Brief regering : Bekostiging wijkverpleging op basis van experiment cliëntprofielen en de vijfminutenregistratie
23 235 Thuiszorg en wijkverpleging
Nr. 240
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 april 2024
Met deze brief informeer ik u over de betrokkenheid van veldpartijen, waaronder Buurtzorg,
bij de doorontwikkeling van de bekostiging op basis van cliëntprofielen in de wijkverpleging,
zoals verzocht door het lid Joseph (NSC) in het commissiedebat wijkverpleging van
10 april jl. Daarnaast kom ik middels deze brief terug op de motie van het lid Dobbe
over een verbod op het gebruik van de vijfminutenregistratie door zorgaanbieders (Kamerstuk
36 410 XVI, nr. 82).
Doorontwikkeling bekostiging wijkverpleging
De doorontwikkeling van de bekostiging wijkverpleging kent een lang traject. Een eerste
stap in de doorontwikkeling was het experiment Verpleging en Verzorging met de integrale
tarieven dat eindigde in 2021. Dit experiment was een groot succes: 95% van de aanbieders
in de wijkverpleging maakte gebruik van de integrale tarieven en ervaarde dit als
positief, onder meer vanwege de afname van administratieve lasten. Het was bij afronding
van dit experiment echter nog niet mogelijk om dit type bekostiging regulier te maken,
onder andere omdat het vrijgeven van tarieven bij niet-gecontracteerde zorgaanbieders
niet wenselijk is. Het veld vond een verdere doorontwikkeling van de bekostiging daarom
essentieel.
Veldpartijen1 hebben daarom in 2021 een convenant2 met elkaar afgesloten om invulling te geven aan de doorontwikkeling van het experiment
met cliëntprofielen. Zij hebben zich daarmee gecommitteerd aan een stap richting populatiebekostiging
waarin werken met cliëntprofielen en integrale tarieven voor langere periodes (dag,
week, maand) centraal staan. In de afgelopen maand hebben de convenantpartijen mij
middels een brief opnieuw gewezen op het belang van dit experiment3. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) betrekt de convenantpartijen in de reguliere
overleggen – bestuurlijke en technische overleggen – over de doorontwikkeling bekostiging
bij alle stappen van het proces.
Bovendien is er een groep van twaalf zorgaanbieders, ook wel pilotaanbieders of coalitie
genoemd, die nauw betrokken zijn bij de ontwikkeling van de profielen en hier ook
al mee werken. Zij zijn goed voor 27% van de wijkverpleegkundige zorg. Ook van deze
coalitie heb ik een brief ontvangen waarin zij het belang van de ingezette ontwikkeling
benadrukken (bijlage 1). V&VN en de pilotaanbieders zijn doorslaggevend geweest bij
de keuze voor het Draagkracht Draaglast (DKDL) model dat ten grondslag ligt aan de
cliëntprofielen. Bij de keuze voor dit model is rekening gehouden met onder andere
de voorspelbaarheid van zorgbehoefte en de herkenbaarheid en aansluiting bij de dagelijkse
praktijk van de verpleegkundige. Convenantpartijen hebben gedurende het keuzeproces
voor het model van de cliëntprofielen aangegeven dat de opvattingen van de pilotaanbieders
en de wijkverpleegkundigen (V&VN) voor hen doorslaggevend zijn geweest, omdat de autonomie
van de wijkverpleegkundige een speerpunt is bij de doorontwikkeling van de bekostiging.
De betrokken wijkverpleegkundigen zijn dan ook in alle fasen van de ontwikkeling van
cliëntprofielen betrokken geweest. Voor verdere informatie over de totstandkoming
van het DKDL-model in afstemming met het veld verwijs ik u naar de Kamerbrief4 van 3 juli 2023.
Momenteel vinden er nog steeds aanpassingen aan de cliëntprofielen plaats om zo volledig
mogelijk aan te sluiten bij het primaire verpleegkundig proces. Deze doorontwikkeling
zal gedurende het experiment ook doorgaan. De zorgaanbieders uit de coalitie werken
hier actief aan mee. Buurtzorg is uitgenodigd voor deelname aan de coalitie, maar
is niet ingegaan op de uitnodiging. Daarnaast is – via een bestuurlijk platform –
ruimte geboden aan zorgaanbieders om over het experiment mee te denken. In mei 2022
heeft een eerste bestuurlijk platform plaatsgevonden. Verschillende aanbieders5 waaronder Buurtzorg, waren hierbij aanwezig.
Tot slot hebben er de afgelopen maanden in aanloop naar het debat drie overleggen
plaatsgevonden tussen de NZa en Buurtzorg over de richting van de doorontwikkeling.
De NZa en Buurtzorg zijn het eens over de stip op de horizon. Beiden geloven in de
noodzaak van het verbeteren van informatie-uitwisseling, sturen op succesvolle interventies
en uitkomsten van zorg. Het verschil van inzicht zit in de manier waarop de bekostiging
hieraan moet bijdragen. Er is afgesproken dat er een vervolgoverleg komt met inhoudsdeskundigen
vanuit ActiZ, ZN, V&VN en Buurtzorg.
Bij de doorontwikkeling van de bekostiging in de wijkverpleging is niet over één nacht
ijs gegaan. Het veld – zowel landelijke partijen als professionals uit de praktijk
– is gedurende het hele proces nauw betrokken. Het is mijn stellige overtuiging dat
we allemaal – de enthousiaste koplopers en de kritische tegendenkers van het werken
met cliëntprofielen – dezelfde onderliggende doelen delen: een toekomstbestendige
wijkverpleging die beschikbaar is voor iedereen die dat nodig heeft en waarin zorgverleners
met plezier hun werk doen.
De komende periode ga ik daarom met aanbieders uit de wijkverpleging verder in gesprek
om te bezien hoe we de krachten verder kunnen bundelen in de doorontwikkeling van
de bekostiging.
Afschaffen vijfminutenregistratie
Al in 2018 is de vijfminutenregistratie afgeschaft door mijn voorganger. Op landelijk
niveau zijn alle acties genomen om tot uitbanning van de minutenregistratie te komen.
Het staat zorgaanbieders vrij om gebruik te maken van de ruimte om af te stappen van
de tijdrovende vijfminutenregistratie en gebruik te maken van een andere manier van
registreren; zorgplan=planning=realisatie, tenzij (zprt).
Ik weet dat de overstap van de minutenregistratie naar zprt een grote verandering
in een organisatie kan betekenen, omdat het gaat over aanpassingen in de bedrijfsvoering
én over een gedragsverandering op de werkvloer. Hieruit komt voort dat nog niet alle
organisaties die dat willen de overstap inmiddels geheel hebben kunnen maken.
Ik wil natuurlijk graag naast de wijkverpleegkundige staan en voorkomen dat zij onnodige
administratieve lasten ervaren door het gebruik van de vijfminutenregistratie. Om
die reden heb ik Vilans gevraagd om de ondersteuning die zij zorgaanbieders hierbij
bieden te continueren. Vilans zet zich blijvend in om kennis en goede voorbeelden
te verspreiden en organiseert bijeenkomsten voor zorgaanbieders die zprt willen invoeren.
Daarnaast konden organisaties financiële ondersteuning krijgen vanuit de subsidieregeling
«Ontregelprojecten zorgaanbieders». En eerder ook vanuit de subsidie «Subsidie Ondersteuning
Wijkverpleging» (SOW). Verschillende aanbieders hebben hier gebruik van gemaakt. Hierdoor
zijn verschillende aanbieders overgestapt naar de zprt- systematiek, die voor verpleegkundigen
voor minder administratieve lasten zorgt. Ik ga ervan uit dat zorgaanbieders hier
ook baat bij hebben in het kader van efficiëntie en het behouden van medewerkers door
toename van het werkplezier.
Vanuit juridisch oogpunt is het verbieden van het gebruik van de vijfminutenregistratie
niet mogelijk, noch uitvoerbaar. Een verbod grijpt ernstig in op de vrijheden van
zorgaanbieders om zelf hun administratie en bedrijfsvoering in te richten. Op het
moment dat een zorgaanbieder het nodig acht een vorm van registratie in tijdseenheden
te gebruiken, voor bijvoorbeeld het roosteren van medewerkers, moet dit mogelijk zijn
en blijven. Bovendien is een verbod disproportioneel, gezien het feit dat in 2022
slechts 8% van de aanbieders van wijkverpleging de tijdrovende vijfminutenregistratie
gebruikte.
Daarnaast heb ik gekeken naar mogelijkheden op grond van de Wet marktordening gezondheidszorg
(Wmg). Op grond van de Wmg kan de NZa regels aan de administratie stellen, die er
bijvoorbeeld voor moeten zorgdragen dat inzichtelijk is welke zorg is geleverd en
aan wie deze zorg geleverd is. De NZa kan haar bevoegdheden enkel gebruiken voor de
uitvoering van haar wettelijke taken en bevoegdheden. Het verminderen van de administratieve
lasten (en in lijn daarmee de motie Dobbe) behoort niet tot die doeleinden. Omdat
een grondslag voor een verbod ontbreekt kan dit ook geen onderdeel zijn van de doorzettingsmacht
van de speciaal gezanten. Wel is de opdracht van de gezanten om een impuls te geven
aan de vermindering van de regeldruk in de zorg, te beginnen in de eerstelijnszorg.
Daarom zullen zij de overstap naar de zprt systematiek ook zeker stimuleren.
Daarnaast vind ik het van belang om ook hier te handelen vanuit vertrouwen in plaats
van wantrouwen. Het overgrote deel van de werkgevers heeft de werkwijze al aangepast
en ik vertrouw erop dat ook die organisatie die vanwege beperkingen nog niet in staat
zijn om de overstap te maken, dit gaan doen. Helaas is het voor een aantal organisaties
vanwege beperkingen nog niet mogelijk om deze overstap te maken. Voor deze organisaties
blijft gelden dat zij gebruik kunnen maken van het aanbod van Vilans.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
C. Helder
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. Helder, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport