Brief regering : Verslag van de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 7 mei 2024
21 501-04 Ontwikkelingsraad
Nr. 272
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 mei 2024
Hierbij bied ik het verslag aan van de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking
van 7 mei 2024.
Tevens wil ik middels deze Kamerbrief uw Kamer informeren dat het verzoek van de vaste
Kamercommissie Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 14 maart jl. inzake
de reactie op een artikel in de Correspondent over hulpverlening aan Gaza1 is afgedaan met de Kamerbrief over het rapport inzake UNRWA van 26 april jl.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
E.N.A.J. Schreinemacher
VERSLAG RAAD BUITENLANDSE ZAKEN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING 7 mei 2024
Op 7 mei vond de formele Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking (RBZ/OS)
plaats in Brussel. De Permanente Vertegenwoordiger van Nederland bij de Europese Unie
nam namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking deel.
Op de agenda stond een bespreking van het Oekraïne Plan, de situatie in de Palestijnse
Gebieden en EU-engagement in fragiele contexten. Onder current affairs is gesproken over de VN Summit of the Future. Bij any other business werd gesproken over de impact van de MFK-herziening op het NDICI-instrument. Ook
werd kort stil gestaan bij de inspanningen van het Belgische voorzitterschap ter bevordering
van de mondiale gezondheid en voorstellen voor effectieve implementatie van Global
Gateway.
Dit verslag gaat tevens in op de toezegging van Minister van Financiën Van Weyenberg
bij het wetgevingsoverleg van 14 februari jl. om het parlement op de hoogte te houden
bij ontwikkelingen in de uitgaven van Oekraïne in het kader van de Oekraïnefaciliteit.2 Daarnaast wordt u in dit verslag geïnformeerd over de aankondiging van de Europese
Commissievoorzitter van EU-steun aan Libanon.
Oekraïneplan
De Raad wisselde van gedachten over de implementatie van de Oekraïnefaciliteit en
de onderliggende hervormings- en investeringsagenda; het Oekraïneplan. Onder EU-lidstaten
bestaat brede overeenstemming over het belang van de faciliteit en snelle implementatie
ervan. Lidstaten, waaronder Nederland, benadrukten de rol die het Oekraïneplan kan
spelen in het versterken van coördinatie met andere donoren, zoals de internationale
financiële instellingen, de VS en het VK. Dit is wenselijk om de beschikbare hulp
aan Oekraïne zo effectief mogelijk te gebruiken en optimaal tegemoet te kunnen komen
aan de grote en complexe hulpvraag van Oekraïne. Hierbij voorziet een brede groep
EU-lidstaten een rol voor het Multi-agency Donor Coordination Platform.3 Nederland onderstreepte het belang van het beperken van administratieve lasten voor
Oekraïne, om de beperkte hoeveelheid middelen en personeel zo goed mogelijk in te
zetten.
Verschillende lidstaten riepen op de Oekraïense samenleving goed te betrekken bij
de uitvoering van het Oekraïneplan. Nederland vroeg daarbij specifiek om het betrekken
van lokale autoriteiten, maatschappelijk middenveld en de private sector.
Verschillende lidstaten wezen op de noodzaak van militaire steun, waaronder luchtafweer,
om verdere schade aan essentiële infrastructuur in Oekraïne te voorkomen. De aansluiting
van de hervormingen in het Oekraïneplan op de benodigde hervormingen voor het EU-toetredingsproces
van Oekraïne werd breed verwelkomd.
Palestijnse Gebieden
De Raad stond stil bij de ontwikkelingen in de Palestijnse Gebieden. Focus van de
bespreking lag op de catastrofale humanitaire situatie in Gaza en de ontvouwende hongersnood,
met name in Noord-Gaza, die zich zuidwaarts dreigt te verspreiden.
Veel lidstaten waaronder Nederland spraken hun zorgen uit over de nog altijd te beperkte
humanitaire toegang tot Gaza. Enkele lidstaten benadrukten het belang van collectieve
diplomatieke druk opdat de grensovergangen naast Rafah en Kerem Shalom, die ten tijde
van de Raad gesloten waren, geopend worden en ook de grensovergang Erez en de haven
van Ashdod gebruikt kunnen worden voor grootschaligere toevoer van humanitaire hulp
tot Gaza. In dat licht is het van belang te noemen dat Israël op 1 mei jl. grensovergang
Erez opende voor humanitaire hulp, waar Nederland bij Israël ook aanhoudend voor heeft
gepleit.4
De Raad sprak tevens over het onderzoek onder leiding van voormalig Minister van Buitenlandse
Zaken van Frankrijk, mevrouw Colonna, naar de neutraliteit van UNRWA. De kabinetsappreciatie
van dit rapport is uw Kamer reeds toegekomen.5 Een grote groep lidstaten beaamde tijdens de Raad de stelling van Colonna dat bij
gebrek aan een politieke oplossing tussen Israël en de Palestijnen UNRWA van cruciaal
belang blijft bij het leveren van levensreddende humanitaire hulp en essentiële sociale
diensten, met name op het gebied van gezondheidszorg en onderwijs, aan Palestijnse
vluchtelingen in Gaza, Jordanië, Libanon, Syrië en de Westelijke Jordaanoever. Nederland
benadrukte dat de aanbevelingen uit het Colonna-rapport over de neutraliteit van UNRWA
zo spoedig en transparant mogelijk moeten worden geïmplementeerd en dat Nederland
UNRWA bij toekomstige bijdragen om de crisis te adresseren weer zal meewegen als potentieel
kanaal voor hulp. Bij die weging zal Nederland naar de implementatie van de aanbevelingen
en de specifieke hulpbehoeften op dat moment kijken. Ook zal het rapport van het Office
of Internal Oversight Services (OIOS) van de VN worden meegewogen. Nederland en één
andere lidstaat spraken uit zich sterk te willen maken voor het vergroten van de rol
van andere organisaties ten behoeve van de diversificatie van de hulp.
Er was een breed gedeelde zorg over het uitblijven van een akkoord tussen Israël en
Hamas over een onmiddellijk staakt-het-vuren en het vrijlaten van gegijzelden. Veel
lidstaten spraken hun zorgen uit over een mogelijk grootschalig Israëlisch grondoffensief
in Rafah. Een groep lidstaten riep expliciet op tot een onmiddellijk staakt-het-vuren
in lijn met VNVR-resolutie 2728. Meerdere lidstaten benoemden het belang van een vitale
en hervormde Palestijnse Autoriteit, ook met het oog op de toekomstige rol die deze
moet kunnen gaan spelen in het bestuur van Gaza. Ook vroegen enkele lidstaten waaronder
Nederland, expliciet aandacht voor de zorgelijke situatie op de Westelijke Jordaanoever,
waar kolonistengeweld een gespannen situatie nog verder onder druk zet en de kans
op escalatie vergroot.
Ook riep Nederland op tot onmiddellijke vrijlating van de gegijzelden door Hamas.
Daarnaast vroeg Nederland de Commissie om meer informatie over de medische evacuaties
ten behoeve van besluitvorming op dit terrein en riep Nederland op tot het uitbreiden
van de EU-lijst van gewelddadige kolonisten met meer personen en entiteiten in lijn
met de moties Piri6 c.s. en Van Baarle c.s.7 en Paternotte en Boswijk.8
EU-engagement in fragiele contexten
De Raad sprak over EU-engagement in fragiele contexten. Er was consensus binnen de
Raad over de noodzaak van een eensgezind optreden van de EU in dergelijke contexten.
Het belang van engagement om de belangen en waarden van de EU te waarborgen werd benadrukt,
bijvoorbeeld op het gebied van economie, veiligheid, handel, migratie en duurzame
ontwikkeling. Er vond een discussie plaats over de risico’s en valkuilen van een terugtrekking
uit landen waar een politiek vijandig klimaat bestaat tegen de EU. Verschillende lidstaten
vreesden negatieve gevolgen van disengagement op de lange termijn, onder meer voor
de geloofwaardigheid van de EU, voor het geopolitieke speelveld, voor de bevolking
en duurzame ontwikkeling en voor het aanpakken van de grondoorzaken van instabiliteit.
De Raad sprak ook over instrumenten en samenwerkingsverbanden om engagement in fragiele
contexten effectiever te maken op EU, multilateraal en regionaal niveau. Nederland
riep op om kritisch te bekijken of de EU-instrumenten «fit-for-purpuse» zijn in fragiele
contexten, specifiek in het licht van geopolitieke verschuivingen. De Raad concludeerde
dat verder moet worden gesproken over hoe een gezamenlijke aanpak van de EU en lidstaten
kan bijdragen aan een effectiever optreden in fragiele contexten.
Current Affairs – Summit of the Future
De Raad sprak over de Summit of the Future, waarmee de Secretaris-Generaal van de
Verenigde Naties in september een gezamenlijke aanpak van de uitdagingen van de toekomst
wil stimuleren. Dit werd door velen als een kans gezien om de onderlinge samenwerking
tussen landen te stimuleren en het multilateralisme te versterken. Verschillende lidstaten
pleitten voor een actiegericht Pact voor de Toekomst om de duurzame ontwikkelingsdoelen
(SDG’s) weer op koers te brengen.
Gesuggereerd werd dat een volgende middelenaanvulling van het fonds van de Wereldbank
voor de lage inkomenslanden IDA een positieve impuls zou kunnen geven aan de dialoog
met ontwikkelingslanden over het behalen van de SDG’s. Anderen gaven hierop aan dat
de focus bij de discussies over de internationale financiële architectuur niet alleen
zou moeten liggen bij een groter leenvolume van de multilaterale ontwikkelingsbanken
– in het geval van de Wereldbank een «bigger bank» – maar vooral op de kwaliteit van de financiering van de multilaterale ontwikkelingsbanken
– een «better bank».
AOB – NDICI MTR
De Raad sprak kort over de voorziene impact van de tussentijdse herziening van het
meerjarig financieel kader (MFK) op het NDICI (het EU-instrument voor nabuurschapsbeleid,
ontwikkeling en internationale samenwerking)9. De Europese Raad besloot op 1 februari jl. inzake de MFK-herziening dat de ophoging
van het MFK voor het hoofdstuk voor het externe beleid van de Unie («Nabuurschap en
de wereld») ten dele zal worden gefinancierd via herschikking van bestaande middelen.
De Raad besprak of een pro rata korting over alle begrotingslijnen het best recht
zou doen aan de ambities van de Unie als geopolitieke speler. Hier werden nog geen
conclusies aan verbonden en een groot aantal lidstaten, waaronder Nederland, riep
de Commissie op de lidstaten nauw te betrekken in het vervolgproces.
AOB – Mondiale gezondheid en inspanningen voorzitterschap
Het Belgisch voorzitterschap van de EU informeerde de Raad over de resultaten van
de verschillende initiatieven gericht op het versterken van de samenwerking tussen
de Afrikaanse Unie (AU) en de EU op het terrein van mondiale gezondheid. Het voorzitterschap
BEL benadrukte dat deze inspanningen een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan
het vormgeven van een gelijkwaardig partnerschap met de Afrikaanse Unie en partnerlanden
op het gebied van mondiale gezondheidszorg. Ook onderstreepte het de noodzaak om als
EU te blijven investeren in mondiale gezondheid en samenwerking daarop met de AU zodat
de wereld beter voorbereid is om ziekte uitbraken te voorkomen en verspreiding tijdig
tegen te gaan.
AOB – Global Gateway implementatie
Twee lidstaten presenteerden ideeën over effectieve implementatie van Global Gateway.
Er vond hierover geen discussie plaats. Zij pleitten onder andere voor actieve betrokkenheid
van de private sector, in het bijzonder het midden- en kleinbedrijf, bij de implementatie
van de Global Gateway. Dit sluit goed aan op de Nederlandse inzet.
OVERIG
Toezegging ontwikkelingen uitgaven Oekraïnefaciliteit
Op 14 februari jl. zegde Minister van Financiën Van Weyenberg toe het parlement op
de hoogte te houden bij ontwikkelingen in de uitgaven van Oekraïne in het kader van
de Oekraïnefaciliteit.
Oekraïne diende op 20 maart jl. de hervormings- en investeringsagenda voor de EU Oekraïnefaciliteit
in bij de Europese Commissie. In afwachting van de goedkeuring van deze agenda heeft
de Commissie sindsdien conform de Verordening EUR 6 mld. aan uitzonderlijke overbruggende
financiering aan Oekraïne uitgekeerd. Tijdens de Ecofinraad van 14 mei lag het Raadsuitvoeringsbesluit
betreffende de hervormings- en investeringsagenda (hierna: het Oekraïneplan) als hamerstuk
voor. Hiermee stemde de Raad in met onder meer de verschillende stappen uit het Oekraïneplan,
de tijdlijn en de hoogte van de tranches. Uw Kamer is hier eerder over geïnformeerd
via het Schriftelijk Overleg Raad Buitenlandse Samenwerking Ontwikkelingssamenwerking10 en de geannoteerde agenda van de Ecofinraad van 14 mei 2024.11
Het Oekraïneplan is de basis voor de uitbetaling van de resterende EUR 32,27 mld.
macro-financiële steun onder pijler I van de Oekraïnefaciliteit voor de periode 2024–2027.
Ook dient het als referentiekader voor steun onder pijler II (het investeringskader)
en pijler III (o.a. pretoetredingssteun). De steun onder pijler I wordt uitgekeerd
op basis van conditionaliteit, waarbij uitbetaling van de driemaandelijkse tranches
afhankelijk is van de mate waarin Oekraïne de bijbehorende stappen die in het Plan
staan heeft doorgevoerd.
Het Plan focust zich op de macro-economische stabiliteit en groei van Oekraïne en
vormt één van de hoofdinstrumenten voor herstel, wederopbouw en modernisering van
Oekraïne. Het bevat 69 hervormingen en 10 investeringen. Deze zijn opgesplitst in
146 meetbare kwalitatieve en kwantitatieve stappen. De hervormingen en investeringen
beslaan vijftien sectoren die bij moeten dragen aan economische groei in de periode
2024–2027. Dit gaat om:
1. Hervormingen die de basis moeten leggen voor versnelling van economisch herstel en
versterking van institutionele capaciteit;12
2. Economische hervormingen gericht op ontwikkeling van de economie en verbetering van
het welzijn van Oekraïense burgers;13
3. Sleutelsectoren die economische groei kunnen aanjagen.14
Daarnaast gelden dwarsdoorsnijdende thema’s over de breedte van het Plan (groene transitie,
digitalisering, inclusiviteit, gendergelijkheid en sociale cohesie).
Ongeveer 45% van de hervormingen zijn ook onderdeel van andere internationale programma’s,
zoals het Extended Facility Fund (EFF) van het IMF. De voorgestelde stappen in het Plan zijn in lijn met en moeten
bijdragen aan de noodzakelijke hervormingen voor het EU-toetredingsproces van Oekraïne.
Van de beschikbare middelen onder pijler I moet ten minste 20% ten goede komen aan
de herstel- en wederopbouwopgave van lokale autoriteiten.
Met de aanname van het Raadsuitvoeringsbesluit aangaande het Oekraïneplan kan de Commissie
overgaan tot de reguliere uitbetalingsmethodiek. Oekraïne zal hierbij per kwartaal
een betaalverzoek indienen bij de Europese Commissie, gepaard met een rapportage van
de tot dusver bereikte mijlpalen en doelstellingen. De Commissie beoordeelt of voldoende
voortgang is geboekt om tot uitbetaling over te gaan en zal op basis hiervan een Raadsuitvoeringsbesluit
aan de Raad voorleggen. De Raad besluit hier vervolgens over binnen drie weken met
gekwalificeerde meerderheid. Deze werkwijze volgt uit de Verordening die hoort bij
de Oekraïne faciliteit. Uw Kamer zal over deze Raadsuitvoeringsbesluiten worden geïnformeerd.
Mocht het vanwege de oorlogssituatie onmogelijk zijn voor Oekraïne om aan de conditionaliteiten
uit het Oekraïneplan te voldoen, dan kan bij uitzondering buitengewone financiering
aan Oekraïne worden verleend vanuit de Faciliteit. De Commissie kan hiertoe een concept-Raadsuitvoeringsbesluit
aan de Raad voorleggen.
Partnerschap EU-Libanon
Op 2 mei jl. heeft de Europese Commissievoorzitter Von der Leyen, vergezeld door de
Cypriotische president Christodoulidis, een bezoek gebracht aan Libanese premier Mikati.
Dit bezoek stond in het kader van het bespreken van binnenlandse en regionale uitdagingen
waar Libanon mee wordt geconfronteerd, met name de opvang van Syrische vluchtelingen,
en hoe de EU Libanon, haar bevolking en de opvang van vluchtelingen het beste kan
ondersteunen. Von der Leyen kondigde bij dit bezoek aan een pakket van EUR 1 miljard
beschikbaar te stellen om van 2024 tot 2027 bij te dragen aan sociaaleconomische stabiliteit
in Libanon en de opvang van Syrische vluchtelingen en Libanese gastgemeenschappen
Financiering zal komen uit reeds voor Libanon gereserveerde middelen uit het Neighborhood,
Development and International Cooperation Instrument /NDICI: de landenenvelop voor
Libanon.15
Het kabinet kijkt uit naar de nadere uitwerking van het pakket. Het kabinet zet zich
ervoor in dat eventuele directe steun aan de Libanese overheid niet onvoorwaardelijk
is.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.N.A.J. Schreinemacher, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking