Brief regering : Onderzoeksrapportage naar problematiek kinderen van arbeidsmigranten
29 861 Arbeidsmigratie en sociale zekerheid
Nr. 123 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 mei 2024
Alle kinderen in Nederland verdienen goed onderwijs, zorg en een veilig bestaan. Ook
voor kinderen van EU-arbeidsmigranten geldt dit. Arbeidsmigranten komen hier in Nederland
om werk te verrichten en helpen bedrijven uit de brand. Niet alleen in tijden van
arbeidsmarktkrapte, maar soms jarenlang. Zij verdienen gezonde, veilige en eerlijke
werkomstandigheden en hun kinderen verdienen stabiele leefomstandigheden.
Met de motie van de leden Smeulders en Bruins heeft uw Kamer het kabinet verzocht
een onderzoek uit te laten voeren naar de positie van kinderen van EU-arbeidsmigranten.1 Uit de motie spreken zorgen over de kwetsbare positie van kinderen van EU-arbeidsmigranten.
Ik deel die betrokkenheid. Met deze brief bied ik u, mede namens de Staatssecretaris
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,
het onderzoeksrapport «Kwetsbaarheid en veerkracht»2 aan en ga ik in op de resultaten en aanbevelingen.
Inleiding
In de discussie over de positie van EU-arbeidsmigranten in Nederland spreken we vaak
over misstanden op de werkplek, in de huisvesting of over situaties waarin wordt onderbetaald.
De gevolgen van de slechte positie van arbeidsmigranten in Nederland worden wellicht
nergens zo duidelijk aangetoond als bij de situatie waarin de kinderen van sommige
arbeidsmigranten zich bevinden.
De situaties die kunnen leiden tot de problematiek waar de motie op doelt, heb ik
met eigen ogen gezien tijdens een werkbezoek aan de gemeente Rotterdam. Ook in gesprekken
met wethouders van verschillende steden is de situatie van kinderen van EU-arbeidsmigranten
mij ter ore gekomen. Doordat kinderen soms niet naar school gaan en niet goed staan
ingeschreven in de gemeente, zijn ze slecht in beeld en vrezen gemeenten dat zij bijvoorbeeld
moeilijk de weg naar jeugdzorg, jeugdgezondheidszorg of jeugdhulp weten te vinden.
Doelstelling en onderzoeksopzet
De motie geeft aan dat er verschillende signalen zijn dat het opvoeden en opgroeien
van deze kinderen niet altijd goed gaat, bijvoorbeeld vanwege (taal)achterstanden,
slechte huisvesting en het regelmatig moeten verhuizen.
Met het onderzoek wordt de positie van kinderen van EU-arbeidsmigranten in Nederland
in beeld gebracht en worden aanbevelingen gedaan daar waar zich knelpunten voordoen.
De onderzoeksbevindingen en opvolging van aanbevelingen vindt u na de toelichting
op de doelstelling en de aanpak van het onderzoek.
Voorafgaand aan het onderzoek is met de Ministeries van BZK (registratie), VWS (jeugdzorg)
en OCW (onderwijs) gesproken over de signalen en over informatie die nog ontbrak.
Ook is toen gesproken met de gemeente Rotterdam die problemen signaleerde. Het onderzoek
zou daarbij inzichtelijk moeten maken of de situatie van deze kinderen, indien sprake
is van problemen met betrekking tot de registratie, de zorg en sociaaleconomische
omstandigheden, verbetert wanneer zij langer in Nederland verblijven. Onderzoeksbureau
Risbo heb ik verzocht om bij het beantwoorden van de onderzoeksvragen recente beschikbare
onderzoeken in kaart te brengen en te betrekken. Zodoende wordt met dit onderzoek
ook een beeld geschetst van het onderzoek en de kennis die op dit moment beschikbaar
is.
Na deze literatuurverkenning is een kwantitatieve data-analyse uitgevoerd op basis
van CBS-data. Hierbij heeft het bureau problematiek in kaart gebracht op het gebied
van scholing, zorg en de thuissituatie. Verder is gekeken naar feitelijke informatie:
de grootte en samenstelling van de groep kinderen van EU-arbeidsmigranten, verblijfsplaatsen
en woonsituaties van deze kinderen en de mate waarin de kinderen goed staan ingeschreven
bij gemeenten. Daarbij is een vergelijking gemaakt met kinderen uit een overeenkomende
sociaaleconomische positie. Het kwalitatieve deel van het onderzoek bestond uit 39
diepte-interviews met professionals3 binnen zorg- en onderwijs die zo veel mogelijk in direct contact staan met kinderen
van arbeidsmigranten uit EU-11-landen4 en uit drie focus-groepen met ouders. De focus van het onderzoek ligt op zeven gemeenten
waar de meeste personen uit een EU-11-land zijn ingeschreven in de Basisregistratie
Personen (hierna: BRP). Dit zijn: Den Haag, Rotterdam, Westland, Amsterdam, Eindhoven,
Helmond, en Tilburg.
Bevindingen
Uit het onderzoek blijkt dat de kwetsbare positie van EU-arbeidsmigranten en het arbeidsmarktsysteem
waarbinnen de ouders werken van grote invloed is op de positie van kinderen binnen
deze gezinnen. De bestaansonzekerheid van ouders en onzekerheid rondom werktijden
zijn daarin de voornaamste factoren.
Andere genoemde factoren zijn: culturele verschillen, het beperkte vertrouwen in de
overheid en de gezondheidszorg en de kwetsbare positie van waaruit sommige EU-arbeidsmigranten
naar Nederland komen.
De onderzoekers merken verder op dat, hoewel de positie van kinderen van bepaalde
groepen EU-arbeidsmigranten op onderdelen nu nog relatief goed lijkt, er ook zorgen
bestaan rondom de kwetsbare positie waarin kinderen kunnen opgroeien en hoe deze kwetsbare
positie verder zal doorwerken.
Daarbij worden drie potentieel kwetsbare groepen benoemd:
1) kinderen van 0–4 jaar (ca. 20.250) waar instanties weinig zicht op hebben,
2) kinderen (naar schatting ca. 3.250) die op latere leeftijd naar Nederland zijn gemigreerd
en die zich niet thuis voelen, en
3) kinderen (ca. 25.000) van gevestigde EU-arbeidsmigranten die hier geboren zijn maar
te maken hebben met specifieke problematiek voortkomend uit de positie van de ouders.
Op basis van de uitkomsten van het onderzoek worden twee typen gezinnen onderscheiden:
1) de al langer gevestigde gezinnen die kinderen krijgen in Nederland en 2) recent
gearriveerde gezinnen waarvan de kinderen in het land van herkomst geboren zijn. Hoewel
de recent gearriveerde gezinnen over het algemeen kwetsbaarder lijken dan de al meer
gevestigde gezinnen, zijn beide groepen relatief kwetsbaar ten opzichte van kinderen
met een vergelijkbare sociaaleconomische achtergrond. Deze kwetsbaarheid is gerelateerd
aan factoren die samenhangen met de arbeidsmarktpositie van de ouders, gecombineerd
met culturele aspecten en de capaciteiten van de ouders. De uitkomsten van de gesprekken
met professionals en de statistieken lijken er daarbij op te wijzen dat kinderen met
een Bulgaarse achtergrond in het bijzonder kwetsbaar kunnen zijn, vergeleken met kinderen
van andere EU-arbeidsmigranten in Nederland. Dit kan deels worden verklaard door opleidingsniveau,
sociaaleconomische positie en positie van de ouders op de arbeidsmarkt.
De onderzoekers geven aan dat uit de gesprekken met professionals naar voren komt
dat, ondanks dat het met een groot gedeelte van kinderen met een EU-11 achtergrond
goed lijkt te gaan, er ook aandachtspunten zijn. De absolute verschillen tussen de
BRP-ingeschreven kinderen van EU-arbeidsmigranten en Nederlandse kinderen met een
vergelijkbare sociaaleconomische positie zijn klein. Maar ondanks deze kleine verschillen,
wijken ze vaak af in negatieve zin. Kinderen van EU-arbeidsmigranten zijn vaker voortijdig
schoolverlater5 en volgen onderwijs op een gemiddeld lager niveau dan Nederlandse kinderen met een
vergelijkbare sociaaleconomische positie. Uit de gesprekken blijkt verder dat de kinderen
vaker in armoede en slechte huisvesting opgroeien en relatief vaak vanaf jonge leeftijd
delen van de dag alleen thuis zijn.
Aanbevelingen en opvolging
De aanbevelingen voortkomend uit het onderzoek zijn gericht op bredere kennisdeling
tussen gemeenten en uitvoeringsorganisaties, het stimuleren van taalbeheersing, het
verbeteren van vertrouwen, versterken van de arbeidsmarkt-positie van de ouders en
bovenal in contact treden met EU-arbeidsmigranten zelf.
In het onderzoek wordt opgeroepen om te stoppen met het denken in patronen van tijdelijke
arbeidsmigratie en om vanuit een preventief oogpunt nu te investeren in deze kinderen.
Het belang van de signalen onderschrijf ik en het is goed dat deze waar nodig in beleid
worden opgenomen. Ik licht hieronder toe hoe aan elk van de aanbevelingen invulling
wordt gegeven.
1. Heb oog voor de unieke positie van EU-arbeidsmigranten;
De onderzoekers constateren dat EU-arbeidsmigranten in Nederland een ander soort rechtspositie
hebben dan andere (kwetsbare) nieuwkomers. Vanwege dit verschil in (rechts)positie
bevelen ze beleidsmakers en professionals in de uitvoering aan om EU-arbeidsmigranten
goed te ondersteunen bij het wonen, werken en leven in Nederland. Te meer omdat inburgerings-
en integratieverplichtingen niet gelden voor EU-arbeidsmigranten waardoor de verantwoordelijkheid
om hun weg te vinden in de samenleving bij henzelf ligt. Gegeven de soms kwetsbare
positie kan dit voor de betrokkenen enorm lastig zijn.
De betrokken departementen onderschrijven deze aanbeveling en zetten zich in om goede
informatievoorziening, hulp en dienstverlening beschikbaar te maken voor EU-arbeidsmigranten
en om meer EU-arbeidsmigranten te stimuleren om de Nederlandse taal te leren. In de
brief aan uw Kamer over «Voortgang verbeteren toegang tot het recht Arbeidscommissie»6 is uiteengezet dat het kabinet inzet op een aanpak waarbij de informatievoorziening
wordt versterkt door onder andere het inrichten van fysieke en mobiele loketten en
het versterken van de digitale informatievoorziening. Daarnaast versterkt het kabinet
de adviesverlening aan rechtzoekenden (met mogelijkheid van doorverwijzing naar bemiddeling
en rechtsbijstand) en maken we laagdrempelige geschilbeslechting beter toegankelijk
via de kantonrechter. Met deze aanpak krijgen EU-arbeidsmigranten in alle arbeidsmarktregio’s
toegang tot betere informatie, hulp en dienstverlening. Daarmee worden ze beter wegwijs
gemaakt in Nederland en meer zelfredzaam.
2. Verken of extra taalondersteuning ingezet kan worden;
Verder wordt aanbevolen te investeren in EU-arbeidsmigranten voor wie het niet haalbaar
is om naast een baan en gezinsleven de stap te maken om de taal te leren. De onderzoekers
roepen op om te verkennen welke mogelijkheden bestaan om een integratie- of taalcursussen
aan te bieden voor de groep EU-arbeids-migranten die ervoor kiest zich (semi-) permanent
in Nederland te vestigen.
Het kabinet onderschrijft ook deze aanbeveling en zet zich in voor het verbeteren
van de taalvaardigheid van EU-arbeidsmigranten. Op dit moment zijn voor de arbeidsmigranten
verschillende mogelijkheden om de taal te leren. Zij kunnen gebruik maken van het
taalaanbod van gemeenten. Deze ontvangen middelen van het Rijk op basis van de Wet
educatie en beroepsonderwijs om een cursusaanbod basisvaardigheden voor hun inwoners
te verzorgen. Het is ook mogelijk voor EU-arbeidsmigranten om onder bepaalde voorwaarden
een lening van maximaal 10.000 euro aan te vragen om vrijwillig in te burgeren. Bovendien
wil ik dat werkgevers meer verantwoordelijkheid nemen door taalcursussen aan te bieden
aan de bij hen werkzame arbeidsmigranten. Verschillende Opleidings- en Ontwikkelingsfondsen7 bieden subsidies aan om taalonderwijs te bekostigen.
Ik betrek werkgevers- en werknemersorganisaties om een aanvullend aanbod te realiseren
voor arbeidsmigranten, naast de informatievoorziening die vanuit de overheid wordt
aangeboden. Hierin kunnen taalonderwijs en andere opleidingen worden aangeboden. Vooruitlopend
hierop zijn werkgevers- en werknemers-organisaties in Brabant (onderdeel van de pilot
Brabants Migratie Informatiepunt) bezig met de oprichting van een stichting, waarmee
zij onder meer taalonderwijs voor arbeidsmigranten gaan aanbieden. Een aanpak zoals
in Noord-Brabant, waarbij werkgevers- en werknemerspartijen nauw betrokken zijn bij
de infrastructuur rondom informatievoorziening, hulp en dienstverlening, wil ik ook
landelijk doortrekken binnen het genoemde traject waarin we informatie, hulp en dienstverlening
aan EU-arbeidsmigranten versterken (zie de vorige paragraaf).
3. Continueer inzet om de arbeidspositie van ouders te verbeteren;
De onderzoekers benadrukken het belang van het versterken van de positie van ouders
op de arbeidsmarkt. Door een versterkte arbeidsmarktpositie, verbetert ook de situatie
van hun kinderen.
Het kabinet zet zich onverminderd in voor versterking van de positie van EU-arbeidsmigranten
op de arbeidsmarkt. Op dit moment worden verschillende wetsvoorstellen voorbereid
die voortvloeien uit het arbeidsmarktpakket. Met deze maatregelen ontstaat voor werknemers
met flexibele contracten, zoals ook voor veel EU-arbeidsmigranten, meer duidelijkheid
en zekerheid. Zo wordt bijvoorbeeld met het wetsvoorstel «Meer zekerheid flexwerkers»
regelgeving aangescherpt om duurzame relaties te bevorderen bij structureel werk en
om de zekerheid voor werknemers in flexibele contracten te vergroten. Dit wetsvoorstel
regelt dat het nulurencontract wordt afgeschaft en wordt vervangen door een «bandbreedtecontract».
Dit betekent concreet dat werknemers zekerheid krijgen over een minimaal aantal uren,
met daar boven op een beschikbaarheid van maximaal 30% van het minimum aantal uren.
Deze nieuwe vorm biedt de werknemer meer garanties op werktijden (zogenoemde roosterzekerheid)
en bestaanszekerheid (inkomen). Daarnaast worden de meest onzekere fasen van uitzendwerk8 verkort tot maximaal drie jaar en krijgen uitzendkrachten daarnaast recht op gelijkwaardige
arbeidsvoorwaarden.9 Ook wordt de ketenbepaling voor tijdelijke contracten aangescherpt. De huidige tussenpoos
van zes maanden wordt vervangen door een administratieve vervaltermijn van 60 maanden.
Hiermee wordt beoogd om draaideurconstructies te voorkomen waarbij misbruik gemaakt
wordt van tijdelijke contracten.
En het kabinet voert onverkort en met urgentie de aanbevelingen van het Aanjaagteam
Bescherming Arbeidsmigranten uit. Zo is per januari van dit jaar een interdisciplinair
team gestart voor gezamenlijke inspecties en samenwerking over de grens. En er komen
door het hele land laagdrempelige, toegankelijke informatiepunten in het kader van
de eerdergenoemde informatievoorziening en wordt ingezet op dienstverlening van specialistische
organisaties.10 Een overzicht van de stand van zaken is op 1 december 2023 aan uw Kamer toegezonden.11 Met het uitvoeren van de maatregelen zorgt het kabinet er voor dat malafide werkgevers
aangepakt worden, er betere registratie en huisvesting gerealiseerd wordt en dat de
toegang tot zorg voor EU-arbeidsmigranten wordt vergroot.
4. Werk cultuursensitief en aangepast op arbeidssituatie;
De onderzoekers signaleren dat professionals in de zorg, kinderopvang en het onderwijs
meer aandacht zouden willen besteden aan de specifieke situatie waar EU-arbeidsmigranten
zich in bevinden, maar dat dit niet altijd mogelijk is. Daarbij wordt gedacht aan
kinderopvang die eerder open is, afgestemd op werktijden van EU-arbeidsmigranten,
of aan de culturele verschillen die bestaan ten aanzien van de zorg en het onderwijs.
Het kabinet onderschrijft nut en noodzaak van cultuur- en diversiteitssensitief12 werken en dat professionals die veel te maken krijgen met EU-arbeidsmigranten en
hun kinderen hier ook voldoende op moeten worden toegerust. Zo wordt diversiteits-sensitief
werken vanuit de VWS-brede aanpak discriminatie en gelijke kansen in de zorg gestimuleerd
middels de vijf maatregelen die zijn opgesteld in de beleidsnota cultuursensitieve
zorg.13 Tevens wordt er dit jaar vanuit VWS een programma gestart vanuit ZonMW over diversiteitssensitieve
zorg. Voor wat betreft de opvang van kinderen, is het wenselijk dat kinderopvangorganisaties
en gastouders hun aanbod afstemmen op de wensen van de ouders door rekening te houden
met hun werktijden. Bij aanbeveling 6 wordt ingegaan op de aandacht voor culturele
verschillen in het onderwijs.
5. Begin met het winnen van vertrouwen en betrek de doelgroep;
Terecht stellen de onderzoekers dat het betrekken van EU-arbeidsmigranten onder het
motto «niets over ons, zonder ons» belangrijk is. Dat dient wat het kabinet betreft
op alle niveaus vorm te krijgen.
In navolging hiervan is vanuit het Rijk sinds 2022 het netwerk sleutelpersonen arbeidsmigranten
van start gegaan. Dit netwerk bestaat uit personen uit de doelgroep en/of die dagelijks
in contact zijn met EU-arbeidsmigranten, directe hulp verlenen, veelal werkzaam bij
zorg- en welzijnsorganisaties of vakbonden. Thema’s rondom zorg en welzijn passeren
regelmatig als gespreksonderwerp.
De onderzoeksresultaten zijn met het netwerk besproken, om te bezien of de in het
rapport geschetste zorgen en aanbevelingen werden herkend vanuit de dagelijkse praktijk.
Ook zie ik dergelijke initiatieven steeds vaker in gemeenten waar actief beleid rondom
EU-arbeidsmigranten wordt gevoerd. In verschillende gemeentelijke actieplannen zijn
concrete initiatieven opgenomen om EU-arbeidsmigranten te betrekken in het beleid.
6. Gebruik het onderwijs als ingang;
Onderzoekers geven aan dat uit de gesprekken met professionals het beeld ontstaat
dat het overgrote deel van de leerplichtige EU-11 kinderen naar school gaat. Aanbevolen
wordt de school als startpunt te zien voor het contact met de ouders. Hieraan kan
invulling gegeven worden met een contactpersoon voor EU-arbeidsmigranten. Ook kan
voorlichting over culturele verschillen worden gegeven aan onderwijsprofessionals.
Verschillen in educatie kunnen worden tegengaan, door bijvoorbeeld 1 uur extra onderwijs
te verzorgen voor betere «leer-kansen-profielen».
Het kabinet vindt het belangrijk dat alle kinderen, ongeacht waar zij vandaan komen,
naar school gaan. Kinderen die niet uit Nederland komen, kunnen vaak niet zonder extra
ondersteuning instromen in het reguliere onderwijs. Daarom ontvangen scholen in het
primair onderwijs (po) en voortgezet onderwijs (vo) aanvullende bekostiging voor leerlingen
die nieuw zijn in Nederland. Daaronder vallen ook kinderen van arbeidsmigranten. Met
de aanvullende bekostiging kunnen scholen een onderwijsaanbod organiseren dat is gericht
op het leren van de Nederlandse taal. En via dit aangeboden nieuwkomers-onderwijs
stromen kinderen uiteindelijk verder in het reguliere onderwijs.
Omgaan met verschillende culturen is belangrijk in het nieuwkomersonderwijs. Dat speelt
niet alleen in het onderwijs aan kinderen van arbeidsmigranten, maar voor alle kinderen
die uit een ander land komen.
In het onderwijsveld bestaat veel expertise over het onderwijs aan nieuwkomers. Scholen
kunnen voor ondersteuning bovendien terecht bij LOWAN14.
In de praktijk blijkt dat scholen in het nieuwkomersonderwijs goede contacten hebben
met ouders, omdat dat soms nodig is voor het onderwijs aan hun kinderen. Het leggen
van contact met ouders voor andere doeleinden dan zaken die het onderwijs van hun
kinderen aangaan is geen taak van de school.
7. Stimuleer voorschoolse educatie en opvang;
In het onderzoek geven professionals aan dat onder ouders weinig bekendheid is over
voorschoolse educatie terwijl dat juist voor deze groep kinderen van grote waarde
kan zijn. Het onderzoek stelt voor te onderzoeken op welke manier voorschoolse educatie
gestimuleerd kan worden.
Kinderen van arbeidsmigranten blijken vaak geen gebruik te maken van voorschoolse
educatie, terwijl dit bij uitstek een groep is die baat kan hebben bij deelname aan
voorschoolse educatie. Daardoor bestaat het risico dat deze kinderen met een taalachterstand
aan de basisschool starten. Gemeenten bepalen welke kinderen onder de doelgroep van
voorschoolse educatie vallen, zodat er maatwerk per gemeente mogelijk is.
Gemeenten ontvangen middelen voor het verzorgen van voorschoolse educatie en zijn
verantwoordelijk voor de toeleiding van hun doelgroepkinderen naar voorschoolse educatie.
Die toeleiding vraagt om een goede communicatie met de ouders. Zoals ook deze studie
laat zien, is het echter een forse uitdaging om deze groep ouders, EU-arbeidsmigranten,
te bereiken. Dit komt bijvoorbeeld doordat zij geen of heel weinig Nederlands spreken.
Maar ook andere zaken veroorzaken dat ouders hun kind niet laten deelnemen aan voorschoolse
educatie. Goede toeleiding van gemeenten vraagt om maatwerk.
Om gemeenten hierbij extra te ondersteunen, is in opdracht van het Ministerie van
OCW een handreiking gemaakt voor gemeenteambtenaren over het verhogen van het bereik
van voorschoolse educatie waarin goede voorbeelden zijn beschreven.15 Daarnaast hebben de 19 gemeenten die deelnemen aan het Nationaal Programma Leefbaarheid
en Veiligheid extra middelen ontvangen voor aanpakken gericht op het vergroten van
deelname aan voorschoolse educatie. Geleerde lessen in deze «focusgebieden» worden
na afloop van de SPUK Kansrijke Wijk in 2026 breder gedeeld.
8. Investeer in preventie in plaats van later symptomen te bestrijden;
De onderzoekers merken op dat, hoewel het in absolute zin nu nog redelijk lijkt te
gaan met kinderen van EU-arbeidsmigranten, veel professionals melding maken van hun
kwetsbare positie en dat bestaande verschillen in de statistieken negatief zijn. Het
gevaar bestaat daardoor dat op lange termijn een steeds kwetsbaardere positie ontstaat
voor deze groep kinderen. Dit inzicht maakt het nodig dat er nu al preventief zou
moeten worden geïnvesteerd, bijvoorbeeld in het inlopen van taalachterstand.
Daar waar het gaat om taal, heeft de Jeugdgezondheidzorg (JGZ) een belangrijke rol
bij het monitoren van de taalontwikkeling van jeugdigen. Signalen van een achterstand
of taalontwikkelingsstoornis kunnen op tijd worden waargenomen en de JGZ kan ouders
wijzen op het belang van en de mogelijkheden omtrent voorschoolse voorzieningen en
naar die mogelijkheden verwijzen.
In 2021 is het project Taalschatten van start gegaan. Dit project wordt gefinancierd
door het Ministerie van VWS/Kansrijke Start en Bernard van Leerfoundation. Taalschatten
wordt uitgevoerd door de Stichting Lezen en Schrijven, Number 5 Foundation en Tilburg
University. De missie van Taalschatten is dat in 2025 alle 170.000 kinderen die jaarlijks
geboren worden taalvaardig aan de basisschool beginnen. Er wordt een integrale aanpak
opgezet gericht op alle (aanstaande) ouders met kinderen in de leeftijd van 0–4 jaar.
Hiertoe wordt aangesloten bij lokale coalities Kansrijke Start.
Daarnaast heeft het verminderen van taalachterstanden aandacht bij het Nederlands
Centrum Jeugdgezondheid. Zo werkt zij aan innovatieve aanpakken om een taalrijke omgeving
te stimuleren. Daarmee werkt ze aan kansengelijkheid, een betere start voor deze kinderen
en een grotere kans op later schoolsucces. Ze ondersteunt bijvoorbeeld een onderzoek
naar een programma waarmee kinderen van 3 tot 6 jaar spelenderwijs hun woordenschat
kunnen vergroten. Dit programma is een voorbeeld van een preventieve aanpak die kan
helpen bij het stimuleren van aandacht voor taal binnen gezinnen.
Terugdringen gezondheidsachterstanden
Ook voor het terugdringen van gezondheidsachterstanden bij (EU-)arbeids-migranten
wordt geïnvesteerd in een preventieve aanpak. Zo heeft Pharos diverse projecten om
zorg en welzijn van kinderen van arbeidsmigranten in Nederland te vergroten en gezondheidsachterstanden
terug te dringen. Pharos ontwikkelde de infographic «Als je ziek bent in Nederland»16 over de eerstelijnsgezondheidszorg in diverse talen en ondersteunt zorgprofessionals
en arbeidsmigranten met een kennisbank gezondheid en arbeidsmigranten. Daarnaast doet
zij onderzoek naar de gezondheid van deze arbeidsmigranten.17 Dit kan helpen om gezondheids-achterstanden terug te dringen.
9. Zet in op kennisdeling tussen gemeenten, Rijk en uitvoeringsorganisaties;
In de zeven gemeenten die in het onderzoek zijn belicht, speelt veelal dezelfde soort
problematiek. Gedurende het onderzoek werd duidelijk dat elke gemeente op haar eigen
manier bezig is met de positie van EU-arbeidsmigranten en hier een eigen beleid op
voert. Om ervaring en kennis uit te wisselen, achten de onderzoekers het aangaan van
samenwerkingsbestanden logisch.
Het kabinet onderschrijft deze aanbeveling. En op verschillende vlakken rondom EU-arbeidsmigranten
wordt samengewerkt om signalen en kennis te delen. Zo werkt het kabinet onverkort
en met urgentie aan de uitvoering van de aanbevelingen van het Aanjaagteam Bescherming
Arbeidsmigranten van Emile Roemer.18 In dat kader is goed overleg tussen gemeenten, Rijksoverheid en uitvoeringsorganisaties
over de implementatie en aanverwante onderwerpen.
Hierdoor wordt bevorderd dat wet- en regelgeving die op rijksniveau gemaakt worden
ook goed passen bij de praktijksituaties waar bijvoorbeeld gemeenten en uitvoeringsinstanties
tegen aan lopen.
Vanuit het Ministerie van SZW wordt het netwerk sleutelpersonen arbeidsmigranten georganiseerd.
In dit netwerk zijn sleutelpersonen verenigd.
De deelnemers omvatten voornamelijk organisaties die directe hulp verlenen aan arbeidsmigranten
en bijvoorbeeld zorg- en welzijnsorganisaties die zich richten op arbeidsmigranten.
De sleutelpersonen komen veel met arbeidsmigranten in contact en kunnen zo de ervaringen
en signalen die van belang zijn voor beleid overbrengen. Hiermee worden de ervaringen
van arbeidsmigranten direct in het maken van beleid betrokken. Ook heb ik oog voor
signalen die uit andere gremia komen, of bijvoorbeeld uit de grensregio waar kinderen
van arbeidsmigranten woonachtig kunnen zijn in een buurland terwijl de ouders werken
in Nederland en ook hun kinderen naar school gaan in Nederland.
10. Heb oog voor de gemeenten/gebieden met veel van EU-arbeidsmigranten;
De onderzoekers signaleren net als het kabinet dat steeds meer gemeenten specifiek
beleid maken ten aanzien van de groep EU-arbeidsmigranten.
Ze signaleren dat het nodig is gezamenlijk op te trekken met gemeenten, Rijksoverheid
en uitvoeringsorganisaties om elkaar daarin te ondersteunen.
Sinds april 2022 is er een ondersteuningsteam arbeidsmigranten operationeel bij de
VNG. Dit team ondersteunt gemeenten proactief, met subsidie van de Ministeries van
BZK en SZW, om te komen tot samenhangend beleid op het gebied van EU-arbeidsmigranten
en regionale samenwerking tussen gemeenten.
Het ondersteuningsteam zorgt ook voor meer verbinding tussen gemeenten. Bij de VNG
is daarnaast een klankbordgroep arbeidsmigratie actief, waarin wethouders standpunten
uitwisselen over de uitvoering van de aanbevelingen van het Aanjaagteam Bescherming
Arbeidsmigranten. Deze standpunten worden uitgewisseld met de Rijksoverheid op verschillende
niveaus, om te zorgen dat in de uitvoering rekening gehouden wordt dat wet- en regelgeving
en ander beleid aansluit bij de praktijk in gemeenten.
11. Stop met denken in patronen van tijdelijkheid.
De onderzoekers stippen terecht aan dat voor veel arbeidsmigranten, en zeker voor
de mensen die met kinderen in Nederland verblijven, geldt dat zij niet kunnen worden
beschouwd als «tijdelijke» arbeidsmigranten. Dit terwijl systemen, beleid en wetgeving
soms nog te veel uitgaan van dat principe van tijdelijkheid.
Het kabinet vindt het belangrijk om bij het maken van beleid rondom arbeidsmigratie
meer oog te hebben én houden voor de diversiteit die bestaat binnen de bredere groep
EU-arbeidsmigranten. Er moet rekening worden gehouden met EU-arbeidsmigranten die
zowel kort als langdurend verblijven in Nederland: daar moet goed beleid op zijn gevormd.
Dit betekent, bijvoorbeeld voor EU-arbeidsmigranten die langer in Nederland verblijven,
ook dat aandacht moet worden besteed aan taalvaardigheid en aan integratie.
Verder wordt nader bekeken hoe de onderzoeksresultaten kunnen landen in beleid dat
wordt gevoerd voor recent gearriveerde gezinnen. Bij het maken van beleid hiertoe,
geef ik opvolging aan de aanbeveling van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten
door deskundige en betrokken sleutelpersonen uit de doelgroep te betrekken.
Vervolg
Zoals eerder aangegeven, onderschrijf ik de aanbevelingen en de signalen die aan de
aanbevelingen ten grondslag liggen. Want kinderen van EU-arbeidsmigranten verdienen
goed onderwijs, zorg en een veilig bestaan. Met de aanbevelingen wordt het belang
van het vasthouden en daar waar nodig verbeterd uitvoeren van het ingezette beleid
benadrukt om de positie van kinderen van EU-arbeidsmigranten te verbeteren. Hiertoe
behoort het onverkort en met urgentie uitvoeren van de aanbevelingen van het Aanjaagteam
Bescherming Arbeidsmigranten en het beleid dat gericht is op het verbeteren van de
positie van EU-arbeidsmigranten op de arbeidsmarkt en hun woon- en werkomstandigheden.
Verbeteringen in de situatie van ouders hebben rechtstreeks invloed op de positie
van hun kinderen.
Recent heb ik het onderzoek ook met gemeenten en provincies besproken. In dat gesprek
heb ik afgesproken dat we de onderzoeksresultaten met de VNG en de betrokken partijen
(waaronder de gemeenten Den Haag en Rotterdam) nader bespreken en dat we gezamenlijk
optrekken. Om daarmee de kinderen niet uit het oog te verliezen, de positie van zowel
ouders als kinderen te blijven verbeteren en te zorgen voor een goede leefomgeving
voor ouder en kind.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid