Brief regering : Publicatie scenariostudie en monitoring bouwgrondstoffenwinning
32 852 Grondstoffenvoorzieningszekerheid
Nr. 309
                   BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 april 2024
In mijn brief van 29 december 2023 heb ik aangegeven dat ik met betrekking tot de
                  zand- en grindwinning in Nederland de resultaten van de scenariostudie, het monitoringsprogramma
                  en de gesprekken met provincies en bedrijfsleven met u zal delen.1 Met deze brief stuur ik u beide rapporten toe. Tevens geef ik invulling aan de toezeggingen
                  die ik heb gedaan:
               
• aan de leden Koerhuis, Haverkort en De Groot in de beantwoording van de Kamervragen
                        van 28 april 20222, aan het lid Geurts in de beantwoording van de Kamervragen van 28 april 20223 en aan het lid Boutkan in het Commissiedebat circulair bouwen van 3 april 20244, over het in beeld brengen van de behoefte aan zand en grind en over het opzetten
                        van een landelijk monitoringssysteem voor de zand- en grindwinning;
                     
• aan de Vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat bij brief van 11 april 20235, aan het lid Haverkort in het Commissiedebat circulaire economie van 4 oktober 20236, aan uw Kamer in de verzamelbrief bodem en ondergrond van 6 juli 20237 en aan het lid Veltman in het Commissiedebat circulaire economie van 15 februari
                        20248, over het laten uitvoeren van een scenariostudie naar de landelijke vraag naar grondstoffen
                        voor de bouw richting 2050;
                     
• aan de VVD-fractie in de beantwoording van de schriftelijke vragen op 16 april 20239, over het laten uitvoeren van onderzoek naar het meewegen van ingrijpende maatschappelijke
                        opgaven in de prognoses van de vraag naar zand en grind.
                     
Nederland heeft grote ambities voor de transitie naar een circulaire economie in 2050,
                  met als richtinggevend doel het gebruik van primaire abiotische grondstoffen in 2030
                  te halveren.10 De bouwgrondstoffen waarop de scenariostudie en de monitoring op zijn gericht horen
                  bij deze groep grondstoffen, die als geheel is gedefinieerd als «mineralen (bijvoorbeeld
                  grind, zout en fosfaat), metalen, (zoals ijzererts en bauxiet) en fossiele grondstoffen
                  (zoals aardgas en olie) die in de natuur voorkomen».11 Tegelijkertijd vragen de energietransitie, de woningbouw en de kustverdediging12 grote hoeveelheden grondstoffen, waarvan een belangrijk deel bestaat uit oppervlaktedelfstoffen.
                  De winning van die oppervlaktedelfstoffen vergt ingrepen in de leefomgeving en behelst
                  tevens een ruimtelijke vraag. Dit maakt het tot een complex vraagstuk dat om een zorgvuldige
                  afweging vraagt.
               
Monitoring van de zand- en grindwinning
Om meer inzicht te krijgen in de winning van en markt voor oppervlaktedelfstoffen
                  publiceert het Centraal Bureau voor de Statistiek13 in opdracht van het Ministerie van IenW jaarlijks cijfers over het aanbod van zand,
                  grind en klei dat voortkomt uit winning. In de bijlage zijn de nu beschikbare cijfers
                  voor 2017 tot 2021 opgenomen. Verwacht wordt dat de cijfers voor 2022 medio dit jaar
                  beschikbaar komen.
               
Deze monitoringscijfers laten voor grind, ophoog- en suppletiezand, beton- en metselzand,
                  overig industriezand en klei jaarlijks vergelijkbare gewonnen hoeveelheden zien, met
                  hier en daar uitschieters.
               
Scenariostudie naar de vraag
In opdracht van IenW is een scenariostudie uitgevoerd met prognoses voor de vraag
                  naar uit het oppervlak van de aarde gewonnen grondstoffen voor de bouw, inclusief
                  grond-, weg- en waterbouw en kustverdediging, in Nederland in 2030 en 2050. De eindrapportage
                  hiervan is bijgevoegd. De bouwgrondstoffen die zijn onderzocht zijn ophoogzand, beton-
                  en metselzand, grind, steenslag, brekerzand, rivierklei, zilverzand en kalksteen.
                  De studie is begeleid door een brede groep uit de bouwgrondstoffenwinning, bouwbranche
                  en circulaire economie.
               
De studie gaat uit van bestaand beleid. Beleid in ontwikkeling of nieuwe ambities
                  zijn niet meegenomen omdat nog onzeker is of en zo ja wanneer en hoe dit vorm zal
                  krijgen. Wel zijn in de studie gevoeligheidsanalyses meegenomen op het mogelijke verloop
                  van trends voor drie externe factoren, te weten de ontwikkeling van houtbouw, van
                  hergebruik van betongranulaat en van de effecten van zeespiegelstijging.
               
De resultaten van het onderzoek laten zien dat in twee economische scenario’s tot
                  2050 de vraag naar grind, steenslag, industriezand en kalkzandsteenzand afneemt. Dat
                  is vooral te koppelen aan de lager geprognosticeerde bevolkingsgroei en nieuwbouw
                  vanaf 2030. Op basis van de studie is de verwachting dat in beide scenario’s de vraag
                  naar ophoogzand en klei zal stijgen. De kustverdediging speelt hierin een grote rol.
                  Voor het bepalen van het benodigde zand voor het toekomstig onderhoud van de kust
                  is met name de veel langere termijn na 2050 van belang14.
               
Naar een landelijke integrale afweging
De cijfers en inzichten uit de monitoring en de scenariostudie en andere relevante
                  bronnen worden benut om te werken aan de ontwikkeling van een landelijk beeld van
                  de winning van bouwgrondstoffen. Op basis van dat landelijke beeld wordt een integrale
                  afweging gemaakt tussen keuzes die op het gebied van bouwgrondstoffenwinning worden
                  voorzien in de belangrijkste wingebieden: het rivierengebied in de zuidoostelijke
                  provincies, het IJsselmeergebied en de Noordzee. Deze integrale afweging wordt voorbereid
                  met onder meer betrokken overheden en brancheorganisaties. De in mijn brief van 29 december
                  2023 genoemde gesprekken met provincies en bedrijfsleven worden in dat kader voortgezet.
               
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
                  V.L.W.A. Heijnen
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
