Brief regering : Voortgang implementatie RED-III vervoer
32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
Nr. 1383 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 april 2024
Met deze brief informeer ik uw Kamer, mede namens de Minister van Infrastructuur en
Waterstaat, over de voortgang van de implementatie van de RED-III. Op 13 januari 20231 bracht ik de Kamer ervan op de hoogte dat ik begon met de voorbereidingen voor de
implementatie van de vervoersartikelen in de herziene richtlijn hernieuwbare energie
(RED-III; renewable energy directive). Op 24 januari jl.2 schreef ik de Kamer dat de RED-III op 18 oktober jl. is gepubliceerd en inmiddels
in werking is getreden. Lidstaten hebben 18 maanden de tijd om de RED-III te implementeren.
In deze brief informeer ik de Kamer over de voortgang van deze implementatie voor
de vervoersartikelen.
Hiermee wordt ook invulling gegeven aan de toezegging van de Minister van IenW om
de Kamer te informeren over de mogelijkheid om de luchtvaartsector een verplichting
te geven in de Nederlandse systematiek en hoe deze verplichting ingevuld zou kunnen
worden (Kamerstuk 32 813, nr. 1305).
Achtereenvolgens ga ik in op (1) de artikelen van de richtlijn die ik implementeer;
(2) de fasering die ik daarin aanbreng, (3) de veranderende sturingsmethodiek, (4) de
verplichtingen aan brandstofleveranciers per sector, (5) de impact analyse, (6) grondstoffen
en dragers, (7) elektriciteit en thuisladen, en (8) de raffinageroute.
1. De inhoud van de RED-III
Voor de sector vervoer houdt de RED-III in dat het aandeel hernieuwbare energie moet
worden verhoogd van 14% naar 29%. Een lidstaat kan ook kiezen voor een CO2-ketenemissiereductie van 14,5% in 2030. Nieuw ten opzichte van de vorige RED is dat
een reductie moet worden behaald over de gehele transportbrandstoffenplas, dus ook
over de lucht- en zeevaartbrandstoffen. De RED-III verlangt van lidstaten dat in 2030
minstens 2,75% van het aandeel energie wordt gerealiseerd door geavanceerde (Annex
IXa-lijst) brandstoffen, of hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong
(RFNBO’s). Daarvan moet minstens 0,5 procentpunt worden gerealiseerd uit RFNBO’s.
2. Het implementatieproces in Nederland
Nederland moet de RED-III binnen anderhalf jaar na vaststelling hebben geïmplementeerd.
Dat betekent dat voor die datum de Wet milieubeheer, het Besluit energie vervoer en
de Regeling energie vervoer aangepast moeten zijn. Het hervormde systeem Energie Vervoer
zal per 1 januari 2026 in werking treden. Eerder meldde ik de Kamer dat het systeem
een jaar eerder in werking zou treden. Als gevolg van de late publicatie van de RED-III
en de onzekerheid die er daardoor was over de manieren waarop deze geïmplementeerd
moest worden, kan dat niet meer worden gehaald.
In de Wet milieubeheer worden stelselwijzigingen geregeld. Kort samengevat worden
daar vier zaken geregeld, namelijk: (a) dat Nederland voortaan zal sturen op de reductie
van ketenemissies (in plaats van op het aandeel hernieuwbare energie, zie kop 3);
(b) dat een onderscheid wordt gemaakt in de modaliteit waaraan energie wordt geleverd
(zie kop 4); (c) dat een inboekdienstverlener namens anderen bij de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa)
verhandelbare credits kan genereren voor aan vervoer geleverde elektriciteit (zie
kop 7) en (d) dat het gebruik van hernieuwbare waterstof bij een raffinageproces voor
transportbrandstoffen verhandelbare credits kan genereren (zie kop 8).
In de wijziging van het Besluit energie vervoer worden vervolgens de hoogtes van de
ketenemissiereductieverplichtingen aan brandstofleveranciers per modaliteit vastgelegd.
Ook keuzes over de inboekbare grondstoffen worden opgenomen in deze wijziging.
De Regeling energie vervoer moet worden aangepast, omdat de hogere regelgeving anders
zal zijn ingedeeld. Ook kleinere en detailgerichte wijzigingen zullen landen in deze
wijziging.
In de figuur hieronder wordt het proces van de wijziging van de verschillende regelgevingen
ter implementatie van de RED-III voor transport schematisch weergegeven.
Tijdlijn implementatie RED-III
Wijziging Wet milieubeheer
Wijziging Besluit energie vervoer
Wijziging Regeling energie vervoer
2024
Juni
Adviesaanvraag Raad van State
Juli
Augustus
Internetconsultatie
September
Oktober
Tweede Kamer
November
December
Voorhang Tweede en Eerste Kamer
2025
Januari
Februari
Eerste Kamer
Maart
April
Publicatie
Raad van State
Mei
Internetconsultatie
Juni
Juli
Publicatie
Augustus
Publicatie
3. Sturen op ketenemissies en de Uniedatabank
Al tijdens de implementatie van de RED-II heeft de Kamer gevraagd dat Nederland bij
de implementatie van de RED-III zou overstappen op een systeem waarmee ketenemissiereducties
worden beloond. Ketenemissies slaan op de broeikasgasemissies verbonden aan een energiedrager,
van de bron tot het moment van gebruik. Dat gaat dus verder dan alleen de uitstoot
aan de uitlaat van een voertuig of (lucht)vaartuig. Vanaf 2026 sturen we op CO2-ketenemissiereducties, en daarmee wordt invulling gegeven aan de wens van uw Kamer.
In de praktische zin betekent het overstappen op ketenemissiereductiesturing dat de
hernieuwbare brandstofeenheden (HBE’s) zullen worden vervangen door emissiereductie-eenheden
(ERE’s). Waar één HBE één gigajoule geleverde hernieuwbare energie vertegenwoordigde,
zal één ERE staan voor één kilogram bespaarde ketenemissies.
4. Iedere modaliteit verduurzaamt en draagt bij aan de opgave
Het is belangrijk dat alle modaliteiten verduurzamen. Dat betekent concreet dat brandstofleveranciers
verplicht zijn om aan verschillende reductiedoelen te voldoen voor de energie die
zij leveren aan de vier sectoren (i) land (weg, mobiele- en landbouwmachines, pleziervaart),
(ii) binnenvaart, (iii) zeevaart en (iv) luchtvaart.
De RED-III stelt dat over de gehele transportbrandstoffenplas een ketenemissiereductie
van 14,5% moet worden behaald in 2030. De afgelopen periode heb ik overleg gevoerd
met sectorpartijen en de Europese Commissie om mijn voorstel voor de verschillende
reductiedoelen vorm te geven. Niet alle sectoren krijgen een even hoog emissiereductiedoel.
Dat komt, omdat we op grond van Europese wetgeving de luchtvaartsector niet een hogere
verplichting kunnen opleggen dan de verplichting die geldt vanuit de ReFuel EU-verordening.
Ook is bij de Voorjaarsnota van 2023 besloten dat de landsector een hogere verplichting
krijgt dan van de RED-III nodig is, om zo de nationale klimaatdoelen te kunnen behalen.
In de onderstaande figuur staat het voorstel grafisch weergegeven3. In de bijlage treft u een overzicht van de verplichtingen per jaar en per sector
die ik wil implementeren. Daar ga ik ook per sector in op het voorstel dat ik in het
Besluit energie vervoer wil verankeren.
5. Ontwerpprincipes en impactanalyse
Verschillende ontwerpprincipes zijn betrokken bij het vaststellen van het voorstel
voor de nieuwe verplichtingen die hierboven zijn toegelicht. Guidehouse heeft naar
aanleiding van deze principes een analyse uitgevoerd. Deze treft u als bijlage bij
deze brief. Daarin wordt geconcludeerd dat met het voorgestelde beleid de RED-III-doelen
worden behaald. Het beleid zorgt er voor dat de vervuiler betaalt en dat elke sector
verduurzaamt. Het beleid scoort redelijk op de ontwerpprincipes investeringszekerheid,
innovatiebevordering, kosteneffectiviteit en effect op de brandstoffenmarkt. Het zal
een beperkte bijdrage leveren aan het sturen van energiedragers in de eindrichting
van de Kabinetsvisie Hernieuwbare Energiedragers in vervoer.
Guidehouse merkte op dat de limiet op biobrandstoffen gemaakt van voedsel- en voedergewassen
die in het Klimaatakkoord was afgesproken beperkt zou worden overschreden. Dat is
niet het geval in het voorstel. De inzet van voedsel- en voedergewassen in brandstoffen
is beperkt op het fysieke niveau van 2020 en dat zal zo blijven.
6. Grondstoffen en dragers
De RED-III geeft lidstaten een aantal subdoelen en limieten mee. Geavanceerde biobrandstoffen
(zogeheten annex IXa-brandstoffen) en hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische
oorsprong (RFNBO’s) worden in de implementatie gestimuleerd. De inzet van biobrandstoffen
op basis van voedsel- en voedergewassen; en annex IXb-biobrandstoffen wordt beperkt.
Deze Europese beperkingen worden in het nationale systeem overgezet. De Klimaatakkoordafspraak
over de beperkte inzet van voedsel- en voedergewassen blijft daarbij in stand. In
bijlage 1 staat beschreven hoe de limieten en subdoelen per sector in het nationale
systeem worden geïmplementeerd.
7. Elektriciteit en thuisladen
Elektriciteit vervangt in toenemende mate fossiele brandstof in de vervoerssector.
In het systeem Energie Vervoer krijgt die ontwikkeling een plek. Dat betekent dat
credits kunnen worden gegenereerd wanneer een voertuig, vaartuig of luchtvaartuig
wordt aangedreven door elektriciteit. Ook kleine ondernemingen en particulieren die
hun auto opladen zullen vanaf 2026 via een inboekdienstverlener credits kunnen genereren
die aan brandstofleveranciers kunnen worden verkocht. Dat is in lijn met de motie
Grinwis4. Door thuisladen op te nemen in het Systeem Energie Vervoer wordt enerzijds de prijsstijging
als gevolg van de verhoogde doelen beperkt. Anderzijds kunnen particulieren die thuis
hun auto opladen enkele centen per kWh terugverdienen5.
8. Raffinageroute
De RED-III staat toe dat het gebruik van hernieuwbare waterstof (RFNBO’s) in raffinageprocessen
om transportbrandstoffen te produceren meetelt bij de transportdoelen. We zullen begrensd
ruimte bieden aan deze zogenaamde raffinageroute. Raffinage-eenheden mogen worden
ingezet bij het voldoen aan de subverplichtingen voor RFNBO’s in de sectoren land,
binnenvaart en luchtvaart.
We zien bij voorkeur dat RFNBO’s direct worden ingezet in de mobiliteit. Op dit moment
is er nog niet veel elektrolysecapaciteit om hernieuwbare waterstof te produceren
in Nederland. De raffinageroute beoogt de elektrolysecapaciteit op te schalen, wat
ook de directe inzet van RFNBO’s ten goede komt. Door ruimte te bieden aan raffinaderijen
die hernieuwbare waterstof gebruiken bij de productie van transportbrandstoffen om
raffinage-eenheden te kunnen verhandelen aan brandstofleveranciers met een subverplichting,
creëren we een grotere afzetmarkt om deze groene investering mogelijk te maken. Het
doel daarvan is dus om de productiecapaciteit voor hernieuwbare waterstof in Nederland
te stimuleren.
Om te voorkomen dat raffinage-eenheden meer waard worden dan de emissiereductie-eenheden
voor de directe inzet van RFNBO’s in de transportsector, zullen we een correctiefactor
toepassen op deze raffinage-eenheden. Op het moment wordt onderzocht welke correctiefactor
het meest geschikt is om te bewerkstelligen dat de directe inzet van RFNBO’s in elk
van de voornoemde sectoren meer loont dan de inzet van hernieuwbare waterstof in raffinaderijen.
Raffinage-eenheden kunnen alleen worden gebruikt om bij te dragen aan de subverplichting
om RFNBO’s te leveren en zullen derhalve niet concurreren met de inzet van biobrandstoffen
of hernieuwbare elektriciteit in de mobiliteitssector.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
V.L.W.A. Heijnen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat