Brief regering : Verduurzaming gebouwde omgeving
32 847 Integrale visie op de woningmarkt
32 813
Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
Nr. 1182
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 mei 2024
Met deze brief informeer ik uw Kamer over de tweede tranche van de lokale aanpak van
het Nationaal Isolatieprogramma, de inzet van de middelen voor doe-het-zelf hierin,
de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de landelijke aanpak natuurvriendelijk
isoleren en hoe het aantrekkelijke aanbod van het Warmtefonds kan worden gecontinueerd.
Ook wordt uw Kamer geïnformeerd over de start van de publiekscampagne verbeterjehuis.nl.
en extra middelen die beschikbaar komen voor het verduurzamen van maatschappelijk
vastgoed staan in deze brief vermeld. Tot slot ontvangt uw Kamer bij deze brief een
rapport over de mogelijke invulling van de vergewisplicht in het kader van de wettelijke
afsluitbevoegdheid van gemeenten die in voorbereiding is en normering voor verwarmingsinstallaties.
Tweede tranche lokale aanpak Nationaal Isolatieprogramma
Veel gemeenten zijn al actief aan de slag gegaan met de lokale aanpak isolatie. Op
8 mei jongstleden is de conceptregeling voor de tweede tranche van de lokale aanpak
isolatie gepubliceerd ter consultatie.1 Met de regeling komt 674 miljoen euro beschikbaar voor het isoleren van 286 duizend
woningen. De lokale aanpak is er om kwetsbare woningeigenaren en bewoners in een verenigingen
van eigenaars (VvE) met minimaal één koopwoning te ondersteunen en te ontzorgen bij
het isoleren van hun woning.
Ten opzichte van de eerste tranche zijn er extra middelen, namelijk 25,5 miljoen euro
voor doe-het-zelf-maatregelen, bijna 35 miljoen voor inzet in VvE’s en tevens bijna
35 miljoen voor natuurvriendelijk isoleren.2 Het is de bedoeling doe-het-zelf en het verduurzamen van gebouwen van VvE’s zo een
extra stimulans te geven en natuurvriendelijk isoleren financieel te ondersteunen.
Voor de middelen voor VvE’s en natuurvriendelijk isoleren is er geen verplichting
opgenomen in de regeling om de middelen specifiek voor deze doeleinden in te zetten.
Zo blijven de voorwaarden in de regeling zo veel mogelijk gelijk als bij de eerste
tranche en kan de regeling voor gemeenten zo eenvoudig mogelijk worden gehouden.
Voor VvE’s is het van belang dat de aanpakken van start gaan. Juist vanwege de langere
doorlooptijd van besluitvormingsprocessen en ondersteuning die veel tijd en inzet
kosten, is het van belang geen tijd te verliezen. In de brief over de versnellingsagenda
voor VvE’s3 is benoemd wat er, samen met andere partijen, wordt gedaan om verduurzaming bij VvE’s
te bevorderen.
Met terugwerkende kracht zijn er verbeteringen aangebracht in de regeling die ook
benut kunnen worden voor de aanpakken die reeds zijn gestart bij de eerste ronde van
de lokale aanpak. De belangrijkste verbeteringen hebben betrekking op de voorwaarden
voor ondersteuning van de VvE’s en de uitzondering op de minimale oppervlakte-eisen,
zodat kleine woningen ook geholpen kunnen worden. Vanwege alle extra middelen die
gemiddeld per woning beschikbaar zijn gekomen in de lokale aanpak is tevens het maximumbedrag
dat per woning kan worden ingezet losgelaten. De resultaatverplichting om het aantal
woningen te isoleren waar een gemeente een aanvraag voor doet, blijft. Dit voorkomt
dat de middelen slechts voor enkele woningen worden ingezet voor een hoog bedrag en
borgt het halen van de doelstelling om 750.000 woningen te isoleren in de lokale aanpak.
In de voortgangsrapportage van het Programma Verduurzaming Gebouwde Omgeving (PVGO)
zal uw Kamer voor het zomerreces over de resultaten van de eerste tranche van de lokale
aanpak tot nu toe worden geïnformeerd. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO)
publiceert deze monitoringsresultaten ook op zijn site, waar de resultaten halfjaarlijks
geactualiseerd zullen worden.
Inzet middelen voor het isoleren van woningen
In de motie Thijssen4 wordt verzocht in kaart te brengen in welke regio’s of gemeenten er onvoldoende middelen
beschikbaar zijn voor de verduurzamingsopgave en het benaderen en ontzorgen van burgers.5
Het in kaart brengen van het aantal huishoudens met een eigen woning met een verduurzamingsopgave
die extra ondersteuning en ontzorging het hardste kunnen gebruiken, is gebeurd bij
het vaststellen van de verdeelsleutel voor de lokale aanpak isolatie. Voor het extra
financieel ondersteunen en ontzorgen bij isolatie van 750.000 woningeigenaren is er
in de lokale aanpak in totaal circa 1,5 miljard euro beschikbaar in drie tranches.
De middelen zijn voor het overgrote deel verdeeld tussen gemeenten op basis van het
aantal koopwoningen met lage energielabels in combinatie met lage inkomens in de betreffende
gemeente.6 Zo is er voor alle gemeenten budget beschikbaar in verhouding tot het aantal kwetsbare
woningeigenaren in hun gemeente. Gemiddeld is er circa 2.000 euro per woning. Voor
stedelijke focusgebieden, gemeenten in de grensregio’s en gemeenten met een relatief
hoog aandeel kwetsbare woningeigenaren ligt dit gemiddelde bedrag hoger, omdat bij
de verdeling van de middelen voor de collectieve aanpak van kwetsbare dorpen en wijken7 de gemeenten met relatief veel kwetsbare woningeigenaren en complexe problematiek
extra middelen krijgen. Hiermee kan de meeste impact gemaakt worden en kan steviger
ingezet worden op collectieve aanpakken. Aanvullend zijn er in de tweede tranche voor
alle woningen extra middelen ten opzichte van de eerste tranche beschikbaar voor natuurvriendelijk
isoleren. Voor elke woning in een gemengde VvE in de lokale aanpak, waarbij besluitvormingsprocessen
en ondersteuning vaak veel tijd en inzet kosten, krijgen gemeenten tevens extra budget
in de tweede tranche.
De middelen in de lokale aanpak kunnen gestapeld worden met de landelijk beschikbare
subsidies, de Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE) en
de subsidieregeling verduurzaming voor VvE’s (SVVE). Met deze subsidieregelingen kan
tot circa 30% subsidie voor maatregelen worden vergoed. Bij het Nationaal Warmtefonds
kan in een resterende financieringsbehoefte voorzien, voor inkomens onder de € 60.000
zelfs tegen 0% rente. Uit onderzoek van De Nederlandsche Bank (DNB) blijkt bovendien
dat met al deze beschikbare subsidies en leningen, 98% van alle huiseigenaren genoeg
geld beschikbaar heeft om te verduurzamen naar minimaal energielabel B. Hierin zijn
de middelen uit de lokale aanpak nog niet meegenomen waardoor het percentage dat deze
stap zou kunnen maken waarschijnlijk nog hoger ligt.
Met de beschikbare middelen uit de lokale aanpak kunnen in combinatie met de landelijke
subsidies, een lening met aantrekkelijke voorwaarden zoals van het Nationaal Warmtefonds
en eventueel een deel eigen middelen, veel verduurzamingsstappen worden gezet. Ook
de mogelijkheid om via de lokale aanpak doe-het-zelf maatregelen te ondersteunen biedt
in gevallen een goede kans om tegen lagere kosten woningen toch vergaand te isoleren.
Het is aan gemeenten om zo slim mogelijk met de beschikbare middelen om te gaan en
zoveel mogelijk maatregelen per woning te nemen voor de woningeigenaren en VvE’s die
extra ondersteuning het hardste nodig hebben. Met de inzet van energiecoaches, energiefixers
en adviseurs kunnen woningeigenaren over de (financiële) mogelijkheden worden geïnformeerd.
Financieel advies
Woningeigenaren kunnen in het verduurzamingstraject behoefte hebben aan financieel
advies. Om de financiële mogelijkheden voor bewoners in beeld te brengen kunnen gemeenten
in de lokale aanpak ook financieel adviseurs inzetten. Zij mogen advies geven over
leningen van bijvoorbeeld het Nationaal Warmtefonds en het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting
(SVn). Gemeenten mogen ondersteuning bieden bij het aanvragen van deze leningen voor
mensen die niet digitaal vaardig zijn. Blijkt een hypotheekverhoging beter te passen
bij de situatie van de klant dan kan de financieel adviseur een hypotheekadvies voor
verduurzaming uitbrengen. Onderzoek naar het toepassen van dit goedkopere hypotheekadvies
is in december afgerond. Naar aanleiding van dit onderzoek verwacht de Autoriteit
Financiële Markten (AFM) binnenkort met een aangepaste leidraad «dienstverlening op
maat» te komen.
Steeds meer woningeigenaren met laag inkomen gebruiken Warmtefonds
Woningeigenaren blijken meer dan voorgaande jaren bereid om energiebesparende maatregelen
te nemen in hun woning, zoals een warmtepomp, glasisolatie en het isoleren van vloer,
muur en dak. Alle woningeigenaren kunnen hiervoor een financiering krijgen bij het
Warmtefonds. Het kabinet heeft extra subsidie verstrekt aan Nationaal Warmtefonds
voor de volgende groepen:
− Woningeigenaren met een verzamelinkomen tot 60.000 euro lenen renteloos;
− VvE’s ontvangen een lening met rentekorting;
− Woningeigenaren die op de markt niet terecht kunnen:
○ Woningeigenaren zonder leenruimte betalen maandlasten naar draagkracht. De rente is
de hele looptijd 0% en de eerste 5 jaar betaalt de woningeigenaar geen aflossing uit
inkomen;
○ Woningeigenaren van 75 jaar en ouder kunnen lenen;
○ Woningeigenaren met een registratie bij het Bureau Kredietregistratie kunnen in bepaalde
gevallen lenen.
Jarenlang lieten cijfers zien dat vooral woningeigenaren met hogere inkomens gebruik
maken van Nationaal Warmtefonds. Dit is veranderd. Woningeigenaren met lage en midden
inkomens gebruiken steeds meer Nationaal Warmtefonds. Deze trendbreuk is goed te zien
in de monitor van CBS en TNO8. Nationaal Warmtefonds verstrekte vorig jaar aan 22.618 huishoudens een lening voor
energiebesparende maatregelen, waarvan 84% aan particuliere woningeigenaren en 16%
aan VvE’s. Meer dan de helft van de leningen aan particulieren was renteloos.
Nationaal Warmtefonds is een stichting met geld van zowel de rijksoverheid als van
een aantal private partijen (respectievelijk circa twintig en tachtig procent). Vorig
jaar schreven we aan uw Kamer dat de vraag naar financiering van het Warmtefonds de
komende jaren fors groeit. Hieronder licht ik toe wat dit betekent voor het Rijk.
In de eerste vijf maanden van 2023 bood het Warmtefonds een renteloze lening aan voor
huishoudens met een verzamelinkomen tot € 48.625. Vorig jaar heeft het kabinet ervoor
gekozen om vanaf juni 2023 voor de komende paar jaar deze doelgroep uit te breiden
(naar verzamelinkomen 60.000 euro) en een rentekorting te verstrekken aan VvE’s. De
destijds hiervoor gereserveerde middelen maken het mogelijk om deze renteloze lening
en rentekorting aan te bieden tot eind 2025. Met het huidige budget loopt de renteloze
lening voor woningeigenaren zonder leenruimte tot en met 2027.
Het is aan een volgend kabinet om een besluit te nemen om het hierboven opgesomde
aanbod te continueren of niet. Om dit aanbod te continueren tot en met 2030 is een
aanvullende rijksbijdrage nodig van 1,6 miljard euro, waarvan 212 miljoen is voorgesteld
in de voorjaarsnota (zie hieronder). Met deze 1,6 miljard euro kan Nationaal Warmtefonds
tot en met 2030 ruim 500.000 huishoudens een lening verstrekken, voornamelijk gebruikt
door bovenstaande groepen. Dit bedrag is gebaseerd op een prognose waarbij we rekening
houden met groei, maar de toekomstige behoefte kan afwijken op basis van hoeveel mensen
daadwerkelijk gebruik maken van Nationaal Warmtefonds. In dat geval gaan private partijen
ook extra bijdragen, meer dan het Rijk.
Om het 0% rentetarief uit te breiden naar woningeigenaren met een verzamelinkomen
tot 60.000 euro en VvE’s een rentekorting te geven is bij de voorjaarsnota 2023 € 300
miljoen ter beschikking gesteld uit het Klimaatfonds, waarvan reeds € 88 miljoen is
verstrekt aan Nationaal Warmtefonds. Bij de voorjaarsnota 2024 heeft het kabinet voorgesteld
de overige € 212 miljoen ter beschikking te stellen aan Nationaal Warmtefonds om de
renteloze leningen voor woningeigenaren met een verzamelinkomen tot 60.000 euro en
de rentekorting bij VvE’s te continueren in 2025. Nationaal Warmtefonds bestaat uit
twee stichtingen en de jaarverslagen over 2023 zijn openbaar.9
Doe-het-zelfmaatregelen
Klussers kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan het versneld halen van de doelstellingen
van 750.000 geïsoleerde woningen in de lokale aanpak van het Nationaal Isolatieprogramma.
Het vermindert ook de druk op de uitvoeringscapaciteit in de markt. Daarom is het
vorig jaar al mogelijk gemaakt voor gemeenten om in de eerste tranche van de lokale
aanpak doe-het-zelf te ondersteunen. Drie kwart van de gemeenten heeft in hun aanvraag
aangegeven dit ook te willen doen. We zien dat een aantal gemeenten de afgelopen periode
deze mogelijkheid goed heeft benut en praktische en financiële ondersteuning biedt
aan klussers via bijvoorbeeld workshops, subsidies of een voucher aanpak.10 Als resultaat zijn er via de lokale aanpak in de eerste tranche al ruim 400 woningen
met doe-het-zelfmaatregelen verbeterd.
Extra middelen in de Lokale aanpak
Om deze ondersteuning bij meer gemeenten te stimuleren, is in de regeling voor de
tweede tranche van de lokale aanpak specifiek voor de ondersteuning van doe-het-zelf
25,5 miljoen euro extra beschikbaar gesteld met middelen uit de voorjaarsbesluitvorming
Klimaat 2023. Hiermee wordt verder invulling gegeven aan de motie van het lid Van
der Plas.11 De voorwaarden voor de inzet van deze middelen sluiten grotendeels aan bij de bestaande
voorwaarden binnen de lokale aanpak, namelijk de focus op slecht geïsoleerde woningen
en lage WOZ-waarden. Door de middelen bij deze doelgroep in te zetten, is er snel
extra ondersteuning beschikbaar voor de groep mensen die dat het hardst nodig hebben.
Ondersteuning van gemeenten
Om gemeenten te ondersteunen bij de te vormgeven aanpak, is de toolkit «Doe-het-zelfisolatie»
ontwikkeld.12 Hierin zijn onder andere een handreiking, communicatiemateriaal en voorbeeldverhalen
van andere gemeenten opgenomen die een doe-het-zelfaanpak ondersteunen met bijvoorbeeld
een voucheraanpak of subsidieregeling. Ook is een recent uitgevoerd onderzoek naar
de behoeften van klussers op het gebied van praktische ondersteuning en ontzorging
toegevoegd aan de toolkit.13 Met de inzichten uit dit rapport kunnen gemeenten hun eigen aanpak beter laten aansluiten
bij de behoeften van klussers. Zo wordt het belang onderstreept van goed advies, het
sociale netwerk en de inzet van communicatie.
Publiekscampagne Verbeterjehuis.nl
Op 20 mei is de nieuwe, meerjarige publiekscampagne Verbeterjehuis.nl met de slogan
«Wie isoleert profiteert» gestart. Hierbij staan de natuurlijke momenten om de woning
te isoleren centraal zoals verhuizen of verbouwen. Daarnaast staat de website www.verbeterjehuis.nl in iedere uiting centraal. Dit is het platform voor specialistische kennis en informatie
over het verduurzamen van de woning. De website biedt ook ondersteunende tools zoals
de verbetercheck.14 Ook kunnen woningeigenaren advies op maat krijgen via een digitale versie van de
woning.
De publiekscampagne is verdeeld over 3 periodes: mei–juni 2024, oktober–november 2024
en januari–februari 2025. Bij ieder onderdeel staat een andere invalshoek centraal,
van bekendheid geven aan de website Verbeterjehuis.nl, de haalbaar- en betaalbaarheid
van verduurzaming voor iedereen tot het gebruik van hybride warmtepompen.
De campagne die nu gestart is, is gericht op isoleren en de subsidies en leningen
die beschikbaar zijn voor verduurzaming. Hierbij is extra aandacht voor de kwetsbare
huishoudens die via Nationaal Warmtefonds in aanmerking komen voor een lening met
0% rente. Ook is in deze nieuwe campagne aandacht voor doe-het-zelfisolatie. Daarnaast
is op de website van Verbeterjehuis.nl informatie beschikbaar over verduurzamingsmaatregelen
voor (ver)huurders en VvE’s.
Eind vorig jaar is via een online campagne ook bekendheid gegeven aan Verbeterjehuis.nl.
En via de Zet ook de knop om-energiebespaarcampagne zijn het afgelopen jaar tips en informatie gedeeld over isoleren
om hiermee de energierekening te kunnen verlagen.
Natuurvriendelijk Isoleren
Om te kunnen isoleren en tegelijkertijd de natuur te beschermen, hebben de Ministeries
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit
(LNV), het Interprovinciaal overleg (IPO), de provincies en de Vereniging van Nederlandse
Gemeenten (VNG), een landelijke aanpak natuurvriendelijk isoleren (NVI) afgesproken.
De landelijke aanpak NVI is al eerder aangekondigd in de kamerbrieven van 4 oktober15 en van 22 december16 2023, vooruitlopend op de afspraken met de provincies als bevoegd gezag. De aanpak
is vanaf 17 mei 2024 van kracht en bestaat uit een korte- en lange termijn spoor:
Korte termijn-aanpak:
1. Landelijke lijn Natuurvriendelijk Isoleren door isolatiebedrijven17:
Onder de volgende randvoorwaarden:
• Maximum percentage van 6% per CBS-buurt
• Gebruik van meldingsapplicatie
• Compensatieopgave (realiseren van alternatieve verblijfplaatsen) op gemeenteniveau
2. Innovatieve methoden verkennen, onderzoeken en valideren zoals eDNA.
(Middel)lange termijn-aanpak:
SMP’s opstellen: gemeenten kunnen op basis van een soortenmanagementplan (SMP) een gebiedsgerichte
omgevingsvergunning aanvragen bij de provincie. In december 2023 heeft BZK een regeling
opengesteld van in totaal 54 miljoen euro voor de totstandkoming van SMP’s binnen
gemeenten en ondersteuning van provincies. Een tweede tranche volgt in 2024. Voor
meer informatie: zie https://wetten.overheid.nl/BWBR0049033/2023-12-13/.
De meest robuuste oplossing om de isolatieopgave én natuurbescherming te combineren,
is het SMP en op basis daarvan een vergunning van de provincie. Er is afgesproken
om op de lange termijn met elkaar toe te werken naar SMP’s in alle Nederlandse gemeenten.
Omdat het opstellen van SMP’s voor alle gemeenten in Nederland een paar jaar duurt,
is als korte termijn oplossing de landelijke lijn natuurvriendelijk isoleren van toepassing.
Dit houdt in dat huiseigenaren kunnen isoleren door het inzetten van een isolatiebedrijf
dat natuurvriendelijk isoleert. Een ecologisch onderzoek en veel gevallen een omgevingsvergunning,
dat momenteel de gangbare werkwijze is, is dan niet meer nodig. De tijdelijke aanpak
geldt voor de komende drie jaar. Dit betekent dat het toegestaan is om landelijk op
deze manier te werken. De aanpak geldt onder een aantal voorwaarden, zie hiervoor
op de website volkshuisvestingnederland.nl.18 In de tussentijd wordt er gewerkt aan een landelijke gedragscode om de tijdelijke
aanpak te formaliseren.
In de tussentijd wordt er als onderdeel van de landelijke aanpak onderzoek verricht
naar innovatieve opsporingsmethoden waarmee (verblijven van) beschermde diersoorten
sneller en makkelijker opgespoord kunnen worden. Dit spoor blijft belangrijk onder
het (pre)SMP. Zo onderzoekt en valideert RVO de eDNA methodiek in combinatie met uitgebreid
sporenonderzoek. De verwachting is dat de uitkomsten van dit onderzoek in het vierde
kwartaal van dit jaar bekend zullen zijn. Ondertussen wordt er vanuit het Rijk in
samenwerking met de isolatiebranche en andere belanghebbenden, naast de eDNA methodiek,
gewerkt aan alternatieve opsporingsmethoden.
Subsidie maatschappelijk vastgoed
Vanaf 3 juni aanstaande kunnen eigenaren van maatschappelijk vastgoed weer subsidie
aanvragen met de Subsidieregeling duurzaam maatschappelijk vastgoed (DUMAVA). De eerste
twee subsidierondes vonden plaats in oktober 2022 en in september 2023. Het subsidieplafond
werd beide keren binnen een dag bereikt en aanvragen moesten afgewezen worden. Dit
is onwenselijk, omdat het geen recht doet aan alle plannen die gemaakt zijn, met alle
kosten van dien, en de ingezette versnelling in het maatschappelijk vastgoed wordt
geremd. Om die reden wordt het beschikbare subsidieplafond van 237,5 miljoen euro
verhoogd met 167,8 miljoen euro. Dit bedrag bestaat uit een kasschuif van 150 miljoen
euro waarmee DUMAVA-middelen van latere jaren naar voren zijn gehaald.19 Daarnaast vindt onder andere indexatie van middelen plaats. Het subsidieplafond is
verhoogd met 47 miljoen euro specifiek voor primair en voortgezet onderwijs. Hiermee
wordt uitvoering gegeven aan een amendement van het lid Boucke om 40 miljoen beschikbaar
te stellen voor het verduurzamen van schoolgebouwen via de DUMAVA. Daarnaast heeft
het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aanvullend 7 miljoen euro beschikbaar
gesteld om uitvoering te geven aan dit amendement.
Vergewisplicht Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie
Het wetsvoorstel Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie (Wgiw) is in april
jongstleden door uw Kamer aangenomen.20 Bij de behandeling van het wetsvoorstel is ook de motie Grinwis21 aangenomen die de regering verzoekt tot een helder afgebakende en juridisch bindende
vergewisplicht te komen. De vergewisplicht is een van de waarborgen bij de aanwijsbevoegdheid.
Gemeenten moeten zich ervan vergewissen dat het alternatief beschikbaar is, voordat
zij de levering van aardgas daadwerkelijk mogen beëindigen naar de wijk, om te voorkomen
dat er mensen in de kou komen te zitten.
In het kader van de vergewisplicht is in opdracht van het ministerie een verkenning
uitgevoerd naar een monitoringssystematiek voor gemeenten die invulling kan geven
aan de vergewisplicht. Bijgaand treft uw Kamer deze rapportage ter kennisgeving aan.
De rapportage bevat enkele aanbevelingen die in de verdere uitwerking van het wetstraject
– en de ondersteuning van gemeenten bij het inzetten van de aanwijsbevoegdheid wanneer
deze er is – zullen worden meegenomen, in samenwerking met o.a. de VNG.
De verschillende moties en amendementen die zijn ingediend bij de behandeling van
de Wgiw worden op dit moment meegenomen in de uitwerking van het Besluit gemeentelijke
instrumenten warmtetransitie (Bgiw). Naar verwachting kan dit besluit na de zomer
bij beide Kamers in voorhangprocedure worden gebracht. De beoogde inwerkingtreding
van de aanwijsbevoegdheid is 1 juli 2025.
Normering verwarmingsinstallaties
In het hoofdlijnenakkoord is opgenomen dat «de verplichting om vanaf 2026, bij het
vervangen van de verwarmingsketel, een warmtepomp te moeten installeren, wordt geschrapt».22 Hierom zal de wijziging van het Besluit bouwwerken leefomgeving, waarin de normering
verwarmingsinstallaties wordt geregeld, nu niet verder in procedure worden gebracht.
Wel wordt hierbij invulling gegeven aan de toezegging aan uw Kamer van 5 oktober jongstleden
om in het tweede kwartaal van 2024 te komen met een publicatie over de keuzes in de
systematiek voor de terugverdientijd.
De normering van verwarmingsinstallaties draagt bij aan het halen van de verduurzamingsdoelen
in de gebouwde omgeving. De gedachte is dat door te normeren een bepaalde afzet verzekerd
is, de opschaling op gang komt en de kosten van de warmtepompen dalen. Normeren dient
zo het belang van alle woningeigenaren doordat kosten voor verduurzaming omlaag gaan
en daarmee uiteindelijk ook de energierekening. Met de normering in het vooruitzicht
is door de sector ook fors geïnvesteerd in productie- en installatiecapaciteit. Nu
al is te zien dat de productiecapaciteit in Nederland enorm is uitgebreid en het aantal
warmtepompen het afgelopen jaar met ongeveer 50% is gestegen naar ca. 150.000 warmtepompen
die in 2023 geïnstalleerd zijn.23
Een (hybride) warmtepomp is in veel gevallen een zeer aantrekkelijke investering en
voor de consument daarmee een verstandige keuze. Een warmtepomp gaat gemiddeld 15
tot 20 jaar mee en zorgt direct voor een lagere energierekening. Nadat de warmtepomp
eenmaal is terugverdiend, heeft de consument door zijn investering in de warmtepomp
nog jarenlang de baten van een lagere energierekening. Een hybride warmtepomp blijft
dus voor veel mensen een heel aantrekkelijke optie.
Ideeën voor keuzes in systematiek normering voor de terugverdientijd
Randvoorwaarde voor de normering was dat de eis alleen geldt waar dit haalbaar is
en dat de verwachte besparing ook echt gerealiseerd kan worden. Daarom was het voornemen
om appartementen, monumenten en wijken waar een plan voor een collectieve aanpak ligt,
uit te zonderen van de verplichting. Daarnaast was er een uitzondering beoogd bij
een terugverdientijd voor een individueel huishouden van langer dan 7 jaar.24 Adviesbureau DWA heeft onderzoek gedaan naar de berekening van de energieprestatie25 en de terugverdientijd.26 Door op basis van dit onderzoek te kiezen voor een gebruikerspecifieke methode voor
het bepalen van de terugverdientijd, wordt geborgd dat het resultaat ook zoveel mogelijk
wordt afgestemd op de daadwerkelijke situatie van de gebruiker en dat de terugverdientijd
van maximaal 7 jaar daadwerkelijk kan worden behaald.
Ideeën voor werking in de praktijk
Uit CBS-cijfers blijkt dat het aardgasverbruik ook binnen een bepaald woningtype en
bouwperiode (dus bijvoorbeeld rijtjeswoningen met bouwjaar tussen 1965 en 1975) nog
significant kan verschillen.27 Toch kan worden gesteld dat voor sommige kleinere of nieuwe woningtypes de investering
in een efficiëntere installatie zich voor de meeste woningen binnen dat type niet
zal terugverdienen in maximaal 7 jaar. Deze woningtypen kunnen generiek uitgezonderd
worden van de eis, zodat voor deze gebouwen helemaal geen berekening hoeft te worden
uitgevoerd. Tegelijk zorgt deze maximale terugverdientijd ook voor een prikkel in
de markt om de prijs te reduceren van de verwarmingsinstallaties.
Bij de woningen waar de normering wel van toepassing kan zijn, kan aan de hand van
de gebruikerspecifieke methode worden bepaald met welke installatie aan de eisen kon
worden voldaan en kan worden berekend wat de terugverdientijd zou zijn. In de praktijk
werkt de installateur dan met een ondersteunende tool met standaardwaarden voor alle
invoerparameters, waarbij detaillering op basis van gebruikersgegevens alleen daar
zou moeten worden ingezet wanneer dit zinvol is.
Doenvermogen
Ook is onderzocht hoe woningeigenaren tegen de stappen aankijken die ze moeten doorlopen
om over te stappen op een hybride warmtepomp, en of zij daarvoor genoeg doenvermogen
hebben.28 De algemene conclusie van dat onderzoek is dat woningeigenaren over het algemeen
denken dat zij goed in staat zijn om het gehele proces van aanschaf, installatie en
eerste gebruik van een hybride warmtepomp van het begin tot het einde te kunnen doorlopen.
Prestatieborging
Installateurs, fabrikanten en de overheid hebben op 15 november jongstleden afgesproken
om samen te werken aan de prestatieborging van (hybride) warmtepompen. Hiervoor is
een roadmap opgesteld die als bijlage bij deze brief is gevoegd. Met de prestatieborging
krijgen kopers van een warmtepomp de zekerheid dat een warmtepomp een bepaalde warmtevoorziening
en energiebesparing realiseert. Die zekerheid maakt de aanschaf van een warmtepomp
aantrekkelijker.
Onderdeel van de prestatieborging is dat een bewoner vooraf duidelijk en gedegen advies
krijgt over de geschiktheid en mogelijke prestaties van een (hybride) warmtepomp voor
de eigen woning en advies over hoe je deze het beste gebruikt. Ook krijgt een bewoner
door monitoring inzage in het functioneren van de installatie in de praktijk en feedback
en tips voor optimalisatie van gebruik. Op deze manier weet de bewoner zeker dat de
prestatie van de warmtepomp overeenkomt met het advies. Door het verbruik te monitoren
kunnen de instellingen van de warmtepomp verder geoptimaliseerd worden, waardoor extra
besparingen mogelijk zijn.
Om de doelen voor verduurzaming van de gebouwde omgeving te halen, blijft het nodig
dat huishoudens en andere gebruikers van gebouwen de overstap maken naar meer duurzame
verwarmingsinstallaties, zoals van de mono-CV ketel naar een hybride warmtepomp. Ook
de komende jaren blijft beleid gericht op opschaling in de markt, kostenreductie en
prestatieborging van de installaties nodig om deze omslag te realiseren.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.M. de Jonge
Indieners
-
Indiener
H.M. de Jonge, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties