Brief regering : Verzamelbrief Instrumentarium aanpak arbeidsmisstanden
25 883 Arbeidsomstandigheden
Nr. 488 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 april 2024
Inleiding
Het kabinet staat voor een goed functionerende arbeidsmarkt en een gezonde economie
waarin iedereen de kans moet krijgen om mee te doen en zich te ontwikkelen zodat je
zelf kan bijdragen aan je eigen toekomst. Om die reden werkt het kabinet aan eerlijk,
gezond en veilig werk in Nederland. Dat is essentieel voor een goed functionerende
arbeidsmarkt en een gezonde economie. Het draagt ook bij aan de brede welvaart die
we in Nederland nastreven, waarbij iedereen recht heeft te werken onder de juiste
arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden met goede huisvesting. Het is daarvoor
nodig de arbeidsmarkt toekomstbestendig te maken. De structurele aanpassingen die
ik daartoe wil doorvoeren, staan beschreven in mijn Hoofdlijnenbrief Arbeidsmarkt.1 Een toekomstbestendige veilige, gezonde en eerlijke arbeidsmarkt betekent ook dat
er geen plek is voor misstanden. In deze brief beschrijf ik welk instrumentarium het
kabinet tot haar beschikking heeft om deze misstanden, die een welvarend land als
Nederland onwaardig zijn, te bestrijden. Ook ga ik in op een aantal moties en toezeggingen
die op dit terrein zijn gedaan.
Om te komen tot een eerlijke, gezonde en veilige arbeidsmarkt, is het belangrijk dat
de juiste regels gelden, dat werkgevers deze regels naleven en dat – daar waar dat
niet gebeurt – arbeidsmisstanden worden aangepakt. Het blijkt dat juist de meest kwetsbare
doelgroepen de dupe van arbeidsmisstanden zijn. Daarom onderzoekt het kabinet in hoeverre
misstanden door malafide werkgevers met het huidige instrumentarium effectief genoeg
te sanctioneren zijn en of er eventueel nieuwe of andere sancties ingevoerd moeten
worden. Uw Kamer heeft hier in verschillende debatten aandacht voor gevraagd, waaronder
het commissiedebat Arbeidsmigratie op 24 mei 2023 (Kamerstuk 29 861, nr. 119).
Deze brief geeft een toelichting op de diverse mogelijkheden die er nu al zijn om
misstanden aan te pakken, wat daar de voor- en nadelen van zijn, wat de effectiviteit
hiervan is, of er eventueel nog meer maatregelen nodig zijn en zo ja, welke.
Denk hierbij onder andere aan de modernisering van de strafbaarstelling van mensenhandel
(artikel 273f van het wetboek van Strafrecht), het nieuwe instrument tegen onderbetaling
van het minimum loon, de verdere aanscherping van de procedure van de huisvestingsvoorwaarde
in het kader van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav): «geen bed, geen business», en de intensievere samenwerking tussen de verschillende toezichthoudende organisaties.
Daarnaast moet ook de invoering van de Wet Toelating Terbeschikkingstelling Arbeidskrachten
zorgen dat malafide uitleners van de markt worden geweerd. Alle maatregelen in het
kader van de aanbevelingen van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten (hierna
Aanjaagteam) die het kabinet onverkort en met urgentie uitvoert.
Context
In onze arbeidsmarkt gaat er veel goed en houden werkgevers zich in ruime meerderheid
aan de geldende wet- en regelgeving. Het beleid is dan ook gebaseerd op vertrouwen;
vertrouwen dat werkgevers de verantwoordelijkheid nemen om werknemers een goede werkplek
te bieden in een veilige omgeving met de juiste arbeidsvoorwaarden. Ook is er een
groep werkgevers die wel het goede wíl doen, maar verstrikt raakt in wet- en regelgeving
of hier onvoldoende van op de hoogte is. De Arbovisie 2040 signaleert dit ook als
een van de knelpunten. Voor deze groep biedt het kabinet extra ondersteuning, bijvoorbeeld
de route naar de verplichte risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E). Ook bekijkt
het kabinet in samenwerking met de uitvoering en toezichthouders kritisch of wet-
en regelgeving eenvoudiger kan zodat ondernemers niet onbedoeld de fout in gaan.
Helaas is er ook een groep werkgevers die willens en wetens de wet overtreedt ten
behoeve van zoveel mogelijk economisch gewin ten koste van de werknemers, goedwillende
werkgevers en het gelijke speelveld in Europa. Met de maatregelen in deze brief pakt
het kabinet arbeidsmisstanden aan.
Het kabinet verbetert op een aantal manieren de positie van kwetsbare werknemers,
waaronder arbeidsmigranten. Toezicht en handhaving vormen hier een integraal onderdeel
van en zijn het sluitstuk in de beleidscyclus, die randvoorwaardelijk is voor een
goed werkende, gezonde, veilige en eerlijke arbeidsmarkt en een gezonde economie.
De inzichten vanuit het toezicht kunnen bijdragen aan beleid dat de mogelijkheid van
overtredingen voorkomt. Een voorbeeld daarvan is de besluitvorming om een specifieke
regeling voor de Aziatische horeca definitief te laten vervallen.2 Specifiek voor arbeidsmigranten is met de Wet goed verhuurderschap3 geregeld dat de huurovereenkomst geen onderdeel van de arbeidsovereenkomst meer mag
zijn. Ook ontving uw Kamer op 10 oktober 2023 het wetsvoorstel voor toelating van
uitleners tot de Nederlandse markt.4 Over alle aanbevelingen is uw Kamer op 1 december jl. uitgebreid geïnformeerd via
de Jaarrapportage arbeidsmigranten 2023.5
Daarnaast wordt er een belangrijke stap gezet in het strafrechtelijke domein, de modernisering
van de strafbaarstelling van mensenhandel (art. 273f Sr) en de introductie van de
zelfstandige strafbaarstelling van ernstige benadeling en voordeeltrekking. In februari
2024 is advies ontvangen van de afdeling Advisering van de Raad van State op het wetsvoorstel.
Na reactie op het advies zal het wetsvoorstel naar verwachting dit voorjaar aangeboden
worden aan de Tweede Kamer.
Tot slot zijn op het gebied van toezicht en handhaving verschillende stappen gezet.
De samenwerking tussen de verschillende betrokken partijen, zoals private en publieke
toezichthouders, zorgt voor meer efficiëntie waardoor er beter gehandhaafd kan worden.
Zo zijn er de afgelopen jaren al diverse samenwerkingsverbanden opgezet waarbij toezichthouders
en handhavers integraal en gezamenlijk optrekken die doorlopend resultaat boeken.
Het bekendste voorbeeld hiervan is het Flexibel Regionaal Interventieteam (FRIT) opgezet
in Noord-Limburg.
De lessen uit deze pilot worden betrokken in toekomstige projecten waarin meerdere
toezichthouders samenwerken rondom deze thematiek. Ook in Europees verband via de
European Labour Authority (ELA) wordt grensoverschrijdend toezicht steeds beter opgepakt
en wordt de samenwerking tussen organisaties als de Belastingdienst, SVB, UWV en Arbeidsinspectie
geïntensiveerd (in het team Aanpak Malafide Uitzendbureaus (AMU)-Internationaal).
De herziening van het ELA-mandaat biedt de mogelijkheid om een uitbreiding voor te
stellen in Europees verband, bijvoorbeeld richting het terrein van detachering van
derdelanders en meer gezamenlijke inspecties. Ook versterk ik via bilaterale samenwerking
met afzonderlijke lidstaten de agendering en aanpak van arbeidsmisstanden. En richten
we ons op betere informatieverstrekking over rechten en terugkeer.
Hieronder ga ik verder in op de verschillende maatregelen en instrumenten om arbeidsmisstanden
aan te pakken. Ik licht daarbij de huidige stand van zaken toe en ga verder in op
hoe het instrument breder ingezet kan worden of waarom ik ervoor kies bepaalde instrumenten
niet in te zetten. Tevens leg ik uit waarom bepaalde instrumenten (nog) niet het effect
hebben dat we ermee voor ogen hebben en welke stappen we extra zetten om misstanden
nog beter te bestrijden.
Bestuursrechtelijk bestuursverbod
Om recidive van malafide uitleners te bestrijden adviseerde het Aanjaagteam een bestuursrechtelijk
bestuursverbod in te voeren om deze uitleners, die bij herhaling nieuwe uitzendbureaus
oprichten, aan te pakken. Het kabinet heeft deze optie verkend en geconcludeerd dat
het bestuursrechtelijk bestuursverbod hiervoor niet het meest efficiënte instrument
is.
U bent hierover geïnformeerd in de zomer van 2022.6 Een aantal Kamerleden heeft tijdens het commissiedebat Arbeidsmigratie van 24 mei
jl. gevraagd dit besluit te heroverwegen. Vanwege de nog steeds voorkomende malafide
praktijken deel ik uw zorgen en begrijp ik uw verzoek.
Desondanks heb ik, na heroverweging binnen mijn ministerie, besloten mijn standpunt
te handhaven en het verbod niet in te voeren. De belangrijkste redenen hiervoor zijn:
– De rechtstatelijke kwetsbaarheid. Een verbod om enige onderneming te besturen is een
zware maatregel. Het belang van rechtstatelijkheid, dat in het parlementaire onderzoek
naar de toeslagenaffaire is onderstreept, weegt hier zwaar. Het ontbreken van toestemming
van een rechter maakt het instrument kwetsbaar.
– Twijfels bij de effectiviteit en efficiëntie. Een bestuursverbod kan worden omzeild
via zogenaamde katvangers waardoor de effectiviteit minder groot is. Bovendien is
de bewijslast voor proportionaliteit van de inzet van het instrument groot, en die
zal dan bij de Arbeidsinspectie liggen.
– Beschikbaarheid van andere instrumenten. Allereerst het beboeten van feitelijk leidinggevenden
(zie hierna in deze brief), hetgeen ook een persoonsgerichte aanpak is. Daarnaast
toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur
(Wet Bibob) bij de toelating van uitleners die arbeidskrachten ter beschikking stellen,
zoals in het recente wetsvoorstel is opgenomen. Hierdoor kan de Toelatende Instelling
de toelating weigeren, schorsen of intrekken.
Beboeten van feitelijk leidinggevenden
Vanwege het hiervoor genoemde besluit om niet een bestuursrechtelijk bestuursverbod
in te voeren heb ik uw Kamer ook toegezegd dat ik, naast het toepassen van de Wet
Bibob bij de toelating van uitzendbureaus, kijk naar de mogelijkheden om de beboeting
van feitelijk leidinggevenden effectiever in te zetten.
Naast het beboeten van een rechtspersoon kan ook de persoon die feitelijk leiding
heeft gegeven aan de verboden gedraging worden beboet. Zo wordt de spil achter de
overtreding aangepakt en direct in zijn privévermogen geraakt. De feitelijk leidinggevende
kan de formele bestuurder zijn. Het instrument kan ook worden ingezet bij personen
die formeel geen bestuurder zijn, maar die in de praktijk wel leiding aan verboden
gedragingen hebben gegeven. De feiten en omstandigheden in de praktijk zijn hiervoor
bepalend.
De Arbeidsinspectie heeft ervaring met het beboeten van feitelijk leidinggevenden.
De huidige inzet van dit instrument is vooral in situaties met een (strategisch) faillissement
of (dreigende) ontbinding van een onderneming. Dit komt vooral voor bij overtredingen
van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml) en de Wet arbeid vreemdelingen
(Wav). Daar waar aan feitelijk leidinggevenden boetes zijn opgelegd, bleken deze feitelijk
leidinggevenden regelmatig ook bestuurder. Dit instrument treft dus ook die personen
die anders via een eventueel bestuursverbod zouden worden aangepakt.
De Arbeidsinspectie wil, naast het beboeten van de rechtspersoon, ook de feitelijk
leidinggevenden in meer dan voornoemde situaties gaan beboeten. De uitbreiding gaat
om alle situaties waar het beboeten van alleen de rechtspersoon te weinig maatschappelijk
effect geeft.
In de praktijk vraagt het opleggen van een boete aan de feitelijk leidinggevende een
aanzienlijke extra inspanning ten opzichte van alleen het onderzoeken van de gedragingen
van de rechtspersoon. In dit aanvullende feitenonderzoek moet de inspecteur bewijzen
dat de persoon feitelijk leiding heeft gegeven en dat de verboden gedraging ook persoonlijk
verwijtbaar is. Om dergelijke onderzoeken vaker te doen, loopt binnen de Arbeidsinspectie
momenteel een intern traject. Dit traject is gericht op een intensivering van het
gebruik van het instrument in specifieke sectoren, op de toegankelijkheid van interne
werkinstructies met praktijkvoorbeelden en op het vergroten van de bekendheid en toepassingsmogelijkheden
van dit instrument zoals via opleidingsactiviteiten. Belangrijke notie is overigens
dat het aantal opgelegde boetes geen doel op zich is; het doel is het vergroten van
de naleving.
Op dit moment zijn in de beleidsregels boeteoplegging van de verschillende arbeidswetten
(zoals de Arbowet en Wet minimumloon) geen specifieke boetenormbedragen voor feitelijk
leidinggevenden opgenomen, behalve bij de Wet arbeid vreemdelingen. Met de opgedane
ervaringen van de Arbeidsinspectie maak ik per arbeidswet een analyse om te bezien
of deze boetebeleidsregels voldoen of dat ze moeten worden aangepast, inclusief een
mogelijke (significante) verhoging van boetes.
Over de voortgang wordt u in de tweede helft van 2024 geïnformeerd.
Toezegging Van Kent effecten verhogen boetes
In januari 2021 heeft mijn voorganger uw Kamer geïnformeerd over het boetebeleid van
SZW.7 In die brief wordt toegelicht dat het stelsel van boeteregels wijd- en fijnvertakt
is, en dat er sprake is van individuele gevalsbehandeling en adequate rechtsbescherming.
Het lid Van Kent heeft aangegeven dat hij wenst dat de boetes voor het begaan van
misstanden verhoogd worden. Ik heb toegezegd daarnaar te kijken. Deze oproep raakt
aan een bredere discussie die momenteel gevoerd wordt. Bij de aanpak van misstanden
en de inzet van het instrumentarium dat hiervoor beschikbaar is, moet immers ook goed
gekeken worden naar de maatschappelijke effecten die ermee bewerkstelligd kunnen worden.
Het doel is minder misstanden en daarmee de positie van kwetsbare werknemers verbeteren.
Daarom is het belangrijk te weten of en hoe het verhogen van boetes hieraan bijdraagt
voordat we de boetes daadwerkelijk gaan verhogen. Om die reden stel ik een onderzoek
in naar de maatschappelijke effecten van boetes. Hierbij kijken we naar waarom sommige
sancties de naleving al dan niet verhogen en welke oplossingen we hiervoor kunnen
bieden. Zo kijken we bijvoorbeeld ook naar de pakkans, de preventieve werking van
boetes en andere prikkels die kunnen bijdragen aan de verhoging van de naleving van
wetgeving. De uitkomsten van dit onderzoek neem ik, net zoals de ervaringen van de
Arbeidsinspectie over het beboeten van feitelijk leidinggevenden en het signaal van
de Arbeidsinspectie over de financiële drijfveren bij overtredingen van de Wav, dat
ik tegelijkertijd met deze brief naar uw Kamer verstuur, mee in mijn analyse over
de verschillende wetten op het gebied van eerlijk werk. Ik verwacht de uitkomsten
hiervan aan het eind van het jaar en zal u hierover informeren.
Daarnaast wordt in het kader van de Arbovisie 2040 onderzoek gedaan naar financiële
prikkels voor werkgevers ter bevordering van effectieve preventie, zodat het aantal
ongevallen, gezondheidsproblemen, zieken en doden door en op het werk vermindert.
Ook in dit onderzoek wordt gekeken naar het effect van de verhoging van de boetes,
specifiek voor arbo- en arbeidstijdenwetgeving. Verwachting is dat het onderzoek komende
zomer van start gaat.
Overigens zal het kabinet in het kader van het toelatingsstelsel voor terbeschikkingstelling
van arbeidskrachten in ieder geval de boetebeleidsregels voor de Wet allocatie arbeidskrachten
door intermediairs (Waadi) herzien. Met de introductie van het toelatingsstelsel worden
in de Waadi verschillende nieuwe overtredingen geïntroduceerd voor zowel uit- als
inleners. Voor elk van deze overtredingen moet worden bezien welke boetes en dwangsommen
daarbij passend en mogelijk zijn. Ik zal u later informeren over de inhoud van de
boetebeleidsregels.
Motie De Kort / Van den Brink over inname van reisdocumenten en bankpassen
Op 22 juni 2023 heeft uw Kamer de motie van de leden Van den Brink en De Kort8 aangenomen. In de motie wordt verzocht om voor de begrotingsbehandeling9 van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met een plan te komen hoe
het oneigenlijk innemen van reisdocumenten en bankpassen van arbeidsmigranten met
als oogmerk het inperken van diens vrijheden niet enkel via artikel 447b van het Wetboek
van Strafrecht kan worden bestraft.
Graag benadruk ik dat ik de inname van reisdocumenten en bankpassen tegen de wil van
arbeidsmigranten zeer onwenselijk vind. Het zorgt ervoor dat een werknemer extra afhankelijk
wordt van zijn werkgever en het zorgt voor vrijheidsbeperkingen. Eventueel misbruik
dient door de Arbeidsinspectie effectief aangepakt te kunnen worden.
Om hier tegen op te treden hebben inspecteurs van de Arbeidsinspectie en de politie
het instrumentarium vanuit het strafrecht tot hun beschikking. Allereerst kunnen inspecteurs
in het geval van inname het in de motie genoemde artikel 447b van het Wetboek van
Strafrecht toepassen om reisdocumenten terug te vorderen.
De Arbeidsinspectie gebruikt deze bevoegdheid momenteel in de praktijk. De aanpak
hiervan is effectief, omdat werkgevers in bijna alle gevallen de reisdocumenten teruggeven.
Deze aanpak geeft evenwel geen sanctiemogelijkheid wanneer de werkgever het document
teruggeeft en dus aan de vordering voldoet. Bovendien werkt deze aanpak alleen in
situaties waar de Arbeidsinspectie inspecties uitvoert. Ook heeft dit wetsartikel
geen betrekking op het oneigenlijk innemen van bankpassen.
Die sanctiemogelijkheid biedt artikel 321 van het Wetboek van Strafrecht mogelijk
wel. In dit artikel is geregeld dat een persoon die opzettelijk enig goed, zoals een
reisdocument of bankpas, inneemt zich schuldig maakt aan verduistering, gestraft kan
worden met een gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vijfde
categorie. In afstemming met het OM zullen het kabinet en de Arbeidsinspectie nagaan
in hoeverre inzet van art. 321 van het Wetboek van Strafrecht juridisch passend en
haalbaar is.
Vanwege het beperkte handelingsperspectief zal ik de mogelijkheden voor de toepassing
van de huidige instrumenten bij het oneigenlijk innemen van reisdocumenten en bankpassen
van arbeidsmigranten verder onderzoeken met de Arbeidsinspectie, in afstemming met
het Openbaar Ministerie en het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Daarbij wordt
ook gekeken of eventuele passende vervolgstappen nodig zijn, zoals de aanpassing of
uitbreiding van de huidige instrumenten. Daarnaast bekijkt het kabinet of er andere
instrumenten zijn om het oneigenlijk innemen van reisdocumenten en bankpassen van
arbeidsmigranten te sanctioneren, zodat werkgevers die op deze wijze de persoonlijke
vrijheid van hun werknemers ernstig beperken, hard kunnen worden gestraft. Het streven
is om deze verkenning voor eind 2024 gereed te hebben.
Nieuw instrument tegen onderbetaling minimumloon
Het Aanjaagteam adviseerde om een bepaling in de Wml op te nemen om bij een vermoeden
van onderbetaling in combinatie met een «ondeugdelijke administratie» uit te kunnen
gaan van het rechtsvermoeden van een voltijds dienstverband van zes maanden. Deze
aanbeveling is bedoeld om een extra instrument te hebben om onderbetaling van het
wettelijk minimumloon (in het bijzonder voor arbeidsmigranten) aan te pakken en rechtsherstel
voor de werknemer te bewerkstelligen.
Om onderbetaling te kunnen vaststellen, is de inspecteur van de Arbeidsinspectie afhankelijk
van gegevens. Bijvoorbeeld de arbeidsovereenkomst, gewerkte uren en loonstroken. Het
komt voor dat de werkgever deze gegevens niet kan of wil verstrekken, terwijl er wel
een vermoeden van onderbetaling is. Als het ook op andere manieren niet lukt om de
gegevens te verkrijgen (bijvoorbeeld via de boekhouder, werknemer, etc.) kan enkel
een boete opgelegd worden voor het niet of niet tijdig verstrekken van de gevraagde
gegevens en stukken (artikel 18b lid 2 Wml). Omdat de vermoedelijke onderbetaling
in deze gevallen niet kan worden vastgesteld, kan geen nabetalingverplichting opgelegd
worden. Daarmee krijgt de werknemer dus niet alsnog het eventuele achterstallige loon
waar hij recht op heeft. Door uit te kunnen gaan van een rechtsvermoeden van zes maanden
(voltijds) arbeid, krijgt de Arbeidsinspectie of de civiele rechter de mogelijkheid
om een fictieve onderbetaling te berekenen. Het is dan aan de werkgever om het rechtsvermoeden
te weerleggen (omgekeerde bewijslast). Kan deze dat niet, dan kan op basis van de
fictieve onderbetaling een nabetalingsverplichting worden opgelegd, waarmee de werknemer
dus wél het achterstallige loon ontvangt.
In het commissiedebat Gezond en Veilig Werken (dd. 15 juni 2023)(Kamerstuk 25 883, nr. 465) heb ik aangegeven de mogelijkheden voor een rechtsvermoeden in de Wml te bekijken
en uw Kamer hierover te informeren.
Ik heb besloten om te starten met de inhoudelijke uitwerking ervan, wat ik in nauwe
samenspraak met de sociale partners en de Arbeidsinspectie zal oppakken. Ik verwacht
eind 2024 de internetconsultatie te starten.
Huisvestingsvoorwaarde in de Wet arbeid vreemdelingen
Zoals hierboven aangegeven, zet het demissionaire kabinet zich onverminderd in om
de leef- en werkomstandigheden van arbeidsmigranten te verbeteren. Dat is ook nodig
voor arbeidsmigranten die van buiten de Europese Unie (EU) naar Nederland komen. Bij
het debat over de wijziging van de Wav in juni 2021 heeft het lid Van Baarle met een
motie10 de regering verzocht om te bezien of een specificering dan wel aanscherping van de
huisvestingsvoorwaarde in de Wav middels het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen
2022 bijdraagt aan het tegengaan van misstanden.
In de Wav staat dat de werkgever verantwoordelijk is voor goede huisvesting. UWV toetst
bij aanvragen of de werkgever verklaart dat hij zorgt voor veilige en hygiënische
huisvesting. Als blijkt dat er geen goede huisvesting is, kan de tewerkstellingsvergunning
worden geweigerd of kan een reeds afgegeven vergunning worden ingetrokken. Ook hier
geldt immers: no bed, no business. Het is belangrijk dat UWV hierop stevig toetst. Dat is mogelijk binnen de huidige
regelgeving. Daarom heb ik UWV verzocht om de aanvraagformulieren voor een tewerkstellingsvergunning
en een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid aan te passen. Deze aanpassingen
zijn doorgevoerd.
UWV zal hierdoor bij werkgevers meer informatie opvragen over de huisvesting van vreemdelingen
voor wie zij een vergunning aanvragen. Ook zal het werkproces van UWV worden aangepast
bij de beoordeling van aanvragen of verzoeken om advies. Hierdoor kan UWV beter beoordelen
of er sprake is van goede huisvesting. Ook zal UWV op basis van deze informatie beoordelen
of de werkgever gevraagd moet worden om een verklaring van de gemeente over de beschikbaarheid,
rechtmatigheid en geschiktheid van de huisvesting. Ten slotte zal UWV bij twijfel
over de door de werkgever overgelegde gegevens ook zelf vaker de gemeente, die verantwoordelijk
blijft voor het toezicht op de huisvesting, om een dergelijk oordeel vragen.
Naast de uitvoering van de aanbevelingen van het Aanjaagteam zet ik, in opvolging
van bovengenoemde motie, steviger in op de verbetering van de samenwerking tussen
uitvoerings- en handhavingsketens (waaronder UWV en de gemeente) en daarmee de woonomstandigheden
van arbeidsmigranten van buiten de EU.
Motie De Kort c.s. Samenwerking burgemeesters en Arbeidsinspectie
Motie De Kort c.s.11 heeft het kabinet opgeroepen om in overleg te gaan met de VNG en de Arbeidsinspectie
over effectieve en laagdrempelige uitwisseling van meldingen over misstanden. Dit
onderwerp is o.a. op 10 oktober jl. in een bestuurlijk overleg tussen VNG, verschillende
wethouders, de Arbeidsinspectie en het Rijk besproken. In dat overleg is tevens breder
gesproken over toezicht en handhaving, zowel door het Rijk, decentrale overheden en
private organisaties.
Mijn beeld is dat deze organisaties goed en veelvuldig met elkaar samenwerken, zowel
bij gezamenlijke controles, via structurele samenwerkingsverbanden (zoals bijvoorbeeld
het Haags Economisch Interventie Team) als bij de uitwisseling van meldingen. Tijdens
dit bestuurlijk overleg heeft de Arbeidsinspectie ook benoemd dat zij álle ontvangen
meldingen beoordeelt, ongeacht via welke kanalen (mail, telefonisch, meldformulier)
deze bij de Arbeidsinspectie binnenkomen. Bij de beoordeling krijgen meldingen van
professionele partijen (zoals gemeenten) een zwaarder gewicht toegekend. Ook ontvangen
melders een terugkoppeling of hun melding in onderzoek wordt genomen. Vanzelfsprekend
geldt dit ook voor gemeenten. Ontvangen meldingen buiten haar toezichtsdomein (zoals
over iemand die zwartwerkt naast een uitkering) worden naar de desbetreffende gemeente
doorgezet. Tijdens het overleg hebben gemeenten en de Arbeidsinspectie aangegeven
dat deze samenwerking naar tevredenheid verloopt. Als zich in voorkomende gevallen
onduidelijkheden voordoen, dan wordt dat per geval bekeken en opgelost.
Daarnaast kan ik melden dat de VNG eind vorig jaar een zogeheten barrièremodel online
beschikbaar heeft gesteld.12 Dit model geeft gemeenten en andere instanties handvatten voor de bescherming van
kwetsbare arbeidsmigranten. In het model is ook aandacht voor arbeidsmisstanden en
dat meldingen bij de Arbeidsinspectie kunnen worden gedaan.
Verder is afgesproken dat er een overzicht wordt gemaakt van de verschillende betrokken
instanties. Op die wijze wordt beter inzichtelijk gemaakt welke instanties er nu betrokken
zijn en op welk deelterrein zij zich bezighouden met misstanden rondom arbeidsmigranten.
Tot slot
Het kabinet zet zich met al deze maatregelen onverminderd in om arbeidsmisstanden
te bestrijden en hiermee een eerlijke, gezonde en veilige arbeidsmarkt te realiseren,
met name ten behoeve van kwetsbare werknemers, waaronder arbeidsmigranten. Zodat ook
zij krijgen waar ze recht op hebben; eerlijk, gezond en veilig werk en een waardige
plek om te wonen.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid