Brief regering : Kabinetsreactie op evaluatierapport Maatschappelijk Impact Team
25 295 Infectieziektenbestrijding
Nr. 2180 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 april 2024
De coronacrisis en de maatregelen in reactie daarop hebben grote sociaalmaatschappelijke
en economische gevolgen gehad. Corona raakte iedereen. Door de gevolgen van COVID-19
zelf, maar ook door de contactbeperkende maatregelen die nodig waren om het virus
te bestrijden. De gevolgen van de crisis werken nog steeds door in onze maatschappij.
Om in de lange termijn aanpak van de coronacrisis de sociaalmaatschappelijke en economische
aspecten van maatregelen beter en explicieter te kunnen wegen bij besluitvorming,
is per 1 september 2022 het Maatschappelijk Impact Team (hierna: MIT) opgericht. Hiermee
gaf het kabinet opvolging aan de aangenomen motie Bikker1 die de regering verzocht om voor het najaar van 2022 een MIT te hebben opgericht
dat een gelijkwaardige positie inneemt naast het Outbreak Management Team (hierna:
OMT). Het MIT is in beginsel opgericht voor een periode van twee jaar, dus tot 31 augustus
2024. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kan besluiten de instellingsduur
te verlengen; verlenging vergt een actief besluit. Tevens is in het instellingsbesluit2 aangegeven dat het MIT uiterlijk drie maanden voor het einde van de instellingsduur
een evaluatieverslag over haar taakvervulling oplevert. Om hier invulling aan te geven,
heeft het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid als opdrachtgever van het
MIT, onderzoeksbureau Andersson Elffers Felix (AEF) gevraagd een onafhankelijke evaluatie
van het MIT uit te voeren. De inzichten die uit deze evaluatie naar voren komen, heb
ik gebruikt om tot een besluit over de toekomst van het MIT te komen. Dit besluit
neem ik nu om tijdig duidelijkheid te geven over de toekomst van het MIT en de benodigde
vervolgstappen te kunnen zetten voordat het instellingsbesluit afloopt. Daarom kan
niet gewacht worden op de formatie, of op de Parlementaire enquêtecommissie Corona
die mogelijk ook ingaat op het MIT.
Via deze brief bied ik u het recent opgeleverde rapport «Evaluatie Maatschappelijk
Impact Team» aan3. In mijn brief geef ik eerst een samenvatting van het rapport en de adviezen van
AEF. Dan volgt een reactie op de bevindingen. Ook het MIT heeft inmiddels schriftelijk
gereageerd op het evaluatierapport4. Met deze kabinetsreactie adresseer ik tevens de belangrijkste onderwerpen die het
MIT in zijn brief aanstipt. Vervolgens licht ik het besluit ten aanzien van de toekomst
van het MIT toe met de vervolgstappen die ik de komende periode zal nemen.
Samenvatting rapport AEF
Evaluatie
Het MIT heeft tot taak de secretaris-generaal van het Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid te adviseren over de sociaalmaatschappelijke en economische gevolgen van de voorstellen van het kabinet in het kader
van het beleid ter bestrijding van het coronavirus en eventuele andere infectieziekten
met pandemisch potentieel die kunnen nopen tot het nemen van collectief verplichtende
maatregelen. Dit ondersteunt vervolgens de ambtelijke advisering aan het kabinet,
zodat het kabinet een gedegen integrale afweging kan maken van de epidemiologische
en maatschappelijke impact van eventuele maatregelen en adviezen. Het MIT bestaat
uit een commissie van wetenschappers en experts zoals economen, sociologen en gedragsdeskundigen.
De leden van het MIT brengen daarmee samen een verscheidenheid aan sociaalmaatschappelijke
en economische expertise in.
AEF noemt dat in- en externe stakeholders lof uiten voor wat het MIT in korte tijd
heeft opgebouwd om operationeel te zijn. In totaal heeft het MIT vier formele adviezen
opgeleverd. De adviezen van het MIT hebben blijkens de kabinetsreacties zichtbaar
bijgedragen aan een brede afweging in de besluitvorming. Het kabinet heeft de inhoudelijke
lijn van de advisering meermaals opgevolgd in concrete besluiten of acties. Het MIT
heeft daarmee zichtbaar invulling gegeven aan de taak, zoals opgenomen in het instellingsbesluit.
De onderzoekers van AEF stellen dat de meerwaarde van spoedadviezen door het MIT tijdens
de crisis, bijvoorbeeld over contactbeperkende maatregelen, niet goed is vast te stellen.
Op het moment van oprichting van het MIT was de piek van de coronacrisis al voorbij.
De adviezen richtten zich dus (onvermijdelijk) voornamelijk op de nasleep van de crisis.
Hoewel nu niet goed te zeggen is of de spoedadvisering van het MIT meerwaarde heeft
gehad, geeft AEF wel aan dat het MIT volgens vrijwel alle betrokkenen in potentie
meerwaarde kan hebben. Veel van de betrokkenen5 zien deze meerwaarde vooral in de kortetermijnadviezen van het MIT. Naast het adviseren
over het invoeren van maatregelen, kan het MIT ook adviseren over eventueel flankerend
beleid om de perverse effecten van (noodzakelijke) maatregelen te mitigeren. Gesprekspartners
geven aan dat het MIT op die manier een waardevolle aanvulling kan geven op adviezen
van het OMT, dat over de epidemiologische effecten adviseert.
AEF benoemt daarbij wel een aantal kanttekeningen en risico’s. Zo is de vraag of het
MIT in staat zal zijn spoedadviezen op te leveren met een even uitgebreide (wetenschappelijke)
onderbouwing als de adviezen van het OMT. Daarbij vermeldt AEF ook de uitdaging dat
de grens tussen wetenschappelijke kennis, praktijkkennis en maatschappelijke belangen
bij sociaalwetenschappelijke vraagstukken vaak minder hard is dan bij medisch-epidemiologische
vraagstukken. Dit kan een risico vormen voor de gepercipieerde objectiviteit van de
MIT adviezen. Specifiek met betrekking tot de langetermijnadvisering betwijfelt AEF
of deze van het MIT moet komen, aangezien andere organisaties (zoals de planbureaus)
deze behoefte en taak al (kunnen) vervullen.
Advies AEF over toekomst MIT
Op basis van de bevindingen uit de evaluatie, adviseert AEF om het MIT in «slaapstand»
te brengen. De onderzoekers noemen hierbij dat de (potentiële) meerwaarde breed wordt
gedeeld – zelfs al heeft het MIT die meerwaarde slechts beperkt in de praktijk kunnen
bewijzen en kende het functioneren meerdere aandachtspunten. Het rapport concludeert
dat de behoefte aan een sociaalmaatschappelijk en economisch perspectief bij crisismaatregelen
blijft bestaan, en met het stopzetten van het MIT zou Nederland «terug bij af» zijn.
AEF acht het op dit moment niet logisch om het MIT voor onbepaalde tijd in de huidige
vorm voort te zetten. Er is op dit moment geen crisis die noopt tot collectief verplichtende
maatregelen, en dus geen reden voor kortetermijnadvies. De onderzoekers zien dat sommige
effecten van de coronacrisis nog lang zullen na-ijlen, wat vraagt om langetermijnadvies.
De onderzoekers zien niet dat het MIT daarin een rol vervult die andere organisaties
niet (kunnen) invullen.
Het rapport stelt dat bij een MIT in slaapstand het concept van het MIT behouden blijft,
en de activiteiten worden stopgezet totdat er een potentieel toekomstige nieuwe crisis
uitbreekt. Het MIT kan weer om advies worden gevraagd bij een mogelijke toekomstige
infectieziekte met pandemisch potentieel die zou kunnen nopen tot het nemen van collectief
verplichtende maatregelen. AEF adviseert daarnaast om de sociaalmaatschappelijke en economische scope te behouden. Ook stelt AEF dat er geen evidente
aanleiding gezien wordt om de rol van het MIT in een mogelijk vervolg uit te breiden
naar andere typen crises, omdat het risico bestaat dat de kennisbasis en -infrastructuur
niet toereikend zijn om voldoende gedegen te kunnen adviseren in een andersoortige
crisis. Voor het beheren van het MIT in slaapstand noemt AEF het Sociaal Cultureel
Planbureau (SCP) als meest aangewezen partij vanwege de inhoudelijke raakvlakken met
de functie van het MIT, en de rol die ze reeds vervuld hebben met de huisvesting van
het secretariaat.
AEF adviseert om de komende periode zorgvuldige stappen te zetten om het MIT in slaapstand
te brengen. Het MIT moet voldoende tijd krijgen om lopende zaken af te ronden. Dit
geldt in het bijzonder voor het nog te publiceren advies over (het opbouwen van) de
kennisbasis. AEF benoemt dat een sterkere kennisbasis conditioneel is voor crisisadvisering.
Daarnaast moeten de randvoorwaarden bij eventueel verzoek om advies van het MIT worden
ingeregeld. Het rapport stelt dat deze stappen essentieel zijn om het MIT bij een
mogelijke toekomstige pandemie van meerwaarde te laten kunnen zijn.
Reactie op het rapport
Ik onderstreep het belang van een goede en gelijkwaardige weging van sociaalmaatschappelijke
en economische aspecten samen met de medische en epidemiologische kant in besluitvorming
tijdens een (potentieel toekomstige) pandemische crisis. Ik herken het beeld dat de
(twee) adviezen van het MIT hierin een waardevolle rol hebben gespeeld (in de besluitvorming
over maatregelen) in de nasleep van de coronacrisis. Het MIT kwam met adviezen of
aanbevelingen die ingingen op de zorgen en gevolgen voor groepen voor wie de impact
het grootst en/of langdurigst was. Hiermee was een bredere weging met meer balans
mogelijk.
Doordat het MIT pas actief was in de nafase van de coronacrisis, is het moeilijk te
oordelen of en hoe het MIT in de praktijk van toegevoegde waarde zou zijn geweest
toen de epidemiologische situatie het meest urgent was. Ik kan me goed vinden in deze
conclusie van AEF. Ook deel ik de conclusie dat het MIT wel een grote meerwaarde kan hebben. Het MIT kan een essentiële rol spelen in de advisering op de bredere maatschappelijke
gevolgen van maatregelen door deze zichtbaar en expliciet te maken. Met deze advisering
kan breder en in balans gewogen worden wat de meest geschikte maatregelen zijn, gelijkwaardig
naast het OMT. Wanneer de epidemiologische situatie onvermijdelijk dwingt tot ingrijpende
maatregelen, kan de meerwaarde van het MIT juist ook liggen in het adviseren over
mitigerende maatregelen.
AEF benoemt dat de adviezen door de gesprekspartners worden gewaardeerd doordat zij
veel verschillende perspectieven samenbrengen die tot dan toe in de crisisadvisering
rond de coronacrisis onderbelicht waren en/of onvoldoende expliciet werden meegewogen.
Tegelijkertijd noemt het rapport dat de kwaliteit van de adviezen als wisselend werd
ervaren. Hoewel het aantal adviezen beperkt is, is het mijn beeld dat de kwaliteit
van de adviezen in de loop van de tijd steeds beter werd, met waardevolle toevoegingen
in de besluitvorming. Het MIT heeft aan het begin ook moeten investeren in het opbouwen
van een kennisbasis. Het opbouwen van een kennisbasis op sociaalmaatschappelijk gebied
is bovendien uitdagend. Sommige sociaalmaatschappelijke en economische effecten zijn
lastiger te meten dan bijvoorbeeld epidemiologische effecten, doen zich pas later
of na langere tijd voor en het begrip «sociaalmaatschappelijk» is bijzonder breed.
Op de economische advisering heeft het MIT zich nog in mindere mate laten zien. Tegelijkertijd
is het MIT in staat geweest om de kennis die er al wél was bij elkaar te brengen voor
brede advisering, wat al zeer waardevol was. In het aanstaande advies over (de opbouw
van) de kennisbasis zal het MIT tevens signaleren waar nog kennishiaten zitten.
De brede inhoudelijke scope van het MIT, maakt de opgave om concrete adviezen op te
leveren uitdagend. Het gebruik van ervaringen uit de praktijk kan helpen om het maatschappelijke
perspectief hierin mee te nemen en tot concretere adviezen te komen. Een krachtig
en kundig MIT is een hierbij belangrijk filter. Dat vergt nauwe betrokkenheid van
alle leden van het MIT, deze is van belang om de diverse kennisbronnen op waarde in
te schatten. Het MIT heeft laten zien deze filtering goed te kunnen toepassen, waarmee
brede maatschappelijke input op waarde is geschat in de advisering. Het rapport geeft
wel aan dat hier in de afgelopen periode niet altijd op gerekend kon worden. Dit is
een aandachtspunt voor de toekomst.
Ik kan me vinden in de aanbeveling van AEF om het MIT in slaapstand te brengen, maar
prefereer hiervoor de term «waakstand». De term «waakstand» sluit beter aan op het
vervolg van het MIT. Een slaapstand zou kunnen suggereren dat het MIT na het aflopen
van de huidige instellingstermijn gaat «slapen», zonder daarmee de benodigde paraatheid
te hebben voor wanneer het MIT weer om advisering wordt gevraagd. Daarbij zie ik de
potentiële meerwaarde van het MIT vooral in de advisering voor de korte termijn (de
spoedadvisering). Door over te gaan naar een waakstand kan het MIT in die behoefte
voorzien op het moment dat een nieuwe gezondheidscrisis met pandemisch potentieel
zich voordoet. Ik onderstreep daarbij het belang van zorgvuldigheid bij het in waakstand
brengen van het MIT, en het opbouwen en borgen van een goede kennisbasis om de mogelijkheid
voor toekomstige advisering goed in te regelen. Tevens concludeert de Onderzoeksraad
voor Veiligheid in het 3e deelrapport over de aanpak van de coronacrisis dat ingezet dient te worden op het
verder bestendigen van deze kennis in de crisisstructuren en op de ontwikkeling van
de kennispositie om tot volwaardige advisering te kunnen komen vanuit de sociale wetenschappen6. In de kabinetsreactie op dit rapport wordt het belang van een onafhankelijke informatie-
en adviesfunctie onderschreven7. Met een MIT in waakstand geeft het kabinet hier verdere invulling aan. Hieronder
zal ik ingaan op het besluit en de vervolgstappen die hiervoor van belang zijn.
Besluit
Mede ondersteund door de conclusies en aanbevelingen uit het evaluatierapport van
AEF, kies ik ervoor om het MIT in waakstand te brengen. Ik ben voornemens het instellingsbesluit
niet in de huidige vorm te verlengen. De urgentie van een actieve commissie inclusief
secretariaat is er minder in niet-pandemische tijden. Tegelijkertijd zie ik de potentiële
meerwaarde tijdens een pandemische crisis en acht ik het van belang de opgedane kennis
en lessen niet verloren te laten gaan. Voor een MIT in waakstand zal het kabinet een
passende juridische vorm inrichten. De scope en functie zullen hetzelfde blijven:
advisering aan de secretaris-generaal van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
over de sociaalmaatschappelijke en economische gevolgen van de voorstellen van het
kabinet ter bestrijding van infectieziekten met pandemisch potentieel die kunnen nopen
tot het nemen van collectief verplichtende maatregelen. Hiermee borgen we dat het
MIT bij een toekomstige crisis met pandemisch karakter haar adviserende rol bij de
besluitvorming op ambtelijk niveau kan vervolgen. Daarnaast blijf ik, als Minister
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, politiek verantwoordelijk voor het MIT.
Om te garanderen dat het MIT haar rol in een toekomstige gezondheidscrisis met pandemisch
potentieel optimaal kan vervullen, is het belangrijk dat het in waakstand brengen
zorgvuldig verloopt, zoals ook het MIT zelf opmerkt in zijn reactie op het rapport.
Het is essentieel om lopende zaken goed af te ronden, en de benodigde kennisbasis
voor de toekomst op te bouwen en te borgen. Ook de gesignaleerde aandachtspunten vergen
nog werk. Het is belangrijk om de tijd te nemen deze zaken structureel te regelen
in het kader van de pandemische paraatheid. Daarom nemen we hier de vereiste tijd
voor. Door met deze brief tijdig duidelijkheid te geven over de beoogde toekomstige
vorm van het MIT op hoofdlijnen, kunnen de komende periode de benodigde stappen worden
gezet. Ik ambieer de invulling van het MIT in waakstand nader uit te werken vóór het
huidige instellingsbesluit verloopt.
Zaken die de komende tijd onderzocht zullen worden zijn (niet limitatief):
• het structureel opbouwen en borgen van een actuele kennisbasis;
• mogelijke inbedding van het MIT in een (bestaande) organisatie;
• een organisatiestructuur die past bij een commissie in waakstand (voorzittersrol,
commissie, expertleden, secretariaat);
• passende vorm of juridisch construct voor het organiseren van het MIT waar zij desgevraagd
in staat wordt gesteld spoedig advies uit te brengen.
Bij deze uitwerking van het vervolg van het MIT zullen de gesignaleerde aandachts-
en ontwikkelpunten, zoals bijvoorbeeld de betrokkenheid van de MIT-leden, worden meegenomen.
Het MIT zal zelf in ieder geval nog met twee adviezen komen, over de Wet publieke
gezondheid, en over de structurele borging van de (opbouw van de) kennisbasis voor
sociaalmaatschappelijke en economische advisering. In lijn met de schriftelijke reactie op
het evaluatierapport van het MIT, neem ik deze adviezen mee bij de uitwerking van
het MIT in waakstand.
Slot
Uiteraard hoop ik net als iedereen dat we niet in een crisis als de coronacrisis belanden.
De gevolgen waren enorm en ontwrichtend voor de samenleving en klinken tot op de dag
van vandaag door. Maar de toekomst is niet te voorspellen, dus moeten we voorbereid
zijn. Met de instelling van het MIT is de advisering over de sociaalmaatschappelijke
en economische gevolgen van corona(maatregelen) naast de advisering van het OMT geborgd.
Daarvoor ben ik de gehele commissie van het MIT zeer erkentelijk. Ik dank ook de onderzoekers
van AEF voor het evaluatierapport. Met de stappen die we nu zetten, zijn we beter
voorbereid op een mogelijke volgende pandemie.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid