Brief regering : vervolgtraject excuses slavernijverleden
36 284 Slavernijverleden
Nr. 39
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES, DE MINISTERS
VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES, VAN BUITENLANDSE ZAKEN, VAN ONDERWIJS,
CULTUUR EN WETENSCHAP, VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID EN VOOR RECHTSBESCHERMING
EN DE STAATSSECRETARISSEN VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN ONDERWIJS, CULTUUR
EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 april 2024
«Wij zoeken niemand kwaad te doen, maar zoeken onze vrijheid. Is niet iedereen op aarde
een afstammeling van Adam en Eva? Deed ik er fout aan om tweeëntwintig broeders uit
de gevangenis te bevrijden, waar ze ten onrechte in zaten? Vader, zelfs een dier wordt
beter behandeld dan wij, als het gewond raakt, wordt het verzorgd.», sprak ooit verzetsheld Tula tegen pater Jacobus Schinck.
Het zijn aangrijpende woorden, maar ook prachtige woorden die vrijheid en gelijkheid
een universeel karakter verlenen.
De afgelopen maanden zijn er belangrijke stappen gezet in navolging van de excuses
voor het slavernijverleden. Met deze brief informeren wij uw Kamer over de voortgang
van het vervolgtraject, zoals toegezegd in de brief van 23 juni 2023.1
Leeswijzer
Hieronder volgt eerst een terugblik op de dialoogsessies die het afgelopen halfjaar
hebben plaatsgevonden in Europees Nederland, en de voortgangsbijeenkomsten op Sint-Maarten
en in Den Haag. We gaan daarbij in op de uitkomsten, zoals toegezegd door de Staatssecretaris
van BZK (paragraaf 1).2 Vervolgens informeren we uw Kamer over de voorgestelde besteding van de € 33,3 miljoen
die beschikbaar is gesteld voor beleidsintensiveringen in Europees Nederland en het
Caribisch deel van het Koninkrijk (paragraaf 2). Hetzelfde doen we voor de subsidieregeling
voor maatschappelijke initiatieven (paragraaf 3). Vervolgens gaan we in op het vervolgtraject
in Suriname (paragraaf 4). Tot slot zetten we de stand van zaken uiteen met betrekking
tot het Herdenkingscomité en het Herdenkingsjaar Slavernijverleden (paragraaf 5),
het Nationaal Slavernijmuseum (paragraaf 6) en de invoering van de gelijkebehandelingswetgeving
op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba (paragraaf 7).
1. Dialoog
1.1 Dialoogsessies Europees Nederland
Het afgelopen halfjaar stond in het teken van dialoog. Eind 2023 organiseerde het
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: BZK) in samenwerking
met het onderzoeksbureau TrueTalk dialoogsessies in Europees Nederland. Met deelnemers bespraken we hoe het Herdenkingscomité
voor het slavernijverleden eruit moet zien, en hoe de regeling voor maatschappelijke
initiatieven voor Europees Nederland moet worden ingericht.
Met 270 nazaten, verdeeld over 18 dagen, door heel het land en online, zijn hierover
gesprekken gevoerd. Bij de selectie van deelnemers is zoveel mogelijk gelet op spreiding
in leeftijd, organisatorische en emotionele betrokkenheid en culturele achtergrond
om inclusie van alle gemeenschappen van nazaten te waarborgen. De dialoogsessies maakten
wederom duidelijk dat de gevolgen van ons verleden nog altijd zichtbaar en voelbaar
zijn in het heden. Ongelijkheid is een diepliggend thema dat mensen persoonlijk raakt.
En gaat over alle achtergronden, groepen en culturen.
De uitkomsten van de dialoogsessies zijn meegenomen in het opstellen van de concept-subsidieregeling
voor maatschappelijke initiatieven voor Europees Nederland. Deze regeling moet bijvoorbeeld
laagdrempelig toegankelijk zijn voor grassroot organisaties, zodat zij niet verzanden
in ingewikkelde aanvraagtrajecten. Ook nemen we de inzichten mee als het gaat om het
herdenken. Het Herdenkingscomité Slavernijverleden krijgt de inzichten die wij hebben
opgedaan mee als vertrekpunt. De resultaten van de dialoogsessies zijn gebundeld in
een eindrapport. Het rapport is bijgevoegd als bijlage (zie Bijlage 1).
Uw Kamer verzocht de Minister van BZK op 28 november 2022 om een afschrift te sturen
van diens antwoord op de brief van Dialooggroep Bonaire d.d. 3 november 2022 met betrekking
tot kolonialisme en slavernijverleden en de uitwerking van het rapport Ketenen van het verleden.3 Dat doen wij hierbij (zie Bijlage 2). Na de excuses voor het slavernijverleden op
19 december 2022 is het Ministerie van BZK in gesprek getreden met de Dialooggroep
Bonaire.
1.2 Voortgangsbijeenkomsten
Sinds de voortgangsbrief van 23 juni 2023 hebben twee voortgangsbijeenkomsten plaatsgevonden,
op 1 en 2 oktober op Sint-Maarten en op 31 januari in Den Haag, waarbij vertegenwoordigers
vanuit de verschillende betrokken gemeenschappen aanwezig waren. In beide bijeenkomsten
zijn de uitgangspunten en kaders voor zowel de regeling voor maatschappelijke initiatieven
als het Herdenkingscomité Slavernijverleden besproken met nazaten en andere betrokkenen.
De opbrengst hiervan wordt meegenomen in de verdere uitwerking van het vervolgtraject.
De voortgangsbijeenkomsten onderstreepten nogmaals het belang van een zorgvuldig proces,
met actieve betrokkenheid van nazaten en andere betrokkenen in alle fasen van het
traject.
2. Beleidsintensiveringen
Op 15 februari jl. informeerden wij uw Kamer over de geografische verdeling van de
middelen voor de beleidsintensiveringen en de regeling voor maatschappelijke initiatieven.4 Hieronder lichten we eerst toe hoe en op welke thema’s de € 33,3 miljoen voor de
beleidsintensiveringen in Europees Nederland vormkrijgen. Daarna zetten we de stappen
uiteen die we zetten om te komen tot de besteding van de € 33,3 miljoen in het Caribisch
deel van het Koninkrijk. In paragraaf 4 gaan we in op het vervolgtraject voor Suriname.
2.1 Beleidsintensiveringen voor Europees Nederland
Kosteloze naamswijziging
Zoals aangekondigd in de brief van 19 december 2022, werkt het Ministerie van Justitie
en Veiligheid (hierna: JenV) aan de tijdelijke regeling kosteloze naamswijziging voor
nazaten van tot slaaf gemaakten, vooruitlopend op een mogelijke structurele regeling.
Het kabinet stelt hier € 14,9 miljoen voor beschikbaar uit het slavernijverledenfonds.
De Raad van State heeft op 7 maart jl. advies uitgebracht op het concept Besluit geslachtsnaamswijziging
nazaten van tot slaaf gemaakten en tijdelijke bekostiging.5 Dit advies is ondersteunend aan de ingezette lijn om de regeling laagdrempelig te
maken voor de nazaten van tot slaaf gemaakten en de wijze waarop wordt voorzien in
de mogelijkheden tot gratis naamswijziging. We streven ernaar om het besluit op 1 juli
2024 in werking te laten treden.
Antidiscriminatiebeleid
Het kabinet zal zich nog krachtiger inzetten om discriminatie en racisme tegen te
gaan, zoals in de kabinetsreactie van 19 december 2022 is aangegeven (Kamerstuk 36 284, nr. 1). Om de vindbaarheid, zichtbaarheid en meldingstoegankelijkheid van de antidiscriminatievoorzieningen
(hierna: ADV’s) verder te vergroten, zal het Ministerie van BZK in 2024 en 2025 publiekscommunicatie
ontwikkelen en inzetten, in aansluiting op de campagne «Meld het wél! Discriminatie.nl».
Het kabinet stelt hier € 1,7 miljoen voor beschikbaar uit het slavernijverledenfonds.
De ADV’s zijn per 1 januari jl. gaan samenwerken onder de naam Discriminatie.nl. Ook
is het nieuwe landelijke meldpunt gelanceerd met de website www.discriminatie.nl en het telefoonnummer 0800–0880. Voor de campagne «Meld het wél! Discriminatie.nl»
heeft het Ministerie van BZK een subsidie beschikbaar gesteld uit de reguliere begroting,
en geen aanspraak gemaakt op het slavernijverledenfonds.
Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: SZW) zal een kennissynthese
laten uitvoeren naar alledaags racisme dat voortkomt uit het slavernijverleden. In
een kennissynthese wordt informatie uit bestaand onderzoek gecombineerd met onderzoek
met bestaande interventies uit de praktijk.
Het doel is om beter inzicht te krijgen hoe de doorwerking van het slavernijverleden
hedendaagse discriminatie en racisme ervaringen tot gevolg heeft. Daarnaast zullen
de Ministeries BZK en SZW gezamenlijk in 2024 een verkennend onderzoek laten doen
naar hoe diverse partijen meerjarig een sociale norm kunnen laten uitdragen in de
samenleving om discriminatie en racisme te voorkomen. De verkenning richt zich op
een mogelijke aanpak, betrokkenheid van partijen en benodigd budget. Uit de verkenning
moet blijken welke partijen dit mogelijk kunnen gaan doen. Dit kunnen zowel publieke
als private partijen zijn, zoals gemeenten, onderwijsinstellingen, vakbonden, werkgevers-
en werknemersorganisaties en bedrijven. De kennissynthese en het verkennende onderzoek
hebben tot doel interventies in beeld te brengen die bijdragen aan het voorkomen van
discriminatie en racisme. Het kabinet investeert hierin € 3,8 miljoen vanuit het slavernijverledenfonds.
Ook zal het Ministerie van SZW een Leernetwerk Slavernijverleden voor gemeenten opzetten.
Het leernetwerk biedt begeleiding aan gemeenten om invulling te geven aan de doorwerking
van het slavernijverleden in hun eigen lokale context en hierover onderling kennis
uit te wisselen. Het kabinet investeert hier € 1,1 miljoen in vanuit het slavernijverledenfonds.
Erfgoed
Zoals toegezegd in de brief van 19 december 2022, zal het kabinet verder investeren
in het behoud en de verdere ontwikkeling van musea, archieven en bescherming van cultureel
erfgoed. In bestaande museale en archiefcollecties zijn bronnen te vinden over het
slavernijverleden. Ook zijn er organisaties die met behulp van een erfgoedgemeenschap
nieuwe bronnen aanboren en bewaren, en de verhalen hierover breed delen en bespreekbaar
maken. Het is belangrijk dat nazaten hierin een centrale rol hebben. Met de beschikbaar
gestelde middelen zullen we daarom instellingen steunen die dit meerstemmige perspectief
op cultureel erfgoed bieden. Over de vorm en inhoud worden momenteel gesprekken gevoerd.
Het kabinet stelt hier voor de jaren 2024–2034 € 4,5 miljoen beschikbaar voor vanuit
het slavernijverledenfonds.
Meerjarig onderzoeksprogramma over doorwerking slavernijverleden
Op 15 juni 2023 verscheen Staat en Slavernij.6 Om richting en inspiratie te geven aan onafhankelijk vervolgonderzoek, heeft de Regiegroep
van het Koninklijk Instituut van Taal-Land- en Volkenkunde (KITLV), Internationaal
Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG), de Universiteit van Curaçao en het Nationaal
instituut Nederlands slavernijverleden (NiNsee) op 12 april jl. een kennisagenda gepresenteerd
(zie Bijlage 3).
Met het opleveren van de kennisagenda is de regiegroep formeel ontbonden. Het kabinet
is de regiegroep zeer erkentelijk voor haar bijdrage aan dit belangrijke dossier en
de indrukwekkende resultaten die dit heeft opgeleverd. De kennisagenda vormt de basis
voor het meerjarige onderzoeksprogramma naar de complexe doorwerking van het slavernijverleden
in het heden. Om een eerste impuls te geven aan dit meerjarige onderzoeksprogramma,
stelt het kabinet € 1,7 miljoen beschikbaar vanuit het slavernijverledenfonds.
Bij de besteding van deze middelen stelt het kabinet voorop dat deze op een laagdrempelige
manier beschikbaar worden gesteld aan onderzoekers in heel het Koninkrijk. Zodat bijvoorbeeld
ook onderzoekers die niet verbonden zijn aan een universiteit of instelling hiervoor
in aanmerking kunnen komen, of als het gaat om oral history.
Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: OCW) is initiatiefnemer
van een meerjarig onderzoeksprogramma over het Nederlandse koloniale slavernijverleden
en stelt hier € 1,5 miljoen voor beschikbaar uit de OCW-begroting. Dit initiatief
is een programma binnen de Nationale Wetenschapsagenda (NWA) en wordt uitgevoerd door
de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). NWO co-financiert
het programma, waardoor een programma van € 3 miljoen gerealiseerd wordt. De NWA biedt
departementen en andere overheden de ruimte om actief in te zetten op onderzoeksprogrammering
rond belangrijke maatschappelijke vraagstukken.
Het idee is om binnen dit programma over het slavernijverleden te zoeken naar nieuwe
manieren van onderzoek om onderbelichte vormen van doorwerking van het slavernijverleden
op de samenleving van vandaag in kaart te brengen. Deze zoektocht naar vernieuwing
om tot nieuwe kennis te komen zal gebeuren in verbinding met de samenleving. De kennisagenda
van de regiegroep sluit goed aan op deze overkoepelende vraag en kan als richtingaanwijzer
dienen voor het te ontwikkelen onderzoek. Bij de invulling van het programma werkt
het Ministerie van OCW samen met NWO en in verbinding met het Ministerie van BZK,
onderzoekers, nazaten en maatschappelijke organisaties.
Kenniscentrum
Er wordt gewerkt aan een nationaal Slavernijmuseum in Amsterdam, hier wordt verder
op in gegaan in paragraaf 6. Naast de museale functie heeft het Slavernijmuseum ook
een kennisfunctie. Daarom wordt er naast een fysiek museum gewerkt aan een museaal
kennisnetwerk en worden de opties voor digitale toegang tot het museum verder bekeken.
Het kabinet reserveert hier in totaal € 3 miljoen voor uit het slavernijverledenfonds.
In de volgende fase van de ontwikkeling van het museum zal deze kennisfunctie verder
worden uitgewerkt, op een manier die de netwerkfunctie van het museum versterkt. Dit
houdt in dat er instellingen uit het hele Koninkrijk en internationaal actief betrokken
zullen worden, die gaan over de internationale geschiedenis van kolonisatie en slavernij.
Gezondheid en welzijn
Het kabinet wil de negatieve doorwerking van het slavernijverleden op het gebied van
gezondheid en welzijn tegengaan. Uit een eerste inventarisatie onder de gemeenschappen
kwam o.a. het effect op de (mentale) gezondheid naar voren. Zo kan er sprake zijn
van een intergenerationeel trauma waar reguliere instanties niet altijd de juiste
hulp voor kunnen bieden. Deze signalen nemen we serieus. Het Ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport (hierna: VWS) wil daarom in gezamenlijkheid met partijen in het zorg-
en welzijnsdomein en nazaten van tot slaaf gemaakten een aantal concrete interventies
ontwikkelen met het doel om de doorwerking van slavernij op de gezondheid en het welzijn
van nazaten tegen te gaan. Het kabinet investeert daar € 1,7 miljoen in vanuit het
slavernijverledenfonds.
Onderwijs
Het slavernijverleden heeft onze aandacht bij de lopende curriculumbijstelling. Bij
de nadere uitwerking van de conceptkerndoelen voor de curriculumbijstelling worden,
waar relevant, voorstellen opgenomen over hoe racisme, discriminatie, antisemitisme,
koloniaal verleden en migratiegeschiedenis worden verankerd in het curriculum. Op
6 maart jl. zijn de herziene conceptkerndoelen voor burgerschap en digitale geletterdheid
gepresenteerd. Hierin komen de thema’s discriminatie en racisme aan bod. Eind 2024
worden de conceptkerndoelen van de andere leergebieden opgeleverd, waaronder van mens
en maatschappij. Daarin wordt o.a. beschreven wat leerlingen moeten leren over geschiedenis.
Daarnaast wordt er een bronnenbank opgebouwd, om het funderend onderwijs, daar waar
nodig, te ondersteunen bij het voeren van het brede gesprek in de klas over het slavernijverleden.
We werken aan het faciliteren van het gesprek in de klas over het slavernijverleden
door gastsprekers op te leiden. Dit zal vergelijkbaar zijn met de wijze waarop we
samenwerken met de stichting Na de oorlog. Door het grotere aanbod van gastsprekers
krijgen de persoonlijke verhalen van professionele gastsprekers een plek in het onderwijs.
Ten slotte gaan we in nauwe samenwerking met de onderwijspraktijk een leidraad slavernijverleden
voor docenten samenstellen. De leidraad bundelt de kennis uit onderzoek en bevat praktische
aanbevelingen, inclusief praktische materialen zoals posters en infographics waar
docenten gelijk mee aan de slag kunnen.
Het kabinet stelt voor deze maatregelen € 0,80 miljoen beschikbaar vanuit het slavernijverledenfonds.
DEP
Beleidsintensiveringen Europees Nederland
Bedragen * € 1.000
J&V
Kosteloze naamswijziging
€ 14.875,00
BZK
Publiekscommunicatie antidiscriminatie
€ 1.700,00
SZW
Bestendigen sociale norm
€ 3.825,00
SZW
Leernetwerk voor 20 gemeenten
€ 1.105,00
OCW
Erfgoed
€ 4.530,00
BZK
Meerjarig onderzoeksprogramma
€ 1.700,00
OCW
Kenniscentrum
€ 3.000,00
VWS
Gezondheid en welzijn
€ 1.700,00
OCW
Onderwijs
€ 800,00
Totaal
€ 33.235,00
2.2 Beleidsintensiveringen voor het Caribisch deel van het Koninkrijk
Samen met nazaten en andere betrokkenen uit het Caribisch gebied zetten we gerichte
stappen om te komen tot de besteding van de € 33,3 miljoen voor beleidsintensiveringen
voor het Caribisch deel van het Koninkrijk. Hieronder zetten we eerst uiteen hoe we
de komende periode gaan samenwerken. Dan gaan we in op de aanpak voor de beleidsintensiveringen,
de herstelagenda’s.
Inrichting vervolgtraject Caribisch deel van het Koninkrijk
De Staatssecretaris van BZK heeft de regeringen en bestuurscolleges van Aruba, Bonaire,
Curaçao, Saba, Sint-Eustatius en Sint-Maarten begin dit jaar geïnformeerd over de
verdere invulling van de tweemaal € 33,3 miljoen voor de beleidsintensiveringen en
de subsidieregeling. De regeringen en bestuurscolleges zijn gevraagd drie vertegenwoordigers
aan te dragen om met BZK verder te spreken over de vorm en inhoud van de subsidieregeling
voor maatschappelijke initiatieven en onderlinge balans voor de beleidsintensiveringen.
Dit zijn de voorzitter en secretaris van het lokale platform of comité in oprichting
en de ambtelijk vertegenwoordiger voor het dossier slavernijverleden. Hiernaast zal
BZK met deze vertegenwoordigers in gesprek gaan over de op te stellen herstelagenda’s
en de Caribische vertegenwoordiging in het Herdenkingscomité.
Beleidsintensiveringen
Voor de € 33,3 miljoen voor de maatregelen voor bewustwording, betrokkenheid en doorwerking
worden de gedane toezeggingen van 19 december 2022 meegenomen in zogenaamde herstelagenda’s.
Deze kunnen worden gezien als een overkoepelend programma waarin de verschillende
gewenste projecten (c.q. gewenste beleidsintensiveringen) en beoogde kostenonderbouwing
en tijdspad zijn opgenomen.
Op ieder (ei)land is een comité of platform actief of in oprichting, dat zich bezighoudt
met de opvolging van de excuses. Deze platformen en comités bestaan uit vertegenwoordigers
van de lokale overheden, maatschappelijke organisaties en nazaten. Vaak zijn of waren
zij al bezig met het vergroten van bewustwording.
Uitgangspunt is dat deze lokale platformen dan wel comités samen met de lokale overheden
en de bevolking de herstelagenda’s verder vormgeven, zodat deze breed gedragen zijn.
Om het opstellen van deze agenda’s te faciliteren ontvangt één comité of platform
per eiland een eenmalige subsidie van € 25.000. Het doel hiervan is om hiermee (financiële)
ruimte te scheppen om als organisatie verder met dit onderwerp aan de slag te gaan,
expertise te kunnen inhuren, maar bijvoorbeeld ook om community engagement te organiseren. Met de Caribische delen van het Koninkrijk wordt besproken op welke
manier het Ministerie van BZK verder zou kunnen faciliteren in de totstandkoming.
3. Regeling voor maatschappelijke initiatieven
Zoals we uw Kamer informeerden met de brief van 15 februari jl., is voor Europees
Nederland, het Caribisch deel van het Koninkrijk en Suriname elk € 33,3 miljoen beschikbaar
voor de subsidieregeling voor maatschappelijke initiatieven.7 Op basis van de dialoogsessies van afgelopen najaar zijn er twee concept-subsidieregelingen
op maat opgesteld voor Europees Nederland en het Caribisch deel van het Koninkrijk.
De uitgangspunten van de regelingen zijn hetzelfde. De middelen moeten laagdrempelig
toegankelijk zijn voor de beoogde ontvangers, met waarborging van de doelmatigheid
en rechtmatigheid van de besteding van de middelen.
Van 16 februari tot 16 maart jl. is de regeling voor maatschappelijke initiatieven
in Europees Nederland in internetconsultatie geweest, en de Caribische regeling van
1 maart tot 1 april jl. De opbrengsten van de internetconsultatie en de input van
de voortgangsbijeenkomst van 31 januari jl. worden meegenomen in de verdere uitwerking
tot een definitieve regeling. Een verslag van de resultaten van de internetconsultatie
wordt gepubliceerd op de website van de consultatie en zal ook worden opgenomen in
de toelichting van de regelingen. Het streven is beide regelingen op 1 juli 2024 te
publiceren, waarna uiterlijk dit najaar aanvragen kunnen worden ingediend.
4. Suriname
Het uitgangspunt in Suriname is net als in Europees Nederland en het Caribisch deel
van het Koninkrijk dat in overleg met nazaten en andere betrokkenen invulling gegeven
wordt aan de opvolging van de excuses. Hieronder wordt ingegaan op de stappen die
daartoe gezet zijn sinds 1 juli 2023.
De Minister van Buitenlandse Zaken nam op 1 juli 2023 deel aan de Keti Koti viering
in Paramaribo en bood namens de Nederlandse regering op Surinaamse bodem excuses aan
voor het Nederlands slavernijverleden. Samen met de woorden die Zijne Majesteit de
Koning op 1 juli 2023 uitsprak heeft dit in Suriname op instemming kunnen rekenen.
Ze worden gezien als een belangrijke stap op weg naar heling en verzoening.
De door het Ministerie van Buitenlandse Zaken aangestelde Speciaal Gezant Slavernijverleden
heeft in samenwerking met de Nederlandse ambassade in Paramaribo haar werkzaamheden
in Suriname voortgezet. Tot nu toe reisde de Speciaal Gezant zes keer naar Suriname
en voerde zij gesprekken met de door de Surinaamse regering aangestelde coördinator
slavernijverleden, oud-Minister Silvano Tjong-Ahin. Zij spreekt daarnaast met een
groot aantal nazaten en andere betrokkenen, waaronder met vertegenwoordigers van de
inheemse gemeenschappen en marrongemeenschappen in Suriname. Haar mandaat is voor
de duur van het herdenkingsjaar verlengd.
Op basis van de uitkomsten van deze brede dialoog heeft Suriname het voornemen een
platform op te richten waarin een aantal vertegenwoordigers vanuit de meest betrokken
groepen zal plaatsnemen. De president van Suriname zal dit platform installeren. Dit
platform stelt Suriname en Nederland in staat om een gerichte dialoog te voeren over
de toewijzing van de beschikbare middelen (de € 33,3 miljoen voor maatschappelijke
initiatieven en € 33,3 miljoen voor beleidsintensiveringen).
5. Herdenking
Herdenken leeft en is belangrijk. Dat maakten de dialoogsessies van afgelopen najaar
nogmaals duidelijk. Uit de gesprekken met nazaten en andere betrokkenen kwam niet
alleen de waarde van herdenken voor erkenning en verbinding naar voren, maar ook aandacht
voor verschillende manieren van herdenken. Hieronder wordt ingegaan op de wijze waarop
het kabinet opvolging geeft aan de resultaten van de dialoogsessies ten aanzien van
het Herdenkingscomité, en de voortgang van het Herdenkingsjaar.
5.1 Herdenkingscomité
Een belangrijke conclusie uit de dialoogsessies is dat er niet één manier bestaat
om te herdenken. Dat vertaalt zich in verschillende behoeften. Enerzijds is er behoefte
aan de mogelijkheid om het herdenken vanuit ieders eigen geschiedenis, gemeenschap
en cultuur vorm te geven. Anderzijds is er behoefte aan een herdenking waar iedereen
zich in kan herkennen.
Het kabinet zet de komende periode de dialoog voort met het NiNsee en andere organisaties
die zich bezighouden met herdenken in het Koninkrijk en Suriname om te komen tot een
Herdenkingscomité Slavernijverleden. Het uitgangspunt van het Comité is gelijkwaardige
representatie van de verschillende gemeenschappen met een Trans-Atlantische achtergrond
in Europees Nederland, het Caribisch deel van het Koninkrijk en Suriname. Het streven
is om vóór 1 juli 2024 de opdracht aan het Comité en de voorzitter te kunnen presenteren.
Uiterlijk dit najaar zal het Comité operationeel zijn.
5.2 Herdenkingsjaar Slavernijverleden
Het Herdenkingsjaar Slavernijverleden eindigt op 1 juli 2024, maar zoals deze brief
toont: er komt geen eind aan herdenken, en er komt ook geen eind aan aandacht voor
het slavernijverleden. We zien dat het Herdenkingsjaar een beweging op gang heeft
gebracht, met brede aandacht en erkenning voor en dialogen en kennisopbouw over het
slavernijverleden. En nu die beweging er is, bouwen we samen aan een structurele dialoog
over onze gedeelde geschiedenis en aan kennis en bewustwording in de samenleving,
aan gezamenlijk herdenken en het bestrijden van de doorwerking van het slavernijverleden.
Ten opzichte van onze vorige brief aan uw Kamer willen wij graag enkele vorderingen
in de uitvoering van het Herdenkingsjaar met u delen.
Zoals eerder met uw Kamer gedeeld zijn er in het kader van het Herdenkingsjaar twee
subsidieregelingen opgezet bij het Fonds voor Cultuurparticipatie en het Mondriaan
Fonds. De regelingen bedragen € 7,2 miljoen in totaal: € 6 miljoen vanuit het Rijk,
en € 1,2 miljoen vanuit het Fonds voor Cultuurparticipatie zelf. De regeling van het
Mondriaan Fonds is al gesloten, maar de regeling van het Fonds voor Cultuurparticipatie
is nog geopend, met zo’n € 1,6 miljoen aan budget resterend. In totaal zijn er inmiddels
200 projecten ondersteund in Europees Nederland en het Caribisch deel van het Koninkrijk.
Daarbovenop ondersteunt het Ministerie van OCW in het kader van het Herdenkingsjaar
enkele projecten in landen die een relatie hebben met het Nederlands slavernijverleden.
Er zijn projecten ondersteund in beeldende kunst, erfgoed, podiumkunsten en letteren,
maar ook podcasts, dialogen, safe space sessies, workshops, herdenkingen en vieringen. In Bijlage 4 is een overzicht bijgevoegd
van deze initiatieven van het Mondriaan Fonds en van het Fonds voor Cultuurparticipatie.
Daarnaast heeft het Fonds voor Cultuurparticipatie verkenners aangesteld om in het
Caribisch deel van het Koninkrijk initiatiefnemers te ondersteunen bij het indienen
van projectaanvragen. Zo zorgen we ervoor dat iedereen in staat is om fondsaanvragen
te doen, ook initiatiefnemers die hier minder of niet bekend mee zijn. En voorkomen
we dat bepaalde groepen minder in aanmerking komen voor ondersteuning vanuit de Herdenkingsjaar-regelingen.
In het kader van het Herdenkingsjaar faciliteert OCW internationale kennissamenwerking
op het gebied van het slavernijverleden. Er wordt vanuit OCW additioneel onderzoeksgeld
beschikbaar gesteld waarmee vanuit verschillende landen onderzoek naar het slavernijverleden
kan worden gedaan. Voor samenwerking met Aruba, Curaçao en Sint-Maarten is tot en
met 2027 € 375.000 beschikbaar. Ook is er budget beschikbaar voor Bonaire, Saba en
Sint Eustatius en zoeken we samen met Suriname, Zuid-Afrika en Indonesië naar invulling
voor een leerstoel om onderzoek daar verder te faciliteren. Aan de verdere uitwerking
van deze samenwerking wordt gewerkt.
De online campagne «Geschiedenis, van ons allemaal» is in november gelanceerd. In
deze campagne staan persoonlijke verhalen van mensen over het slavernijverleden en
de doorwerking hiervan in het heden centraal. De verhalen worden gedeeld op www.OCW-verhalen.nl en de socialemediakanalen van het ministerie en de deelnemers.
Het NiNsee zal de afsluiting van het Herdenkingsjaar Slavernijverleden verzorgen.
De Nationale Herdenking Slavernijverleden en het Keti Koti Festival in Amsterdam worden
door het NiNsee zelf georganiseerd. De herdenkingen, vieringen en bijeenkomsten op
Aruba, Bonaire, Curaçao, Saba, Sint-Eustatius en Sint-Maarten worden met een bijdrage
van het NiNsee door organisaties op de eilanden georganiseerd, als daartoe de wens
bestaat.
6. Nationaal Slavernijmuseum
Er wordt gewerkt aan een nationaal slavernijmuseum in Amsterdam, op initiatief van
inwoners van Amsterdam en de gemeente Amsterdam. Het Rijk is hierbij sinds 2019 betrokken
en ondersteunt de totstandkoming. De ontwikkeling van het slavernijmuseum maakt het
onderbelichte perspectief onderdeel van de collectieve kennis over het slavernijverleden
en daarmee onderdeel van ons collectieve geheugen.
Op 15 februari jl. presenteerden drie kwartiermakers het museaal ondernemingsplan
voor het Nationaal Slavernijmuseum, in aanwezigheid van betrokken nazaten en stakeholders.
Dit voorstel is als bijlage toegevoegd (zie Bijlage 5).8 Aan dit plan ligt een uitgebreid participatietraject ten grondslag. De kwartiermakers
hielden bijeenkomsten in het hele Koninkrijk en daarbuiten. Zij begonnen op Sint-Maarten,
Sint-Eustatius, Saba, Aruba, Bonaire, Curaçao, en Suriname. Ze spraken met meer dan
5000 mensen, van Zeeland tot Groningen en van Amsterdam tot Maastricht. Ook haalden
zij informatie en inspiratie op in de Verenigde Staten en Benin. Op 2 april stuurden
de Raad voor Cultuur en de Amsterdamse Kunstraad een gezamenlijk advies over het plan.9
Vanuit de coalitieakkoord middelen voor cultuur had OCW hiervoor € 29 miljoen op de
OCW-begroting gereserveerd. Ook het college van B&W van de gemeente Amsterdam heeft
€ 29 miljoen gereserveerd. Vóór de zomer zal er besluitvorming plaatsvinden in de
Amsterdamse gemeenteraad over de volgende stap in de ontwikkeling van het museum.
Over de verdere ontwikkeling van het museum zijn de gemeente Amsterdam en OCW in gesprek.
Uw Kamer wordt hierover vóór de zomer geïnformeerd door de Staatssecretaris van OCW.
6.1 Caribisch erfgoednetwerk
Bij de excuses voor het slavernijverleden zegde het kabinet «een lokale weerslag van
het slavernijmuseum» toe aan Aruba, Bonaire, Curaçao, Saba, Sint-Eustatius en Sint-Maarten.
Ook riepen de moties van leden Klaver (GroenLinks-PvdA) en Leijten (SP) op om in afstemming
met lokale partijen de Caribische musea te versterken en betrokken te zijn bij het
behoud en beheer van erfgoed van het slavernijverleden.10 In de gesprekken die BZK en OCW hierover het afgelopen jaar met partijen in het Caribisch
deel van het Koninkrijk hebben gevoerd, volgt de noodzaak tot een duurzame versterking
van de culturele infrastructuur. De lokale erfgoedinstellingen en de cultuurprofessionals
willen geen dependance van het nationaal slavernijmuseum, maar steun om zelf het erfgoed
te behouden, beheren en presenteren. Zij benadrukken verder het belang van samenwerking
tussen de (ei)landen onderling en het aangesloten zijn op de kennisnetwerken binnen
de Caribische regio en het Koninkrijk.
Daarom werkt het Ministerie van OCW samen met betrokken partijen op de eilanden aan
een voorstel voor intereilandelijke samenwerking op het gebied van erfgoed. Als eerste
stap organiseerden een aantal erfgoedprofessionals tussen 29 februari en 2 maart werksessies,
gefaciliteerd door OCW. We signaleren de behoefte om in breder verband verder te werken
aan intereilandelijke voorstellen op het gebied van bijvoorbeeld musea, archieven,
archeologie en immaterieel erfgoed. De initiatieven die hieruit voortvloeien kunnen
door de (ei)landen worden opgenomen in de (herstel)agenda(’s) en worden bekostigd
vanuit de € 33,3 miljoen voor de beleidsintensiveringen voor het Caribisch deel van
het Koninkrijk.
7. Invoering van de gelijkebehandelingswetgeving op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba
De gelijkebehandelingswetgeving is tot op heden niet van toepassing op het Caribisch
deel van Nederland. In de brief van 23 januari 2023 aan uw Kamer heeft de Minister
van BZK toegezegd het wetgevingstraject in gang te zullen zetten om de gelijkebehandelingswetgeving
van toepassing te verklaren op het Caribische deel van Nederland.11 Met het voorstel voor de Wet bescherming tegen discriminatie op de BES worden de
gelijke behandelingswetten integraal van toepassing op Bonaire, Sint-Eustatius en
Saba (de BES-eilanden). In het voorstel is ook opgenomen dat er een antidiscriminatievoorziening
voor gratis melding van klachten, hulp en advies bij gevallen van discriminatie op
de eilanden wordt opgezet. Ook krijgt het College voor de rechten van de mens een
oordelende taak op de drie eilanden. De afdeling advisering van de Raad van State
heeft op 13 maart jl. het advies over het wetsvoorstel vastgesteld en dit is op 18 maart
gepubliceerd.12 Tijdens de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel, die naar verwachting in
2024 zal plaatsvinden, zullen de praktische voorbereidingen voor het loket en het
College verder worden opgepakt.
Tot slot
We hebben de afgelopen periode belangrijke stappen gezet en concrete resultaten geboekt.
Tegelijkertijd constateren we dat er nog een lange weg voor ons ligt. Het proces om
te komen tot bewustwording, heling en verwerking in alle delen van het Koninkrijk
en Suriname vraagt een blijvende inspanning van het kabinet. De komende periode zullen
we samen met nazaten en andere betrokkenen vormgeven aan deze vervolgstappen.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
A.C. van Huffelen
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.M. de Jonge
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H.G.J. Bruins Slot
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R.H. Dijkgraaf
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
C.E.G. van Gennip
De Minister voor Rechtsbescherming,
F.M. Weerwind
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M. van Ooijen
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
F.Q. Gräper-van Koolwijk
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede ondertekenaar
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede ondertekenaar
H.G.J. Bruins Slot, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
F.Q. Gräper-van Koolwijk, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming