Brief regering : Reactie op de motie van het lid Keijzer c.s. over uitstel vragen voor de stemming over de IHR en het pandemieakkoord tijdens de Wereldgezondheidsvergadering (Kamerstuk 25295-2175)
25 295 Infectieziektenbestrijding
Nr. 2182
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 mei 2024
Met deze brief wil ik namens het kabinet reageren op de motie Keijzer die uw Kamer
op 16 april 2024 heeft aangenomen.1 In deze motie roept de Kamer de regering op om ten aanzien van de onderhandelingen
over de beoogde wijzigingsvoorstellen op de Internationale Gezondheidsregeling (IHR)
en over een nieuw pandemie-instrument die tijdens de 77e Wereldgezondheidsvergadering (WHA77) eind mei 2024 tot afronding moeten komen, te
vragen om verlenging van de onderhandelingsdeadline. Indien dit verzoek niet door
de WHA wordt gesteund, dan zou Nederland tegen de voorgestelde wijzigingen van de
IHR en tegen het tot stand te komen pandemie-instrument in zijn geheel dienen te stemmen.
De onderhandelingen over de wijzigingen van de IHR en die over het pandemie-instrument
zijn nog gaande. Wanneer beide onderhandelingstrajecten tot een daadwerkelijke afronding
komen, dan zullen tijdens de WHA de wijzigingsvoorstellen op de IHR ter vaststelling
worden voorgelegd. Voor het pandemie-instrument zal er een verdragstekst ter vaststelling
worden voorgelegd.
Allereerst wil ik graag opmerken dat het beeld dat naar voren komt uit de overwegingen
die ten grondslag liggen aan de motie, onjuist is. Zo wordt gesteld dat het lopende
IHR-onderhandelingsproces niet zou voldoen aan de procedurele verplichtingen in artikel
55 van de IHR. In dat artikel wordt bepaald dat wijzigingsvoorstellen die ter beoordeling
aan de WHA worden voorgelegd, minstens vier maanden van tevoren moeten zijn ingediend.
De voorgestelde wijzigingen op de IHR zijn in september 2022 door de Partijen bij
de IHR ingediend. Deze zijn in november 2022 openbaar gemaakt en daarna inhoudelijk
en technisch beoordeeld door een speciaal daarvoor opgerichte IHR Review Committee
(IHR-RC) van onafhankelijke experts.
Het adviesrapport van dit comité is in februari 2023 gepubliceerd en bevat adviezen
per wijzigingsvoorstel. Sindsdien wordt in de speciaal voor dat doel opgerichte Working
Group on amendments to the IHR (WGIHR), een sub orgaan van de WHA, door de 194 lidstaten
die partij zijn bij de IHR onderhandeld over de wijzigingsvoorstellen. Dit betekent
dat er over de voorstellen die ter besluitvorming worden voorgelegd aan de WHA in
mei 2024 al ruim 18 maanden uitgebreid gesproken en onderhandeld zal zijn in acht
opeenvolgende gespreksrondes. Daarmee is aan de verplichting van artikel 55 onder
de IHR ruimschoots voldaan.
In de motie wordt ook gesteld dat de relatie tussen de IHR en het pandemie-instrument
onduidelijk is. Dit is een regelmatig terugkerend punt van aandacht tijdens de onderhandelingen
over beide instrumenten en heeft de aandacht van de lidstaten. Het pandemie-instrument
en de IHR zijn complementair aan elkaar. Op verschillende plekken in het pandemie-instrument
wordt verwezen naar de IHR.
Ik wil er in deze brief graag nogmaals op wijzen dat de eventuele aanvaarding van
het onderhandelingsresultaat voor beide instrumenten tijdens de 77e WHA in mei 2024 niet betekent dat ons land daar vanaf dat moment aan gebonden is.
Het is op basis van artikel 91 van de Grondwet immers niet mogelijk dat Nederland
wordt gebonden aan een verdrag zonder voorafgaande goedkeuring van de Staten-Generaal.
Zonder deze goedkeuring is het niet mogelijk dat een verdrag zoals het pandemie instrument
verplichtingen oproept voor Nederland.
In de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen is de nationale goedkeuringsprocedure
nader uitgewerkt. De regering onderhandelt over de verdragen en besluit of een verdrag
ondertekend wordt namens het Koninkrijk; de Staten-Generaal keuren een verdrag goed.
Pas na goedkeuring van de Staten-Generaal kan een verdrag geratificeerd worden, waardoor
het Koninkrijk gebonden wordt aan een verdrag. De Staten-Generaal zullen via de uitdrukkelijke
parlementaire goedkeuringsprocedure uitgebreid de mogelijkheid krijgen om zich over
het pandemie-instrument een mening te kunnen vormen.
Wijzigingen van een uitvoeringsverdrag als de IHR worden normaliter via een voorhangprocedure
aan het parlement voorgelegd. Echter, zoals in mijn brief van 16 februari 2024 aangegeven,
zal vanwege het feit dat er meerdere wijzigingen tegelijk op de IHR worden voorgesteld
en vanwege de relatie met het pandemie-instrument, direct ingezet worden op de uitdrukkelijke
parlementaire goedkeuringsprocedure.
Dit betekent dat na aanvaarding van de voorliggende wijzigingsvoorstellen op de IHR,
de directeur-generaal van de WHO deze zal notificeren aan de lidstaten waarna de uitdrukkelijke
parlementaire goedkeuringsprocedure volgt die zal leiden tot het al dan niet accepteren
van de wijzigingsvoorstellen. Het pandemie-instrument zal na een juridische en linguïstische
controle ter ondertekening worden voorgelegd aan de lidstaten, waarna de uitdrukkelijke
parlementaire goedkeuringsprocedure kan volgen die zal leiden tot het al dan niet
ratificeren van het pandemie-instrument.
Tijdens de WHA wordt er door de WHO-lidstaten bij voorkeur bij consensus besloten.
Nederland is internationaal een van de toonaangevende landen als het gaat om internationale
samenwerking op het vlak van volksgezondheid en één van de mede-initiatiefnemers van
het pandemieverdrag. De onderhandelingen worden door de Europese Commissie naast de
lidstaten gevoerd. Op dit moment is er EU-consensus om de onderhandeling af te ronden
voor de WHA van mei 2024. De regering is het eens met die inzet.
Zoals toegezegd in mijn brief van 16 februari 2024 (Kamerstuk 25 295, nr. 2166) over de onderhandelingen over het pandemieverdrag en de IHR, zal ik voor de Wereldgezondheidsvergadering
uw Kamer op de hoogte stellen van de laatste stand van zaken.
De Minister voor Medische Zorg,
P.A. Dijkstra
Indieners
-
Indiener
P.A. Dijkstra, minister voor Medische Zorg