Brief regering : Eerste afname doorstroomtoets
31 293 Primair Onderwijs
Nr. 729
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR PRIMAIR EN VOORTGEZET ONDERWIJS
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 april 2024
De afgelopen weken doorliepen scholen en leerlingen in groep 8 van de basisschool
voor de eerste keer het nieuwe tijdpad van schooladvisering, de doorstroomtoets en
de centrale aanmeldweek voor het voortgezet onderwijs. In deze brief informeer ik
uw Kamer over het verloop van de eerste afnameperiode en de achtergrond bij de nieuwe
normering van de doorstroomtoets. Deze nieuwe normering zorgt ervoor dat de doorstroomtoets
nog beter kan functioneren als objectief, tweede gegeven los van het schooladvies,
met als gevolg een ander beeld van de toetsresultaten dan voorgaande jaren. De brief
gaat in op de signalen omtrent de toetsresultaten en de manier waarop die worden meegenomen
in de kwaliteitsontwikkeling van de toetsen. Tot slot licht de brief toe op welke
momenten uw Kamer nader geïnformeerd kan worden over het beeld van de overgang po-vo.
Eerste afname doorstroomtoets
Tussen 29 januari en 18 februari jl. hebben leerlingen op een of twee dagdelen een
doorstroomtoets gemaakt. Basisscholen konden dit jaar kiezen tussen zes verschillende
aanbieders van doorstroomtoetsen. De Centrale Eindtoets, die tot vorig jaar nog werd
aangeboden door het CvTE, is komen te vervallen omdat het CvTE in het nieuwe toetsstelsel
de kwaliteit van alle doorstroomtoetsen bewaakt. Veel scholen namen dit jaar daarom
een andere toets af dan voorheen.
Vanwege de activiteiten voorafgaand aan carnaval is voor scholen een extra week geboden
om een geschikt moment te vinden de doorstroomtoets af te nemen. Carnaval is dynamisch
cultureel erfgoed dat meer is dan alleen de vieringen tijdens de carnavalsweek zelf
en het carnavalsfeest op school. Leerlingen, vooral die uit groep 8, doen mee aan
allerhande activiteiten in de week voorafgaand aan carnaval en kunnen daardoor in
die week niet de concentratie opbrengen die ze nodig hebben voor de doorstroomtoets.1 Op verzoek van uw Kamer en op grond van geluiden uit het veld is de afnameperiode
van de doorstroomtoetsen verlengd met één week aan de voorkant (dit jaar 29 januari–4
februari).2 Enkele honderden scholen verdeeld over het land hebben van deze mogelijkheid gebruik
gemaakt. Zoals eerder aangegeven, zorg ik er middels een wetswijziging voor dat de
verruimde afnameperiode wettelijk wordt verankerd.3 In de tussentijd geldt voor schooljaar 2024–2025 dat scholen de doorstroomtoets mogen
maken tussen 27 januari tot en met 16 februari. Over de afname van dit jaar zijn geen
grote onregelmatigheden gerapporteerd. In de week van 11 maart jl. ontvingen basisscholen
de leerlingrapportages van de doorstroomtoets, met daarin de toetsscores en de bijbehorende
toetsadviezen.
Evaluatie Wet doorstroomtoetsen po
Zoals eerder aangekondigd, wordt er in een evaluatie zicht gehouden op de ervaringen
met en effecten van diverse veranderingen in de overgang po-vo als gevolg van de Wet
doorstroomtoetsen po.4 Dit gebeurt in gesprek met verschillende relevante organisaties en partners.5 De evaluatie start met de inventarisatie van de eerste ervaringen rondom de doorstroomtoets
en het veranderde tijdpad in de overgang po-vo, bijvoorbeeld met het vervroegde afnamemoment
vanwege carnaval en de ervaringen met de centrale aanmeldweek. Ten aanzien van de
langere termijn richt de evaluatie zich op de effecten van de diverse wijzigingen,
zoals de verplichte bijstelling van het schooladvies en de veranderde kwaliteitsbewaking.
Als onderdeel van de structurele kwaliteitsbewaking van het stelsel vindt bij het
College voor Toetsen en Examens (CvTE) ook een onafhankelijke audit plaats op de nieuwe
normering.
Informatievoorziening veranderingen doorstroomtoetsen
Uw Kamer is eerder geïnformeerd dat de toetsresultaten van dit jaar niet goed te vergelijken
zijn met voorheen, als gevolg van de veranderingen in de overgang po-vo.6 De toetsresultaten van 2024 vormen daarom een nulmeting voor het zicht op de basisvaardigheden.
De resultaten van de doorstroomtoets leidden her en der tot verwarring onder basisscholen.
Over het algemeen is hierbij sprake van zorgen over de mate van afwijking tussen de
toetsadviezen en de voorlopige schooladviezen. Dit is te verklaren omdat in de nieuwe
normering geen gebruik meer wordt gemaakt van de schooladviezen, zodat de toets een
objectieve rol vervult náást dat schooladvies (zie uitgebreidere toelichting hierna).
Scholen zijn op verschillende manieren op de hoogte gesteld van de veranderingen in
het toetsstelsel en mogelijk andere beelden in de toetsresultaten: middels webinars,
een nieuwsbrief, een «bijsluiter» van OCW die is toegevoegd aan de leerlingrapportages,
de handreiking schooladvisering en verschillende websites met veelgestelde vragen.7 Ook de Inspectie van het Onderwijs, het CvTE en de verschillende toetsaanbieders
hebben in hun communicatie met de scholen stilgestaan bij de veranderingen ten opzichte
van vorige jaren.
Nieuwe normering vanaf 2023–2024
Het huidige toetsstelsel po, met een divers aanbod aan doorstroomtoetsen, is het resultaat
van de keuze van uw Kamer om scholen keuzevrijheid te bieden.8 Deze keuzevrijheid wordt gewaardeerd door basisscholen, omdat dit de mogelijkheid
geeft om een doorstroomtoets te kiezen die past bij de visie van de school.9 Uitgangspunt bij deze keuzevrijheid is dat het niet mag uitmaken welke toets een
leerling maakt, voor het toetsadvies dat de leerling krijgt. De afgelopen jaren is
daarom een voortdurende inspanning geleverd om de diverse doorstroomtoetsen onderling
goed vergelijkbaar te maken.
Tot 2019 is er gewerkt met eigen normeringen voor de verschillende eindtoetsen. Dat
was onwenselijk. De normering moet voor elke toets gelijk zijn, zodat leerlingen die
gelijke prestaties laten zien ook gelijke toetsadviezen krijgen. En zodat scholen
en de Inspectie van het Onderwijs goed zicht kunnen houden op de taal- en rekenvaardigheden.10 Daarom zijn sinds 2019 verschillende maatregelen ingezet om de toetsen vergelijkbaar
te maken. Zo is gestart met een gezamenlijk anker en landelijk vastgestelde cesuren.
Desondanks bleek in 2021 dat vanwege de hybride stelselinrichting de normeringen van
de Centrale Eindtoets enerzijds en de private eindtoetsaanbieders anderzijds verder
uiteenliepen dan gewenst.11 Daarom is een tussenoplossing ingezet, in aanloop naar het nieuwe, eenduidige toetsstelsel
dat we vanaf dit jaar kennen. Een alternatieve normering zorgde tussen 2021–2023 voor
een zo vergelijkbaar mogelijke normering. Deze alternatieve normering maakte gebruik
van twee soorten «ijkingen» om de toetsen voldoende vergelijkbaar te maken. Enerzijds
door de zogenaamde «ankeropgaven», vragen die in elke doorstroomtoets zijn opgenomen.
Anderzijds werden de toetsen geijkt aan de voorlopige schooladviezen die dat jaar
bij elke toets gegeven waren. De alternatieve normering is door onafhankelijk onderzoek
als valide beoordeeld; met als kanttekening dat dit een tijdelijke oplossing moest
zijn, totdat er voor alle toetsen één normering gebruikt kon worden die geen gebruik
meer zou maken van de schooladviezen.12
Met de nieuwe normering, die vanaf schooljaar 2023–2024 geldt, zijn de verschillende
toetsen onderling goed vergelijkbaar.13 Deze normering maakt enkel gebruik van de ankeropgaven om de toetsen onderling vergelijkbaar
te maken. Deze vorm van normeren werd in onafhankelijk onderzoek als voorkeursnormering
aangemerkt. Ook het CvTE en stichting Cito gaven vanuit hun psychometrische expertise
een voorkeur aan deze normering. Door de normering alleen te ijken aan de ankeropgaven,
kunnen alle toetsen namelijk functioneren zoals bedoeld: als een objectieve, onafhankelijke
aanvulling op het schooladvies, die een betrouwbaar beeld geeft van de prestaties
die de leerlingen laten zien op het gebied van taal en rekenen. Omdat de normering
nu losgekoppeld is van de schooladviezen ziet een aantal scholen een groter verschil
tussen de voorlopige schooladviezen en de toetsadviezen ten opzichte van de afgelopen
jaren. Het gaat zowel om afwijkingen waarbij het toetsresultaat hoger is dan het schooladvies,
als andersom.
Waar de verantwoordelijkheid voor de normering van de doorstroomtoetsen voorheen niet
formeel bij één partij belegd was, ligt deze sinds dit schooljaar bij het CvTE.14 Het CvTE laat zich hierbij adviseren door Stichting Cito en alle toetsaanbieders
zijn zorgvuldig betrokken bij de totstandkoming van de normering. De normering is
vastgelegd in de regelingen beoordelingsnormen doorstroomtoetsen po en het normeringshandboek
2024.15
Alle leerlingen moeten in staat gesteld worden om te laten zien wat ze in hun mars
hebben, ongeacht welke toets ze maken. De doorstroomtoetsen voldoen daarom allemaal
aan uniforme kwaliteitseisen, werken met een gezamenlijk anker en hanteren sinds dit
jaar dus ook dezelfde normering die onafhankelijk is van de schooladviezen. Door de
nieuwe normering komen ook onderlinge verschillen tussen de toetsen, waar eerder minder
goed zicht op was, aan de oppervlakte. Dat is scholen ook opgevallen.16 Het Ministerie van OCW en CvTE bekijken samen hoe we kunnen onderzoeken waar de verschillen
vandaan komen en hoe we eventuele nieuwe inzichten zo snel mogelijk kunnen gebruiken
voor kwaliteitsverbetering en beoordeling van de doorstroomtoetsen. Te denken valt
aan de verschillen tussen papieren en digitale afnames van de doorstroomtoets, het
gebruik van adaptiviteit in sommige doorstroomtoetsen, de rol van leerlingmotivatie
voor de toets en de verdeling van schoolpopulaties over de verschillende aanbieders
van doorstroomtoetsen.
Toetsresultaat is een tweede gegeven bij schooladvies
De toetsresultaten staan niet op zichzelf, maar vormen een aanvulling bij het schooladvies,
bedoeld om leerlingen gelijke kansen te bieden op een passend schooladvies. Er zijn
ieder jaar leerlingen die de toets in groep 8 beter of juist minder goed maken dan
verwacht. Omdat het altijd zo kan zijn dat leerlingen vanwege omstandigheden de toets
minder goed maken dan ze zouden kunnen, geldt de bijstelling van het schooladvies
alleen wanneer een leerling de toets beter heeft gemaakt dan verwacht werd op grond
van het voorlopig schooladvies.
Vorig schooljaar had 34 procent van de leerlingen, ca. 60.000 leerlingen, een hoger
toetsadvies dan het voorlopig schooladvies.17 Van die leerlingen kreeg ongeveer een derde een (gedeeltelijk) bijgesteld schooladvies:
zo’n 17.500 leerlingen. Op initiatief van uw Kamer is de bijstelling van het schooladvies
bij een hoger toetsadvies vanaf dit jaar voor het eerst verplicht. Scholen mogen hier
alleen gemotiveerd vanaf wijken, wanneer dit in het belang van de leerling is. Het
Ministerie van OCW houdt, in samenwerking met DUO, goed in de gaten hoe de schooladviezen
zich dit jaar ontwikkelen.
In de komende maanden worden de benodigde gegevens verzameld en geanalyseerd om tot
een definitief landelijke beeld te komen van de toetsresultaten. Het CvTE spant zich
er voor in hier vóór de zomer over te berichten. Dit beeld kan pas echt op waarde
worden geschat als we de toetsresultaten koppelen aan de voorlopige en definitieve
schooladviezen. Alleen op basis van dit totaalbeeld is zichtbaar hoe de nieuwe normering,
in combinatie met de nieuwe verplichte bijstelling van het schooladvies, heeft uitgepakt
voor de definitieve schooladviezen en wat het effect is op de doorstroom en kansengelijkheid
in de overgang van po naar vo. Over dit totaalbeeld wordt uw Kamer naar verwachting
dit najaar geïnformeerd, wanneer ook het landelijk beeld van de schooladviezen bekend
is.
Doorstroomtoets is geen eindpunt
De doorstroomtoets is belangrijk als tweede, objectief gegeven naast het schooladvies.
We weten dat de toets in groep 8 voor bepaalde groepen leerlingen van groot belang
is voor hun kansen op een plek in het vo die past bij hun capaciteiten. Het gaat dan
bijvoorbeeld om leerlingen uit gezinnen met een lage sociaaleconomische status, leerlingen
met een migratieachtergrond of leerlingen van wie de ouders geen HBO/WO-opleiding
hebben gedaan. Bijna 80 procent van de leerlingen met een bijgesteld advies zit in
leerjaar 3 van het vo nog steeds op het schooltype dat zij door de bijstelling kregen.18 Bij leerlingen van wie het toetsadvies wel hoger is dan het voorlopig schooladvies,
maar bij wie niet wordt bijgesteld, zien we dat 75 procent van de leerlingen in leerjaar
3 van het vo nog op het schooltype van het niet-bijgestelde advies zit. In de praktijk
kan het dus lastig zijn voor leerlingen om zonder bijstelling een plek in het vo te
vinden die past bij hun cognitieve capaciteiten.
Tegelijkertijd moeten we blijven benadrukken dat de doorstroomtoets geen eindpunt
is in de ontwikkeling van een leerling. Het is een objectief tweede gegeven bij het
schooladvies en daarmee een hulpmiddel waarmee leerlingen uiteindelijk kunnen doorgroeien
naar de plek die op dat moment voor hen het beste past. Ook in het vo is er voldoende
ruimte voor leerlingen om van onderwijstype te wisselen.
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, M.L.J. Paul
Indieners
-
Indiener
M.L.J. Paul, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs