Brief regering : De pensioenen van politieke ambtsdragers in het nieuwe pensioenstelsel
32 043 Toekomst pensioenstelsel
28 479 Rechtspositie van politieke ambtsdragers
Nr. 651 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 juni 2024
1. Aanleiding
De Wet toekomst pensioenen (Wtp) is op 30 mei 2023 aanvaard en op 1 juli 2023 in werking
getreden. Bij de behandeling van de Wtp in de Eerste Kamer is de motie-Crone (Kamerstukken I
2022/23 36 067, nr. AO) met algemene stemmen aangenomen. De motie verzoekt de regering binnen afzienbare
tijd ook de pensioenen voor politici volgens de Wtp vorm te gaan geven. In deze brief
schets ik hoe de pensioenen van politieke ambtsdragers binnen de kaders van het nieuwe
pensioenstelsel onder te brengen.
Vooruitlopend op het daarvoor benodigde wetstraject, wil ik u graag in deze brief
eerst de keuzes schetsen die het kabinet in reactie op de motie over het vervolg en
de uitwerking van de pensioenen in het nieuwe pensioenstelsel voor politieke ambtsdragers
heeft gemaakt.1 Daarbij teken ik aan dat deze brief moet worden gezien als een startdocument voor
het wetgevings- en parallel daaraan het overgangstraject om de pensioenen van politieke
ambtsdragers onder te brengen in het nieuwe pensioenstelsel.
Door de complexiteit van dat traject is te verwachten dat met name bij de decentrale
overheden door voortschrijdend inzicht nieuwe juridische, financiële en uitvoeringstechnische
aandachtspunten zullen worden ondervonden. Vanwege deze onzekerheden is er ruimte
om in gezamenlijkheid te besluiten de gekozen opzet in deze brief voor het overgangstraject
zo nodig aan te passen of aan te scherpen. In het aanstaande transitieproces zullen
daarom BZK, VNG, IPO, Unie van Waterschappen en ABP/APG intensief met elkaar samenwerken
om dergelijke uitwerkingsvragen adequaat te adresseren en op te lossen.
Tot slot informeer ik u in antwoord op een Kamervraag over al beschikbare pensioenvoorzieningen
van provincies, gemeenten en waterschappen (Aanhangsel Handelingen II 2022/23, nr. 2720), een herhaling van een uit 2014 verricht onderzoek. De resultaten van de per 1 januari
2023 al beschikbare voorzieningen treft u aan in paragraaf 5 van bijlage 1.
2. De Wtp en het besluit tot invaren Appa-pensioenaanspraken
De Wtp leidt tot een aanpassing van de wijze waarop een pensioen wordt opgebouwd door
de overstap van een uitkering- naar een premieregeling. De hoogte van het uiteindelijke
pensioen is in het nieuwe stelsel, naast de betaalde premies, afhankelijk van het
beleggingsrendement van het pensioenfonds.
Het uitgangspunt van de Wtp is dat de pensioenaanspraken zoveel mogelijk bij elkaar
worden gehouden in één nieuwe pensioenregeling. De hoofdregel is dat alle pensioenaanspraken
worden ondergebracht in het nieuwe pensioencontract, tenzij...2 Dat betekent dat – naast de toekomstige opbouw – ook de totale waarde van de vóór
de overgangsdatum opgebouwde pensioenaanspraken van alle actieven, slapers en gepensioneerden
in beginsel worden ondergebracht in de nieuwe pensioenregeling. Er is op voorhand
geen reden om voor politieke ambtsdragers af te wijken van deze overgangswijze. Bovendien
leidt het achterlaten van de oude aanspraken in de Appa tot uitvoeringstechnische
bezwaren. Dit benadrukt het belang van het onderbrengen van alle aanspraken in één
regeling.
De pensioenen in het nieuwe Wtp-stelsel dienen kapitaalgedekt te zijn. Dat betekent
dat een begrotingsgefinancierde aanspraken in het nieuwe stelsel niet meer mogelijk
zijn. Het kabinet constateert daarom dat affinancieren de enige realistische oplossing
is voor begrotingsgefinancierde pensioenen van politieke ambtsdragers in het nieuwe
stelsel.
Dit is in lijn met het uitgangspunt uit de integrale visie rechtspositie politieke
ambtsdragers. Daarin wordt gesteld dat er geen aanleiding meer is om de pensioenaanspraken
van politieke ambtsdragers en de financiering daarvan te laten verschillen van werknemers
die onder de verplichtstelling vallen voor hun pensioenvoorziening.3
Het kabinet acht in het kader van het nieuwe pensioenstelsel de enige realistische
optie alle eerder opgebouwde pensioenaanspraken van politieke ambtsdragers door middel
van een collectieve waardeoverdracht onder te brengen in de nieuwe pensioenregeling
van het ABP. Dat betekent dat overheidsinstellingen de daarvoor benodigde financiële
middelen overdragen aan het ABP. De juridische, financiële en uitvoeringstechnische
overgangscondities zal ik uitwerken in een wetsvoorstel, in principe op basis van
de huidige inzichten en planning van de Wtp en ABP. Dit neemt niet weg dat de overgang
naar het nieuwe pensioenstelsel niet moet worden onderschat. Een interbestuurlijke
werkgroep van BZK, ABP/APG en de koepels zal dit overgangsproces gaan vormgeven en
hierop toezien.
3. Twee derden meerderheidsvereiste
Op grond van artikel 63 Grondwet worden geldelijke voorzieningen ten behoeve van leden
en gewezen leden van de Staten-Generaal en van hun nabestaanden bij de wet geregeld.
De Kamers kunnen een voorstel van wet ter zake alleen aannemen met ten minste twee
derden van het aantal uitgebrachte stemmen. Dit geldt ook ten aanzien van het in deze
brief aangekondigde wetsvoorstel aangezien het betrekking zal hebben op wijziging
van de pensioenaanspraken van gewezen politieke ambtsdragers en van hun nabestaanden.
4. Transitieproces
Het transitieproces ziet er als volgt uit:
1. De nieuwe ABP-regeling treedt volgens de nu bekende planning in werking op 1 januari
2027. ABP acht het vanwege uitvoeringstechnische redenen niet haalbaar om tegelijkertijd
bij de overgang van de ABP-deelnemers ook de pensioenen van politieke ambtsdragers
onder te brengen in de nieuwe ABP-pensioenregeling. Daarom is de overgangsdatum voor
de Appa altijd tenminste een jaar later dan de overgangsdatum van het ABP.
2. Actieve, gewezen en gepensioneerde Appa-gerechtigden gaan in beginsel een jaar later
met als streefdatum 1 januari 2028 over naar de pensioenregeling van het ABP. Het
ABP-reglement is vanaf de definitieve overgangsdatum volledig en onverkort op alle
politieke ambtsdragers van toepassing.
3. Dat betekent dat dan vanaf 1 januari 2028 alle op dat moment actieve deelnemers4 nieuwe pensioenaanspraken gaan opbouwen onder het nieuwe pensioenstelsel bij het
ABP. Daarvoor dragen vanaf de overgangsdatum Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen
pensioenpremie af aan het ABP. Een deel van deze premie wordt verhaald op de politieke
ambtsdragers.
4. Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen worden wettelijk verplicht de vóór de
definitieve overgangsdatum (op zijn vroegst 1 januari 2028) opgebouwde pensioenaanspraken
van actieve, gewezen en gepensioneerde deelnemers onder te brengen bij het ABP en
het hiervoor benodigde kapitaal over te dragen aan het ABP. De overdrachtstermijn
eindigt dan op 31 december 2027.
5. Financiële gevolgen
De financiële opgave voor overheidsorganisaties is tweeledig. Enerzijds hebben overheidsorganisaties
als werkgever na overgang naar het ABP de structurele verplichting tot betaling van
de premies voor nieuwe opbouw van pensioenaanspraken. Het werknemersdeel van die premie
zal worden verhaald op de politieke ambtsdragers. Anderzijds is er de eenmalige opgave
van het affinancieren van reeds eerder opgebouwde pensioenaanspraken.
1. In de voorlopige berekeningen komt de totale jaarpremie (het werkgevers- en werknemersdeel)
voor politieke ambtsdragers van alle overheidsorganisaties gezamenlijk uit op circa
€ 45 miljoen op basis van de premiestelling van 2023. Deze premie is berekend op basis
van de doorsneepremie OP/NP van het ABP voor 2023, zijnde 27,9% bij een franchise
van € 16.350.5
2. Als begrotingsgefinancierde aanspraken worden overgedragen aan een fonds is er sprake
van een financieringsachterstand van de overgedragen pensioenaanspraken. Op dat moment
moet in één keer de in het verleden opgebouwde aanspraken contant worden gemaakt.
Dat is de collectieve overdrachtswaarde. Het zijn geen directe meerkosten, het zijn
de toekomstige uitkeringsaanspraken die nu ineens op het moment van overdracht worden
voorgefinancierd. Het Ministerie van BZK heeft onderzoek gedaan naar de kosten van
affinanciering van huidige deelnemers van Appa. De geschatte totale kosten van directe
affinanciering van alle deelnemers van Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen
zijn op basis van beschikbare gegevens geraamd op circa € € 1,5 miljard (niveau aanspraken
op 1 januari 2023).
3. Voor het Rijk bedraagt de geschatte collectieve overdrachtswaarde circa € 300 miljoen.
Met de voorjaarsbesluitvorming 2024 zijn de middelen gereserveerd op de Aanvullende
Post bij het Ministerie van Financiën voor de eenmalige overdrachtswaarde. Hier staat
ook een vrijval van begrotingsmiddelen tegenover.
De hierboven genoemde kosten zijn voorlopig. De gehanteerde veronderstellingen die
aan die cijfers ten grondslag liggen, zijn uiteraard gekozen naar de beste inzichten
van dit moment. Zo hangt deze berekening van de contante waarde af van de opgebouwde
pensioenaanspraken van de dekkingsgraad van het ABP en de rentestand. Ruim voor, en
ten behoeve van, de (voorgestelde) overheveling naar het ABP zullen berekeningen en
cijfers worden geactualiseerd aan de hand van de dan geldende nieuwe rekenfactoren
van het Wtp-conforme ABP-reglement.
6. Vervolg
In het bijgevoegde plan (bijlage 2) is het beoogde scenario van de overgang van de
pensioenen van politieke ambtsdragers naar het ABP opgenomen. Op grond van dit scenario
zullen de politieke pensioenen worden ondergebracht in het nieuwe pensioenstelsel.
Na instemming van het voorgenomen kabinetsbesluit door uw Kamer zal het kabinet een
wetsvoorstel gaan voorbereiden. De in deze brief en bijlage opgenomen overgangscondities
worden in het wetsvoorstel nader uitgewerkt. Het kabinet streeft ernaar het wetsvoorstel
in de loop van 2025 aan uw Kamer te kunnen aanbieden.
Het Ministerie van BZK zal in nauwe samenwerking met de VNG, IPO, Unie van Waterschappen
en het ABP parallel aan het wetstraject voor de overdracht een plan van aanpak en
een communicatieplan voor de betrokken overheidsinstellingen opstellen. De tijdens
het overgangsproces opgekomen aandachtspunten kunnen dan in gezamenlijkheid worden
opgelost. In dit plan van aanpak zal ook nader worden uitgewerkt op welke wijze in
de loop van 2027 de actuele collectieve overdrachtswaarden voor de overheidsinstellingen
zullen worden berekend aan de hand van de dan geldende overgangscondities. De werkgroep
zal ten behoeve van deze overdracht een centraal coördinatiepunt instellen om vragen
te beantwoorden die bij overheidsinstellingen over de overdracht opkomen.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.M. de Jonge
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.