Brief regering : Nota van Antwoord op Notitie Reikwijdte en Detailniveau NPRD
36 124 Defensienota 2022 – sterker Nederland, veiliger Europa
Nr. 44
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 31 mei 2024
In december 2023 heb ik uw Kamer de Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) voor
het Nationaal Programma Ruimte voor Defensie (NPRD) gestuurd en ter inzage gelegd
(Kamerstuk 36 124, nr. 41). Sindsdien is de dreiging voor de veiligheid in Europa groter geworden. Dit heeft
ook voor Nederland de nodige gevolgen. Nederland moet zich voorbereiden op de mogelijkheid
dat het in de komende 5 tot 10 jaar betrokken raakt bij een grootschalig conflict.
De inzet op hoofdtaak 1, de bescherming van ons eigen grondgebied, neem daarmee in
belang toe. Dit vraagt om voldoende ruimte om te oefenen en trainen op land, ter zee
en in de lucht, om meer militairen en materieel een plek te bieden en de cruciale
rol van Nederland als doorvoerland voor Host Nation Support voor NAVO-materieel te
waarborgen.
In de NRD heb ik de extra ruimtevraag geformuleerd die ik noodzakelijk acht voor de
toekomstige uitoefening van al die taken. Voor de behoeften waarvoor meerdere locatiealternatieven
denkbaar zijn, brengt Defensie de effecten van de verschillende locaties in kaart
in een Plan Milieueffectrapport (planMER). Ook de milieueffecten van de locatiespecifieke
behoeften worden hierin onderzocht. Omdat de uitbreiding van activiteiten of de vestiging
van een nieuwe defensielocatie vaak aanzienlijke maatschappelijke impact op de betreffende
regio heeft, hecht ik aan een transparant en navolgbaar proces met goede borging van
inspraak en participatie. Dit geldt bijvoorbeeld voor de toename van het trainen met
jachtvliegtuigen, het ontwikkelen van een springterrein voor munitie of het concentreren
van eenheden op één locatie.
De terinzagelegging van de NRD is een belangrijke eerste stap geweest in die participatie.
In de periode van terinzagelegging zijn in totaal meer dan 2.200 zienswijzen op de
NRD ontvangen. Misschien nog belangrijker dan dit totale aantal ingediende zienswijzen
is het feit dat vooral veel burgers en bedrijven hun zienswijze hebben gegeven. Ik
ben dankbaar dat zoveel mensen en organisaties deze moeite hebben genomen en voor
alle informatie die we hiermee hebben ontvangen.
In de Nota van Antwoord (NvA) die ik u met deze brief stuur, reageer ik op alle ontvangen
zienswijzen. Graag licht ik een aantal hoofdlijnen eruit. In veel ingediende zienswijzen
is er begrip voor het feit dat de bescherming van onze nationale veiligheid meer ruimte
vraagt. Nut en noodzaak van het programma Ruimte voor Defensie wordt in het overgrote
deel van de zienswijzen niet in twijfel getrokken. Uit veel zienswijzen spreekt ook
waardering voor de transparantie van het proces dat Defensie volgt om tot de definitieve
locatiekeuzes te komen. Er wordt in veel zienswijzen gevraagd naar de vervolgstappen,
die daarom worden toegelicht in de NvA. Veel insprekers vragen of er niet meer activiteiten
in het buitenland kunnen plaatsvinden. De ruimtebehoefte voor Defensie is echter opgesteld
vanuit de huidige situatie waarin al veel activiteiten in het buitenland plaatsvinden
(opleiden, oefenen en trainen) en waarin ook andere NAVO-bondgenoten het gebruik van
bestaande terreinen en luchtruim intensiveren. De versterking van de krijgsmacht vraagt
daarom om meer ruimte in Nederland.
In een groot deel van de zienswijzen wordt gevraagd naar een concretisering van de
uitbreiding van activiteiten. Er wordt bijvoorbeeld gevraagd naar de hoeveelheid extra
(helikopter)vluchten, de momenten van de dag waarop gevlogen wordt en of dit het gehele
jaar plaatsvindt of in bepaalde periodes. Ook worden zorgen geuit over de effecten
van nieuwe defensieactiviteiten in de directe omgeving van de insprekers. In de NvA
is zo concreet als nu mogelijk een toelichting op de voorgenomen activiteiten gegeven.
Naar aanleiding van de zienswijzen waarin zorgen worden geuit over bijvoorbeeld de
effecten voor de gezondheid of de natuur, heb ik besloten om op een aantal onderdelen
het onderzoek hiernaar aan te vullen of te verdiepen. In de NvA is aangegeven op welke
specifieke onderdelen dit gebeurt.
Naast deze aanvullingen op het planMER zijn in de NvA ook meer specifieke locatiealternatieven
uitgewerkt, daar waar in de NRD nog sprake was van grotere of algemene zoekgebieden
zoals voor een springterrein of munitieopslag. Ook worden aan het planMER locatie-alternatieven
toegevoegd die via zienswijzen zijn aangedragen, ook hier bijvoorbeeld voor munitieopslag.
Een belangrijk nader te onderzoeken alternatief, zoals benoemd in de NRD, betreft
het militair medegebruik van civiele luchthavens voor jachtvliegtuigen. In de NRD
waren deze civiele luchthavens nog niet gespecificeerd. Op basis van een inventarisatie
van de aanwezige luchthaveninfrastructuur, het huidig aantal ernstig gehinderden en
geluidsgevoelige objecten in het beperkingengebied van bestaande luchthavens en de
ontvangen zienswijzen heb ik besloten Groningen Airport Eelde, Lelystad Airport en
Twente Airport op te nemen in het planMER als de te onderzoeken alternatieven voor
het tijdelijk of permanent gebruik van civiele luchthavens door jachtvliegtuigen.
Veel insprekers vragen aandacht voor de reeds bestaande concentratie van activiteiten
in bepaalde regio’s, zoals in Noord-Brabant. Zij verzoeken meer oog te hebben voor
verdeling van defensie-activiteiten over Nederland. Hoewel deze vraag vanuit die regio’s
begrijpelijk is, gaat het in de fase van het planMER om een goed onderbouwde beoordeling
over de verschillende alternatieven om zo te bepalen wat de meest geschikte locatie
is voor de betreffende behoefte. Dit laat onverlet dat in een latere fase van het
proces het kabinet de verdeling van activiteiten over het land meeweegt en dit een
belangrijke plek zal geven in de (ontwerp)Beleidsvisie Ruimte voor Defensie. Het gaat
daarbij enerzijds om verdeling van lasten en anderzijds om een goede samenhangende
verdeling over Nederland voor een effectief en efficiënt opererende krijgsmacht. Een
voorbeeld is de verdeling van laagvlieggebieden voor helikopters. Bij meer laagvlieggebieden
kan de druk beter over het jaar gespreid worden.
In mijn brief aan uw Kamer van 13 maart jl. (Kamerstuk 36 124, nr. 41) heb ik het proces geschetst dat ik voor ogen heb. Na het uitbrengen van deze NvA
worden in juni en juli 2024 in alle provincies gebiedsbijeenkomsten georganiseerd.
In deze bijeenkomsten licht Defensie toe op welke onderdelen het onderzoek naar aanleiding
van de NvA is aangevuld en worden de eerste resultaten uit het planMER gedeeld. Op
basis van deze brede participatie en het planMER zal het kabinet na bestuurlijk overleg
met de medeoverheden naar verwachting eind 2024 of begin 2025 de definitieve voorkeurslocaties
vastleggen. Deze worden als onderdeel van het ontwerp van de Nationale Beleidsvisie
Ruimte voor Defensie weer ter inzage gelegd.
De noodzaak om meer ruimte voor Defensie te creëren is de afgelopen periode urgenter
geworden. De krijgsmacht zal in de nabije toekomst verder worden ontwikkeld en versterkt.
Het besluit over de behoeften zoals die zijn geformuleerd in de NRD zie ik dan ook
niet als een sluitstuk van Defensie als speler in het ruimtelijk domein maar als start
van een voortdurend proces. De wisselwerking tussen Defensie en de leefomgeving zal
in de toekomst toenemen. Defensie kan de taak van de bescherming van de nationale
veiligheid alleen maar uitvoeren in voortdurende communicatie en samenwerking met
de medeoverheden, industrie, kennisinstituten en de samenleving.
De Staatssecretaris van Defensie,
C.A. van der Maat
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.A. van der Maat, staatssecretaris van Defensie