Brief regering : Reactie op de motie van de leden Rooderkerk en Paternotte over een expliciete grondslag toevoegen aan artikel 3:13 BW om journalisten en media te beschermen tegen misbruik van procesrecht (Kamerstuk 32827-311)
32 827 Toekomst mediabeleid
31 777
Persbeleid
Nr. 315
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 mei 2024
Tijdens het tweeminutendebat Media op 21 mei jl. is door de leden Rooderkerk en Paternotte
een motie ingediend over de bescherming van journalisten tegen strategische juridische
procedures (Kamerstuk 32 827, nr. 311). In de motie wordt de regering verzocht een expliciete grondslag toe te voegen aan
artikel 3:13 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) om journalisten en media te beschermen
tegen misbruik van procesrecht en hierbij te onderzoeken of een bredere grondslag
voor het voorkomen van strategisch procederen tegen publieke participatie kan worden
toegevoegd aan het BW.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) heeft in het debat
laten weten dat de onlangs tot stand gekomen Europese anti-SLAPP richtlijn en de implementatie
daarvan gericht zijn op het specifieker beschermen van journalisten en media tegen
misbruik van procesrecht.1 Zij wees erop dat het proces om te komen tot de wens in deze motie in die zin al
bezig is. Haar appreciatie hield in dat als zij de motie zo mag lezen dat het aan
het kabinet is om te kijken op welke wijze deze wens goed meegenomen kan worden in
de implementatie, zij het oordeel van deze motie aan de Kamer wil laten. De Kamer
heeft gevraagd of ik, als verantwoordelijke bewindspersoon voor het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering en het Burgerlijk Wetboek, ook een appreciatie van de motie wil geven.
Met deze brief ga ik graag in op dat verzoek.
In het kader van strategische juridische procedures gericht tegen publieke participatie
(hierna: strategische procedures) speelt een aantal fundamentele rechten een rol.
Eenieder moet vrij zijn mening kunnen uiten en het recht van persvrijheid is van groot
belang in een democratische samenleving. Het is niet wenselijk als journalisten zich
geïntimideerd of onder druk gezet voelen of zelfcensuur toepassen onder druk van rechtszaken
tegen hen met kennelijk ongegronde vorderingen of misbruik van procesrecht. Daar staat
tegenover dat de toegang tot de rechter ook moet openstaan voor eenieder die meent
dat sprake is van onrechtmatige berichtgeving of onterechte aantijgingen. In een democratische
rechtsstaat zijn een goede bescherming van de persvrijheid en de mogelijkheid van
een rechter die een vordering in volle omvang kan beoordelen, beiden van wezenlijk
belang.
In de praktijk is het voor de rechter vaak lastig om vast te stellen of het in de
betreffende rechtszaak om een strategische procedure gaat in de zin van kennelijk
ongegronde vorderingen of misbruik van procesrecht (hierna ook: SLAPP’s), dan wel
om een procedure waarin de eiser opkomt voor een gerechtvaardigd belang.
Een eiser die een strategische procedure start, zal er bovendien alles aan doen om
het strategische karakter ervan te verhullen.
Met de ook door de Staatssecretaris van OCW genoemde anti-SLAPP richtlijn en de SLAPP-Aanbeveling
van april 20222, is er ook in Nederland voor het onderwerp van strategische procedures meer aandacht
gekomen. De richtlijn bevat handvatten voor de rechter bij de beoordeling in het kader
van 3:13 BW en maatregelen die de rechter in dat geval kan treffen. Dit alles draagt
verder bij aan de bewustwording van en kennis over het fenomeen strategische procedures
en zijn verschijningsvormen. Juist het kunnen herkennen van een procedure als een
strategische procedure met kennelijk ongegronde vorderingen of misbruik van procesrecht
is belangrijk om journalisten (en ook mensenrechtenverdedigers en andere personen
en organisaties die zich inzetten voor het algemeen belang) tegen dit soort rechtszaken
te beschermen.
Voor zover ik op dit moment kan beoordelen, blijft ook bij toevoeging van een specifieke
bepaling aan artikel 3:13 BW een beoordeling nodig van de vraag of sprake is van een
strategische procedure of niet. Ik zie daarom in een dergelijke toevoeging geen meerwaarde
voor een betere bescherming van journalisten tegen SLAPP’s.
Momenteel bekijk ik hoe de richtlijn het beste kan worden geïmplementeerd. Daarbij
wordt ook gekeken hoe andere vormen van ondersteuning aan journalisten (en ook mensenrechtenverdedigers
en andere personen en organisaties die zich inzetten voor het algemeen belang) kunnen
worden geboden, zoals toegang tot informatie over beschikbare procedurele waarborgen,
juridisch advies en rechtsbijstand. Bij deze implementatie worden ook de aanbevelingen
van Free Press Unlimited betrokken.
Als de motie is bedoeld op te roepen tot een goede implementatie van de anti-SLAPP
richtlijn in brede zin waarbij het aan de regering is om te bezien op welke wijze
dat gebeurt, en de motie in die zin wordt aangepast, kan ik aansluiten bij de door
de Staatssecretaris van OCW gegeven appreciatie, namelijk oordeel Kamer. Voor zover
de motie is bedoeld om de regering op te roepen specifiek tot een aanpassing van artikel
3:13 BW, moet ik gelet op het voorgaande de motie ontraden.
De Minister voor Rechtsbescherming,
F.M. Weerwind
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming