Brief regering : Voorlopig politiek akkoord op de anti-dwangarbeidverordening
26 485 Maatschappelijk verantwoord ondernemen
Nr. 436
                   BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 april 2024
Op 5 maart jl. hebben de Raad, het Europees Parlement (EP) en de Europese Commissie
                  een voorlopig politiek akkoord bereikt in de triloog over de anti-dwangarbeidverordening.1 Op 13 maart werd door het Belgische Voorzitterschap in het Comité van Vertegenwoordigers
                  van de EU lidstaten (Coreper) geconstateerd dat er ruime steun is voor doorgeleiding
                  van het politieke akkoord naar het EP en de Raad voor formele besluitvorming. Inmiddels
                  heeft het EP op 23 april jl. in ruime meerderheid voor het politieke akkoord gestemd.
                  Met deze brief informeer ik uw Kamer over de inhoud van het akkoord, de appreciatie
                  van het kabinet en de vervolgstappen.
               
Het kabinet onderschrijft het belang van deze verordening en ziet het akkoord als
                  een belangrijke stap in de Europese inspanningen om dwangarbeid effectief tegen te
                  gaan. Dwangarbeid doet grove afbreuk aan de waardigheid van mensen. Het kabinet veroordeelt
                  gedwongen arbeid waar ook ter wereld. De verordening past binnen het Nederlandse beleid
                  voor Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) en mensenrechten
                  en draagt bij aan het mondiaal bevorderen van internationale arbeidsnormen. Tegelijkertijd
                  wordt met deze verordening, die van toepassing is op zowel in de EU geproduceerde
                  producten als geïmporteerde producten, oneerlijke concurrentie bestreden door het
                  verdienmodel om gebruik te maken van dwangarbeid bij bedrijven weg te nemen.
               
Hieronder worden de belangrijkste uitkomsten van het voorlopig politiek akkoord uiteen
                  gezet. De daaropvolgende appreciatie van het kabinet is opgesteld aan de hand van
                  de Nederlandse inzet in het BNC-fiche.2
Productverbod
De verordening verbiedt bedrijven om producten vervaardigd met dwangarbeid op de markt
                  van de Unie te plaatsen (ongeacht of deze in de EU worden geproduceerd of worden geïmporteerd)
                  of daarvandaan uit te voeren. Het verbod geldt voor alle producten, bedrijven en economische
                  sectoren. Het politiek akkoord hanteert de definitie van dwangarbeid van de International Labour Organisation (ILO) en voegt daar gedwongen kinderarbeid aan toe.3
Toezicht
Een toezichthouder ziet toe op de naleving van de verordening door bedrijven. Het
                  inrichten van het toezicht was – in het licht van de uitvoerbaarheid van de verordening
                  – een belangrijk discussiepunt in de triloogonderhandelingen. Een besluitvormende
                  rol van de Commissie in het toezicht kan op gespannen voet staan met het uitgangspunt
                  dat lidstaten verantwoordelijk zijn voor het inrichten van het toezicht op dit beleidsterrein.
                  In het voorlopig politiek akkoord is daarom afgesproken dat lidstaten verantwoordelijk
                  zijn voor onderzoek en besluitvorming in gevallen van dwangarbeid binnen de eigen
                  grenzen en de Commissie voor onderzoek en besluitvorming in gevallen van producten
                  gemaakt met dwangarbeid buiten de EU. Lidstaten worden vervolgens in deze gevallen
                  bij het besluitvormingsproces van de Commissie betrokken via comitologie.4
Vaststellen van dwangarbeid
In het politieke akkoord volgt het vaststellen van dwangarbeid een proces van vooronderzoek,
                  onderzoek en besluitvorming, conform het Commissievoorstel.
               
Een toezichthouder start het vooronderzoek bijvoorbeeld op basis van een binnenkomend
                  signaal, via het door de Commissie op te zetten Single Submission point, of op basis van andere informatiebronnen. In het vooronderzoek (deze fase duurt
                  30 dagen) vraagt een toezichthouder informatie bij een bedrijf op. Deze informatie
                  moet gaan over welke stappen het bedrijf heeft gezet om dwangarbeid te voorkomen,
                  mitigeren, tot een einde te brengen of over hoe het bedrijf herstel heeft geboden
                  aan slachtoffers. Een bedrijf kan daarbij informatie aandragen over zijn inzet op
                  gepaste zorgvuldigheid. Dit stond gedeeltelijk ook in het Commissievoorstel. De huidige
                  tekst voegt «herstel en genoegdoening» van slachtoffers toe en maakt expliciet dat
                  een toezichthouder op basis van deze informatie ook kan besluiten dat het niet overgaat
                  tot de onderzoeksfase. Het vooronderzoek gebeurt daarnaast op basis van een risicogerichte
                  benadering, deze is in het voorlopig politiek akkoord ten opzichte van het Commissievoorstel
                  geconcretiseerd; er gelden duidelijke criteria op basis waarvan een toezichthouder
                  beslist over te gaan tot het onderzoek.
               
Als de toezichthouder besluit om na de vooronderzoeksfase over te gaan tot nader onderzoek,
                  streeft de toezichthouder ernaar binnen negen maanden vast te stellen of er sprake
                  is van dwangarbeid. In het politiek akkoord is afgesproken dat in het (voor)onderzoek
                  naast het bedrijf ook andere relevante partijen informatie kunnen aanleveren. Die
                  mogelijkheid is nieuw ten opzichte van het Commissievoorstel. Ook is opgenomen dat
                  de Commissie veldonderzoek kan doen als het gaat om het vaststellen van dwangarbeid
                  buiten de EU. In het Commissievoorstel hadden lidstaten die bevoegdheid. Wanneer een
                  toezichthouder dwangarbeid vaststelt zal deze het op de markt brengen en aanbieden
                  van de betreffende producten verbieden en wordt het bedrijf verplicht de producten
                  van de markt te halen.
               
Netwerk van toezichthouders
Om consistentie in het toezicht te waarborgen, ook met het oog op een gelijk speelveld,
                  is de rol van het netwerk van toezichthouders in het voorlopig politiek akkoord verder
                  versterkt. De Commissie zit het netwerk voor en voert het secretariaat. Van lidstaten
                  wordt verwacht dat zij actief participeren, op regelmatige basis samenkomen, informatie
                  over onderzoeken delen, en uitvoering geven aan elkaars beslissingen. Ook kan vanuit
                  dit netwerk de samenwerking met en informatievoorziening aan derde landen worden gecoördineerd.
               
Ondersteuning bij uitvoering
Om toezichthouders, Douane en bedrijven te ondersteunen zal de Commissie binnen 18
                  maanden na inwerkingtreding van de verordening richtsnoeren en een database publiceren.
                  Hierin wordt op basis van het voorlopig politiek akkoord ook expliciet aandacht besteed
                  aan hoe toezichthouders en bedrijven moeten omgaan met staatsgeleide dwangarbeid.
                  Specifiek voor het midden- en kleinbedrijf (mkb) zijn daarnaast ondersteunende maatregelen
                  opgenomen. De belangrijkste bepalingen van de verordening – de bepalingen waarop gehandhaafd
                  wordt – worden drie jaar na inwerkingtreding van toepassing. Daardoor is de periode
                  waarin lidstaten zich kunnen voorbereiden op het uitvoeren van de verordening verlengd
                  van twee naar drie jaar. Dat is een jaar langer dan in het oorspronkelijke Commissievoorstel.
               
Kabinetsappreciatie
Het kabinet ziet de verordening als een belangrijk middel in de strijd tegen dwangarbeid.
                  Dwangarbeid doet grove afbreuk aan de waardigheid van mensen. Nederland heeft tijdens
                  de onderhandelingen daarom het doel van de verordening gesteund, in overeenstemming
                  met het BNC-fiche. Nederland heeft zich tegelijkertijd ingespannen om het voorstel
                  op een aantal deelonderwerpen te verbeteren, onder andere de consistentie met verwante
                  IMVO-wetgeving, de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid en het verduidelijken van de
                  impact op het bedrijfsleven in lijn met de Nederlandse inzet in het BNC-fiche. Deze
                  inzet is grotendeels gerealiseerd, waarmee het kabinet het politiek akkoord als sterke
                  verbetering ten opzichte van het Commissievoorstel beschouwt. Dit wordt hieronder
                  nader toegelicht.
               
Consistentie met verwante IMVO-wetgeving
Het kabinet acht het van groot belang dat de anti-dwangarbeidverordening, aansluit op verwante wetgeving. Coherentie maakt wetgeving effectiever,
                  bevordert rechtszekerheid voor bedrijven en voorkomt onnodige regeldruk. Nederland
                  heeft daarom met succes ingezet op het waarborgen en verbeteren van de coherentie
                  tussen de anti-dwangarbeidverordening en de concept Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD), met als meest concrete resultaat gelijkluidende definities die relateren
                  aan de internationale IMVO-standaarden.5 Naast het bevorderen van rechtszekerheid gaat coherentie ook het onverantwoord terugtrekken
                  van bedrijven uit risicovolle waardeketen en gebieden tegen, een risico dat Nederland
                  meermaals in de onderhandelingen onder de aandacht heeft gebracht.
               
Het kabinet had graag gezien dat gepaste zorgvuldigheid expliciet was opgenomen in
                  de tekst over de onderzoeksfase. Voor deze fase geldt een langere termijn dan de vooronderonderzoeksfase,
                  waardoor bedrijven aanvullende mogelijkheden krijgen om nog op de juiste wijze invulling
                  te geven aan hun inzet op gepaste zorgvuldigheid. Tegelijkertijd concludeert het kabinet
                  dat de verordening beter in lijn is gebracht met de CSDDD en internationale IMVO standaarden
                  en dat het risico op onverantwoord terugtrekken verminderd is.
               
Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid
Het kabinet hanteert ook de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid als belangrijke uitgangspunten
                  bij het beoordelen van het bereikte onderhandelingsresultaat. Nederland heeft zich
                  kritisch uitgelaten over deze aspecten van het Commissievoorstel. De uitvoerbaarheid
                  en handhaafbaarheid van het voorstel zijn, mede dankzij de Nederlandse inzet, sterk
                  verbeterd. De bepalingen die zien op de uitvoering door Douane en (nationale) toezichthouders
                  zijn verduidelijkt. Het proces van het onderzoek doen naar en vaststellen van dwangarbeid,
                  en welke verantwoordelijkheden daarbij horen, is aangescherpt. Ook de ondersteuning
                  die de Commissie biedt met richtsnoeren en de verlenging van de termijn waarin lidstaten
                  zich kunnen voorbereiden komt de uitvoerbaarheid ten goede. Echter, voor de Douane
                  is het van groot belang dat de omvang van de goederenstroom waarop de verordening
                  betrekking heeft beheersbaar blijft.
               
Voor wat betreft de verdeling van de verantwoordelijkheid voor het toezicht, is de
                  uitkomst van het politieke akkoord wat Nederland betreft gebalanceerd. Voor Nederland
                  was van belang dat de bevoegdheden van het toezicht binnen de eigen grenzen bij lidstaten
                  belegd bleef. Mede door inspanning van Nederland is afgesproken dat de toezichthouder
                  die het onderzoek leidt, ook beslist of er sprake is van dwangarbeid. De nationale
                  toezichthouder blijft daardoor verantwoordelijk voor het onderzoek en de besluitvorming
                  binnen de eigen lidstaat. Zo blijft de rol van de nationale onafhankelijke toezichthouder
                  geborgd. De Commissie is verantwoordelijk bij grensoverschrijdend onderzoek en onderzoek
                  in derde landen. De rol van de Commissie draagt ook bij aan de uitvoerbaarheid van
                  de verordening, onder andere doordat de Commissie beter gepositioneerd is om onderzoek
                  te (laten) doen in derde landen. Ook kan de belegging op EU niveau van onderzoeken
                  in derde landen gunstig zijn om eventuele geopolitieke repercussies door de EU als
                  geheel tegen te gaan.
               
Duidelijkheid en uitvoerbaarheid voor het bedrijfsleven
Een ander aandachtspunt is duidelijkheid en uitvoerbaarheid voor het bedrijfsleven, specifiek voor het mkb. Nederland heeft, mede vanwege het ontbreken van een impact assessment, met succes
                  gepleit om in de herzieningsbepaling op te nemen dat de eventuele effecten van deze
                  verordening op de regeldruk voor bedrijven moeten worden geanalyseerd, zodat deze
                  effecten alsnog kunnen worden meegenomen bij eventuele aanpassing van de verordening
                  in de toekomst. Er is daarnaast geen sprake van omkering van bewijslast in het geval
                  van staatsgeleide dwangarbeid, zoals het EP had voorgesteld. Hiermee is aanvullende
                  regeldruk op dit punt voorkomen. Tot slot draagt de langere termijn waarbinnen de
                  verordening van toepassing wordt, waarvoor Nederland met succes gepleit heeft, bij
                  aan een betere voorbereiding voor het bedrijfsleven.
               
Impact op derde landen
Nederland heeft tot slot tijdens de onderhandelingen aandacht gevraagd voor de impact op derde landen, inclusief de noodzaak om in een vroeg stadium aan ondersteunende maatregelen te
                  werken. Dit moet bijdragen aan het versterken van relaties met derde landen, mede
                  n.a.v. de ervaring van de EU bij de reactie van derde landen op diverse green deal maatregelen van de EU. Het betrekken van derde landen is op verschillende plekken
                  in de finale tekst van de verordening geïntegreerd. Ook tijdens de fase waarin de
                  EU zich voorbereidt op het van toepassing worden van de verordening blijft dit voor
                  Nederland een belangrijk aandachtspunt. Nederland zal zich daarom blijven inzetten
                  voor actieve samenwerking met derde landen, vanuit zowel de EU als individuele lidstaten.
               
Vervolgstappen
Nu er een voorlopig politiek akkoord is bereikt en het EP met het akkoord heeft ingestemd
                  zijn er nog een aantal stappen nodig om de verordening formeel vast te stellen. Vanwege
                  de benodigde juridische tekstcontroles en vertalingen en de Europese Parlementsverkiezingen
                  worden alle stappen pas na de zomer afgerond. Dan zal het EP opnieuw over de taalversies
                  stemmen en is het daarna aan de Raad om de verordening te bekrachtigen. Na vaststelling
                  van de verordening wordt de definitieve tekst gepubliceerd in het EU Publicatieblad
                  en treedt de verordening de volgende dag in werking. Naar verwachting is dit proces
                  in het najaar afgerond. Nederland heeft vanaf dat moment een jaar de tijd om een toezichthouder
                  aan te wijzen. De bepalingen uit de verordening waarop gehandhaafd wordt, worden drie
                  jaar na inwerkingtreding van toepassing. Daardoor heeft Nederland drie jaar de tijd
                  om zich voor te bereiden. In beginsel zal de regelgeving «lastenluw» worden uitgevoerd,
                  conform de Aanwijzingen voor de regelgeving.6
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
                  E.N.A.J. Schreinemacher
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 E.N.A.J. Schreinemacher, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
