Brief regering : Uitvoering van de motie van de leden Bikker en Mutluer over het wettelijk verankeren van het non-punishmentbeginsel (Kamerstuk 28638-229) en van de motie van de leden Veltman en Bikker over bevorderen dat in het wetsvoorstel modernisering 273f wordt bewerkstelligd dat het delict mensenhandel wordt opgenomen in artikel 160 van het Wetboek van Strafvordering (Kamerstuk 28638-241)
28 638 Mensenhandel
Nr. 248 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 april 2024
Met deze brief informeer ik uw Kamer over de uitvoering van twee moties die samenhangen
met het wetsvoorstel dat voorziet in een modernisering en uitbreiding van de strafbaarstelling
van mensenhandel (hierna: het wetsvoorstel). Dit wetsvoorstel wordt deze week aan
het Kabinet van de Koning verzonden met het oog op indiening bij uw Kamer.
Het gaat in de eerste plaats om de motie van de leden Bikker en Mutluer over het wettelijk
verankeren van het non-punishmentbeginsel.1 De andere motie werd ingediend door de leden Veltman en Bikker en verzoekt de regering,
kort gezegd, om de aangifteplicht die in artikel 160 Wetboek van Strafvordering (hierna:
Sv) is opgenomen uit te breiden met het delict mensenhandel.2
1. Motie Bikker/Mutluer over het non-punishmentbeginsel
De motie van de leden Bikker en Mutluer, aangenomen op 3 oktober 2023, verzoekt de
regering over te gaan tot het specifiek in de wet verankeren van het zogeheten «non-punishmentbeginsel».
Dit beginsel, dat is ontleend aan het internationaal en Europees recht, bepaalt dat
staten aan de vervolgende en rechtsprekende instanties ruimte moeten laten om slachtoffers
van mensenhandel niet te vervolgen of te bestraffen voor strafbare feiten tot het
plegen waarvan zij in de context van mensenhandel gedwongen zijn.
De regering acht het non-punishmentbeginsel een belangrijke pijler van haar beleid
om slachtoffers op een adequate wijze te beschermen. Toepassing van dit beginsel beschermt
de mensenrechten van slachtoffers en beoogt te voorkomen dat zij door het handelen
van overheidsinstanties opnieuw tot slachtoffer worden gemaakt («secundaire victimisatie»).
Van toepassing van het beginsel gaat een belangrijk signaal uit, namelijk dat de staat
met het slachtofferschap rekening houdt bij het beslissen over het instellen van vervolging
of het opleggen van straf.
Aan de motie van de leden Bikker en Mutluer geeft het kabinet invulling door in de
memorie van toelichting bij het wetsvoorstel aandacht te besteden aan het belang van
de toepassing van het non-punishmentbeginsel en stil te staan bij de verschillende
situaties waarin van toepassing van dit beginsel sprake kan zijn. Daarbij wordt gewezen
op verschillende delicten, uitbuitingsvormen en groepen slachtoffers waarbij de toepassing
van het beginsel over het algemeen aan de orde kan zijn. Dit beginsel is vooral van
grote betekenis in zaken waarin sprake is geweest van het uitbuiten van een ander
door diegene te dwingen criminele activiteiten te verrichten («criminele uitbuiting»).
Voor een effectieve toepassing van het beginsel in de rechtspraktijk acht ik het daarnaast,
mede in het licht van de uitvoering van deze motie, nodig om verder te blijven investeren
in de bekendheid met het beginsel binnen de betrokken organisaties. Daartoe wordt
zowel bij de implementatie van dit wetsvoorstel alsook in het kader van het Actieplan
van het programma Samen tegen mensenhandel, ingezet op het breder bekend maken van
het non-punishmentbeginsel bij de organisaties in de strafrechtketen. De memorie van
toelichting bij het wetsvoorstel gaat hier nader op in. Een brief over de versterking
van het Actieplan ontvangt uw Kamer een dezer dagen.
2. Motie Veltman/Bikker over het uitbreiden van de aangifteplicht
Op 21 december 2023 nam uw Kamer de motie van de leden Veltman en Bikker aan die de
regering verzoekt om te bevorderen dat in het wetsvoorstel over de modernisering van
artikel 273f Sr wordt bewerkstelligd dat het delict mensenhandel wordt opgenomen in
artikel 160 Sv, zodat eenieder die kennis draagt van dit delict, behoudens slachtoffers
en hulpverleners, wettelijk verplicht wordt daarvan aangifte te doen.
De vraag naar de uitbreiding van de aangifteplicht dan wel de strafbaarstelling van
zogeheten «omstanders», is actueel op meer dossiers. Zo heeft de Minister van Justitie
en Veiligheid bij gelegenheid van het commissiedebat over seksueel geweld en kindermisbruik,
op 6 maart 2024, aan het lid Helder toegezegd om in een brief terug te komen op de
rol van «enablers» bij seksueel geweld. Dit thema komt eveneens terug in een door
de Europese Commissie aangedragen voorstel tot herziening van de Richtlijn ter bestrijding
van seksueel kindermisbruik en materiaal betreffende seksueel kindermisbruik. Uw Kamer
ontving het BNC-fiche hierover op 15 maart 2024 (Kamerstuk 22 112, nr. 3918).
In het licht van deze andere ontwikkelingen ben ik voornemens een eventuele uitbreiding
van de aangifteplicht niet uitsluitend te bezien voor het delict mensenhandel, maar
wil ik dit vraagstuk graag in samenspraak met de Minister van Justitie en Veiligheid
breder verkennen, in samenhang met andere trajecten waarbij de aangifteplicht aan
de orde is. De uitvoering van de motie zal ik in dit kader ter hand nemen.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, E. van den Burg
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. van der Burg, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid