Brief regering : Voortgangsrapportage Seksuele Gezondheid
32 239 Seksuele gezondheid
Nr. 17
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG EN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID,
WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 april 2024
Dit kabinet staat voor een brede en positieve benadering van het toerusten én beschermen
van de samenleving op het gebied van seksuele gezondheid. Dat beschrijven de Staatssecretaris
en de toenmalige Minister van VWS op 5 oktober 2022 in de beleidsvisie Seksuele gezondheid.1 Op 13 februari 2023 hebben de Staatssecretaris en de toenmalige Minister van VWS
de Voortgang beleidsvisie Seksuele gezondheid met uw Kamer gedeeld.2 In de voorliggende brief delen wij voor de tweede keer de voortgang op de beleidsvisie
Seksuele gezondheid.
De afgelopen jaren is sprake van verschillende landelijke en internationale ontwikkelingen
op het gebied van de seksuele gezondheid die onze blijvende aandacht verdienen. De
trend van de stijging in gediagnosticeerde gonorroe bij de GGD’en heeft zich ook in
2023 doorgezet3 en onderzoek wijst uit dat er sprake is van een daling in condoomgebruik onder jongeren.4 Verder is het algemene gebruik van anticonceptie de afgelopen jaren afgenomen,5 gaat online veel onbetrouwbare informatie rond over hormonale anticonceptie6 en werd bekend dat het aantal abortussen is gestegen met 15%.7 Ook geven veel mensen aan seksueel grensoverschrijdend gedrag te hebben meegemaakt,
dat aantal is onder jongeren toegenomen.8 Daarnaast laten de GGD’en weten dat dat jongeren vaker bij hen aankloppen met vragen
over hun genderidentiteit.9
De jaarlijkse projectweek over relationele en seksuele vorming, de Week voor de Lentekriebels,10 zorgde begin 2023 voor commotie die gevoed werd door onvolledige of onjuiste informatie.
Zo gingen verhalen rond dat tijdens deze week pedofilie genormaliseerd werd, kinderen
werden aangezet tot seksuele handelingen en dat transgender zijn werd gepromoot. We
vinden het jammer dat deze week die juist een positieve insteek kent, werd overschaduwd
door deze onjuiste informatie. De editie van 2024 verliep overwegend positief ondanks
dat een aantal individuen en organisaties zich hebben verzet tegen de Week van de
Lentekriebels. Echter, mede door een intensievere voorbereiding vanuit allerlei partijen
om scholen en ouders van volledige informatie te voorzien en de extra inzet van Rutgers
op ouderbetrokkenheid, verliep het maatschappelijke debat genuanceerder dan vorig
jaar.
Er wordt op veel verschillende plekken en manieren gewerkt aan het verbeteren van
de seksuele gezondheid in Nederland, die niet allemaal besproken zullen worden in
deze brief. Graag duiden wij de samenhang. Binnen de Rijksoverheid wordt aan het beschermen
en het bevorderen van seksuele gezondheid in het algemeen gewerkt, door uitvoering
te geven aan de beleidsvisie Seksuele gezondheid, waar voorliggende brief een voortgang
op deelt. Verder komt dit thema ook terug in de Aanpak onbedoelde en ongewenste zwangerschap,
met name in de acties gericht op preventie waar aandacht wordt besteed aan relationele
en seksuele vorming, gerichte publiekscommunicatie en gratis en toegankelijke anticonceptie
voor personen in een kwetsbare situatie.11 Ook de beleidsvisie Intimiteit en seksualiteit voor mensen met een beperking12 raakt aan dit thema, omdat het faciliteren van het gesprek over seksualiteit bijdraagt
aan seksuele gezondheid. Daarnaast worden de krachten gebundeld om seksueel grensoverschrijdend
gedrag en seksueel geweld tegen te gaan in het nationaal actieprogramma,13 waarover uw Kamer op 18 maart 2024 een voortgang ontving. Bij alle inzet op het verbeteren
van de seksuele gezondheid in Nederland is er sprake van nauwe samenwerking met het
veld en ook tussen verschillende veldpartijen onderling. De inzet van veldpartijen
is gebundeld in het nationaal actieplan Soa, Hiv en Seksuele gezondheid.14 Hiermee wordt aan de hand van gerichte en concrete acties (binnen de bestaande financiële
kaders) invulling gegeven aan de ambities die beschreven staan in de beleidsvisie
Seksuele gezondheid.
In deze brief delen wij de voortgang op de volgende thema’s:
• Stand van de seksuele gezondheid in Nederland.
• Seksuele gezondheid in beeld: surveillance en monitoring.
• Seksuele gezondheidsbevordering.
• Seksuele gezondheidsbescherming.
• Seksuele gezondheid op Bonaire, Saba en Sint Eustatius (BES-eilanden).
Stand van de seksuele gezondheid in Nederland
Goed beleid baseert zich op gedegen surveillance en monitoring. Monitors geven inzicht
in trends en ontwikkelingen en kunnen daardoor de invloed van beleidsinzet zichtbaar
maken. Verschillende monitors en rapportages gaven ons inzicht in de stand van de
seksuele gezondheid in Nederland in het afgelopen jaar. We zien vooral ontwikkelingen
op het gebied van soa, hiv, en anticonceptiegebruik.
Monitor Seksuele gezondheid in Nederland
De Monitor Seksuele Gezondheid wordt uitgevoerd door Rutgers, in samenwerking met
het RIVM en het CBS.15 Ruim 15.000 personen van 18 tot 80 jaar vulden in de periode vanaf eind september
2022 tot en met februari 2023 een vragenlijst in over een breed scala van aan seksualiteit
gerelateerde thema’s. De resultaten van de steekproef zijn representatief voor de
Nederlandse bevolking door het gebruik van weging. De volledige publicatie verschijnt
naar verwachting in het najaar. Voor twee deelonderwerpen zijn wel al uitkomsten bekend,
namelijk anticonceptiegebruik en seksuele grensoverschrijding.
Het gebruik van de anticonceptiepil is de afgelopen zes jaar (tussen 2017 en 2023)
onder vrouwen van 18 tot en met 49 jaar afgenomen van 30% naar 24%. Daar staat tegenover
dat meer vrouwen een spiraal16 gebruiken: dit aantal is gestegen van 17% in 2017 naar 21% in 2023. Het percentage
vrouwen dat helemaal geen anticonceptiemiddel gebruikt is gestegen van 34% naar 41%,
van hen geeft een op de drie aan dat dit is omdat ze geen hormonen willen gebruiken.
Rutgers heeft verder onderzoek gedaan naar het gebruik van natuurlijke anticonceptiemethoden
onder jonge vrouwen tussen de 18 en 29 jaar.17 Het niet willen gebruiken van hormonen is hierbij de meest genoemde reden (62%),
ook meer in contact willen zijn met het eigen lijf (41%) en angst voor gezondheidsschade
door hormonen (35%) werden vaak genoemd. De jongere groep vrouwen (18–24 jaar) noemen
vaker positieve verhalen op sociale media (18%) als reden voor het gebruik van natuurlijke
methoden dan de groep tussen de 25 en 29 jaar (9%).
Bijna een kwart van de vrouwen en een op de twintig mannen heeft ooit in hun leven
seksueel geweld meegemaakt. Kijken we breder naar fysieke seksuele grensoverschrijding,
waarbij ook zoenen en aanrakingen worden meegerekend, dan heeft ruim de helft van
de vrouwen en bijna een vijfde van de mannen dat weleens meegemaakt. Hoewel de cijfers
met betrekking tot seksuele grensoverschrijding gelijk zijn gebleven, komt het nog
veel te vaak voor. Met de inzet van de regeringscommissaris en het Nationaal Actieprogramma
Aanpak seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld dragen we er actief
aan bij om hier verandering in te brengen.
Monitor Seksuele gezondheid van jongeren
Op 22 januari 2024 is de vierde editie van het onderzoek Seks onder je 25egepubliceerd.18 Uit deze monitor blijkt dat de leeftijd waarop jongeren voor het eerst geslachtsgemeenschap
hebben is gestegen. Het percentage jongeren voor wie de laatste sekspartner een losse
partner was, is ook gestegen. Ook zien we dat jongeren over het algemeen kunnen genieten
van seks en dat acceptatie van seksuele en genderdiversiteit is toegenomen.
Echter zijn er ook ontwikkelingen die ons zorgen baren. Het anticonceptiegebruik is
veranderd; het gebruik van de pil neemt sterk af en de groep die geen anticonceptie
gebruikt is gegroeid. Ook het condoomgebruik neemt af: onder jongeren die geen relatie
hadden met hun laatste sekspartner, groeide het deel dat nooit een condoom gebruikte
met deze partner. Daarnaast is het aantal jongeren dat aangeeft seksueel grensoverschrijdend
gedrag te hebben meegemaakt toegenomen.
De resultaten uit dit onderzoek tonen geen verhoging van het aantal soa. Er is echter
wel duidelijk een stijging te zien in de klinische van de centra seksuele gezondheid
(CSG) van de GGD, waar jongeren onder 25 jaar laagdrempelig gebruik kunnen maken van
soa-testen en seksualiteitshulpverlening. Dit verschil kan mogelijk verklaard worden
doordat de steekproef van Seks onder je 25e plaatsvindt onder de algemene bevolking, terwijl bij de GGD’en vooral mensen met
risicogedrag worden gezien. De combinatie van het dalende condoomgebruik en de stijging
van het aantal soa zien wij als een zorgelijke ontwikkeling. Bovendien toont het onderzoek
aan dat jongeren meer ontevreden zijn geworden over de lessen relationele en seksuele
vorming op school. Ze vinden dat er te weinig lessen zijn over dit onderwerp en dat
ze niet de informatie krijgen die ze willen.
Ontwikkelingen in gevonden soa bij de GGD’en
Ieder half jaar publiceert het RIVM de belangrijkste cijfers en ontwikkelingen omtrent
soa en seksuele gezondheid in Nederland in de Thermometer Seksuele Gezondheid. Met
deze soa-rapporten wordt inzicht geboden in de surveillancedata van de soa-diagnostiek
bij de CSG van de GGD’en onder hoog-risicogroepen voor soa-transmissie. Op deze manier
vormen ze een belangrijke basis voor het beleid op het gebied van de soa- en hiv-bestrijding.
De meest recente Thermometer geeft inzicht in de cijfers van 2023. Het aantal soa-
en PrEP-consulten bij de CSG was 172.113 Het aantal soa-consulten was 5% hoger dan
een jaar eerder, het aantal PrEP-consulten is gelijk gebleven. Het algemene vindpercentage
is ongeveer gelijk gebleven op 21%. Dit betekent dat het aantal soa alleen in absolute
zin is gestegen in 2023 ten opzichte van 2022, en dit is het gevolg van een toename
in het aantal consulten. Als we naar meer jaren kijken, zien we wel een stijging van
het vindpercentage en een stijging van het aantal consulten.
Het meest opvallende is dat het aantal diagnoses van gonorroe nog steeds verder stijgt.
Deze toename van gonorroe was voor het eerst te zien in 2022 en zet in heel 2023 door.
Het vindpercentage van gonorroe is daarbij ook gestegen, met name onder heteroseksuelen
onder de 25 jaar. In absolute en relatieve aantallen vertoont gonorroe dus een stijging
bij de GGD.
Deze stijging van gonorroe is een opvallende en ook zorgelijke ontwikkeling, omdat
een gonorroe-infectie gepaard kan gaan met complicaties en kan leiden tot onvruchtbaarheid.
Gonorroe steeg met 31% ten opzichte van 2022, onder jonge heteroseksuele mannen en
vrouwen. Hoewel gonorroe nog steeds het meest voorkomt bij mannen die seks hebben
met mannen, valt vooral de stijging bij jonge vrouwen en jonge heteroseksuele mannen
op. Het gaat dan vooral om mensen met een hoog opleidingsniveau, zonder migratieachtergrond.
De stijging van het aantal gonorroe-infecties is ook in andere Europese landen zichtbaar
en houdt mogelijk verband met de daling in het condoomgebruik, maar er kan ook sprake
zijn van veranderd seksueel gedrag of percepties over soa onder jonge heteroseksuele
jongeren. Het kunnen leggen van (oorzakelijke) verbanden tussen deze verschillende
factoren vraagt om verder onderzoek.
Momenteel loopt onderzoek door het RIVM naar de perceptie van heteroseksuele jongeren
over chlamydia en gonorroe. Ook onderzoekt het RIVM momenteel manieren om het condoom
gebruik onder jongeren te stimuleren. De resultaten van deze onderzoeken kunnen richting
geven voor eventuele aanvullende publieksvoorlichting. Een andere oorzaak zou kunnen
zijn dat nu heersende bacteriestammen besmettelijker zijn, maar het is niet zeker
of dat in Nederland het geval is.
Jaarlijkse hiv-rapportage SHM
Op 22 november jl. heeft Stichting hiv monitoring (SHM) het HIV Monitoring Report
over 2022 gepubliceerd. Dit rapport bericht over trends binnen de populatie mensen
met hiv in Nederland en rapporteert over gegevens die verzameld zijn tot en met het
voorafgaande jaar. Hieruit blijkt dat aan het eind van 2022 94% van de personen met
hiv zich bewust is van hun status, van die groep is 96% onder behandeling en van deze
behandelde groep is bij 96% het virus niet meer detecteerbaar en daarmee ook niet
meer overdraagbaar. De Nederlandse streefdoelen zijn daarmee nagenoeg behaald.19
Het rapport laat verder zien dat er in 2022 sprake was van 393 nieuwe hiv-diagnoses.
In 2021 waren dit er nog 427. Dit betekent dat de dalende trend van het aantal hiv-diagnoses
zich verder voortzet. Ter vergelijking: in 2010 waren er ruim 1100 nieuwe diagnoses,
ten opzichte van dat jaar is er dus sprake van een daling van ongeveer 65%. Het aanbieden
van PrEP-zorg, preventieve hiv-medicatie, heeft een belangrijke bijdrage geleverd
aan de vermindering van hiv-infecties. Ook het (herhaaldelijk) testen, waardoor vroegtijdige
diagnose en behandeling mogelijk is draagt hieraan bij. Het is wetenschappelijk bewezen
dat mensen met een hiv-besmetting die worden behandeld met combinatietherapie en bij
wie het hiv-virus niet meer detecteerbaar is, het virus niet kunnen overdragen.20
Helaas zijn we er nog niet wat betreft onze ambitie om Nederland naar 0 nieuwe hiv-besmettingen
te krijgen. Een aantal opvallende uitkomsten zijn:
• De helft van de diagnoses wordt bij migranten gesteld;
• 23% van de groep die bestaat uit mannen die seks hebben met mannen of trans personen
met een nieuwe hiv-diagnose, hebben géén PrEP gebruikt omdat ze dachten een laag risico
te lopen op hiv;
• 10,9% van de groep die bestaat uit mannen die seks hebben met mannen of uit trans
personen met een nieuwe hiv-diagnose, gaf aan niet te weten wat PrEP was ten tijde
van hun hiv-diagnose;
• 48% van de nieuwe hiv-diagnoses in de jaren 2020–2022 betreft diagnoses die in een
laat stadium worden gesteld. Van deze groep is 36% binnen een jaar na de hiv-diagnose
met een door hiv veroorzaakte aandoening in het ziekenhuis opgenomen en is 3% overleden.
Dit terwijl hiv tegenwoordig goed te behandelen is. Van de mensen met een niet-late
hiv diagnose wordt slechts 3% binnen een jaar na de hiv-diagnose met een door hiv
veroorzaakte aandoening in het ziekenhuis opgenomen en is er niemand aan de gevolgen
van hiv overleden.
Deze cijfers tonen ons het belang van het structureel en breder beschikbaar maken
van PrEP, alsmede goede informatie over dit aanbod. Ook tonen deze gegevens het belang
van vroegtijdige opsporing en toeleiding naar behandeling. Tijdig testen vraagt om
oplettendheid van zorgprofessionals. Daarnaast vraagt het om up-to-date kennis van
zorgprofessionals over hiv en over de juiste behandelmogelijkheden, om het mogelijke
risico op blootstelling aan hiv bespreekbaar te (durven) maken. Aan de kant van de
patiënt vraagt het om bewustzijn dat men risico op hiv heeft gelopen en om een juist
inzicht van de impact van hiv.
Seksuele gezondheid in beeld brengen: surveillance en monitoring
In Nederland lopen verschillende monitors naar (de breedte van) seksuele gezondheid,
zoals we hierboven hebben omschreven. Om te garanderen dat de seksuele gezondheid
uitvoerig en frequent genoeg wordt gemonitord, hebben we een aantal acties uitgevoerd.
Borgen en verkennen structurele monitoring seksuele gezondheid
We hebben gekozen om de financiering van Seks onder je 25e (zie hierboven) structureel te borgen. Dit houdt in dat dit onderzoek iedere vijf jaar
wordt uitgevoerd, terwijl de frequentie en uitvoering voorheen onzeker was.
Verkenning monitoring seksuele gezondheid in Nederland
Om inzicht te krijgen of seksuele gezondheid voldoende wordt gemonitord in Nederland,
welke blinde vlekken er eventueel zijn en hoe deze aspecten van seksuele gezondheid
in de toekomst wel gemonitord kunnen worden, heeft het RIVM in opdracht van VWS de
monitoring van seksuele gezondheid in Nederland in beeld gebracht. Dit zal leiden
tot inzicht in de bouwstenen en onderliggende onderwerpen en factoren van de seksuele
gezondheid, een overzicht van huidige monitoring en indicatoren en een selectie van
relevante indicatoren die op validiteit getoetst moeten worden. Het onderzoek wordt
na de zomer opgeleverd.
Seksuele gezondheid bevorderen
Tegenwoordig weten we dat de beste voorspeller van elk aspect van seksuele gezondheid
is om alleen seks te hebben als je daar ook plezier aan beleeft. En daarnaast geldt:
door alleen op gevaren van seks te wijzen, wordt de associatie gecreëerd dat seks
niet leuk is en gevaarlijk en pijnlijk is of hoort te zijn. Daardoor zal men deze
negatieve aspecten sneller accepteren als erbij horend.21 Ook is het bekend dat vroege en brede relationele en seksuele vorming ervoor zorgt
dat jongeren later en bewuster beginnen aan seks, zich beter beschermen tegen soa
en onbedoelde zwangerschappen en beter weten wat ze wel en niet willen, en daardoor
beter beschermd zijn tegen seksueel grensoverschrijdend gedrag. Daarom zetten we in
op de bevordering van seksuele gezondheid.
Seksuele gezondheidsbevordering verbonden aan het GALA
Gemeenten dragen een belangrijke verantwoordelijkheid voor het bevorderen van seksuele
gezondheid. Zij zijn op grond van de Wet publieke gezondheid verantwoordelijk voor
het bijdragen aan de opzet, uitvoering en afstemming van preventieprogramma’s, met
inbegrip van programma’s voor de gezondheidsbevordering (artikel 2, tweede lid, onder
d). Gemeenten betalen dit uit het gemeentefonds en de bevordering van seksuele gezondheid
is hier onderdeel van. Gemeenten staan dicht bij de burger en hebben, eventueel geadviseerd
door hun GGD, zicht op welke problematiek er lokaal speelt. Bijvoorbeeld omtrent een
toename van onbedoelde zwangerschappen, een verheffing van soa in een school of signalen
van seksueel grensoverschrijdend gedrag in een wijk. Zij zijn in staat om snel te
reageren, bijvoorbeeld door gerichte voorlichting te bieden in kwetsbare wijken of
aan groepen met een seksuele gezondheidsachterstand (daarover hieronder meer). In
de beleidsvisie Seksuele gezondheid van oktober 2022 hebben we benadrukt dat gemeenten
en GGD’en er goed aan doen om hun aanpak op het gebied van seksuele gezondheid zoveel
mogelijk te laten aansluiten bij bestaande inzet, bijvoorbeeld op het gebied van het
verminderen van gezondheidsachterstanden.
We zijn met kennisinstituten, de VNG, enkele gemeenten en GGD’en in gesprek gegaan
om te horen wat er nodig is om seksuele gezondheidsbevordering op lokaal niveau te
versterken, wat gemeenten daarin kunnen doen en hoe VWS hierin kan ondersteunen. In
de gesprekken is benadrukt om seksuele gezondheid niet als losstaand thema te bezien,
maar als onderdeel van de algehele gezondheid. Seksuele gezondheid is immers een uitkomst
van sociale determinanten en van trends en ontwikkelingen in de maatschappij. Bovendien
hangt seksuele gezondheid samen met andere aspecten van de algehele gezondheid, waaronder
mentale gezondheid. Het blijkt dat er door gemeenten wisselend en relatief weinig
wordt geïnvesteerd in de preventie op seksuele gezondheid vanuit het gemeentefonds,
waardoor de soa-zorg en seksualiteitshulpverlening die door de GGD’en vanuit de ASG-regeling
wordt geboden soms wordt ervaren als dweilen met de kraan open.
Wij onderstrepen hierbij nogmaals het belang van collectieve preventie als één van
de pijlers van een goede seksuele gezondheid. We moeten voorkomen dat door te weinig
aandacht voor preventie de zorgbehoefte verder stijgt. Er is – ook voor seksuele gezondheid
– behoefte aan de beweging naar de voorkant: van zorg naar preventie. Wij steunen
de oproep van gemeenten om seksuele gezondheid te bezien in samenhang met algehele
gezondheid. Daarom hebben we gekozen seksuele gezondheidsbevordering te verbinden
aan het Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA). Gemeenten kunnen werken aan het bevorderen
van de seksuele gezondheid, door deze inzet te verbinden aan de doelen van het GALA,
bijvoorbeeld aan het verbeteren van de mentale gezondheid of het verminderen van gezondheidsachterstanden.
Om gemeenten hiermee te helpen zullen we samen met kennisinstituten en GGD’en een
praktische handreiking voor gemeenten schrijven waarin wordt toegelicht:
• Wat het belang is van seksuele gezondheidsbevordering voor de algehele gezondheid;
• Wat de rol en verantwoordelijkheid is van een gemeente op het gebied van het bevorderen
van seksuele gezondheid;
• Hoe een gemeente de seksuele gezondheid in haar regio kan bevorderen;
• Welke goede voorbeelden er zijn en wie eventueel kan helpen om het lokale beleid verder
vorm te geven.
In deze handreiking zal specifiek aandacht zijn voor hoe seksuele gezondheidsbevordering
bijdraagt aan de gezondheidsdoelen beschreven in het GALA. We zullen deze handreiking
op verschillende momenten onder de aandacht brengen bij gemeenten. Hiervoor zal gebruik
gemaakt worden van de al bestaande communicatie-infrastructuur van het GALA. Daarnaast
onderzoeken we welke mogelijkheden er zijn om de effectiviteit van preventieve interventies
op seksuele gezondheid te onderbouwen.
Specifiek over het tegengaan van gezondheidsachterstanden op het terrein van seksuele
gezondheid het volgende: bekend is dat specifieke groepen in kwetsbare posities momenteel
met de inzet op seksuele gezondheidsbevordering- en bescherming niet goed (genoeg)
bereikt worden. Wij hebben een verkenning uitgezet bij de sectie Applied Social Psychology
van Maastricht University. In deze verkenning wordt gekeken naar wat een gezondheidsachterstand
in seksuele gezondheid is en hoe dit verschilt of overeenkomt met een gezondheidsachterstand
op andere gezondheidsdomeinen. Daarnaast wordt onderzocht welke groepen een risico
lopen om een gezondheidsachterstand in seksuele gezondheid op te lopen en hoe deze
groepen beter bereikt kunnen worden. Naar verwachting worden de resultaten eind 2024
opgeleverd.
Gerichte publiekscommunicatie ter vergroting van bewustwording, kennis en handelingsperspectief
Na de zomer zal een voorlichtingscampagne van start gaan waarmee jongeren geïnformeerd
worden over verschillende vormen van anticonceptie, waarin specifiek ook aandacht
is voor soa en condoomgebruik. Binnen de aanpak Onbedoelde en ongewenste zwangerschap
is er afgelopen jaar een voorlichtingscampagne georganiseerd door Fiom, «3 op de 4».
De campagne «3 op de 4» heeft als doel om bewustzijn te creëren over dat ongewenste
zwangerschappen ook in een relatie voorkomen en niet alleen bij alleenstaande vrouwen
of jonge mensen wat vaak het vooroordeel is. Het blijkt namelijk dat meer dan 75%
van de onbedoelde zwangerschappen binnen een relatie ontstaat. Eind 2023 heeft Fiom
deze campagne gedaan. Via banners in verschillende tijdschriften, kranten en sociale
media werden lezers naar de campagnepagina van Fiom geleid waar informatie te vinden
was over een onbedoelde zwangerschap en de verschillende keuzemogelijkheden.22 Door het geven van informatie wordt het stigma op het onderwerp en de fabels die
er heersen verminderd. De campagne voor «3 op de 4» is zeer succesvol geweest. Over
beide campagnes bent u verder geïnformeerd in de voortgangsrapportage van de Aanpak
onbedoelde en ongewenste zwangerschap die op 17 april aan uw Kamer is gestuurd.
Daarnaast hebben het RIVM en de GGD’en, om aandacht te vragen voor de stijging van
het aantal soa, afgelopen zomer gratis condooms uitgedeeld tijdens introductiedagen
van het hoger onderwijs en op festivals.
Er is op dit moment geen sprake van structurele publieksvoorlichting gericht op het
bevorderen van seksuele gezondheid. We zijn ons ervan bewust dat het de wens is van
een aantal veldpartijen dat er structurele aandacht is voor deze thematiek, zoals
het gebruik van passende anticonceptie. Zeker voor het bijdragen aan bewustzijn en
gedragsverandering is het van belang dat onderwerpen met enige regelmaat onder de
aandacht gebracht worden. Het is aan een volgend kabinet om hier keuzes in te maken.
Op dit moment bereiden we deze besluitvorming wel voor, door ons te beraden op welke
verdere acties nodig zijn om de stijging van het aantal soa en de daling in het condoomgebruik
tegen te gaan.
Onderwijs
Het Ministerie van VWS werkt samen met veldpartijen aan het bevorderen van goede relationele
en seksuele vorming (RSV) op school. Goede en brede RSV is van groot belang voor de
ontwikkeling van een goede seksuele gezondheid en daarom een belangrijk onderdeel
van onze beleidsinzet op seksuele gezondheid. Zoals hiervoor is beschreven, is de
tevredenheid van jongeren tussen de 12 en 25 jaar over de lessen RSV die zij op school
ontvangen verder gedaald. Zij geven aan dat zij te weinig of geen informatie hebben
gekregen over seksuele grensoverschrijding, seksueel plezier en seks in de media.
Daarnaast geeft een minderheid van de jongeren aan onvoldoende informatie te hebben
gekregen over anticonceptie, voortplanting en soa/hiv.
Scholen in het funderend onderwijs (basisschool en onderbouw voortgezet onderwijs)
zijn op grond van de kerndoelen verplicht om aan aandacht te geven aan respectvol
omgaan met seksualiteit en (seksuele) diversiteit, maar mogen zelf bepalen hoe zij
dat doen. Op dit moment worden de kerndoelen geactualiseerd en vervolgens beproefd
in de praktijk. In het najaar zullen alle conceptkerndoelen bekend zijn en is een
beter beeld te vormen van hoe relationele en seksuele vorming aansluit bij de nieuwe
kerndoelen.
De overheid heeft geen invloed op hoe scholen invulling geven aan RSV of op de inhoud
van lespakketten. We proberen wel op andere manieren het onderwijs te stimuleren aan
de slag te gaan met relationele en seksuele vorming op een manier die bij hen past.
Zo zetten wij middels het Stimuleringsprogramma Gezonde Relaties en Seksualiteit in
op goede relationele en seksuele vorming van kinderen. Daarmee ondersteunen we scholen
om volgens de Gezonde School-aanpak aandacht te besteden aan het thema relaties en
seksualiteit.23 Anticonceptie is daarin een vanzelfsprekend onderdeel. Via dit stimuleringsprogramma
zijn inmiddels ruim 2000 schoollocaties aan de slag met dit thema. Over dit programma
bent u verder geïnformeerd in de voortgangsrapportage Aanpak onbedoelde en ongewenste
zwangerschap, die op 17 april gepubliceerd is.
Daarnaast wordt via de jaarlijkse projectweken Week van de Lentekriebels (basisonderwijs)
en Week van de Liefde (voortgezet onderwijs) aandacht gevraagd voor relationele en
seksuele vorming in het onderwijs. Deze projectweken worden georganiseerd door Rutgers,
expertisecentrum seksualiteit, en via de instellingssubsidie aan Rutgers bekostigen
we de organisatie van deze week. Deze projectweken zijn niet verbonden aan specifieke
lespakketten.
Om de impact van de lessen relationele en seksuele vorming te vergroten, verkent de
regeringscommissaris een doorlopende lijn van aanpak en leren voor funderend, beroeps-
en wetenschappelijk onderwijs.24 Ze doet dit samen met de Minister van OCW, de Minister voor Primair en Voortgezet
Onderwijs en de sectorraden. Voor de zomer van 2024 deelt de regeringscommissaris
haar ideeën hierover.
Het ondersteunen en bewustmaken van ouders rond seksuele opvoeding
Ouders hebben een essentiële rol in de seksuele ontwikkeling van hun kind. Zij staan
dichtbij hun kinderen en bieden een vertrouwde omgeving om vragen te stellen. Uit
de publieksmonitor van 2024 blijkt dat de respondenten een belangrijke rol voor opvoeders
zien in de seksuele opvoeding van kinderen.25 Ook uw Kamer heeft hier aandacht voor gevraagd in het commissiedebat Integrale aanpak
seksueel grensoverschrijdend gedrag.26 Daarnaast weten we dat jongeren in de afgelopen jaren minder hun ouders betrekken
bij vragen over seks.27
Voor ouders is het soms moeilijk om seksuele gezondheid te bespreken met hun kinderen.
Ouders kunnen vragen hebben als: welk thema bespreek ik wanneer? Hoe open ik het gesprek?
Hoe verbind ik mijn normen en waarden aan dit gesprek en laat ik ruimte voor mijn
kind om de vragen te stellen die zij hebben? Om opvoeders te helpen bij de seksuele
opvoeding van hun kind, subsidieert VWS samen met het Ministerie van OCW vanaf november
2023 tot en met eind 2025 het project «Seksuele opvoeding door ouders» van Rutgers.
Dit project is gericht op het ondersteunen van ouders en verzorgers bij een gezonde
en veilige seksuele opvoeding van hun kind. Met dit project wordt een oudernetwerk
opgericht met wie behoefte-onderzoeken worden uitgevoerd. Aan de hand van deze onderzoeken
zullen drie campagnes gericht op ouders/opvoeders gevoerd worden. Ook wordt passend
materiaal ontwikkeld dat opvoeders kunnen gebruiken in de seksuele opvoeding. Denk
daarbij bijvoorbeeld aan online en offline informatie over seksuele ontwikkeling van
kinderen en praktische communicatietips. De resultaten van deze activiteiten landen
op www.seksueleopvoeding.info, een website die speciaal is ontworpen voor de doelgroep opvoeders. In dit project
wordt specifiek ingezet op het bereiken van diverse groepen opvoeders, waarin verschillende
culturen, normen en waarden en opvoedstijlen worden vertegenwoordigd. Inmiddels zijn
informatiebrochures per leeftijdsfase in verschillende talen beschikbaar via de website.
Rutgers heeft via een campagne deze website onder de aandacht gebracht.
Ook heeft een campagne plaatsgevonden onder de naam «Eerste hulp bij ouderongemak»
waarin ouders concrete tips en tools hebben gekregen om zelf met de seksuele opvoeding
aan de slag te gaan. Beide campagnes hebben primair gelopen via Instagram en Facebook.
De campagne focuste vooral op de emotionele waarde van seksuele opvoeding. Onderdeel
van deze campagne was deelname aan de podcast over opvoeden en ouderschap «Ik ken
iemand die» (met Nynke de Jong, Alex van der Hulst, Hanneke Hendrix en Anne Janssens)
die inmiddels meer dan 10.000 keer beluisterd is. Dit is bovengemiddeld hoog voor
deze al populaire podcast. De campagne uitingen op sociale media hebben inmiddels
ongeveer 2,2 miljoen views opgeleverd, waarbij ongeveer 800.000 unieke personen zijn
bereikt. Ook heeft de campagne geleid tot 10.000 doorklikken naar de eerdergenoemde
website.
Handelingsverlegenheid van zorg- en hulpverleners verminderen
In opdracht van VWS is door Rutgers onderzoek verricht naar het bespreekbaar maken
van seksualiteit in de zorg.28 Om de scope van het onderzoek te kaderen is ervoor gekozen het onderzoek uit te voeren
bij drie groepen zorgprofessionals, te weten huisartsen, jeugdzorgprofessionals en
zorgprofessionals uit de gehandicaptenzorg. Naar zorgprofessionals in andere sectoren
is op dit moment niet specifiek onderzoek gedaan. Uit gerelateerde onderzoeken is
het echter aannemelijk dat zorgprofessionals in andere sectoren mogelijk ook moeite
hebben met het proactief bespreken van seksuele gezondheid met cliënten of patiënten.
Uit het onderzoek kwam dat het voor zorgprofessionals soms moeilijk is om proactief
seksuele gezondheid bespreekbaar te maken. Hiervoor zijn wel tools beschikbaar, maar
die zijn niet bij iedereen bekend.
Uit de toekomstverkenning naar de ASG-regeling (waarover hieronder meer) blijkt bijvoorbeeld
dat niet alle huisartsen voldoende op de hoogte zijn van de NHG-richtlijnen, dat ze
daardoor niet altijd de juiste zorg bieden (bijv. niet bij de juiste lichaamslocaties
testen), soms onvoldoende in staat zijn om op een open manier seksuele gezondheid
bespreekbaar te maken en soms onjuist doorverwijzen naar de GGD’en. Wij hebben de
uitkomsten van dit onderzoek onder de aandacht gebracht bij de NHG en LHV. Te meer
omdat recent een breed gedragen call to action is gedaan naar het beter inbedden van onderwijs over Seksuele en Reproductieve Gezondheid
en Rechten (SRGR) in de medische curricula van basisartsen en specialisaties.29 We verkennen momenteel verdere mogelijkheden om de kennis en vaardigheden van huisartsen
rond seksuele gezondheid te vergroten.
In reactie op dit onderzoek heeft Minister Helder op 24 oktober jl. de beleidsvisie
Intimiteit en seksualiteit voor mensen met een beperking gepubliceerd.30 Hierin worden de inspanningen beschreven die VWS onderneemt om de intimiteits- en
seksualiteitsbeleving voor mensen met een beperking te verbeteren.
Gratis en toegankelijke anticonceptie voor personen in kwetsbare posities
Sinds een paar maanden wordt bij dertien abortusklinieken in het land ervaring opgedaan
met het geven van extra anticonceptieconsulten aan vrouwen in een kwetsbare positie.
Deze consulten vinden plaats vlak voor of na een abortusbehandeling. In het consult
bespreekt de abortusarts of verpleegkundige alle relevante anticonceptiemethodes met
de voor- en nadelen, afgezet tegen de leefsituatie en wensen van de cliënt. Vervolgens
kan advies worden gegeven over de meest passende anticonceptie en kan desgewenst ook
direct het middel voorgeschreven of geplaatst worden. De extra anticonceptiecounseling
is alleen bedoeld voor personen in een kwetsbare positie. Tevens is er extra geïnvesteerd
in het programma Nu Niet Zwanger. Zo vergroten we de toegang en het bereik van het
programma door het nog beter betrekken van instellingen en professionals uit het medisch
en sociaal domein. Via dit programma is extra geld beschikbaar gesteld waarmee gemeenten
anticonceptie voor Nu Niet Zwanger-cliënten indien nodig voor hen kunnen betalen.
Nieuwe webpagina’s seksuele gezondheid op Rijksoverheid.nl
De visie van de Rijksoverheid op het belang van seksuele gezondheid is relevant voor
alle inwoners van Nederland. Tegelijkertijd merken we dat over seksuele gezondheid
en het beleid daarop soms misvattingen ontstaan. Daarom hebben we de beleidsplannen
en activiteiten uit de beleidsvisie seksuele gezondheid herschreven naar duidelijke
en toegankelijke teksten voor op de algemene website van de Rijksoverheid. Hierin
staat achtergrondinformatie over ontwikkelingen op het gebied van de seksuele gezondheid,
de manieren waarop de overheid burgers voorziet van informatie en voorlichting en
de zorg en ondersteuning die wordt geboden.
Seksuele gezondheidsbescherming
We zetten naast het bevorderen van seksuele gezondheid uiteraard ook in op het beschermen
daarvan. Daarmee bedoelen we de soa- en hiv-bestrijding. Gezondheidsbevordering en
gezondheidsbescherming moeten vanzelfsprekend met elkaar in evenwicht staan om elkaar
te versterken. In Nederland kunnen mensen voor gesprekken over seksualiteitsproblemen,
zoals pijn bij vrijen of vragen over anticonceptie, en voor soa-zorg terecht bij de
huisarts. Voor sommige personen is de drempel om naar de huisarts te gaan te hoog,
terwijl zij wel een verhoogd risico op een soa hebben of kwetsbaar zijn voor seksualiteitsproblematiek.
Daarom biedt de GGD aanvullende seksuele gezondheidszorg, op grond van de Regeling
specifieke uitkering aanvullende seksuele gezondheidszorg (ASG-regeling). De ASG-regeling
wordt uitgevoerd door de Centra Seksuele Gezondheid (CSG) van de GGD’en. Dit is gratis
en – indien gewenst – anonieme soa-zorg aan groepen met een hoog risico op soa, en
gratis en – indien gewenst – anonieme seksualiteitshulpverlening aan jongeren onder
de 25 jaar. Op 20 maart jl. is een nieuwe ASG-regeling gepubliceerd waarin ook PrEP-zorg
(medische begeleiding bij het slikken van preventieve hiv-medicatie) is geïncludeerd.
De regeling is aanvullend op de curatieve zorg en op de collectieve preventie door
gemeenten en het Rijk. De IGJ houdt toezicht op de ASG-regeling, vanuit de verantwoordelijkheid
voor het toezicht op de infectieziektebestrijding uit de Wet publieke gezondheid.
Toekomstverkenning ASG-regeling
Op 11 december jl. heeft uw Kamer de toekomstverkenning naar de Regeling specifieke
uitkering aanvullende seksuele gezondheidszorg (ASG-regeling) toegestuurd gekregen.31 In deze toekomstverkenning is geconstateerd dat door knelpunten waar de aanvullende
seksuele gezondheidszorg mee wordt geconfronteerd, het doel van de regeling in de
huidige situatie niet kan worden behaald. Deze knelpunten zijn voor een belangrijk
deel financieel van aard: met het beschikbare budget kan maar ongeveer de helft van
de personen die zich bij de GGD meldt voor een afspraak gezien worden. Mede door afschalen
van outreach-activiteiten, om personen te bereiken die de GGD minder gemakkelijk weten te vinden,
kán de regeling bijdragen aan gezondheidsverschillen. In tijden van stijgende soa,
toenemende vragen over genderidentiteit door jongeren en desinformatie over anticonceptie,
wordt het belang van de ASG-regeling extra onderstreept. Betrokkenen en cliënten zijn
zeer te spreken over de kwaliteit van zorg die de GGD’en, ondanks de geconstateerde
knelpunten, leveren.
Zoals in de eerdergenoemde Kamerbrief is uiteengezet, sluit een aantal bevindingen
aan bij reeds ingezette activiteiten. We hebben inmiddels een kostprijsonderzoek uitgezet
voor de soa-zorg, seksualiteitshulpverlening en PrEP-zorg. De resultaten daarvan verwachten
we eind dit jaar.
Ook werken we aan een meer gedragen en beter onderbouwde verdeling van de middelen
tussen de GGD-regio’s voor soa-zorg en seksualiteitshulpverlening en voor PrEP-zorg.
Zoals hierboven aangegeven werkt de Staatssecretaris aan de ondersteuning van gemeenten
in hun collectieve preventietaak op het gebied van seksuele gezondheid, door verbinding
met het GALA. Keuzes over het stelsel en de daarmee samenhangende financiële middelen
zijn echter aan een volgend kabinet. Ter voorbereiding op deze besluitvorming lopen
momenteel gesprekken binnen VWS en met veldpartijen.
Bestendigen PrEP-zorg
PrEP levert een belangrijke bijdrage aan de ambitie om in Nederland 0 nieuwe hiv-infecties
te hebben. Daarom heeft de toenmalige Minister van VWS besloten om PrEP structureel
aan te bieden vanaf 1 augustus 2024 én hierin te investeren. Hierover is uw Kamer
geïnformeerd op 25 september jl.32 Daarin is uw Kamer ook geïnformeerd over enkele wijzigingen in het aanbod van PrEP-zorg
bij de GGD: gebruikers gaan zelf voor hun PrEP-medicatie betalen en krijgen van de
GGD een recept mee. Zij kunnen de medicatie bij een apotheek naar keuze verkrijgen.
Doordat VWS de medicatie niet meer hoeft in te kopen, en door de verdere investering
in PrEP-zorg, is er ruimte om PrEP-zorg aan meer personen te bieden. We verwachten
dat de wachtlijsten zullen worden geminimaliseerd.
Zoals eerder aangegeven is de vernieuwde ASG-regeling, waar PrEP-zorg onderdeel van
uitmaakt, op 20 maart jl. gepubliceerd. Vanaf augustus 2024 zal de tijdelijke PrEP-regeling
komen te vervallen en vervangen worden door de nieuwe ASG-regeling. Momenteel zijn
we gestart met de implementatie van de nieuwe PrEP-regeling. Het RIVM heeft beroepsgroepen
en -verenigingen die verbonden zijn aan PrEP-zorg geïnformeerd over de aanstaande
wijzigingen en gevraagd dit te delen met hun achterban. De informatie op de RIVM-website
over PrEP is aangepast en geactualiseerd en deze is makkelijker toegankelijk gemaakt.
Ook op rijksoverheid.nl staat algemene informatie over de PrEP-zorg en over de wijzigingen
tussen de pilot en het structurele aanbod. Thema-instituut Aidsfonds-Soa Aids Nederland
zal op verschillende wijzen de doelgroepen informeren. Zo hebben ze FAQ’s opgesteld,
beantwoorden ze vragen via de soa-infolijn en is er een webinar georganiseerd voor
huisartsen. De GGD’en informeren gebruikers over de veranderingen ten aanzien van
het op recept verkrijgen en het moeten betalen van de medicatie. De KNMP, branchevereniging
van de apothekers, informeert apothekers en groothandelaren over deze verandering,
onder meer met een opfriscursus, aangepaste informatie op de website en publicaties
in vakbladen.
De prijzen van de medicatie verschillen per apotheker. Het RIVM heeft gewezen op zorgen
over tekorten in de medicatie en daarmee samenhangende prijsstijgingen, naar aanleiding
van recente tekorten in Duitsland. Wij houden deze ontwikkelingen nauw in de gaten,
maar we zien in Nederland nog geen tekorten of grote prijsstijgingen. Op het moment
dat leveranciers (tijdelijk of definitief) stoppen met het leveren van medicatie,
dienen zij daarvan melding te maken bij het Meldpunt geneesmiddelentekorten en -defecten
van het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG). Het CBG en de IGJ onderzoeken
dan of deze verandering leidt tot een tekort in Nederland. Daarvan is tot op heden
nog geen sprake bij PrEP. Er zijn momenteel nog voldoende leveranciers voor PrEP op
de Nederlandse markt, waarmee het niet aannemelijk is dat er grote prijsstijgingen
zullen volgen.
Zoals aangegeven in de brief van 25 september 2023, voerden we gesprekken met de huisartsenverenigingen
LHV en de NHG Expertgroep soa, hiv en seksualiteit (SeksHAG), Zorgverzekeraars Nederland
(ZN), de Nederlandse Zorgautoriteit (Nza) over de mogelijkheden van landelijke tariefafspraken
met betrekking tot PrEP-zorg bij de huisarts. Dit omdat PrEP-consulten vaak langer
duren dan een regulier huisartsenconsult. De bekostiging van de huisartsenzorg maakt
het mogelijk om lange consulten te declareren en daarnaast om aanvullende maatwerkafspraken
te maken, zo heeft de NZa ons laten weten. In de gesprekken kwam naar voren dat er
zeer beperkt maatwerkafspraken worden gemaakt over de consultvergoeding bij PrEP-zorg.
Huisartsen hoeven dergelijke afspraken niet zelfstandig te maken, maar kunnen dit
oppakken in regionale samenwerkingsverbanden. Navraag bij InEen33 leert dat er geen signalen zijn dat hier vanuit huisartsen behoefte aan is of dat
verzoeken voor het maken van dergelijke afspraken zijn gestrand. Daaruit concludeer
ik dat er geen noodzaak is voor het inzetten op aanvullende landelijke tariefafspraken.
Temeer omdat de bestaande consulttarieven gezien moeten worden als gemiddeld dekkend
voor de verschillende consultduren binnen dat tarief,34 en het indien nodig daarnaast mogelijk is om maatwerkafspraken te maken.
Wel ondersteunen we huisartsen die zelf PrEP-zorg willen bieden, met het financieren
van de eerder genoemde webinar waarmee huisartsen meer kennis kunnen vergaren over
de inhoud van PrEP-zorg en de praktische kant om dit te organiseren. De webinar is
onlangs tijdens de live uitzending door 293 huisartsen gevolgd en is momenteel online
terug te kijken. De webinar is zeer goed ontvangen en gemiddeld met een 8,5 beoordeeld.
Drempels verminderen
Artsen die vanuit de ASG-regeling bij de GGD aanvullende seksuele gezondheidszorg
bieden, kunnen patiënten niet altijd direct doorverwijzen naar de tweedelijnszorg,
voor bijvoorbeeld nader onderzoek of behandeling van een (mogelijke) infectie. Het
blijkt dat patiënten daarvoor doorgaans een verwijzing nodig hebben van de huisarts.
Deze werkwijze is niet efficiënt, zorgt voor extra belasting van de eerstelijnszorg,
en uiteindelijk voor vertraging of zelfs uitblijven van noodzakelijke medische zorg.
Hoewel de huisarts een poortwachtersfunctie vervult, kan deze rol in principe ook
door andere artsen ingevuld worden. In artikel 14 van de Zorgverzekeringswet is bepaald
dat de zorgverzekeraar in zijn modelovereenkomst opneemt dat medisch-specialistische
zorg, met uitzondering van acute zorg, slechts toegankelijk is na verwijzing door
in die overeenkomst aangewezen categorieën zorgaanbieders. Dit betekent dat de zorgverzekeraars
kunnen kiezen wie zij accepteren als geldige verwijzer naar tweedelijnszorg en dat
dit dus ook een andere arts dan de huisarts kan zijn. Zorgverzekeraars Nederland maakt
hier ter informatie jaarlijks een overzicht van. Uit dit overzicht en uit aanvullende
gesprekken met het RIVM en GGD GHOR Nederland blijkt dat het grootste deel van de
zorgverzekeraars een GGD-arts als geldige verwijzer aanwijst.
Een paar zorgverzekeraars, te weten Menzis en het Zilveren Kruis, erkenden tot voor
kort de GGD-arts met expertise in de seksuele gezondheid niet als verwijzer. Hoewel
de keuze voor het type arts dat mag doorverwijzen dus in beginsel bij zorgverzekeraars
zelf ligt, hebben we zorgverzekeraars die een dergelijke verwijzing nu niet accepteren,
geïnformeerd over de kwaliteit van zorg die de GGD biedt op dit onderwerp en over
de voordelen voor de toegankelijkheid van zorg van een directe doorverwijzing. Dit
is een stap in de richting van de juiste zorg op de juiste plek. Menzis heeft hierop
laten weten dat ze hun beleid zullen veranderen, zodat GGD-artsen per januari 2025
ook kunnen doorverwijzen in geval van soa-problematiek. Zilveren Kruis heeft aangegeven
per direct GGD-artsen te accepteren als doorverwijzer.
Personeelstekorten CSG
Het blijkt lastig voor de CSG om voldoende juist geschoold personeel te werven en
duurzaam aan zich te verbinden. Dit is een GGD-breed probleem en al door verschillende
partijen nader onderzocht.35 In de beleidsvisie seksuele gezondheid was aangekondigd dat VWS met de CSG’s en het
RIVM zou verkennen waar er welk tekort is. Daaruit blijkt dat niet overal (in dezelfde
mate) een tekort aan personeel bestaat. Wel komen er drie knelpunten naar voren die
bij meerdere CSG een belangrijke rol spelen in het tekort aan (voldoende gekwalificeerd)
personeel.
Ten eerste gaat dit om een gebrek aan financiële middelen om voldoende personeel aan
te nemen. Voor dergelijke punten, die financieel van aard zijn, zal verder aandacht
zijn in de besluitvorming over het stelsel en de financiering van de ASG-regeling,
naar aanleiding van de eerdergenoemde toekomstverkenning.
Ten tweede bestaat er een tekort aan artsen Maatschappij en Gezondheid (M+G) en in
het bijzonder met een specialisatie binnen de Infectieziektebestrijding. Dit komt
deels doordat de beschikbare opleidingsplaatsen niet opgevuld worden en deels doordat
niet alle artsen M+G-IZB bij een GGD gaan werken, maar bijvoorbeeld bij het RIVM,
laboratoria of binnen beleidsfuncties. De financiering van de opleidingsplekken voor
artsen M+G is belegd bij VWS. Via het Programma Versterking Infectieziektebestrijding
en Pandemische Paraatheid (VIP) heeft VWS meer opleidingsplekken beschikbaar gesteld.
Het verder vergroten van het aantal opleidingsplekken zal niet de oplossing zijn voor
het tekort aan artsen M+G bij de CSG, omdat zoals gezegd de huidige plaatsen niet
volledig worden opgevuld.
Het gaat dus vooral om het vergroten van de instroom, door middel van het «promoten»
van de opleiding en het vak van arts en verpleegkundige M+G-IZB, met ook meer aandacht
voor de aanvullende opleiding Seksuele Gezondheid. Dit is aan de GGD’en zelf, waarbij
GGD-GHOR NL kan ondersteunen in het bekender maken van het vak van arts M+G en om
het werken bij een CSG (of de GGD in den brede) aantrekkelijker te maken. We weten
dat het tekort aan artsen en verpleegkundigen M+G de aandacht heeft van de GGD’en
en GGD GHOR NL en vertrouwen erop dat ze samen stappen zullen zetten in de promotie
van de publieke gezondheidszorg.
Ten derde lijkt het CSG niet altijd goed verbonden te zijn met de andere afdelingen
binnen de GGD. Dit heeft ermee te maken dat de GGD voor de aanvullende seksuele gezondheidszorg
rechtstreeks gefinancierd wordt door de Rijksoverheid, terwijl de GGD voor andere
onderdelen wordt gefinancierd door de gemeenten. We benadrukken het belang voor GGD’en
om te zorgen voor een goede interne verbinding.
Seksuele gezondheid op Bonaire, Saba en Sint Eustatius (BES-eilanden)
Ook in Caribisch Nederland zetten we ons in voor een goede bevordering en bescherming
van de seksuele gezondheid. Dat doen we samen met de lokale afdelingen publieke gezondheid
van Bonaire, Saba en Sint Eustatius. Om aan te sluiten bij de huidige situatie en
wensen op de BES-eilanden is maatwerk nodig. Op dit moment zetten we vooral in op
betere informatie en hulpverlening voor inwoners die dat nodig hebben. Dit doen we
onder andere door meer informatie over seksuele gezondheid beschikbaar te maken. Zo
is er een Caribische variant van de voorlichtingswebsite sense.info ontwikkeld. Deze
is al gestart op Saba: sabalovin.com. Daarnaast is de website infopuntonbedoeldzwanger.nl
beschikbaar gemaakt voor eilandbewoners. Ook ondersteunen de bijzondere gemeenten
scholen bij het geven van voorlichting over seksuele gezondheid.
Verder wordt de ondersteuning voor mensen die onbedoeld zwanger zijn verbeterd door
middel van training en informatie aan professionals. Ook onderzoekt de lokale overheid
van Bonaire met partners hoe het afnemen van soa-testen laagdrempeliger en beter georganiseerd
kan worden. Er wordt nu gedacht aan het organiseren van spreekuren. Dit wordt dit
jaar nader uitgewerkt. Er wordt nog onderzocht hoe er ook in Caribisch Nederland beter
gegevens verzameld kunnen worden over de stand van seksuele gezondheid.
Tot slot
We sluiten deze voortgangsrapportage graag af met de constatering dat we goed onderweg
zijn met de uitvoering van de huidige beleidsvisie Seksuele gezondheid. Daarmee wordt
het beleid rond seksuele gezondheid in Nederland steeds verder verstevigd en is het
vermogen om eigen regie te kunnen voeren op het gebied van seksuele gezondheid voor
iedere Nederlander steeds dichterbij. Er zijn mooie stappen gezet in de monitoring,
de bevordering en de bescherming van seksuele gezondheid. Tegelijkertijd constateren
we dat onderdelen om aandacht vragen, zoals de soa-stijging, de afname van het condoomgebruik
onder jongeren en de knelpunten in (het stelsel van) de aanvullende seksuele gezondheidszorg.
De Minister voor Medische Zorg,
P.A. Dijkstra
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M. van Ooijen
Indieners
-
Indiener
P.A. Dijkstra, minister voor Medische Zorg -
Medeindiener
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport