Brief regering : Stand van zaken ggz in de Wet langdurige zorg
25 424 Geestelijke gezondheidszorg
34 101
Initiatiefnota van het lid Merkies over duurzaam bankieren
Nr. 688
BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 mei 2024
In het najaar van 2023 hebben wij, de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
(VWS) en de Staatssecretaris van VWS, u geïnformeerd over de voortgang van de uitvoering
van bestuurlijke afspraken die wij hebben gemaakt met Valente, de Nederlandse ggz,
ZN, VNG en MIND (hierna: de partijen) over passende zorg en ondersteuning voor mensen
met een psychische aandoening en een langdurige (intensieve) zorgvraag.1 Met deze brief geven wij invulling aan onze toezegging u dit voorjaar opnieuw te
informeren over de voortgang van de uitvoering van de afspraken en de actuele ontwikkelingen
ten aanzien van het vraagstuk.
Aan het eind van deze brief gaan wij tevens in op de stand van zaken en vervolgaanpak
rond het overgangsrecht voor ggz-behandeling, conform de toezegging van de Minister
van VWS in de brief die u hierover medio vorig jaar heeft ontvangen.2
De belangrijkste punten uit deze brief zijn als volgt:
– Het afgelopen jaar hebben alle partijen hun bijdrage geleverd aan de uitvoering van
de bestuurlijke afspraken die medio vorig jaar zijn gemaakt over passende zorg en
ondersteuning voor mensen met een psychische aandoening en een langdurige zorgvraag.
De uitvoering van de kortetermijnmaatregelen is inmiddels vergevorderd en we zijn
gestart met de uitwerking van de aanpak voor de lange termijn.
– In Q1 dit jaar hebben we, zoals afgesproken, de balans opgemaakt in relatie tot de
doelstellingen. Inmiddels lijkt een daling van het maandelijkse aantal nieuwe cliënten
met een Wlz-indicatie voor ggz-wonen te zijn ingezet. Als verantwoordelijke bewindspersonen
hebben wij op basis van deze resultaten besloten geen financiële maatregelen te treffen
voor het jaar 2025. Voorzichtigheid blijft echter geboden.
– De daling moet uiteindelijk doorzetten richting een stabiele instroom van maximaal
100 nieuwe cliënten met een Wlz-indicatie voor ggz-wonen per maand. Zolang die doelstelling
nog niet is bereikt, staat de houdbaarheid van de zorg in de Wlz op de langere termijn
nog altijd onder druk. Blijvende inzet is daarom nodig.
– We zijn begin dit jaar gestart met de uitwerking van de aanpak voor de lange termijn.
Daarin werken we samen met de partijen toe naar een werkagenda met concrete afspraken
over een aantal thema’s die raken aan passende zorg en ondersteuning voor deze doelgroep.
De werkagenda is naar verwachting dit najaar gereed.
– Verschillende partijen, waaronder Valente, de Nederlandse ggz, MIND en ZN, hebben
de afgelopen periode gewerkt aan het kwaliteitskader «Woonzorg in de langdurige ggz».
Het kader wordt naar verwachting in juni gepubliceerd waarna de implementatie kan
starten.
– Als Minister van VWS heb ik de afgelopen periode een aantal stappen gezet om in beeld
te brengen wat de gevolgen zijn van beëindiging van het overgangsrecht voor de bekostiging
van ggz-behandeling voor Wlz-cliënten met een psychische aandoening. Ik concludeer
dat het beëindigen van dit overgangsrecht samenhangt met bredere ontwikkelingen in
de Wlz. Het is aan onze opvolgers om een besluit te nemen over de wijze en de termijn
waarop het overgangsrecht kan worden beëindigd.
Achtergrond bestuurlijke afspraken en algemene voortgang
Sinds de Wlz per 1 januari 2021 is opengesteld voor mensen met een psychische aandoening
die voldoen aan de toegangscriteria, hebben veel meer mensen dan vooraf verwacht een
Wlz-indicatie voor ggz-wonen gekregen. Hierdoor staat de houdbaarheid van de langdurige
ggz in de Wlz onder druk. Ook is het de vraag of de zorg die in het kader van de Wlz
wordt geboden ook daadwerkelijk de best passende zorg is voor alle mensen die nu een
indicatie voor deze zorg hebben gekregen. Graag verwijzen wij u naar onze eerdere
brief voor een uitgebreide toelichting op de achtergrond van het vraagstuk en de probleemanalyse.3
Om bovenstaande redenen hebben wij intensieve gesprekken gevoerd met de partijen betrokken
bij de langdurige ggz in de Wlz en in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015).
De gesprekken hebben geleid tot bestuurlijke afspraken over een pakket aan maatregelen
voor de korte- en lange termijn. De bestuurlijke afspraken heeft u in het voorjaar
van 2023 ontvangen.4 Naast de eerder genoemde partijen is ook het CIZ betrokken bij de uitvoering van
deze bestuurlijke afspraken, gezien de rol die het CIZ heeft in het bepalen van de
toegang tot de Wlz.
In de afspraken staat het principe van passende zorg centraal. Dat betekent dat we
samen met de partijen inzetten op zorg en ondersteuning die aansluit bij de zorgbehoefte
die mensen hebben en hun perspectief op herstel. Deze inzet moet ertoe leiden dat
het aantal mensen dat vanwege een psychische aandoening een indicatie krijgt voor
de Wlz (ggz-wonen) afneemt. Het afgelopen jaar hebben alle betrokken partijen hun
bijdrage geleverd aan de uitvoering van de afspraken. Inmiddels zijn de kortetermijnmaatregelen
afgerond of is de uitvoering daarvan vergevorderd en zijn we gestart met de uitwerking
van de langetermijnaanpak. Later in deze brief lichten we de voortgang op de verschillende
onderdelen van de afspraken nader toe.
Ontwikkelingen aantal Wlz-indicaties voor ggz-wonen
Alle partijen spannen zich in om de ambitie om te komen tot passende zorg en ondersteuning
voor mensen met een psychische aandoening waar te maken. Daarin hebben we inmiddels,
een jaar na het sluiten van de bestuurlijke afspraken, belangrijke stappen gezet.
We hebben met de partijen concrete afspraken gemaakt over kwantitatieve doelstellingen
ten aanzien van het aantal nieuwe Wlz-indicaties voor ggz-wonen. De eerste doelstelling
is dat de afspraken, met name de kortetermijnmaatregelen, moeten resulteren in een
afname van ten minste 20% in het totale aantal nieuwe Wlz-indicaties voor mensen met
een psychische aandoening.5 Deze afname zou uiterlijk in Q1 van dit jaar zichtbaar moeten zijn geworden. Daarbij
moet een duidelijke trendbreuk te zien zijn, met een dalende trend in de beweging
richting de Wlz.
In Q1 van 2024 hebben we zoals afgesproken met de partijen de balans opgemaakt in
relatie tot bovenstaande doelstellingen. Inmiddels lijkt een daling van het aantal
nieuwe cliënten dat maandelijks een Wlz-indicatie voor ggz-wonen krijgt te zijn ingezet.
Deze daling leek al zichtbaar te worden in de laatste maanden van 2023 en is in de
eerste maanden van dit jaar verder doorgezet. In 2023 kregen per maand gemiddeld 236
mensen vanwege een psychische aandoening een indicatie voor zorg in de Wlz. Dit aantal
is inmiddels afgenomen naar 150 in januari, 127 in februari en 135 in maart dit jaar.
Daarmee lijkt zich een afbuiging richting de uiteindelijke doelstelling van maximaal
100 nieuwe cliënten per maand af te tekenen.
Als verantwoordelijke bewindspersonen concluderen wij op basis van bovenstaande resultaten
dat de eerste doelstellingen uit de bestuurlijke afspraken zijn behaald. Op basis
van de resultaten tot nu toe hebben wij besloten om voor het jaar 2025 geen financiële
maatregelen te treffen, zoals een tariefmaatregel voor de ggz in de Wlz en/of een
uitname uit het gemeentefonds. Wij concluderen echter ook dat de einddoelstelling
nog niet is bereikt, en dat voorzichtigheid daarom geboden blijft. Het is nog geen
gegeven dat de daling doorzet richting een stabiele instroom van maximaal 100 nieuwe
cliënten per maand. Zolang dit niet het geval is staat de houdbaarheid van de zorg
in de Wlz op de langere termijn nog altijd onder druk en is het niet uit te sluiten
dat op de langere termijn, na 2025, alsnog maatregelen moeten worden getroffen. Blijvende
inzet is daarom nodig, zowel op de kortetermijnmaatregelen als op de lange termijn.
We blijven de voortgang, samen met de betrokken partijen, nauwlettend monitoren. Bij
nieuwe ontwikkelingen zullen wij u opnieuw informeren.
Voortgang kortetermijnmaatregelen
Sinds het sluiten van de bestuurlijke afspraken medio vorig jaar hebben we met de
partijen ingezet op drie maatregelen die op korte termijn een bijdrage moesten leveren
aan het verminderen van het aantal mensen dat vanwege een psychische aandoening toegang
krijgt tot de Wlz. Hieronder lichten we de stand van zaken ten aanzien van deze maatregelen
nader toe.
1. Beter duiden van de toegangscriteria
In onze vorige voortgangsbrief hebben wij u geïnformeerd over het hulpmiddel dat met
behulp van partijen, experts uit de praktijk en onder leiding van de Argumentenfabriek
is ontwikkeld om professionals van gemeenten, zorgaanbieders en het CIZ te helpen
in te schatten of een cliënt in aanmerking kan komen voor een Wlz-indicatie, of dat
ondersteuning vanuit een ander wettelijk kader toch beter passend is. Het hulpmiddel
heeft u als bijlage bij deze eerdere voortgangsbrief ontvangen.6 Met de publicatie van dit hulpmiddel is de eerste kortetermijnmaatregel afgerond.
Als onderdeel van de langetermijnaanpak, waar we later in deze brief op in gaan, verkennen
we samen met de partijen welke aanvullende acties ingezet kunnen worden om de afbakening
tussen de Wmo en de Wlz voor deze doelgroep verder te verduidelijken.
2. Regioaanpak
Er ligt een belangrijke opgave voor gemeenten, zorgkantoren en zorgaanbieders om op
regionaal niveau samen te werken aan passende zorg en ondersteuning voor mensen met
een psychische aandoening en een langdurige zorgvraag, in het bijzonder op het snijvlak
tussen de Wmo en de Wlz. Daarbij zijn er regionale verschillen in het aantal mensen
met een psychische aandoening dat een indicatie krijgt voor zorg in de Wlz. De afgelopen
periode zijn bovengenoemde partijen op zorgkantoorregioniveau in gesprek gegaan over
dit vraagstuk en hebben zij een plan van aanpak opgesteld. Dit traject wordt ondersteund
door KPMG, in opdracht van VWS, en door ZN en de VNG.
Voor iedere zorgkantoorregio heeft KPMG in samenwerking met VWS een regiobeeld7 opgesteld. Vervolgens hebben de regionale partijen afgelopen zomer en najaar gesprekken
gevoerd over de ontwikkelingen die zichtbaar zijn in de regio en de benodigde vervolgaanpak.
Dit heeft inmiddels in vrijwel alle regio’s geleid tot een plan van aanpak om te komen
tot (beter) passende zorg voor mensen met een psychische aandoening en een zorgvraag
op het snijvlak tussen Wmo en Wlz.8 In de plannen van aanpak staan uiteenlopende maatregelen, bijvoorbeeld over betere
samenwerking in de regio rondom deze doelgroep, het organiseren van (sub)regionale
casuïstiektafels, maar ook scherpere toetsing op het aanvragen van een Wlz-indicatie
door het hanteren van het hulpmiddel dat eerder in deze brief is genoemd door verwijzers
in de regio of het hanteren van een «nee, tenzij»-beleid voor het aanvragen van een
Wlz-indicatie voor mensen jonger dan 30 jaar.
De partijen in de regio’s hebben afgelopen najaar veel werk verricht om binnen een
relatief kort tijdsbestek gesprekken te organiseren en gezamenlijk te komen tot een
vervolgaanpak. Dat dit in vrijwel alle regio’s is gelukt, is een mooi resultaat. Een
belangrijke opbrengst van dit proces is dat het vraagstuk bij de betrokken partijen,
ook op regionaal niveau, nadrukkelijk op de agenda staat en dat er (nieuwe) regionale
samenwerkingen ontstaan of worden geïntensiveerd. Het is de komende periode aan de
partijen in de regio’s om uitvoering te geven aan de acties en maatregelen uit de
plannen van aanpak. Tot en met de zomer zal dit nog worden gemonitord en ondersteund
door KPMG, onder andere door inzet op kennisuitwisseling en het delen van goede voorbeelden.
Daarnaast hebben de bestuurlijke aanjagers, Jan Berndsen en Bert Frings, met een aantal
regio’s gesprekken gevoerd over het vraagstuk en de voortgang. Jan Berndsen gaat ook
de komende periode nog in gesprek met een aantal regio’s over het plan van aanpak
en de voortgang.
Parallel aan de uitvoering van de plannen door de regio’s gaan we met de landelijke
partijen in gesprek over de borging en het vervolg van de regioaanpak. Onderdeel daarvan
is het structureel beschikbaar houden van de data die in het kader van de regioaanpak
inzichtelijk is gemaakt en beschikbaar is gesteld op het dashboard dat door KPMG is
ontwikkeld. We streven ernaar de data over de langdurige ggz in de Wlz structureel
onder te brengen op www.regiobeeld.nl, zodat deze informatie openbaar toegankelijk blijft en door de regionale partijen
kan worden benut ten behoeve van de vervolgaanpak. Hierover zijn we op dit moment
in gesprek met het RIVM en KPMG.
De partijen hebben bestuurlijk afgesproken dat, naast de inzet in de regionale gesprekken,
gemeenten samen met zorgaanbieders en waar mogelijk zorgkantoren in 2023 gefaseerd
starten met een pilot doelgroepbespreking, waarin partijen in de regio aan de hand
van (geanonimiseerde) casuïstiek uit de regio, of cliëntprofielen die een specifieke
cliëntgroep illustreren, verder verdiepen op een specifiek vraagstuk dat in die regio
speelt. In vijf regio’s is een dergelijk gesprek gevoerd in het kader van deze pilot.
Ook het CIZ heeft daaraan deelgenomen. De ervaring in deze regio’s is dat het gesprek
verdere duiding geeft aan de ontwikkelingen in de regio en aan de afwegingen die door
verschillende partijen, onder andere zorgaanbieders, gemeenten en onderzoekers bij
het CIZ, worden gemaakt rondom de toegang tot de Wlz voor cliënten met een zorgvraag
op het snijvlak van de Wmo en de Wlz. De meerwaarde van de pilot ten aanzien van het
aanscherpen van het plan van aanpak of het maken van concrete vervolgafspraken lijkt
echter vooralsnog beperkt. Met de partijen hebben we daarom afgesproken om tot de
zomer in een aantal nieuwe regio’s een dergelijk verdiepend gesprek te voeren. Op
basis van de ervaringen met deze tweede ronde maken we met de partijen nadere afspraken
over het vervolg van de pilots doelgroepbespreking
3. Afgeven van langer durende Wmo-beschikkingen voor beschermd wonen en intensieve
ambulante begeleiding
In onze brief van december 2023 hebben wij u geïnformeerd over de uitkomsten van een
onderzoek naar de duur van beschikkingen voor beschermd wonen en intensieve ambulante
begeleiding in de Wmo. In de bestuurlijke afspraken is als doel gesteld dat gemeenten
vaker langer durende beschikkingen afgeven. Uit dit onderzoek bleek dat de meeste
beschikkingen (75%) voor de duur van één jaar worden afgegeven. Er is een aantal gemeenten
dat alleen maar beschikkingen voor de duur van (maximaal) 1 jaar afgeeft maar er zijn
ook gemeenten beschikkingen met een langere looptijd afgeven. Enkele gemeenten geven
zelfs alleen beschikkingen voor onbepaalde tijd af, waarbij ze periodiek evalueren
of de ondersteuning nog nodig is of aanpassing behoeft. Bestuurlijk is afgesproken
om in navolging van het onderzoek kwantitatieve afspraken te maken over de duur van
de beschikkingen. In overleg met de partijen is echter geconcludeerd dat het onderzoek
daarvoor onvoldoende handvatten biedt.
Om deze reden is afgesproken verder te gaan met een kwalitatieve aanpak. Het doel
is om voor cliënten met een psychische aandoening en een langdurige zorgvraag meer
maatwerk ten aanzien van de duur van de beschikkingen te realiseren en een beweging
naar een (meer) passende beschikkingsduur in gang te zetten in plaats van een standaard
beschikkingsduur. Dit maatwerk heeft naar verwachting tot gevolg dat voor meer cliënten
langer durende beschikkingen worden afgegeven. In Q1 van dit jaar is door de VNG in
samenwerking met het Ketenbureau i-Sociaal Domein en het CAK een leertraject voor
gemeenten gestart. Dit leertraject, onder de naam «Verrassend passend», richt zich
zowel op mensen met psychische en psychosociale problemen als mensen met een levenslange
beperking. Het primaire doel van het leertraject is om tot een (meer) passende beschikkingsduur
te komen waarbij de duur van de beschikking aansluit bij de (verwachte) duur van de
ondersteuningsvraag. Dat betreft individueel maatwerk. Een passende beschikkingsduur
zorgt voor meer rust en zekerheid voor de betreffende mensen die langdurige ondersteuning
behoeven. Ook leidt dit naar verwachting tot minder herindicaties en daardoor ook
minder administratieve handelingen voor gemeenten. In de praktijk ontstaat menigmaal
achterstand bij gemeenten vanwege (te) frequente herindicaties en de administratieve
lasten die daarmee gepaard gaan, bijvoorbeeld rond berichtenverkeer voor gemeenten
en cliënten, ook in relatie tot de eigen bijdrage. Een passende beschikkingsduur laat
onverlet dat gemeenten en professionals de vinger aan de pols willen blijven houden
(evaluatiemomenten) om te bezien of de ingezette ondersteuning aanpassing behoeft.
Om gemeenten te stimuleren tot deelname aan het leertraject hebben alle centrumgemeenten
informatie over de tijdigheid van start- en stopberichten, het percentage terugtrekkingen
en percentage correcties van de eigen bijdrage in hun regio ontvangen, met daarbij
het aanbod om mee te doen in dit leertraject. Het leertraject is in maart dit jaar
gestart. Inmiddels hebben zich 11 gemeenten aangemeld. Binnen het leertraject voert
het Ketenbureau samen met het CAK gesprekken met stakeholders en wordt samen met de
regio/gemeenten een plan opgesteld voor passend beschikken. In het leertraject wordt
ervaring opgedaan met passend beschikken en wordt bezien welke mogelijke belemmeringen
spelen en hoe deze kunnen worden ondervangen. Medio dit jaar wordt bezien waar behoefte
aan is: bijvoorbeeld in het kader van de kennisuitwisseling, handreikingen, factsheets
of instrumenten. Verder zijn de uitkomsten van het onderzoek over beschikkingsduur
betrokken bij de regioaanpak. Een aantal regio’s heeft in het plan van aanpak opgenomen
om aan de slag te gaan met een bij de doelgroep passende beschikkingsduur. In het
kader van de regioaanpak zijn de regionale contactpersonen geïnformeerd over het leertraject
en de mogelijkheid daar aan deel te nemen.
We monitoren de voortgang van de activiteiten en de ontwikkeling naar meer maatwerk
– hetgeen naar verwachting leidt tot beter passende en daarmee in een aantal gevallen
ook langer durende beschikkingen- in de loop van dit jaar. Als de activiteiten onvoldoende
effect sorteren dan bespreken we met de partijen of bijsturing nodig is.
Voortgang langetermijnmaatregelen
Nu de uitvoering van de kortetermijnmaatregelen ver gevorderd is en de eerste doelstelling
is behaald, ontstaat ruimte om gezamenlijk met de partijen de aanpak voor de lange
termijn verder vorm te geven. In de volgende fase verschuift de focus dan ook van
de korte termijn naar de aanpak voor de lange termijn. Het doel van deze langetermijnaanpak
is om de beweging die met de kortetermijnmaatregelen is ingezet meer duurzaam te versterken
en bestendigen, namelijk de beweging naar passende zorg voor mensen met een psychische
aandoening en een langdurige zorgvraag.
Begin dit jaar zijn we met de partijen gestart met de uitwerking van een gezamenlijke
werkagenda, waarin we toewerken naar concrete afspraken voor de komende jaren over
een aantal belangrijke thema’s voor het vervolg. De werkagenda beperkt zich niet tot
het vraagstuk rond de toegang tot de Wlz maar gaat breder over passende zorg in de
langdurige ggz. De langetermijnaanpak is erop gericht nog beter in beeld te brengen
wat passende zorg en ondersteuning betekent voor de doelgroep. Van daaruit wordt ook
bezien op welke manier wet- en regelgeving hier ondersteunend aan kan zijn. De vier
thema’s die nu worden uitgewerkt zijn kennis(ontwikkeling), afbakening tussen de zorg
en ondersteuning vanuit de Wmo en de Wlz voor deze doelgroep, doorontwikkeling van
de langdurige ggz en zorginnovatie in de langdurige ggz. De werkagenda is naar verwachting
in het najaar gereed.
Parallel aan de eerste uitwerking van de thema’s zijn we in gesprek met het Trimbos
Instituut over het verzamelen en analyseren van de huidige inzichten over de langdurige
ggz en de doelgroep die op deze zorg en ondersteuning is aangewezen. Deze analyse
heeft als doel een feitelijk beeld op te stellen van de ontwikkelingen rond de doelgroep
en de hulpverlening aan deze doelgroep, ten behoeve van de aanscherping van de langetermijnaanpak
en het gesprek dat we hierover met de partijen voeren. De voorlopige planning is dat
de eerste resultaten van het onderzoek dit najaar beschikbaar zijn. Het volledige
onderzoek is naar verwachting einde van dit jaar afgerond.
Totstandkoming Kwaliteitskader «Woonzorg in de langdurige ggz»
Verder hebben de partijen, naast de inzet vanuit de bestuurlijke afspraken, aan het
kwaliteitskader «Woonzorg in de langdurige ggz» gewerkt. In dit kader wordt de gewenste
kwaliteit van zorg voor cliënten (en diens naasten) met een psychische aandoening
en een langdurige behoefte aan (woon)zorg in de Wlz beschreven. Het kwaliteitskader
is onlangs bij het Zorginstituut Nederland ingediend voor de toetsing voor opname
in het Register.9 Het kader wordt naar verwachting in juni gepubliceerd waarna de implementatie kan
starten. Wij zijn onder de indruk van de inzet van alle betrokken partijen om binnen
relatief korte tijd een door het alle betrokken partijen breed gedragen kader te ontwikkelen
en zullen de implementatie en de effecten hiervan met interesse volgen.
Tot slot heeft de IGJ het afgelopen jaar verschillende bezoeken aan aanbieders van
langdurige ggz in de Wlz afgelegd. De IGJ werkt aan een analyse van deze bezoeken
en brengt hierover binnenkort een factsheet naar buiten.
Vervolg overgangsrecht ggz-behandeling
In het voorjaar van 2023 heb ik, de Minister van VWS, u geïnformeerd over het overgangsrecht
voor de positionering van ggz-behandeling voor mensen met een Wlz-indicatie voor ggz-wonen.10 Met de wetswijziging waarmee (rechtstreekse) toegang tot de Wlz voor mensen met een
psychische aandoening mogelijk is gemaakt, is in de wet ook geregeld dat onder de
aanspraak op specifieke behandeling in de Wlz voor deze doelgroep ook ggz-behandeling
wordt verstaan. Echter, op dit moment ontvangt een deel van de mensen met een Wlz-indicatie,
namelijk diegenen die niet verblijf alsmede behandeling van dezelfde zorgaanbieder
ontvangen, de benodigde ggz-behandeling nog niet ten laste van de Wlz, maar ten laste
van de Zvw. Dit is geregeld via een overgangsrecht dat op dit moment nog steeds van
kracht is.11
In mijn eerdere brief heb ik u gemeld dat het beëindigen van dit overgangsrecht gepaard
gaat met forse uitvoeringsconsequenties die nog onvoldoende in beeld zijn. Daarbij
heb ik aangegeven dat het op termijn beëindigen van het overgangsrecht nog altijd
de koers is die ik vaar, maar dat er meer tijd nodig is voor een zorgvuldige voorbereiding.
In die brief heb ik toegezegd u voor het zomerreces opnieuw te informeren over de
voortgang van deze voorbereiding en mijn vervolgaanpak.
In navolging van die toezegging informeer ik u dat ik de afgelopen periode een aantal
stappen heb gezet om de consequenties van beëindiging van het overgangsrecht in beeld
te brengen ten behoeve van een zorgvuldig afgewogen besluit over de wijze en de termijn
waarop het overgangsrecht kan worden beëindigd. Het beter in beeld brengen van de
financiële gevolgen van dit besluit en in hoeverre kan worden voldaan aan de randvoorwaarde
van een budgettair neutrale overheveling is onderdeel van deze verkenning. Het uiteindelijk
beëindigen van het overgangsrecht voor ggz-behandeling hangt ook samen met bredere
ontwikkelingen ten aanzien van (behandeling in) de Wlz. Gezien de demissionaire status
van het huidige kabinet is het aan mijn opvolger om een dergelijk besluit te nemen
bezien vanuit de koers van een volgend kabinet. Het overgangsrecht blijft daarmee
vooralsnog van kracht. Ter voorbereiding op deze besluitvorming werk ik ook de komende
periode, samen met de Nederlandse Zorgautoriteit en het Zorginstituut Nederland, aan
het verder in beeld brengen van de uitvoeringsconsequenties en een feitelijk beeld
van de gevolgen van (beëindiging van) het overgangsrecht.
Bij nieuwe ontwikkelingen ten aanzien van (beëindiging van) het overgangsrecht voor
ggz-behandeling zult u opnieuw worden geïnformeerd.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
C. Helder
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
M. van Ooijen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. Helder, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.