende kennispagina psychische problematiek is daarover
meer informatie te vinden.27 De komende tijd wordt het Regiobeeld Psychische Problematiek verder doorontwikkeld
in overleg met diverse veldpartijen.
Onderzoek bemoeizorg
Voor bemoeizorg geldt dat dit een gemeentelijke taak is die valt onder de reikwijdte
van de Wmo 2015. Bemoeizorg kenmerkt zich door een outreachende werkwijze gericht
op het herkennen, signaleren en benaderen van mensen met een hulpbehoefte, die uit
zichzelf geen hulp vragen of accepteren, terwijl de situatie zodanig ernstig is dat
niet-handelen geen optie is. Bemoeizorg heeft als centraal doel mensen te laten herstellen
en te helpen richting te geven aan hun leven. Soms is dit doel (nog) te hoog gegrepen
en gaat het er veel meer om mensen terug te brengen op een maatschappelijk aanvaardbaar
niveau en hen (weer) in contact te brengen met de hulpverlening.
Met de voortgangsrapportage Nationaal Actieplan Dakloosheid en Beschermd Wonen van
december 202328 bent u geïnformeerd over een actieonderzoek dat VWS financiert en wordt uitgevoerd
door Movisie. De eerste fase betreft de inventarisatie van de huidige kennis en uitvoeringspraktijk
die inmiddels is afgerond. Op 8 maart jl. is een factsheet29 gepubliceerd waarin kennis uit de praktijk en literatuur is gebundeld met daarin
een begrippenkader en procesbeschrijving rondom de uitvoering van bemoeizorg. Hiermee
ontstaat er voor alle betrokkenen in de bemoeizorgketen een eenduidig en afgekaderd
beeld over welke kenmerken bemoeizorg heeft en voor wie bemoeizorg is bedoeld. In
de tweede fase staat het leren van en met de praktijk centraal. Er zijn inmiddels
in zeven regio’s met verschillende gevarieerde samenwerkingsverbanden verkennende
gesprekken gevoerd waar Movisie in de lokale bemoeizorgketen zal meedraaien en vanuit
daar kansen en knelpunten inventariseren. Deelnemers zijn: GGD IJsselland (team VIA
Zwolle), GGD Hollands Noorden (Alkmaar en Den Helder), GGD Zaanstreek-Waterland (team
specialistische bemoeizorg), Antes, (FACT LOPP), gemeente Venlo (Incluzio), gemeente
Zoetermeer (Meldpunt Bezorgd), Limor Friesland. In alle gevallen gaat het om samenwerkingsverbanden
(GGZ, GGD, politie, verslavingszorg en wijkteams) en multidisciplinair samengestelde
teams. Dit deel van het onderzoek zal eind 2025 gereed zijn. Over de voortgang en
tussentijdse bevindingen van het actieonderzoek zult u in de volgende voortgangsrapportage
geïnformeerd worden.
Samenwerking forensische zorg en het gemeentelijk domein
Ook heeft het Ministerie van VWS samen met het Ministerie van Justitie en Veiligheid
in het najaar van 2023 een opdracht uitgezet om verbeterpunten in de overgang tussen
het forensisch kader en het gemeentelijk domein te inventariseren. Het doel van de
opdracht is om te komen tot duidelijke en bindende procesafspraken, analyse van werkprocessen
en aan te sluiten bij bestaande bestuurlijke akkoorden Forensische Zorg. Mede op advies
van Toezicht Sociaal Domein (TSD) zal in het rapport ook aandacht zijn voor de mogelijkheden
om een dakpansgewijze overdracht in te richten. In de zomer wordt het eindrapport
door het onderzoeksbureau Significant opgeleverd. De eindrapportage Samenwerking Forensische
zorg – Gemeenten wordt na de zomer met de volgende Kamerbrief Forensische Zorg van
het Ministerie van Justitie en Veiligheid meegestuurd.
Tot slot
Er is door gemeenten, zorgaanbieders, ervaringsdeskundigen, woningcorporaties en andere
belanghebbenden hard gewerkt aan het Nationaal Actieplan Dakloosheid. Hoewel dit nog
niet heeft geleid tot een daadwerkelijke afname van het aantal dakloze mensen, ben
ik ervan overtuigd dat de breed omarmde paradigmashift in het actieplan: van opvang
naar meer preventie en Wonen Eerst, en ook de acties die in gang zijn gezet in de
beweging van beschermd wonen naar een beschermd thuis, een goede basis zijn waarop
een nieuw kabinet verder kan.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. van Ooijen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport