Brief regering : Nivel-onderzoek naar vertrouwen in databeschikbaarheid van gezondheidsgegevens voor primair en secundair gebruik
27 529 Informatie- en Communicatietechnologie (ICT) in de Zorg
Nr. 317
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 april 2024
In de Nationale visie op het gezondheidsinformatiestelsel worden drie fundamenten
genoemd voor het gezondheidsinformatiestelsel van de toekomst: databeschikbaarheid,
vertrouwen en regie1.
Databeschikbaarheid betreft het beschikbaar, bereikbaar en bruikbaar hebben van vastgelegde gezondheidsdata
voor alle vormen van (her)gebruik. Databeschikbaarheid is van belang om de zorg voor
de toekomst goed, toegankelijk en betaalbaar te houden. Voor het verlenen van goede
zorg aan een cliënt is het immers relevant dat zorgprofessionals over adequate en
actuele gegevens beschikken, of over de laatste wetenschappelijke inzichten beschikken.
Zoals in de Nationale visie is benoemd, is vertrouwen randvoorwaardelijk om te komen tot databeschikbaarheid. Mensen moeten er op kunnen
vertrouwen dat hun (gezondheids)gegevens veilig zijn bij de zorgprofessional en hun
privacy geborgd is. Als hier geen sprake van is, kunnen zij zorg gaan mijden of minder
(relevante) informatie met de zorgprofessional delen.
De samenhang tussen de factoren databeschikbaarheid en vertrouwen is gelaagd en complex.
Om te kunnen bepalen op welke manier tot meer databeschikbaarheid kan worden gekomen,
is het belangrijk dat er een goed beeld is van welke aspecten een rol spelen bij deze
samenhang.
Daarom heeft het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) aan Nivel
de opdracht gegeven om onderzoek te doen naar welke factoren bijdragen aan vertrouwen
in databeschikbaarheid voor primair en secundair gebruik. Het onderzoek bestaat uit
een literatuurstudie en paneldiscussies met burgers en zorgprofessionals.
Overeenkomstig de toezegging van mijn ambtsvoorganger tijdens het Commissiedebat van
5 oktober 2023 over Digitale ontwikkelingen in de zorg stuur ik u hierbij de uitkomsten
van dit onderzoek (Kamerstuk 29 515, nr. 490).
Het onderzoek van Nivel geeft belangrijke inzichten in de factoren die van belang
zijn voor het vertrouwen van burgers en zorgprofessionals in databeschikbaarheid voor
primair en secundair datagebruik. Tegelijkertijd biedt het Nivel-onderzoek geen pasklare
handleiding voor het vergroten van het vertrouwen van burgers en zorgprofessionals
in databeschikbaarheid. De belangrijkste redenen hiervoor zijn:
− begrippen zoals vertrouwen, gegevensuitwisseling en hergebruik van gegevens zijn complexe
begrippen. Dit wordt ook door de onderzoekers van het Nivel in het rapport benadrukt;
− om met mensen een genuanceerd gesprek te kunnen voeren over de factoren is gekozen
voor een kwalitatief onderzoek. Dergelijke genuanceerde gesprekken zijn bij een vragenlijstonderzoek
ingewikkeld. Deze methodiek heeft echter wel tot gevolg dat het aantal burgers en
zorgprofessionals dat betrokken is bij dit onderzoek beperkt en niet volledig representatief
is om te komen tot een algemene lijn over hoe vertrouwen gerealiseerd moet worden;
− het onderzoek had een beperkte reikwijdte: het richt zich enkel op databeschikbaarheid
van gegevens die door zorgprofessionals zijn vastgelegd in het kader van curatieve
zorg. Ook zijn niet alle mogelijke factoren met de respondenten besproken. Zo is bijvoorbeeld
niet gekeken naar (aanvullende inzet op) handhaving.
Uitkomsten onderzoek
Uit het Nivel-onderzoek blijken de volgende factoren in ieder geval bij te dragen
aan het vertrouwen van burgers en zorgprofessionals in het primair en secundair gebruik
van gezondheidsgegevens:
1. Bewustzijn en informatie. Uit het onderzoek volgt dat het voor het vertrouwen in databeschikbaarheid voor
burgers en zorgprofessionals belangrijk is dat ze weten dat medische gegevens niet
zomaar op straat komen te liggen, makkelijk informatie over primair en secundair gebruik
van (gezondheids)gegeven kunnen vinden en weten welke rechten ze hebben en welke rechtsmiddelen
er zijn (zoals de mogelijkheid om een klacht in te dienen). Uit het onderzoek blijkt
verder dat burgers anders kijken naar de andere factoren, als zij meer informatie
hebben over bijvoorbeeld de achtergrond en het doel van de beschikbaarstelling van
gegevens.
2. Transparantie. Specifiek voor burgers geldt volgens het onderzoek dat inzage in wanneer en door
wie hun gezondheidsgegevens zijn gebruikt een belangrijke factor is die bijdraagt
aan vertrouwen.
3. Datakwaliteit. Uit het onderzoek blijkt dit vooral bij zorgprofessionals een belangrijke factor
te zijn: als onjuiste of verouderde dan wel (door ICT-problemen) niet-leesbare gegevens
worden gedeeld, kan dit het vertrouwen van zorgprofessionals in databeschikbaarheid
voor primair en secundair gebruik schaden. Maar ook bij burgers kan dit een factor
zijn die meespeelt in het vertrouwen in databeschikbaarheid als zorgprofessionals
ten onrechte vertrouwen op de kwaliteit van gegevens.
4. Veiligheid. Uit het onderzoek van het Nivel blijkt dat burgers en zorgprofessionals het belangrijk
vinden dat de systemen waarin data wordt opgeslagen veilig zijn.
5. Type gegevens. Volgens het onderzoek is de mate van vertrouwen in databeschikbaarheid afhankelijk
van de vraag om welk type gegevens het gaat. Zo volgt uit het onderzoek dat zowel
burgers als zorgprofessionals voor zowel primair als secundair datagebruik terughoudend
zijn bij het delen van gevoelige gegevens, zoals gegevens over de geestelijke gezondheid.
Tegenover het delen van medicatiegegevens voor primair gebruik staan zowel burgers
als zorgprofessionals weer positiever. Verder blijkt uit het onderzoek dat het voor
burgers belangrijk is dat alleen gegevens worden gedeeld die relevant zijn voor het
doel, maar dat het voor hen vaak moeilijk is te weten welke gegevens relevant zijn.
6. Type gebruiker. Ook volgt uit het onderzoek dat de mate van vertrouwen in databeschikbaarheid sterk
afhankelijk is van de vraag wie de gegevens gaat gebruiken. Zo staan burgers over
het algemeen positief tegenover raadpleging van gegevens door de (hoofd)behandelaren
in het geval van primair gebruik. Verder blijkt dat burgers veel vertrouwen hebben
in secundair gebruik door universiteiten en kennisinstituten, en in mindere mate in
secundair gebruik door commerciële partijen. De onderzoekers geven daarbij wel als
aandachtspunt aan dat universiteiten en kennisinstituten in toenemende mate afhankelijk
zijn van samenwerking met commerciële partijen.
7. Locatie. De mate van vertrouwen in databeschikbaarheid kan voor sommige burgers ook afhangen
van de vraag of de gegevens binnen of buiten Nederland uitgewisseld worden.
8. Zeggenschap. De onderzoekers zijn gevraagd om in het onderzoek met specifieke aandacht te kijken
naar «zeggenschap» als factor voor vertrouwen in databeschikbaarheid. Uit het onderzoek
blijkt echter dat er over de factor zeggenschap evenwel geen eenduidige lijn te trekken.
Dit heeft te maken met de in de vorige paragraaf genoemde redenen waarom het Nivel-onderzoek
geen pasklare handleiding biedt voor het vergroten van vertrouwen in databeschikbaarheid,
maar ook omdat – zoals uit het onderzoek blijkt – de gewenste mate van zeggenschap
sterk afhankelijk is van de kenmerken van de persoon en de specifieke omstandigheden
van de situatie (zoals welke gegevens het betreft).
Acties rondom factoren die bijdragen aan vertrouwen
Hieronder ga ik in op de acties die ik onderneem rondom de factoren die volgens het
onderzoek bijdragen aan vertrouwen in databeschikbaarheid. Ook ga ik in op de aandachtspunten
die het Nivel in het rapport meegeeft.
Bij de acties wordt vaak onderscheid gemaakt tussen primair gebruik en secundair gebruik.
Dat komt, omdat er tussen deze twee vormen van gebruik belangrijke verschillen bestaan.
Bij databeschikbaarheid voor primair gebruik worden tot de cliënt herleidbare gezondheidsgegevens
gedeeld tussen zorgprofessionals met als doel goede zorg te kunnen verlenen aan de
betrokken cliënt. Bij databeschikbaarheid voor secundair gebruik worden niet-herleidbare
of gepseudonimiseerde gezondheidsgegevens gedeeld met derde partijen (zoals kennisinstituten)
met het oog op bijvoorbeeld (medisch) wetenschappelijk onderzoek ter verbetering van
de gezondheidszorg.
Een andere oorzaak voor het onderscheid in acties is het gevolg van keuzes die in
het verleden al zijn gemaakt over de inzet op en keuzes rondom databeschikbaarheid
voor primair gebruik en secundair gebruik.
1. Bewustzijn
Het onderzoek bevestigt het bestaande beeld dat bewustzijn en informatie over databeschikbaarheid
voor primair en secundair gebruik essentieel zijn voor het vertrouwen. Hierop vinden
dan ook al verschillende acties plaats.
Rondom het primair gebruik van gezondheidsgegevens is en wordt al veel ondernomen om zorgprofessionals en burgers
goed te informeren en het bewustzijn te vergroten. Voor zorgprofessionals is bijvoorbeeld
de AVG-helpdesk voor Zorg, Welzijn en Sport2 in het leven geroepen, worden nieuwsbrieven verzonden en zijn er regelmatig kennissessies
en congressen. Voor burgers is veel informatie over (hun rechten rondom) de verwerking
van persoonsgegevens terug te vinden op de website van de Autoriteit Persoonsgegevens.
Daarnaast vindt richting burgers bijvoorbeeld communicatie plaats over het veilig
gebruik van persoonlijke gezondheidsomgevingen (PGO’s)3 en heeft eind vorig jaar een publiekscampagne plaatsgevonden om burgers bewust te
maken dat hun toestemming nodig is om zorgprofessionals gegevens te kunnen laten uitwisselen.
In aanvulling daarop ben ik, zoals in de Kamerbrief over heroriëntatie grondslagen4 voor primair gebruik al is aangekondigd, voornemens om in gesprek te gaan met het
zorgveld en belangenverenigingen van patiënten over of er aanvullende communicatie
gewenst is. En zo ja, wie en hoe daarin kan worden voorzien.
Ook rondom het secundair gebruik van gezondheidsgegevens wordt actie ondernomen om zorgprofessionals en burgers goed
te informeren en het bewustzijn te vergroten. In 2023 is samen met de IZA-partijen
en Health-RI een communicatiestrategie opgesteld5. De komende periode wordt op basis hiervan, in afstemming met de veldpartijen, een
communicatieplan ontwikkeld. In dit plan wordt uitgewerkt hoe burgers en zorgprofessionals
geïnformeerd kunnen worden over het belang van databeschikbaarheid voor secundair
gebruik, de regels en waarborgen die hierop van toepassing zijn en de rol van alle
betrokkenen hierbij.
2. Transparantie
Om de transparantie over primair gebruik van gezondheidsgegevens te vergroten is recent
– mede naar aanleiding van moties van Kamerlid Van den Berg (CDA) hieromtrent6 – door VWS gestart met het onderzoeken van de ontwikkeling van een functie die het
voor burgers in beginsel altijd mogelijk maakt na te gaan wie de gezondheidsgegevens
heeft ingezien. Ook zal worden verkend hoe in het geval van secundair gebruik zichtbaar
kan worden gemaakt wanneer gegevens zijn gebruikt voor onderzoeken.
Het borgen van transparantie over secundair gebruik van gezondheidsgegevens betrek
ik verder bij de oprichting van een Health Data Access Body. De Health Data Acces
Body heeft als taak om overzichten te publiceren van alle verwerkingen die in de toekomst
onder de EHDS in het kader van secundair datagebruik gaan plaatsvinden. Daarnaast
wordt bezien of, en zo ja hoe, de inrichting van een zeggenschapsregister gebruikt
kan worden voor het geven van inzicht in welke gegevens gebruikt worden voor welke
secundaire gebruiksdoelen.
3. Datakwaliteit
Dat datakwaliteit randvoorwaardelijk is voor vertrouwen in databeschikbaarheid, onderschrijf
ik volledig. In de Nationale visie op het gezondheidsinformatiestelsel wordt «kwaliteit
van data» (uniformiteit en volledigheid van de beschikbare gegevens) dan ook als onderdeel
van het fundament vertrouwen gezien. Er wordt al hard gewerkt aan het verbeteren van
datakwaliteit. Denk bijvoorbeeld aan de spoor 2-aanwijzing van gegevensuitwisselingen
onder de Wegiz en de realisering van generieke functies.7 Ook wordt ingezet op de realisering van eenheid van taal van gegevens middels implementatie
en uniform gebruik van terminologiestandaarden. Dit is in de eerste plaats van belang
voor primair datagebruik, maar indirect ook voor secundair datagebruik. Immers, alleen
als data in het primaire proces goed worden vastgelegd kunnen deze goed worden gebruikt
voor secundaire doelen.
Het is van belang dat gegevens uit meerdere datasets op een gestandaardiseerde manier
gekoppeld kunnen worden. In het kader van het zorgproces wordt het burgerservicenummer
(BSN) al gebruikt om de gegevens van één persoon te koppelen. Er is in Nederland nog
geen uniforme koppelsleutel beschikbaar voor secundair gebruik. Dit leidt tot incomplete
datasets en kan ook bias in datasets veroorzaken doordat de gegevens van bepaalde
groepen burgers (bijvoorbeeld migranten en mensen in stedelijke gebieden) niet gekoppeld
kunnen worden. Dit blijkt onder andere uit een onderzoek van het Centraal Bureau voor
de Statistiek (CBS)8. Health-RI heeft dit probleem in het kader van het Obstakelverwijdertraject uitgewerkt
en heeft daarbij ook verschillende oplossingsrichtingen in beeld gebracht9. Ik beraad me op dit moment over deze opties.
Verder wil ik hierbij benoemen, dat bij de ontwikkeling van de rol van de Nederlandse
Health Data Access Body het belang van datakwaliteit wordt meegenomen. Ik ben (vooruitlopend
op het EHDS-voorstel) gestart met de ontwikkeling van technische functionaliteiten
die nodig zijn voor een Nederlandse Health Data Access Body (HDAB), of een HDAB-stelsel
in het geval er meerdere HDAB’s worden ingericht. De technische functionaliteiten
van de HDAB worden uitgewerkt in een programma waarin het CBS, Health-RI, ICTU en
RIVM in opdracht van het Ministerie van VWS samenwerken. De activiteiten in dit programma
hebben onder andere tot doel om een data quality assessment framework op te leveren. Gegevenshouders kunnen dit gebruiken om de datakwaliteit te verhogen.
Op deze manier wil ik gegevenshouders ondersteunen bij het sturen op datakwaliteit
voor secundair gebruik.
4. Veiligheid
Dat veilig met gegevens moet worden omgegaan, staat buiten kijf. Zorgaanbieders zijn
primair zelf aan zet om dit goed te regelen. Zorgaanbieders moeten al voldoen aan
de NEN7510, de norm voor informatiebeveiliging in de zorg. Ik ondersteun zorgaanbieders
hierbij. Dit doe ik door te zorgen voor meer bewustwording over het belang van veilig
omgaan met gegevens, te werken aan duidelijke normen en kaders en het gefaseerd aansluiten
van zorgaanbieders bij Z-CERT, het expertisecentrum voor cybersecurity in de zorg.
Daarnaast werk ik samen met mijn collega’s aan de implementatie van de nieuwe netwerk-
en informatiebeveiligingsrichtlijn (hierna: NIS2-richtlijn10). De NIS2-richtlijn richt zich op het verhogen van de digitale weerbaarheid van organisaties
en instellingen, ook in de zorgsector. Er wordt nu gewerkt aan de voorbereiding van
wet- en regelgeving waarin de NIS2-richtlijn concreet wordt vertaald. Recent is al
per brief11 toegelicht dat dit betekent dat zorgorganisaties in Nederland hun digitale weerbaarheid
moeten verhogen en in de toekomst een beroep kunnen doen op Z-CERT.
Verder is veiligheid van gegevens uiteraard altijd een aandachtspunt binnen de verschillende
beleidstrajecten, zoals bij het opstellen van de NEN-normen voor de generieke functies.
Ook bij het secundair gebruik van gegevens is veel aandacht voor informatiebeveiliging.
In de praktijk wordt in toenemende mate gebruik gemaakt van privacy bevorderende technieken,
zoals pseudonimisering, homomorfisch encryptie en multi party computation. Deze technieken
worden steeds geavanceerder, waardoor het bijvoorbeeld mogelijk wordt om analyses
uit te voeren op datasets bij verschillende partijen zonder dat deze data gedeeld
hoeft te worden. Dit sluit goed aan bij een van de uitgangpunten die ik heb benoemd
in de Nationale Visie en Strategie op het gezondheidsinformatiestelsel, namelijk dat
data zoveel mogelijk bij de bron blijven.
Wanneer data wel gedeeld moeten worden, wordt in toenemende mate gebruik gemaakt van
beveiligde verwerkingsomgevingen, waarbinnen de analyses plaatsvinden.
5. Type gegevens, gebruiker en locatie
Deze uitkomsten over de factoren type gegevens, gebruiker en locatie zijn in lijn
met uitkomsten uit eerdere onderzoeken, de reacties op de internetconsultatie van
het wetsvoorstel dat grondslagen aanpast om de directe beschikbaarheid van gegevens
in geval van spoedeisende zorg te verbeteren, en met de inbreng van veldpartijen en
van uw Kamer.12 De uitkomsten zijn met name waardevol bij de verdere keuzes omtrent zeggenschap.
Hieronder (onder 6) ga ik nader in op de factor zeggenschap voor de mate van vertrouwen.
Zoals gezegd, blijkt ook uit het onderzoek dat het voor burgers belangrijk is dat
alleen gegevens worden gedeeld die relevant zijn voor het doel, maar dat het voor
hen vaak moeilijk is te weten welke gegevens relevant zijn. De onderzoekers hebben
de suggestie gedaan dat het delen van niet-revelante gegevens kan worden ondervangen
door het maken van gepersonaliseerde keuzes (specifieke zeggenschap), eventueel gecombineerd
met een instantie die medisch inhoudelijk advies geeft over welke gegevens relevant
zijn om te delen. De onderzoekers geven daarbij aan dat een gepersonaliseerde keuze
wel ten koste kan gaan van de volledigheid en daarmee de bruikbaarheid van de gegevens.
Deze beide aspecten moeten dus worden meegenomen in de vormgeving van de zeggenschapsmodaliteiten.
Ik deel de opvatting dat het belangrijk is voor het vertrouwen dat burgers en patiënten
zich meer bewust worden dát alleen relevante gegevens worden uitgewisseld. Over de stappen die worden gezet met
betrekking tot bewustwording, is hierboven al ingegaan. De voorgestelde oplossingsrichting
deel ik echter niet. Er zijn namelijk al veel waarborgen die voorkomen dat niet-relevante
gegevens beschikbaar worden gesteld. Zo geldt op grond van de Algemene verordening
gegevensbescherming (AVG) dat er niet meer persoonsgegevens mogen worden verwerkt
dan nodig is voor het doel («minimale gegevensverwerking»)13. Bovendien zie ik aanzienlijke uitvoerbaarheidsvraagstukken bij een instantie die
zou moeten kunnen adviseren over alle gegevensuitwisselingen in de zorg, gezien het
volume aan gegevensuitwisselingen, de gevoeligheid van gegevens die het betreft en
mogelijk ook in de verhouding tot de Autoriteit Persoonsgegevens.
6. Zeggenschap
Zoals gezegd blijkt uit het onderzoek dat er over de factor zeggenschap geen eenduidige
lijn te trekken is, onder meer omdat de gewenste mate van zeggenschap sterk afhankelijk
is van de kenmerken van de persoon en de specifieke omstandigheden van de situatie
(zoals welke gegevens het betreft). Deze uitkomst is in lijn met de uitkomsten van
eerdere onderzoeken14, de reacties op de internetconsultatie van het wetsvoorstel dat grondslagen aanpast
om de directe beschikbaarheid van gegevens in geval van spoedeisende zorg te verbeteren15, en de inbreng van veldpartijen16 en van uw Kamer17. Dit betekent dat er vooralsnog geen gedragen en duurzame keuzes rondom zeggenschap
(en daarmee rondom grondslagen) in algemene zin gemaakt kunnen worden.
Voor zeggenschap over primair gebruik van gezondheidsgegevens zet ik nu al wel in
op het aanpassen van grondslagen om de beschikbaarheid van gegevens bij acute zorg
te verbeteren. Voor acute zorg wordt breed gedeeld dat een aanpassing van de inrichting
van zeggenschap noodzakelijk is. Daarnaast ben ik, zoals mijn ambtsvoorganger recent
heeft toegezegd, de inrichting van zeggenschap voor het uitwisselen van actuele medicatieoverzichten
aan het heroverwegen.18 Daarbij betrek ik uiteraard de ontwikkelingen rondom het EHDS-voorstel. Uiteraard
richt ik mij sowieso op een goede borging van zeggenschap in het EHDS-voorstel, uitgaande
van de moties die uw Kamer over dit onderwerp heeft aangenomen19 en rekening houdend met de signalen uit dit onderzoek. Bij deze acties neem ik steeds
nauwlettend (de ratio achter) het medisch beroepsgeheim in overweging. Uit het Nivel-onderzoek
volgt namelijk dat medisch beroepsgeheim bijdraagt aan het vertrouwen. Dit sluit aan
bij de inbreng van uw Kamer op het EHDS-voorstel.20
Tot slot zet ik in op het verder brengen van de in de eerdergenoemde brief inzake
«Heroriëntatie grondslagen» genoemde korte termijn acties om binnen de huidige grondslagen
databeschikbaarheid te optimaliseren. Het gaat daarbij – zoals hierboven al benoemd
– om het scherper krijgen van de knelpunten en mogelijke inzet op communicatieve acties.
Voor zeggenschap in het kader van secundair gebruik biedt de EHDS enkele kaders. De
EHDS biedt de lidstaten ook de ruimte om binnen deze kaders een nationale invulling
te geven. Ik zal de komende tijd een beleidsstandpunt opstellen over de nationale
invulling van zeggenschap en toestemmingsmodaliteiten. Hierbij wordt bezien of, en
zo ja hoe, het mogelijk is te differentiëren op gebruiksdoel, gegevensverwerker of
gegevenscategorie. Het beleidsstandpunt zal de komende maanden worden opgesteld en
vervolgens breed in de maatschappij worden getoetst.
Uiteraard betrek ik bij het opstellen van dit beleidsstandpunt de adviezen van de
Autoriteit Persoonsgegevens21 en de factsheets van de hoogleraren Ploem en Buijsen over het gebruik van gezondheidsgegevens
voor medisch-wetenschappelijk onderzoek. In de Kamerbrief inzake Infectieziektenbestrijding
ben ik al uitgebreid op deze adviezen en factsheets ingegaan.22 Ook zal ik bij het opstellen van de beleidsvisie de bevindingen van sessies van de
Maatschappelijke Adviesraad van Health-RI over dit onderwerp meenemen.
Vooruitlopend op de ontwikkeling van het beleidsstandpunt over zeggenschap over secundair
gebruik ben ik al gestart met een verkenning van de mogelijkheid tot het aanpassen
van de grondslag voor de databeschikbaarheid voor medisch-wetenschappelijk onderzoek.
Dit mede als gevolg van de ervaringen in het oversterfte-onderzoek, waarin het lastig
bleek om gegevens beschikbaar te krijgen voor wetenschappelijk onderzoek en het advies
van de Autoriteit Persoonsgegevens naar aanleiding van deze problematiek.
Tot slot
Het vergroten van de databeschikbaarheid is van belang om de zorg voor de toekomst
goed, toegankelijk en betaalbaar te houden.
Het zorgveld zet zich hier met het IZA voor in, onder mijn regie. Zoals in de Nationale
Visie op het Gezondheidsinformatiestelsel is aangegeven, is vertrouwen een belangrijke
voorwaarde voor databeschikbaarheid. Hoewel vertrouwen een complex en gelaagd begrip
is en de mate van vertrouwen per persoon en situatie kan verschillen, wil ik mij er
bij zowel nationale als internationale ontwikkelingen (zoals het EHDS-voorstel) onverminderd
regie nemen om het vertrouwen in algemene zin te versterken. Want, zoals ook in de
Nationale visie is verwoord, er is regie nodig om het vertrouwen te doen groeien.
Ik zie de uitkomsten van het Nivel-onderzoek als een ondersteuning van de al ingezette
en geplande acties op dit vlak. Door het vertrouwen te versterken, kan er een solide
basis voor databeschikbaarheid ontstaan en kunnen we toegroeien naar een (lerend)
zorgstelsel waaraan iedereen met vertrouwen deel kan nemen.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
C. Helder
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. Helder, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport