Brief regering : Procesvoorstel Nationale Jeugdstrategie
35 883 Aanpak voor herstel en perspectief voor jongeren
Nr. 3
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN VAN DE MINISTERS
VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP EN VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 mei 2024
Met deze brief informeren wij uw Kamer over het ontwikkelen van een nationale jeugdstrategie
om het betekenisvol participeren van jongeren bij beleid verder te versterken. De
stem van jongeren in beleidskeuzes is cruciaal om beleid goed aan te laten sluiten
bij de behoeften van jongeren en hun toekomst. In de Kamerbrief «Maatregelen ter bevordering
positie van jongeren», dd. 13 april 20231, is benoemd dat gesprekken worden gevoerd met onder meer de Nationale Jeugdraad (NJR)
over het verder versterken van een integrale samenwerking met jongeren middels een
nationale jeugdstrategie. Daarnaast heeft uw Kamer de regering opgeroepen tot een
integrale jeugdstrategie te komen.2 Bij brief van 19 december 20233 heeft de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, toegezegd een nationale
jeugdstrategie te gaan ontwikkelen en uw Kamer in het voorjaar van 2024 te informeren
over het verdere proces.
Met deze brief schetsen we dit proces en geven we tevens uitvoering aan de motie Palland
(CDA). Dit procesvoorstel is samen met de NJR tot stand gekomen.
We sturen deze brief mede namens de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen,
de Minister voor Rechtsbescherming, de Minister voor Klimaat en Energie en de Minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Duurzame en betekenisvolle jongerenparticipatie en het verstevigen van de positie
van jongeren
Jongerenparticipatie betekent dat jongeren actief meedoen, meepraten en/of meebeslissen
bij zaken die voor hen belangrijk zijn4. Het structureel meewegen van de behoeften van jongeren in beleidskeuzes zorgt ervoor
dat toekomstig beleid beter aansluit bij wat jongeren nodig hebben. Daarnaast ontwikkelen
jongeren talenten, vaardigheden en competenties door mee te denken en/of beslissen5. Tot slot is het kunnen uiten van je mening zowel een mensenrecht6 als een kinderrecht, zoals omschreven in artikel 12 van het Internationaal Verdrag
van de Rechten van het Kind (IVRK).7
In verschillende rapporten, waaronder het rapport van het Jongerenplatform van de
Sociaal Economische Raad (SER Jongerenplatform)8 «Veelbelovend: kansen en belemmeringen voor jongeren in 2021» wordt opgeroepen de
positie van jongeren in beleids- en besluitvormingsprocessen te verbeteren en daarbij
te investeren in samenhangend jeugdbeleid dat aansluit bij de behoeften van jongeren.
Jongeren geven daarnaast aan dat meer moet worden gedaan om jongerenparticipatie te
organiseren en te bestendigen.9
Ook vanuit de Europese Unie worden lidstaten opgeroepen democratische participatie
van jongeren te verstevigen. Met VN-resolutie 2250 uit 2015 worden lidstaten gevraagd
jongeren op alle niveaus meer bij besluitvorming te betrekken en met een nationaal
actieplan voor jongeren, vrede en veiligheid te komen. In 2019 hebben Europese lidstaten
gezamenlijk afgesproken jongeren meer en beter te betrekken bij de politiek en de
samenleving (Youth Goals, zoals beschreven in de Europese Jeugdstrategie (2019–2027)10.
Een nationale jeugdstrategie sluit ook aan bij de afspraken in de Strategie jeugdsector
2030 van de Raad van Europa11 en bij de aanbevelingen die het
VN-Kinderrechtencomité naar aanleiding van de laatste zitting in 2022 aan Nederland
heeft gedaan. Hier werd onder andere aanbevolen maatregelen te nemen om betekenisvolle
en bevoegde deelname van kinderen en jongeren te bevorderen. Met het verankeren van
jongerenparticipatie binnen beleids- en besluitvormingsprocessen middels een nationale
jeugdstrategie wordt ook uitvoering gegeven aan het eerste thema van de Europese Kinderrechtenstrategie,
Participatie in het politieke en democratische leven12. Deze mededeling kwam gezamenlijk uit met de raadsaanbeveling inzake de Europese
kindergarantie.13
Waar staat Nederland nu
Het kabinet wil nadrukkelijk het perspectief en de leefwereld van jongeren betrekken
bij het maken van beleid. Het gaat hierbij om schoolgaande jeugd tot jongvolwassenen.
Zij hebben allemaal te maken met verschillende uitdagingen. Jongeren participeren
inmiddels bij bijna alle departementen en/of deelthema’s. Voorbeelden hiervan zijn:
− Jongeren hebben een centrale rol bij de vormgeving en uitvoering van de landelijke
aanpak mentale gezondheid van ons allemaal en de Hervormingsagenda Jeugd.
− Nederland draagt betekenisvolle jongerenparticipatie internationaal uit middels de
Youth at Heart strategie14.
− Het Ministerie van Buitenlandse Zaken wordt geadviseerd door een internationale jongerenadviescommissie15.
− Daarnaast publiceert het SER Jongerenplatform iedere twee jaar een verkenning over
jongeren en waar zij tegenaan lopen. Ook wordt momenteel onderzoek gedaan naar de
invoering van een generatietoets waarmee de invloed van beleid op jongeren en toekomstige
generaties onderzocht kan worden.
De ontwikkeling van de generatietoets zal betrokken worden bij de ontwikkeling van
de Nationale Jeugdstrategie.
Ondanks de inzet van het kabinet blijkt uit de monitor Kinderrechten in Beweging dat
de toepassing van jongerenparticipatie binnen landelijk beleid versnipperd en onzeker
is16. Daarom wil het kabinet investeren in het verder versterken van structurele betrokkenheid
van jongeren bij beleid dat hen aangaat. Om dit te realiseren is een nationale jeugdstrategie
cruciaal, waarbij ook geleerd wordt van de aanpak van andere (Europese) landen die
reeds een jeugdstrategie in hun beleid hebben opgenomen17, 18, 19.
Procesvoorstel
Een nationale jeugdstrategie is een domeinoverstijgende langetermijnvisie van het
kabinet op thema’s die voor jongeren tussen de 12 en 29 jaar20 belangrijk zijn, waarin ook afspraken worden gemaakt op welke manier jongeren duurzaam
en structureel betrokken worden. De ontwikkeling van een nationale jeugdstrategie
wordt verdeeld in twee fases, waarbij het huidige kabinet samen met jongeren start
met een verkenning naar de thema’s en naar de mogelijkheden om jongerenparticipatie
duurzaam in beleid te verankeren. Tijdens fase 1 neemt de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport, als bewindspersoon die verantwoordelijk is voor jeugd, de coördinatie
op zich. Aangezien veel jeugdthema’s ook onder verantwoordelijkheid van andere leden
van het kabinet vallen, is een gezamenlijke inzet nodig. Denk daarbij bijvoorbeeld
aan de in de motie Palland genoemde flexibele arbeidsmarkt. Het voorliggende procesvoorstel
is ontwikkeld samen met de NJR die ook een uitvoerende rol heeft in het vormgeven
van het proces en het faciliteren van betekenisvolle jongerenparticipatie. In de tweede
fase zullen keuzes gemaakt moeten worden over de exacte vormgeving van de jeugdstrategie
en de mogelijke verankering ervan. Dit is aan het nieuwe kabinet.
Fase 1 – Inventarisatie jeugdstrategie
Aanstellen jongerenregiegroep en stuurgroep
Er wordt een jongerenregiegroep ingesteld die nauw betrokken wordt bij de ontwikkeling
van de nationale jeugdstrategie. Het is van belang dat een representatieve, diverse
en inclusieve groep jongeren deelneemt. Daarom zijn wij voornemens een gerandomiseerde
selectie jongeren te selecteren, waarbij rekening wordt gehouden met geografische
spreiding, leeftijden en achtergronden/persoonskenmerken. Dit voorziet in een brede
vertegenwoordiging waarin jongeren zich kunnen herkennen. Er wordt daarnaast een stuurgroep
aangesteld met de coördinerend bewindspersoon, de voorzitter van de NJR, andere jongerenvertegenwoordigers,
betrokken beleidsmakers van verschillende departementen en onderzoekers. De stuurgroep
behoudt de ruimte en vrijheid bij te sturen op het proces wanneer dat nodig is.
Inhoudelijke inventarisatie
De jongerenregiegroep maakt een voorstel van de belangrijke thema’s voor jongeren
die de basis vormen voor een nationale jeugdstrategie. Dit voorstel wordt besproken
met de stuurgroep. Daaropvolgend wordt bezien hoe te komen tot een zo representatief
mogelijke input van de jongeren zelf. Zo organiseert NJR samen met de jongerenregiegroep
sessies verspreid over het land waarin alle jongeren input kunnen leveren op de voorgestelde
thema’s. Daarnaast kan bijvoorbeeld ook input worden opgehaald door het verspreiden
van een enquête en toolkits voor scholen, gemeenten en jongerenraden. Aan de hand
van deze input bereidt de jongerenregiegroep in afstemming met de stuurgroep mogelijke
acties per thema van de jeugdstrategie voor, waarover een volgende kabinet kan beslissen.
Inventarisatie naar verankering jeugdstrategie en jongerenparticipatie
Parallel aan de inventarisatie van thema’s wordt in fase 1 door de stuurgroep en de
jongerenregiegroep, in gezamenlijkheid met verschillende ministeries, onderzocht hoe
jongeren het best betrokken kunnen worden bij het maken van beleid en hoe de jeugdstrategie
verankerd zou kunnen worden binnen de overheid. Hiervoor worden verschillende opties
uitgewerkt die ter beslissing aan het nieuwe kabinet voorgelegd worden. Bij de uitwerking
van deze opties zal geleerd worden van reeds bestaande of afgeronde participatietrajecten
bij de verschillende ministeries.
Fase 2 – Besluitvorming door nieuw kabinet
Een nieuw kabinet neemt een besluit over de exacte vormgeving, verankering en looptijd
van de jeugdstrategie op basis van de informatie opgehaald in fase 1. Naar verwachting
zal dit volgend jaar plaatsvinden. Concluderend bestaat een nationale jeugdstrategie
uit beleidsdoelstellingen en acties op thema’s die voor jongeren belangrijk zijn en
uit afspraken over hoe jongeren participeren bij beleid.
Afsluitend
Het kabinet onderschrijft de meerwaarde van structurele jongerenparticipatie en streeft
naar het beter vormgeven van beleid dat aansluit bij jongeren en toekomstige generaties.
Met het opstarten van het hierboven geschetste proces wordt gehoor gegeven aan de
oproep van vele jongeren(organisaties) en aanbevelingen vanuit internationale verdragen
zoals de Europese Kinderrechtenstrategie, het IVRK en de Youth Goals, om te komen
tot een nationale jeugdstrategie.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M. van Ooijen
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R.H. Dijkgraaf
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
C.E.G. van Gennip
BIJLAGE 1. INTERNATIONALE VOORBEELDEN VAN EEN NATIONALE JEUGDSTRATEGIE
Bij het opstellen van het procesvoorstel is geleerd van andere (Europese) landen die
reeds een nationale jeugdstrategie hebben. Bij het raadplegen van deze Europese voorbeelden
is overwegend een integrale, (beleids-)domein overstijgende aanpak te zien. De inhoud
van de jeugdstrategieën wordt in alle onderzochte landen vastgesteld vanuit een bepaalde
stuurgroep met daarin jongeren of jongerenorganisaties. Zo zijn bij de ontwikkeling
van de nationale jeugdstrategie in Ierland meer dan 60.000 jongeren betrokken door
consultaties. In Vlaanderen worden door verschillende ministeries, aan de hand van
de input van jongeren, concrete acties en meetbare indicatoren geformuleerd die samen
de jeugdstrategie vormen.
De jeugdstrategieën uit verschillende landen hebben verschillende doorzettingsmachten.
In België (Duitssprekend en Vlaanderen) is per wet vastgelegd dat eens per vijf jaar
een jeugdstrategie moet worden opgesteld en dat jongerenparticipatie hier een onderdeel
van moet zijn. In Litouwen is een jeugdstrategie onderdeel van het uitvoeren van hun
Jeugdwet. Vanuit de wettelijke verplichtingen van deze landen worden financiën vrijgemaakt.
In Spanje is een interministeriële Commissie voor de Jeugd en in Ierland een Minister
van Kinderen en Jongerenzaken. Voor beide landen is hun huidige strategie niet de
eerste strategie en wordt structureel budget gereserveerd.
Toelichting Duitsland
De thema’s die in de Duitse jeugdstrategie staan vastgelegd zijn bijvoorbeeld: «Toekomst,
dialoog tussen generaties; Stad & Platteland, Leven & Cultuur; Participatie, Burgerparticipatie
& Democratie; Diversiteit & Participatie; Onderwijs, werk & vrije tijd; Gezondheid;
Mobiliteit & de Digitale Wereld; Europa & de Wereld; Milieu».
Voor de ontwikkeling van de Duitse jeugdstrategie is breed input van jongeren opgehaald
via participatiebijeenkomsten genaamd «JungerenPolitikTagen». Dit leverde ca. 200
voorgestelde maatregelen op, waarvoor de Bondsregering een motivatieverplichting had.
Een interdepartementale werkgroep (op federaal niveau) heeft vervolgens gewerkt aan
uitwerking en implementatie, waarin zij zijn bijgestaan door een adviesraad bestaande
uit (ervarings)deskundigen.
De plannen voor implementatie en uitvoering zijn uitgewerkt per thema in de jeugdstrategie.
Ook in deze fase zijn jongeren blijvend betrokken.
Toelichting Vlaanderen
In het Vlaams «Jeugd- en Kinderrechtenbeleidsplan 2020–2024» worden vijf vastgelegde
prioriteiten weergegeven: «Welbevinden en positieve identiteitsontwikkeling», «Gezonde
en leefbare buurten», «Engagement aan de samenleving door vrijwillige inzet», «Vrijetijdsbesteding
voor allen» en «Mediawijsheid». Deze prioriteiten zijn overheidsbreed en strategisch
geïntegreerd. Per prioriteit zijn tactische doelen bepaald, waar operationele doelstellingen
uit voortvloeien, die op hun beurt specifieke, meetbare, acceptabele, realistische
en tijdsgebonden acties bevatten. Die acties zijn geformuleerd door de vakkabinetten
die met de prioriteit aan de slag gaan.
Om tot de prioriteiten te komen, is gestart met een omgevingsanalyse, gevolgd door
een fase van inspraakmomenten, gesprekken en debatten, met als klankbordgroep de Reflectiegroep
Jeugd- en kinderrechten XL. De Reflectiegroep Jeugd- en kinderrechten XL bestaat uit
verschillende aanspreekpunten uit jeugd- en kinderrechtenbeleid, vertegenwoordigers
van de jeugd- en kinderrechtenbovenbouw, Vlaamse en nationale kinderrechtenactoren,
onderzoekers, lokale besturen en het jeugdwerk.
De output uit de fase van inspraakmomenten is verwerkt in 13 beleidsdomeinoverstijgende
prioriteiten die tijdens het zogenoemde Groteprioriteitendebat werden gerankt tot
vijf prioriteiten. Het plan met de vijf prioriteiten is een plan van de hele Vlaamse
regering, niet enkel van de Minister bevoegd voor Jeugdzaken.
Indieners
-
Indiener
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Medeindiener
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Medeindiener
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap