Brief regering : Rapport studie Maatschappelijke Kosten en Baten Vergelijking Waterstofdragers
32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
31 239 Stimulering duurzame energieproductie
Nr. 1385 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT EN DE MINISTER VOOR
KLIMAAT EN ENERGIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 april 2024
Met deze brief informeren wij u over de resultaten van de «Maatschappelijke Kosten
en Baten Vergelijking (MKBV) Waterstofdragers», waarvan wij u hierbij de rapportage
aanbieden. Ook gaan wij in deze brief in op onze vervolgacties.
Aanleiding
Waterstof speelt een belangrijke rol bij de energie- en grondstoffentransitie.
Om aan de verwachte vraag naar waterstof te voldoen is zowel binnenlandse productie
als import nodig.
Verwacht wordt dat de intercontinentale import van waterstof per schip zal gaan plaatsvinden,
in de vorm van vloeibare waterstof of gebonden in waterstofdragers, zoals ammoniak
en LOHC’s1. Die dragers zullen deels direct kunnen worden gebruikt als brand- of grondstof en
deels worden omgezet naar waterstofgas. Vanwege de uiteenlopende stofeigenschappen
heeft iedere drager eigen voor- en nadelen in termen van bijvoorbeeld kosten, leveringszekerheid,
veiligheid, gezondheid, milieu, ruimtelijke inpassing, broeikasgas- en stikstofemissies.
Bij de beleidskeuzen over de inzet van deze dragers is het van belang rekening te
houden met deze verschillen.
Uw Kamer is in 2021 en 2023 geïnformeerd over twee voorgaande studies met betrekking
tot duurzame waterstofrijke energiedragers2, 3. Deze studies gingen respectievelijk in op verschillen in omgevingsveiligheid tussen
dragers onderling en op de volumes van deze dragers die de komende 10 jaar verwacht
worden. De MKBV-studie beschouwt de maatschappelijke voor- en nadelen van verschillende
ketens van waterstofdragers in Nederland, over een periode van 50 jaar.
Zoals in de Kamerbrief van 17 maart 2023 werd aangegeven is er behoefte om het vigerende
kabinetsstandpunt over ammoniak te herijken. Dit vanwege de gewijzigde omstandigheden,
die noodzaken tot een geactualiseerde maatschappelijke kosten-baten-afweging. Voorliggende
MKBV voorziet in belangrijke informatie daarvoor.
Onderzoeksbevindingen
In de MKBV-studie zijn ketens onderling vergeleken op hun maatschappelijke kosten
en baten. Deze ketens verschillen in waterstofdrager (ammoniak of LOHC’s) en in transportmodaliteit
(spoor/schip of buizen). LOHC’s en ammoniak zijn de dragers die uit eerder onderzoek
in de zogenoemde ketenstudie1 en volumestudie2 naar boven kwamen als technisch meest volwassen en aannemelijke waterstofdragers
en die daardoor geschikt waren om een gedegen vergelijking mee te maken.
De alternatieve ketens zijn vergeleken met een «referentiealternatief». Hiervoor is
door de onderzoekers de situatie gehanteerd die zich momenteel lijkt af te tekenen
als ontwikkeling in de markt zonder dat aanvullend rijksbeleid wordt gevoerd. Deze
situatie wordt gekenmerkt door transport van ammoniak over water en spoor. De beschouwde
alternatieve ketens zijn door de onderzoekers getypeerd als:
• Ammoniak rechtstreeks vervoeren naar eindgebruikers via buisleidingen (onder druk,
niet gekoeld).
• Ammoniak kraken in de haven en waterstofgas vervoeren door (aardgas)buisleidingen.
• LOHC’s rechtstreeks vervoeren naar eindgebruikers via binnenvaart en spoor.
• LOHC’s kraken in de haven en waterstofgas vervoeren door (aardgas)buisleidingen.
In het onderzoek zijn de maatschappelijke kosten en baten van alle alternatieven zoveel
als mogelijk gemonetariseerd en vergeleken met het referentiealternatief. Het resultaat
van deze vergelijking is dat alle alternatieve ketens positiever scoren dan de referentiesituatie,
waarbij LOHC’s «kraken» in de haven en vervoeren als waterstofgas door buisleidingen
het meest positieve saldo kent. De verschillen tussen de alternatieven zijn echter
klein; uitgedrukt in kosten per kilo waterstof bedraagt het verschil maximaal zo’n
11 eurocent (dat is hooguit enkele procenten van de huidige kostprijs).
Uit de studie blijkt – op de gemonetariseerde aspecten – dus geen duidelijke voorkeur
voor één van de beschouwde ketens. Wel blijkt uit de analyse dat de alternatieven
zich met name op twee punten van elkaar onderscheiden. Dat zijn primair de economische
kosten, met de conversie-efficiëntie (bij omzetting van de dragers naar waterstofgas)
als belangrijkste component. Het onderscheid op dit punt ontstaat doordat zowel het
energieverlies bij de conversie is meegenomen als de extra import die nodig is om
daarvoor te compenseren. Het tweede punt van onderscheid vormen de vervoersemissies.
Deze worden vermeden wanneer gebruik gemaakt wordt van een buisleiding. Dit speelt
extra bij LOHC’s, waarbij er ook een retourstroom is. Per saldo leiden deze twee punten
echter niet tot grote verschillen in de totale maatschappelijke kosten en baten.
In de MKBV is ook een aantal zaken op kwalitatieve wijze beschreven, omdat deze niet
goed of niet volledig gemonetariseerd kunnen worden en daarom niet tot uitdrukking
komen in de financiële scores. Voorbeelden hiervan zijn de gevolgen van een ernstig
incident, veiligheidsbeleving, veiligheidsmaatregelen en brede welvaart. In het onderzoek
zijn deze meer kwalitatief geduid. Voor een integrale vergelijking is het goed meewegen
van deze factoren belangrijk.
Met betrekking tot de transportmodaliteiten toont het onderzoek dat de inzet van buisleidingen
bijdraagt aan het reduceren van vervoersemissies en transportkosten (geluids-, trillings-
en emissiekosten). Realisatie van buisleidingen heeft potentieel ook een positief
effect op de internationale concurrentiepositie van Nederland, met wel een risico
op «stranded assets», indien marktontwikkelingen anders lopen dan nu voorzien. Bij
buisleidingen voor ammoniak is een veilig ontwerp een belangrijk aandachtspunt. De
studie stelt dat het effect bij een eventueel incident bijzonder groot kan zijn en
de bestrijdbaarheid beperkt is.
Gevoeligheidsanalyses
Onvermijdelijk zijn in de MKBV veel aannames gebruikt die invloed hebben op de uitkomst.
Om de impact van de aannames te toetsen zijn gevoeligheidsanalyses uitgevoerd. Hieruit
is gebleken dat er twee parameters zijn waarbij variaties in de aannames het meest
impact hebben op de resultaten. Dat zijn primair de kostprijs van de dragers ammoniak
en LOHC’s (voor welke prijs zijn die te verkrijgen) en daarnaast de monitorings- en
veiligheidskosten (kosten voor hulpdiensten bij transport van ammoniak). Beide zijn
nu geen «harde» data, onder meer gelet op de tijdshorizon van de studie tot 2080.
Beleidsreactie
Visievorming Waterstofdragers en Herijking Kabinetsstandpunt 2004
In de brief aan uw Kamer van maart 20234 is aangekondigd dat onze ministeries samenwerken aan een brede visie op de rol van
waterstofdragers in de energie- en grondstoffentransitie. Deze visie zal ingaan op de beleidsinzet
met betrekking tot invoer, op- en overslag, conversie en doorvoer van vloeibare waterstof
en waterstofdragers in Nederland en zal naar verwachting dit najaar met uw Kamer worden
gedeeld5. Bij de visievorming worden ook de relevante andere ministeries betrokken en is er
uitgebreid contact met een breed palet aan stakeholders, waaronder medeoverheden.
De MKBV-studie is één van de bouwstenen die we bij de visievorming gebruiken.
In Kamerbrief van maart 2023 is ook de herijking aangekondigd van het Kabinetsstandpunt
uit 20046, om vervoer van ammoniak door ons land, vooral over het spoor, zoveel als mogelijk
te beperken met het oog op de omgevingsveiligheid. Deze herijking hangt dermate nauw
samen met de aangekondigde visie dat wij hier integraal over willen beslissen en communiceren,
waarmee de herijking onderdeel zal uitmaken van de visie. Besluitvorming binnen het
kabinet zal naar verwachting dit najaar plaatsvinden.
Ontwikkelingen op de korte termijn
Ondertussen zijn er al projecten waarvoor een vergunning is verleend of wordt aangevraagd.
Middels een Richtsnoer Waterstofdragers willen wij duidelijkheid bieden over de regelgeving
die er op dit moment is en over hoe wij vanuit de Rijksoverheid vooralsnog aankijken
tegen het vervolg. Een werkversie van dit Richtsnoer is reeds voorgelegd aan belanghebbenden
en de eerste publieke versie wordt in juni 2024 verwacht.
Dit Richtsnoer biedt richting en houvast aan bevoegde gezagen (departementaal, provinciaal,
regionaal en lokaal) ten behoeve van hun taakuitvoering en beleidsvorming en aan initiatiefnemers
die plannen hebben met waterstofdragers.
Vervolg
De MKBV-studie is als gezegd een bouwsteen voor de herijking en visievorming. Voor
de afronding van deze trajecten gebruiken we ook de uitkomsten van andere bouwstenen,
zoals een multi-criteria-analyse (MCA) waterstofdragers die momenteel wordt uitgevoerd
in opdracht van het Ministerie van EZK. Daarnaast worden er veel gesprekken gevoerd
met relevante partijen en worden stakeholderbijeenkomsten georganiseerd. Ook de resultaten
daarvan worden betrokken in de besluitvorming. Zoals hierboven vermeld, verwachten
wij u voor het eind van dit jaar te kunnen informeren over de uitkomsten daarvan.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen
De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten
Ondertekenaars
-
, -
, -
Eerste ondertekenaar
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie