Brief regering : Voortgang implementatie Omgevingswet eerste kwartaal 2024
33 118 Omgevingsrecht
Nr. 281 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 april 2024
Aanleiding
Op 1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden en het eerste kwartaal is
over het algemeen rustig en stabiel verlopen. De inwerkingtreding van de Omgevingswet
vormt, mede na een intensief parlementair traject, een eerste belangrijke stap in
het implementeren van de stelselwijziging in de fysieke leefomgeving en het bijbehorende
Digitale Stelsel Omgevingswet (hierna: DSO). Voor het overzicht bouw ik mijn toegezegde
voortgangsbrieven, waarvan deze de eerste is, als volgt op: ik start met de hoofdlijn
van de ontwikkelingen in de implementatie. De ervaringen vanuit de uitvoering over
het afgelopen kwartaal vindt u direct hieronder. In bijlage 1 zijn de ervaringen van
het eerste kwartaal verder uitgeschreven. In bijlage 2 is een aantal punten van de
afgelopen drie maanden nader uitgewerkt en geef ik de recente en toekomstige ontwikkelingen
weer, mede op basis van de aangenomen moties en gedane toezeggingen, waaronder de
stand van zaken van de uitwerking van de motie Moonen.
Ervaringen eerste kwartaal
De conclusie dat het eerste kwartaal over het algemeen rustig is verlopen wordt mede
onderbouwd vanuit de monitoring van het DSO, de signalen en vragen die bij het IPLO
(Informatiepunt Leefomgeving) binnenkomen en de signalen van uit de betrokken bestuurlijke
partners.
Op basis van de beschikbare informatie merk ik graag op dat initiatiefnemers het Omgevingsloket
goed kunnen vinden, in het eerste kwartaal waren er 591.882 unieke bezoekers. In het
Omgevingsloket worden vergunningen, meldingen en informatieverzoeken ingediend. In
het eerste kwartaal ging het om 38.969 vergunningaanvragen, 32.043 meldingen en 11.380
informatieplichten. De eerste procedures in de planketen zijn gestart. Hierbij wordt
in lijn met de verwachting verschillend gebruik gemaakt van het hoofdspoor en de Tijdelijke
Alternatieve Maatregelen (TAM). De capaciteit van de Landelijke Voorziening van het
DSO (DSO-LV) is ruim voldoende voor het huidige gebruik. Uit de huidige cijfers blijkt
dat het DSO-LV stabiel werkt. De beschikbaarheid van het Omgevingsloket voldoet aan
de gestelde normen. Totaal waren er meer dan 1,4 miljoen sessies en 591.882 unieke
bezoekers. Het calamiteitenmanagement, waarover ik u eerder heb bericht, dat ingeregeld
is om ernstige verstoringen in de dienstverlening snel en effectief op te pakken,
is de eerste maanden van dit jaar geen enkele maal ingezet.
Zoals verwacht zijn er issues gemeld in het DSO-LV die het Omgevingsloket raken, deze
zijn adequaat opgelost. Totaal waren iets minder dan vierhonderd issues gemeld, waaronder
klachten of wensen. Het feit dat er in het Omgevingsloket en ook breder in het DSO
(zowel de productie als de pré-productie omgeving) zich issues hebben voorgedaan was
verwacht en is niet ongebruikelijk bij de invoering van een nieuw en omvangrijk digitaal
systeem. Deze issues zijn opgepakt en opgelost door de bevoegd gezagen en/of betrokken
partijen. Zoals met u besproken was de verwachting dat er in het begin een dip in
de dienstverlening kon ontstaan met ook extra werk in de bedrijfsvoering voor de betrokken
partijen.1 In de afgelopen periode is naar aanleiding van de issues er (enige) hinder voor gebruikers
geweest. Deze heeft- op basis van de huidige informatie hierover – de vergunningverlening
en planvorming niet wezenlijk geraakt. De ingestelde verhoogde dijkbewaking heeft
goed gewerkt. Als het gaat om de cybersecurity is het van belang te melden dat er
in de afgelopen drie maanden tweemaal een kortdurende DDoS-aanval2 op het DSO-LV heeft plaatsgevonden. De DDOS-aanvallen zijn adequaat opgevangen en
hebben een minimale impact gehad op gebruikers. Wel kunnen gebruikers – initiatiefnemers
en bevoegd gezagen daardoor een minder snel werkend systeem hebben ervaren. Beide
keren is goed en adequaat opgetreden door de betrokken partijen waardoor de verstoring
beperkt is geweest en het aantal issues ook weer afnam.3
Zoals gebruikelijk bij grote wijzigingen roept het werken met de nieuwe Omgevingswet
en de bijbehorende techniek van het DSO in de praktijk vragen op. De opgezette (versterkte)
serviceketen, die is ingericht om deze (extra) vragen te beantwoorden, werkt hierbij
goed. Vragen vanuit voornamelijk bevoegd gezagen en het bedrijfsleven worden door
het Informatiepunt Leefomgeving (IPLO) en betrokken partners binnen de afgesproken
termijnen beantwoord. Zo worden gebruikers (verder) op weg geholpen. In de cijfers
is er zoals verwacht een verschuiving te zien in de inhoudelijke onderwerpen van de
vragen. Voor afgaand aan de inwerkingtreding werden vooral vragen gesteld over de
voorbereiding. In het eerste kwartaal gaan de vragen met name over het daadwerkelijke
gebruik van het DSO en het toepassen van de wet- en regelgeving in de praktijk. Daarnaast
was het overgangsrecht een veel voorkomend onderwerp in de vragen in januari, februari
en maart. Vanaf maart ziet het IPLO een verschuiving optreden van vragen met betrekking
tot het overgangsrecht naar het werken met de (nieuwe) instrumenten uit de Omgevingswet.
De eerste drie maanden van inwerkingtreding leveren ook de eerste beelden op waar
verdere optimalisatie mogelijk en nodig is. Het bevestigt de eerdere constateringen
die ik met de bestuurlijke partners heb besproken over de noodzaak van afbouw, doorontwikkeling
en uitbouw van het DSO, en de verdere vormgeving van implementatieondersteuning bij
de nieuwe wijzen van werken in de hele keten. Hierop ga ik hieronder en in bijlage 1
en 2 nader in.
Bestuurlijke duiding ervaringen eerste kwartaal 2024
Wekelijks is er een informeel contact moment met de verantwoordelijken van de koepels,
de Rijkspartijen, de Tactische beheersorganisatie en BZK. Zo wordt er vinger aan de
pols gehouden, zodat er snel kan worden geschakeld danwel opgeschaald indien nodig.
Ook is in de bestuurlijke overleggen stil gestaan bij het beeld in de uitvoering.
Het beeld over het eerste kwartaal wordt bestuurlijk onderschreven en herkend. In
de afgelopen bestuurlijke overleggen – laatstelijk op 4 april jl. is ook stilgestaan
bij de implementatie van de Omgevingswet. In de bestuurlijke overleggen hebben de
bestuurlijke partners volmondig onderschreven dat het beeld rustig is, vragen worden
opgelost en dat er grote waardering is voor alle betrokkenen in de uitvoering die
aan de slag zijn. Tevens is geconstateerd dat zoals verwacht er vervolgacties ondernomen
om de gebruiksvriendelijkheid voor initiatiefnemers te verbeteren, wat ook effect
heeft op bijvoorbeeld de hoeveelheid vragen die binnenkomen bij bevoegd gezagen. In
de paragraaf hieronder en in bijlage 2 ga ik hier nader op in.
Aandachtspunten komende periode
Zoals ik u eerder al gemeld heb is de Omgevingswet een wet waarvan de implementatie
niet in één keer klaar is. De opgave om anders te gaan werken is met de inwerkingtreding
gezaaid en moet nu gaan ontkiemen in de uitvoeringspraktijk. De wettelijke overgangstermijnen
lopen de komende jaren nog door, net als de ondersteuning bij de verdere implementatie.
De uitvoeringspraktijk zet nu de stappen en doet de eerste praktijkervaring op. Sinds
de inwerkingtreding elke dag met én in het DSO gewerkt. De aangekondigde manier van
werken door het leren van de praktijk en vervolgens – indien noodzakelijk – aanpassen
aan de leerervaringen is daarmee gestart.
Ondanks dat de eerste maanden over het algemeen rustig zijn verlopen blijven de bestuurlijke
partners en ik intensief ondersteuning bieden bij de (verdere) implementatie. De inwerkingtreding
van de Omgevingswet was de eerste stap. De komende maanden start een nieuwe fase.
Een fase waarin de bevoegd gezagen de (nieuwe) instrumenten verder gaan inzetten,
zoals de omgevingsplannen en programma’s. Daarbij zullen er bevoegd gezagen zijn die
in de techniek nog gebruik moeten maken van de tijdelijke alternatieve maatregelen.
Meer planvorming betekent voor het DSO ook een hogere belasting, die ik goed in de
gaten zal houden.
In de keten van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) ligt de nadruk op
het verder vorm en inhoud geven van de samenwerking tussen partijen. Als het gaat
om de techniek moeten vervolgkeuzes worden gemaakt over de afbouw, doorontwikkeling
en uitbouw van het DSO, bijvoorbeeld met het verder (door) ontwikkelen en implementeren
van (aanvullende) functionaliteiten en de standaarden waarmee wordt gewerkt. De ervaringen
van gebruikers en de wens om de gebruiksvriendelijkheid (continu) te verbeteren staat
daarbij voor mij voorop. Daarom werk ik aan een verdere uitwerking van acties die
op korte, middellange en lange termijn nodig zijn om de gebruiksvriendelijkheid te
vergroten. In bijlage 2 ga ik hier nog dieper op in.
Ook in deze volgende fase houd ik, samen met de bestuurlijke partners, de vinger aan
de pols. Door gezamenlijk zicht te blijven houden kan er immers – indien noodzakelijk –
snel geacteerd worden. Zo is goed bekend wat er spelt en kan er snel worden gehandeld
indien nodig. Ook wordt zo invulling gegeven aan het zo goed mogelijk doorgaan van
de dienstverlening rondom vergunningverlening en planvorming. De ervaringen van het
eerste kwartaal geven daarbij vertrouwen richting de toekomst en hebben duidelijk
laten zien dat alle partijen in staat zijn om adequaat en tijdig op én bij onduidelijkheden,
vragen en onvoorziene situaties te reageren, waardoor hinder voor gebruikers tot een
minimum beperkt is gebleven. Aan deze samenwerking hecht ik veel waarde, voor het
vervolg van bijvoorbeeld het verbeteren van de gebruikersvriendelijkheid is dit ook
van belang.
Monitoring Omgevingswet, toetsing en informeren parlement
Om goed zicht te houden op de werking van de Omgevingswet heb ik vanuit mijn stelselverantwoordelijkheid
een evenwichtig systeem van evaluatie en monitoring ingericht. Dit systeem bestaat
uit diverse monitors,4 de instelling van de evaluatiecommissie en de benoeming van de regeringscommissaris.
Met de inrichting van dit systeem is uitvoering gegeven aan diverse moties en toezeggingen
vanuit de Eerste en Tweede Kamer op dit punt. Aanvullend op het ingerichte stelsel
van monitoring en evaluatie houd ik, samen met bestuurlijke partners, goed zicht op
de invoering. De signalen die ik vanuit de uitvoeringspraktijk ontvang deel ik in
de voortgangsbrieven per kwartaal met uw kamer.5 Het zwaartepunt in de komende voortgangsbrieven zal vooral liggen op aspecten in
de (landelijke) techniek van het DSO en aspecten in de uitvoering.
De inwerkingtreding betekent ook dat de officiële monitoring en evaluatie van beleid
en regelgeving is gestart. Ik heb met u afgesproken de werking van de wet- en regelgeving,
als ook het gebruik en de kosten te monitoren. Hierover heb ik uw Kamer eind vorig
jaar nader geïnformeerd.6 In deze monitoring en evaluatie staan vooral de beleids- en verbeterdoelen van het
stelsel centraal.
Vanuit dit stelsel van monitoring en evaluatie kan uw Kamer de komende jaren de volgende
informatie verwachten:
• Een jaarlijkse rapportage op basis van de Monitor Werking Omgevingswet. De eerste
rapportage, over 2024, volgt in de loop van 2025 en wordt aan u toegestuurd;
• Financiële rapportage(s) op basis van de Monitor Financiële Effecten, over het eerste
jaar, na het eerste jaar en vijf jaar na inwerkingtreding.
• Rapportage(s) ten aanzien van de maatschappelijke doelen vanuit het Planbureau voor
de Leefomgeving (PBL).7
• De (wettelijke) evaluatie van de onafhankelijke evaluatiecommissie, 5 en 10 jaar na
inwerkingtreding.
Tijdens het mondeling overleg op 24 oktober 2023 heb ik met uw Kamer gesproken over
de mogelijkheid om het nieuwe instrument van de invoeringstoets te betrekken bij het
u informeren over de stand van zaken van de implementatie van de Omgevingswet.8 Ik heb gekeken naar de achtergrond en insteek van de invoeringstoets en hoe ik aan
de principes hiervan invulling kan geven. Hieronder zet ik de conclusies uiteen. Daarnaast
is er ambtelijk contact geweest met het Ministerie van Justitie en Veiligheid over
het doen van de invoeringstoets.
Een invoeringstoets is een lichtvoetige bestudering van de werking van nieuwe regelgeving
in de praktijk, met bijzondere aandacht voor de gevolgen voor de doelgroep en de uitvoering.9 Daarbij wordt bezien of er in de praktijk onvoorziene knelpunten of onbedoelde effecten
optreden. Daarnaast wordt de werking afgezet tegen vooraf bij de totstandkoming van
de regelgeving gedane aannames. De invoeringstoets maakt daarmee een koppeling met
de analyses en toetsen over het effect op de uitvoering die worden gedaan in het voorbereidingsproces.
In het wetgevingstraject van de Omgevingswet is bij de verschillende wijzigingstrajecten
waarmee het stelsel van de Omgevingswet is opgebouwd en aangevuld (en telkens nog
verder wordt aangevuld) ook aandacht besteed aan de effecten op de uitvoering. Hierbij
vermeld ik voor de volledigheid dat de huidige (nieuwe) uitvoeringtoets van een latere
datum is dan de totstandkoming van het totale stelsel van de Omgevingswet.
De invoeringstoets is een ex durante evaluatie; een evaluatievorm die zich richt op
wat er moet gebeuren op het moment dat bijstelling nog mogelijk is, in plaats van
zich te richten op wat er had moeten gebeuren achteraf. De invoeringstoets wordt uitgevoerd
op het vroegst mogelijke moment waarop iets nuttigs gezegd kan worden over de werking
van regelgeving in de praktijk. De invoeringstoets biedt daarmee vroegtijdig inzicht
in ervaren knelpunten bij de doelgroep en bij de uitvoering van beleid. Door in de
voortgangsbrieven over de implementatie van de Omgevingswet terug te kijken neem ik
u mee op de hoofdlijn van ervaren en onbedoelde knelpunten bij de doelgroep en in
de uitvoeringspraktijk. Aandachtspunt daarbij is dat een knelpunt in de uitvoering
niet altijd direct het gevolg is van een bedoeld effect, en ook niet meteen een onbedoeld
effect is. Of en welke bijsturing nodig is, vraagt om een analyse en het betrekken
van diverse expertises. Op deze manier ontstaat er tussen wetgeving, beleid en uitvoering
een goed leer- en aanpassingsproces. De informatie van bijlage 1 bij de voortgangsbrieven
en de informatie uit de ingerichte (jaarlijkse) monitoring10 zorgen – naar mijn oordeel – gezamenlijk voor de benodigde gegevens om aan het doel
en de opzet van een invoeringstoets te kunnen voldoen en alle ketens hierin mee te
kunnen nemen. Met deze informatie kan in het eerste kwartaal van 2025 de invoeringstoets
worden uitgevoerd, zoals dit bijvoorbeeld recent is gedaan bij de uitgevoerde invoeringstoets
naar de in mei 2022 in werking getreden Wet open overheid (Woo).11
In lijn met mijn toezegging heb ik de onafhankelijke evaluatiecommissie gevraagd of
zij een onafhankelijke duiding wil verzorgen bij de voortgangsbrief implementatie
Omgevingswet over het tweede kwartaal 2024.12 De Evaluatiecommissie heeft aangegeven de focus te houden op de evaluatie van het
wettelijke stelsel. Een reactie op de uitvoeringspraktijk op de korte termijn acht
zij niet passend bij haar rol en expertise.
Wetgeving en rechtspraak
De regelgeving onder het stelsel wordt sinds de totstandkoming – zoals gebruikelijk
is bij wetgevingsstelsels – steeds aangepast om vorm te kunnen geven aan nieuw beleid
of ter implementatie van Europese regelgeving. Daarnaast wordt aan de hand van signalen
uit de praktijk en eigen nadere analyses bekeken of technische aanpassingen nodig
zijn. De hieruit voortvloeiende correcties worden verwerkt in een voorstel voor een
verzamelwet dat u via de gebruikelijke weg wordt voorgelegd. In deze verzamelwet worden
ook de aanvullingen meegenomen die op 1 december jl. zijn vastgesteld in de Vangnetregeling
Omgevingswet.13 Daarnaast wordt deze vangnetregeling nog aangevuld met enkele overgangsrechtelijke
punten voor een soepele verdere invoering van de Omgevingswet. Ook de uitvoeringsregelgeving
onder de wet wordt gewijzigd door verzamelbesluiten. Deels gebeurt dat onder verantwoordelijkheid
van andere bewindspersonen.14 Daarnaast bekijk ik welke wijzigingen nodig zijn vanuit mijn verantwoordelijkheid
voor het juridisch stelsel als geheel. Daarbij gaat het ook om regelgeving die verband
houdt met een mogelijke verlenging van de Tijdelijke Alternatieve Maatregelen (TAM)
en de procedures op basis van TAM-IMRO15 (zie ook bijlage 2). Zoals aan u gemeld bekijk ik met de bestuurlijke partners en
op basis van de signalen van de bevoegd gezagen of een verlenging van de TAM nodig
is. Ik wijs wel op het feit dat het gebruiken van een TAM tot extra werk leidt.
Bij de wijziging van wetgeving en de keuzes die worden gemaakt over de vorm en inhoud
van deze regeling wordt gestreefd naar zo beperkt mogelijke lasten voor burgers, (maatschappelijke)
organisaties en het bedrijfsleven, alsmede voor de overheid zelf. In de toelichting
wordt in beeld gebracht wat de lasten voor burgers, (maatschappelijke) organisaties
en het bedrijfsleven en de lasten voor de overheid concreet zijn. In lijn met de gedane
toezegging16 en met de Aanwijzingen voor de regelgeving wordt zo gezorgd dat deze praktijk wordt
geborgd.
Noodbevoegdheden
In de kamerbrief over de routekaart modernisering staatsnoodrecht en crisisrecht van
10 oktober 2023 is aangegeven dat ik u in het eerste kwartaal van 2024 wordt bericht
over een onderzoek naar het noodrecht in de Omgevingswet.17 Ik kan u hier het volgende over melden. Op dit moment is er geen noodzaak voor aanpassing
van de Omgevingswet of de uitvoeringsregels. De Omgevingswet voorziet in noodbevoegdheden
voor diverse ongewone voorvallen en buitengewone omstandigheden. Deels gaat het om
bevoegdheden die de gehele breedte van de Omgevingswet betreffen, deels om bevoegdheden
die vanuit het voorheen geldende recht tot één onderwerp zijn beperkt. In grote lijnen
kan onderscheid worden gemaakt tussen regels die zich richten op procedures, en regels
die op inhoudelijke verplichtingen gericht zijn. In het vervolg wordt wel nader beschouwd
of verdere stroomlijning van het noodrecht wenselijk is. Ook zal worden bezien of
in de Omgevingswet de mogelijkheid kan worden ingebouwd om procedures aan te passen
als buitengewone omstandigheden18 daarom vragen. Daarbij zou het bijvoorbeeld kunnen gaan om het in een noodsituatie
kunnen inkorten van planologische procedures of het tijdelijk zonder vergunning mogen
verrichten van bepaalde, onder normale omstandigheden vergunning plichtige activiteiten.
Mocht de uitkomst zijn dat wijziging van de Omgevingswet of de uitvoeringsregelgeving
wenselijk is dan wordt dit meegenomen in een later wijzigingstraject van de Omgevingswet.
Rechtspraak
Vanaf de inwerkingtreding op 1 januari 2024 wordt in rechterlijke uitspraken het overgangsrecht
toegepast uit de Invoeringswet Omgevingswet en de aanvullingswetten.19 Het overgangsrecht regelt dat in lopende procedures van rechtszaken het oude recht
wordt toegepast. Op grond daarvan wordt in de meeste uitspraken na 1 januari nog toepassing
gegeven aan ingetrokken wetten zoals de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo),
de Wet ruimtelijke ordening (Wro) of de Wet natuurbescherming. In een uitspraak van
eind maart heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitgebreid
uiteengezet welk recht van toepassing is op vervolgbesluiten die na 1 januari 2024
worden genomen na vernietiging van een ruimtelijk plan. De Afdeling gaat daarbij in
op enkele veelvoorkomende scenario’s en heeft daarbij een voor de uitvoeringspraktijk
behulpzaam stroomschema gepubliceerd.20 De uitspraak wordt nog nader geanalyseerd, dit evenals mogelijk nog volgende andere
relevante rechterlijke uitspraken.
Bevorderen participatie
Tijdens het overleg van 4 april jl. heb ik, in lijn met mijn toezegging, nogmaals
met de bestuurlijke partners stil gestaan bij het onderwerp participatie en het belang
dat bevoegd gezagen hebben vanuit hun eigen verantwoordelijkheid en bevoegdheden om
te zorgen dat hier beleid op is.21 Dit biedt zowel inwoners als initiatiefnemers duidelijkheid, met het gevolg dat initiatieven
ten aanzien van de leefomgeving beter vormgegeven kunnen worden. Zoals bij u bekend
kent de Omgevingswet geen verplichting tot het opstellen van een participatieverordening.
Het Wetsvoorstel versterking participatie op decentraal niveau waarin deze verplichting
voor gemeenten, waterschappen en provincies is opgenomen ligt momenteel voor bij de
Eerste Kamer.22 Ter uitvoering van de motie Kluit over de plicht om een milieueffectrapportage (mer)
uit te voeren heb ik gezorgd dat de wettelijke verplichting voor decentrale overheden
voor een mer voor kaderstellende plannen bekend is.
Tot slot
Op basis van de ervaringen en rapportages over het eerste kwartaal kunnen door het
korte tijdsbestek nog geen conclusies worden getrokken over de werking van de wet.
De in deze brief en bijlagen aangegeven op dit moment bekende cijfers en ervaringen
zijn in lijn met de verwachtingen die ik samen met de bestuurlijke partners had rondom
de inwerkingtreding van de Omgevingswet en de daarbij verwachte op te treden effecten.
We blijven met elkaar onverminderd betrokken, werken aan vervolgstappen in de implementatie
en zorgen voor verbeteringen in de uitvoering.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.M. de Jonge
Bijlage 1: Ervaringen Implementatie Omgevingswet, eerste kwartaal 2024
In deze bijlage neem ik uw Kamer mee in de meer concrete ervaringen tijdens het eerste
kwartaal van 2024. Naast enkele algemene aspecten ligt de focus in deze bijlage enerzijds
op de constateringen en ervaringen van bevoegd gezagen en uitvoeringsorganisaties
en anderzijds op die van burgers, (maatschappelijke) organisaties en het bedrijfsleven.
Bij de uitvoeringspraktijk ligt de nadruk op het feit of alle betrokkenen, al dan
niet gezamenlijk, in de drie ketens kunnen werken. Naast de werking van de drie ketens
sta ik ook stil bij de implementatieondersteuning. De aandacht bij burgers, (maatschappelijke)
organisaties en het bedrijfsleven gaat vooral naar het door hen (gemakkelijk) wel
of niet kunnen doen van meldingen, vergunningaanvragen en planvorming.
Constateringen met betrekking tot het wel of niet behalen van beleids- en verbeterdoelen
van de Omgevingswet zijn onderdeel van de (wettelijke) monitoring en evaluatie, waar
ik uw Kamer jaarlijks separaat over informeer.23 Uiteraard geldt daarbij dat als ik signalen heb die vragen om eerder ingrijpen ik
u hierover ook eerder informeer.
Analyse eerste kwartaal
De periode rond en na inwerkingtreding is relatief rustig verlopen. De verhoogde dijkbewaking
en versterkte serviceketen hebben gewerkt. Elke werkdag stonden én staan nog steeds
inhoudelijk experts klaar om vragen te beantwoorden, incidenten op te lossen en medewerkers
van bevoegd gezagen (verder) op weg te helpen en met resultaat. De (vooraf) verwachte
extra vragen zijn beantwoord en op onvoorziene situaties is adequaat gereageerd, door
te zorgen voor oplossingen waardoor misverstanden snel zijn weggenomen. Zoals verwacht
is er – mede op basis van de eerste opgedane praktijkervaringen – op diverse processen
bij verschillende partijen nog bijsturing nodig. Deze procesoptimalisaties lopen de
komende periode – aangepast aan de opgedane ervaringen – door. De calamiteitenorganisatie
heeft geen calamiteiten hoeven afhandelen.
Het Informatiepunt Leefomgeving (IPLO) is het kenniscentrum van de overheid dat uitleg
geeft aan gemeenten, provincies, waterschappen en brancheorganisaties over de Omgevingswet,
het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) en de regelgeving voor de leefomgeving (bodem,
bouwen, water en milieu).24 Het informatiepunt leefomgeving (IPLO) vervult haar kennis- en expertiserol naar
behoren. De website van het IPLO wordt goed gebruikt om antwoorden te vinden. De website
had ruim 720.000 sessies waarbij 2,8 miljoen pagina’s bezocht werden. De meest bezochte
onderdelen zijn de uitleg van de regelgeving, waaronder het Besluit bouwwerken leefomgeving
(BBL), de Bruidsschat en het Besluit activiteiten leefomgeving (BAL). Bij het IPLO
komen sinds 1 januari 2024 gemiddeld 1100 vragen per week binnen. Dit is bijna een
verdubbeling ten opzichte van vorig jaar. Hier is rekening mee gehouden. Inmiddels
is het aantal vragen bij het IPLO stabiel en beheersbaar. In het eerste kwartaal zijn
er ruim 13750 vragen ontvangen van bevoegd gezagen, omgevingsdiensten, bedrijven en
particulieren. Ruim 35 procent daarvan ging over het DSO. Onder andere over het raadplegen
van «Regels op de kaart»; het doen van een vergunningsaanvraag of het ontvangen van
aanvragen en meldingen door gemeenten en omgevingsdiensten. Daarnaast worden bijvoorbeeld
vragen gesteld over: de regels voor (milieubelastende) activiteiten; vergunningvrij
bouwen; (activiteiten in) de bodem; ruimte en de systematiek van de wetgeving. Vragen
worden door IPLO binnen de afgesproken termijnen afgehandeld. De vragen die worden
doorgezet naar specialisten hebben – logischerwijs – een wat langere beantwoordingstermijn.
Uit het klanttevredenheidsonderzoek blijkt dat vraagstellers tevreden zijn met de
ontvangen antwoorden. Wanneer over een onderwerp veel vragen leven, zorgt IPLO voor
de benodigde aanpassing van de website of bijvoorbeeld aangepaste sessies in overleg
met BZK en koepelorganisaties. Dit zodat, in het vervolg, makkelijker en sneller een
antwoord op de vraag gevonden kan worden.
Uit de monitor van het DSO blijkt dat het DSO-LV werkt. In het eerste kwartaal waren
er meer dan 1,4 miljoen sessies en 591.882 unieke bezoekers voor het Omgevingsloket.
In het Omgevingsloket worden vergunningen, meldingen en informatieverzoeken ingediend.
De stroom van omgevingsvergunningaanvragen en meldingen is direct na inwerkingtreding
goed op gang gekomen. De eerste procedures in de planketen zijn gestart. In het eerste
kwartaal ging het om 38.969 vergunningaanvragen, 32.043 meldingen en 11.380 informatieplichten.
De beschikbaarheid van het Omgevingsloket voldoet aan de gestelde normen. De monitoring
maakt zichtbaar dat de capaciteit van de landelijke voorziening ruim voldoende is
voor het huidige gebruik.
Zowel burgers, (maatschappelijke) organisaties als het bedrijfsleven weten het Omgevingsloket
te vinden. De eerste reacties uit het bedrijfsleven over de werking van het omgevingsloket
zijn overwegend positief. Grootgebruikers van het Omgevingsloket, zoals netbeheerders
en nutsbedrijven, maken volop gebruik van het DSO. In de eerste paar weken waren er
een paar verstoringen op die snel en in goed overleg, mede met de betrokken partijen,
konden worden opgelost.
In het DSO hebben zich geen blokkerende issues voorgedaan. Zoals verwacht zijn er
wel issues gemeld in het DSO-LV die het Omgevingsloket raken. Totaal gaat het om iets
minder dan vierhonderd issues. Het gaat om 14 procent issues met een wat hogeren prioriteit
en 86 procent betroffen issues met een lagere prioriteit. In de stijging van de issues
was er tweemaal (enige) last van een DDoS-aanval.25 Dit heeft de ervaring van de gebruikers – zowel initiatiefnemers als bevoegd gezagen –
over de beschikbaar en snelheid kunnen beïnvloeden. Daarnaast speelde mee dat begin
januari sommige bevoegd gezagen op onderdelen de digitale aanvraagformulieren toch
nog niet volledig op orde bleken te hebben. Door goede onderlinge afspraken kon de
dienstverlening doorgang vinden. De onvoorziene situaties die zich bij de start van
inwerkingtreding hebben voorgedaan, zijn direct door de bevoegd gezagen en/of betrokken
partijen opgelost. De ingestelde verhoogde dijkbewaking om deze issues op te pakken
heeft goed gewerkt. Op basis van de omvang van de meldingen en opgedane ervaringen
heeft er inmiddels een afschaling plaatsgevonden. Via de monitor wordt goed in de
gaten gehouden wat aan extra capaciteit nodig is.
Deze fase van inwerkingtreding maakt ook zichtbaar waar optimalisatie en verdere aanpassingen
mogelijk zijn. Uit de ervaringen in de praktijk komen praktische zaken in het DSO
naar voren waarbij het gemak van het aanvraag- en meldproces voor burgers, bedrijven
en bevoegd gezagen verbeterd kan worden. Dit leidt tot aanscherping van de processen
bij bevoegd gezagen. Een voorbeeld hiervan is dat de methodiek van machtigingen in
het DSO-loket, waaronder e-herkenning, niet goed bleek aan te sluiten op de werkpraktijk
en de gebruikelijke werkwijze voor inwerkingtreding. Voor de korte termijn is een
werkwijze bedacht, waarmee een continuïteit in dienstverlening is gewaarborgd. Op
dit moment wordt een analyse uitgevoerd om tot een structurele oplossing in het DSO
te komen.
Tot inwerkingtreding waren de inspanningen in het oefenen en inregelen met de Omgevingswet
veelal gericht op het kunnen behouden van hetzelfde dienstverleningsniveau. Sinds
de inwerkingtreding wordt een groeiende behoefte gezien naar het gezamenlijk werken
in het stelsel en volgens de bedoeling van de Omgevingswet. Vragen over het leren
werken met het instrumentarium, het inregelen van de beleidscyclus (binnen en tussen
overheden), het maken van een integrale afweging van belangen en over de mogelijkheden
om dienstverlening te verbeteren nemen toe. Onder het kopje implementatieondersteuning
hieronder ga ik nader in op de ondersteuning hierbij.
Bevoegd gezagen en uitvoeringsorganisaties
De Vergunning, Toezicht en Handhavingsketen (VTH-keten)
De ontvangst van ingediende vergunningaanvragen, meldingen en informatieplichten door
de bevoegd gezagen via het DSO werkt. Het is op punten voor de betrokkenen wel wennen
aan de nieuwe werkwijze en samenwerking. Inmiddels zijn de eerste vergunningen afgehandeld.
In de behandeling en afhandeling van vergunningaanvragen, maar ook op het gebied van
toezicht en handhaving doen de bevoegd gezagen, ook in regionaal verband, hun eerste
ervaringen op. Er zijn voorafgaand aan de inwerkingtreding samenwerkingsafspraken
gemaakt tussen de betrokken overheden over de vergunningverlening, het toezicht en
de handhaving, de aanpassing aan de eerste praktijkervaring van deze afspraken komt
nu op gang. Bevoegd gezagen kunnen hierbij desgewenst ondersteuning krijgen.
De gemeenten en omgevingsdiensten geven aan dat er eind vorig jaar een piek is geweest
aan aanvragen die onder het oude recht zijn ingediend. De eerste focus is het afhandelen
van deze aanvragen. Bij nieuwe aanvragen zijn er – zoals verwacht – vragen van initiatiefnemers
die tijd kosten om uit te zoeken. Bijvoorbeeld vragen naar aanleiding van het gebruik
van de vergunningschecker waarin nu «activiteit gericht» wordt uitgevraagd. Zoals
voorzien, leidt deze verandering tot uitzoekwerk bij het beantwoorden van vragen van
initiatiefnemers. Er wordt ondersteuning geboden aan bevoegd gezagen en uitvoeringsorganisaties.
Denk aan netwerk- en expertsessies die door de VNG worden georganiseerd en werkplaatsen
om samenwerking te bevorderen tussen alle overheden. Daarnaast is er een door de VNG
een netwerk opgericht om samen de uitvoeringsvraagstukken met de betrokken overheden
op te kunnen oppakken.
De planketen
Het eerste kwartaal laat zien dat het mogelijk is voor bevoegd gezagen om alle instrumenten
in de planketen in het DSO-LV te publiceren. De eerste plannen zijn inmiddels ingediend
en de procedures komen langzaam op gang. Dat het aantal procedures gedurende dit eerste
kwartaal nog beperkt is, was voorzien. Planprocedures kennen – zeker in vergelijking
met vergunningprocedures – een langere doorlooptijd en veel bevoegd gezagen zijn daarnaast
nog druk met het afronden van een groot aantal procedures van eind vorig jaar, welke
vallen onder het overgangsrecht. In het laatste kwartaal van 2023 zijn ongeveer 3,5
keer zoveel plannen in procedure gebracht ten opzichte van het laatste kwartaal van
2022.26 De verwachting voor de komende maanden is dat de procedures en publicaties in de
planketen zullen gaan stijgen.
Bij het werken met het DSO zijn er, zoals voorzien, nog verschillen in de functionaliteiten
die de bevoegd gezagen beschikbaar hebben afhankelijk van de eigen softwareleverancier.
Een aantal gezagen beschikt inmiddels over voldoende functionaliteiten in de lokale
software om, in combinatie met het DSO-LV, in het hoofdspoor (STOP-TPOD) te werken
én doen dit ook. Anderen maken vooralsnog gebruik van de TAM. Bij het opstellen, vaststellen
en publiceren van de omgevingsverordening hebben 10 provincies gebruik gemaakt van
het hoofdspoor en zijn 2 provincies teruggevallen op het gebruik van de TAM.27 Alle 21 waterschappen hebben via het hoofdspoor gebruikt bij het op-, vaststellen
en publiceren van de hun waterschapsverordening gepubliceerd. Op gemeentelijk niveau
is de constatering dat de eerste omgevingsplanprocedures zijn opgestart.28 Eén gemeente heeft inmiddels een (eerste) omgevingsplanwijziging vastgesteld.29 Bij deze procedure is gebruik gemaakt van het hoofdspoor. Daarnaast zijn er in het
eerste kwartaal 12 ontwerp-omgevingsplanwijzigingen vrijgegeven voor inspraak en ontsloten
via het Omgevingsloket. Hier geldt dat 7 keer gebruik is gemaakt van het hoofdspoor
en 5 keer is teruggevallen op TAM-IMRO. Naast deze eerste publicaties worden er inmiddels
door meerdere zogenaamde kennisgeving omgevingsplan30 gepubliceerd, wat erop wijst dat op korte termijn meer omgevingsplanwijzigingen zullen
volgen.
Naast de voorgaande procedures wordt er sinds de inwerkingtreding ook, zij het (nog)
beperkt, gebruik gemaakt van de instrumenten Omgevingsvisie, Programma, Projectbesluit
en het Voorbereidingsbesluit.31 Hierbij is enkel bij het Voorbereidingsbesluit door een aantal bevoegd gezagen gebruik
gemaakt van de TAM. Ten overvloede merk ik hierbij op dat voor én richting de inwerkingtreding
ook al door veel bevoegd gezagen is gewerkt aan Omgevingsvisies en een aantal Voorbereidingsbesluiten.
De instrumenten instructie en reactieve interventie zijn sinds de inwerkingtreding
nog niet toegepast. Dit is niet vreemd, want dit zijn instrumenten die relatief weinig
worden toegepast door de betreffende gezagen.
Deze constateringen lagen in de lijn der verwachting en sluiten ook aan bij de resultaten
uit het indringend ketentesten (IKT). Om ervoor te zorgen dat uiteindelijk alle bevoegd
gezagen kunnen werken in het hoofdspoor is de ontwikkeling van de benodigde functionaliteiten
van groot belang. IKT-7 laat wederom zien dat de benodigde stappen vooruit zijn gezet
in de planketen. Meer informatie over deze ontwikkelingen vindt u in bijlage 2, en
de uitkomst van IKT-7 in bijlage 3.
De Toepasbareregel keten
Toepasbare regels zijn eenvoudiger te begrijpen vertalingen van juridische regels.
Ze zijn nodig om de juiste vragen in de vragenboom in het Omgevingsloket te kunnen
stellen. Alle bevoegd gezagen zijn op 1 januari «live» gegaan met een meer of minder
uitgebreide set aan toepasbare regels. Het proces van aanleveren en aanpassen van
toepasbare regels werkt in de basis. Uit de eerdere en huidige ervaringen en de IKT-resultaten
(zie bijlage 2) is duidelijk dat hier verbeteringen op doorgevoerd kunnen gaan worden.
De constatering daarbij is dat er wisselende kennis en kunde is per bevoegd gezag
op het gebied van toepasbare regels bijvoorbeeld bij het maken van vragenbomen en
aanvraagformulieren. Bij het Rijk, waterschappen en provincies is momenteel de meeste
ervaring in de samenhang tussen de juridische en toepasbare regels opgedaan. Dit was
voorzien en volgt ook uit de kortere overgangsperiodes voor deze bevoegd gezagen.
De gemeenten hebben langere overgangsperiode en meer tijd om met deze samenhang aan
de slag te gaan. In het eerste kwartaal lag de focus bij gemeenten vooral op de bruidsschat
en de eerste aanpassingen van het omgevingsplan. De kennis en kunde over het toepasbaar
maken van de juridische regels wordt bij hen nu verder opgedaan. Dit betekent dat
alle bevoegd gezagen stappen kunnen gaan zetten in het opstellen én – waar nodig –
verbeteren van hun toepasbare regels. Onderdeel hiervan is mede het samenspel tussen
de bestuurslagen. De bevoegde gezagen worden hierin ondersteund door een (nieuwe)
kennis community voor regelanalisten en begeleiding bij de eerste wijziging van het
omgevingsplan in samenhang met toepasbare regels.
Implementatieondersteuning
Voor de eerste fase na inwerkingtreding is een stevige implementatieondersteuning
vormgegeven. De versterkte serviceketen en verhoogde dijkbewaking zijn hier onderdeel
van. Een belangrijk zwaartepunt is het ondersteunen van de front- en backoffice van
de bevoegde gezagen. Ook is de calamiteitenorganisatie ingericht. Sinds inwerkingtreding
hebben zich geen calamiteiten voorgedaan. De verwachte extra druk is door middel van
de genomen maatregelen opgevangen.
Door het bieden van (extra) ondersteuning bij de implementatieopgave van bevoegd gezagen
wordt de (verdere) implementatie van de Omgevingswet bij gezagen verlicht. De krapte
op de arbeidsmarkt is een gegeven. Bevoegde gezagen hebben de mogelijkheid om, door
meer en anders samen te werken onder de Omgevingswet knelpunten rondom de beschikbaarheid
van personeel te verlichten. De VNG is een programma gestart om de arbeidsmarktkrapte
aan te pakken. Ook is begin 2024 een handreiking voor flexibele arbeidsinzet in de
gemeentelijke sector uitgebracht. Daarin staat op een rij welke vormen van samenwerking
mogelijk zijn in de gemeentelijke sector.
Ook na de inwerkingtreding is er ondersteuning bij het werken met de Omgevingswet
en blijft er de mogelijkheid voor medewerkers bij bevoegd gezagen om te oefenen. Voorbeelden
van hulpmiddelen en instrumenten zijn de verschillende klikdemo’s, zoals de klikdemo
omgevingsloket, de klikdemo Regels op de Kaart en de functiegerichte klikdemo voor
medewerkers van contactcentra. Sinds inwerkingtreding neemt de vraag naar specifieke
klikdemo’s zoals Regels op de Kaart toe. Daarnaast zijn er sinds inwerkingtreding
meerdere functiegerichte sessies voor medewerkers van contactcentra geweest.
Voor complexere vraagstukken met een interbestuurlijk karakter kunnen werkplaatsen
worden georganiseerd. Op dit moment staan de werkplaatsen op het gebied van samenwerkingsafspraken
vergunningverlening, toezicht en handhaving, houtkap, huisvesting arbeidsmigranten,
speciale sectoren van het bedrijfsleven en de kerninstrumenten – waaronder het omgevingsplan
en het programma – in de belangstelling. Het soort en de inhoud van de sessies wordt
steeds geactualiseerd op basis van vragen uit de regio’s.
Burgers, (maatschappelijke) organisaties en bedrijfsleven
De belangrijkste indrukken zijn dat burgers, (maatschappelijke) organisaties en het
bedrijfsleven de weg naar het omgevingsloket tot nu toe goed weten te vinden. De stroom
van aanvragen en meldingen is direct na inwerkingtreding op gang gekomen en het indienen
van aanvragen, het doen van meldingen en het voldoen aan informatieplichten verloopt
(technisch) goed. Gedurende de eerste drie maanden sinds de inwerkingtreding van de
Omgevingswet zijn er via het Omgevingsloket ruim 82.000 vergunningaanvragen, meldingen
en informatieplichten ingediend via het Omgevingsloket. Opgesplitst gaat het om 38.969
vergunningaanvragen, 32.043 meldingen en 11.380 informatieplichten. Dit loopt meestal
goed, maar nog niet altijd vlekkeloos. Er zijn af en toe incidenten, deze zijn zodanig
dat ze niet blokkerend zijn geweest in de dienstverlening en over het algemeen goed
konden worden verholpen.
Burgers en bedrijven kunnen terecht bij de contactcentra van de bevoegd gezagen. Bedrijven
kunnen ook contact opnemen met hun brancheorganisaties, en bevoegd gezagen kunnen
terecht bij het IPLO. De (verengingen en branches van) het bedrijfsleven weten het
IPLO ook – voor zover noodzakelijk – te vinden. Het aantal vragen dat het IPLO ontvangt
vanuit het bedrijfsleven is stabiel. Momenteel sluiten steeds vaker beroepsgroepen
uit het bedrijfsleven aan bij de werkplaatsen en klikdemo’s die voor hen worden georganiseerd.
Het IPLO heeft in het eerste kwartaal ruim 13,750 vragen ontvangen van bevoegd gezagen,
omgevingsdiensten, bedrijven en particulieren. Ruim 35 procent daarvan ging over het
DSO. Bouwen; bodem; milieubelastende activiteiten; en vragen over de instrumenten
en ruimte waren elk goed voor zo’n 10 procent. De website van IPLO werd ruim 720.000
keer bezocht (sessies) waarbij 2,8 miljoen pagina’s bezocht werden.
Digitale toegankelijkheid
Om ervoor te zorgen dat iedereen goed uit de voeten kan met én in het DSO, is en blijft
de (digitale) toegankelijkheid van overheidsinformatie en het Omgevingsloket (inclusief
bijbehorende websites) van groot belang. Mede naar aanleiding van de motie Janssen
c.s.32 is hieraan door veel partijen het afgelopen jaar, richting inwerkingtreding, hard
aan gewerkt en met succes. Er zijn ten opzichte van mijn laatste update33 geen nieuwe ontwikkelingen te melden. De (digitale) toegankelijk wordt continue gemonitord.
De actuele statussen van alle overheidswebsites én dus ook de websites die aan het
DSO verbonden zijn, zijn te vinden in het dashboard DigiToegankelijk.34 Daarmee heb ik de motie Janssen c.s. ingevuld en via dit dashboard geef ik ook invulling
aan de toezegging om de toegankelijkheid van het DSO te monitoren.35
Overig
Participatie
Participatie bij planvorming onder de Omgevingswetvind ik van groot belang. Zoals
bij u bekend kent de Omgevingswet geen verplichting tot het opstellen van een participatieverordening.
De invulling van de wijze van participatie valt onder de eigen verantwoordelijkheid
en bevoegdheid van de bevoegd gezagen.36 Gezien het belang van dit onderwerp en naar aanleiding van uw vragen zet ik mij hier
extra voor in. Op basis van de ontwikkelingen rondom de Omgevingswet en in de brede
maatschappelijke discussie zijn door bevoegd gezagen op het gebied van participatie
diverse beleidsdocumenten opgesteld, zoals participatienota’s, -verordeningen en -handreikingen.
Deze (bestaande) beleidsdocumenten hebben hun status niet verloren met de inwerkingtreding
van de Omgevingswet. Ook stellen bevoegd gezagen voor de uitwerking van de Omgevingswet
participatiebeleid vast. Dit hebben zij nodig om met een aantal instrumenten uit de
wet aan de slag te gaan, zoals met de omgevingsvisie en het omgevingsplan. Zo helpt
de Omgevingswet voor het bij het op orde krijgen van het participatiebeleid. Daarbij
richt ik mij niet alleen op participatie bij ruimtelijke initiatieven, maar ook in
bredere zin op het betrekken van alle relevante doelgroepen – waaronder ondervertegenwoordigde
doelgroepen – bij participatie en de kwaliteit van participatie.
De bevoegd gezagen worden hierop proactief ondersteund, onder andere via het interbestuurlijk
VNG-leernetwerk participatie en het interbestuurlijk VNG-participatieplatform. Daar
is veel kennis beschikbaar en worden ervaringen gedeeld. Ik constateer dat er breed
stappen worden gezet om te komen tot participatiebeleid. Ik zorg dat de voortgang
terugkomt in de Monitor Werking Omgevingswet.
Financiën en beheer
De financiële gevolgen van de Omgevingswet worden op basis van de interbestuurlijke
afspraak zorgvuldig gemonitord. Medio 2023 is het geactualiseerde integraal financieel
beeld opgeleverd, waarin de transitiekosten en structurele effecten (baten) zo goed
mogelijk zijn ingeschat. Eind 2024 komt het onderzoek beschikbaar naar de werkelijke
transitiekosten. De uitkomst hiervan wordt bestuurlijk besproken. Zoals toegezegd
deel ik de uitkomst met u. Na het eerste en het vijfde volle jaar na inwerkingtreding
(2025 en 2029) wordt een financiële evaluatie uitgevoerd.37
Monitoring en evaluatie stelsel Omgevingswet
Op 4 december 2023 zijn het plan van aanpak van de «Monitor Werking Omgevingswet»
en het plan van aanpak van de evaluatiecommissie Omgevingswet aan u aangeboden.38 Inmiddels is gestart met de uitvoering van deze plannen. Vanaf april 2024 zullen
de eerste kwantitatieve indicatoren van de Monitor Werking Omgevingswet beschikbaar
komen. Dit betreft indicatoren uit deel 1 van het plan van aanpak over de inzet van
de verschillende instrumenten onder de Omgevingswet. Deze kwantitatieve indicatoren
worden gemeten via het DSO. Daarnaast wordt gewerkt aan de uitwerking en opdrachtverlening
ten aanzien van de meer kwalitatieve indicatoren van deel 2 en deel 3 van het plan
van aanpak. Deze indicatoren zullen uitgewerkt worden in casestudy's. Het streven
is om voor het zomerreces met deze opdracht te starten.
Ook de evaluatiecommissie is inmiddels gestart met de onderzoeken die voor 2024 in
het plan van aanpak staan aangekondigd, te weten «decentrale regels» (omgevingsverordening,
waterschapsverordening en omgevingsplan) en omgevingsvergunning buitenplanse omgevingsactiviteit
(BOPA).
Bijlage 2: Stand van zaken (verdere) implementatie Omgevingswet
In deze bijlage neem ik u mee in de stand van zaken na het eerste kwartaal na de inwerkingtreding
van de Omgevingswet. Daarbij wordt een doorkijk gegeven richting toekomstige ontwikkelingen.
Zoals over de verdere (door)ontwikkeling van functionaliteiten in het DSO-LV, en de
stand van zaken van diverse gedane toezeggingen en aangenomen moties.
Afbouw, doorontwikkeling en uitbouw
De inwerkingtreding markeert de start voor de afbouw, doorontwikkeling en uitbouw
van het DSO. Met als doel om de komende jaren stap voor stap het bestuurlijke eindambitieniveau
van het DSO-LV, – vastgesteld in de Bestuurlijke Agenda Uitbouw DSO-LV – te bereiken.
Dit doe ik in nauwe samenwerking met de bestuurlijke partners en de beheerorganisaties.
Doorontwikkeling richt zich op het doorlopend verbeteren van de huidige functionaliteit
op basis van wensen vanuit de praktijk. Dit binnen de grenzen van de financiële afspraken
over structureel beheer en doorontwikkeling. Afbouw betreft het zo snel mogelijk na
inwerkingtreding opleveren van het afgesproken basisniveau van de landelijke voorziening.
Uitbouw betreft het realiseren van de beoogde uitbouw van het basisniveau volgens
de bestuurlijke agenda uitbouw (scenario 3 uit het Bestuursakkoord39). De ontwikkelingen moeten passen binnen de grenzen van beschikbaar gesteld uitbouwbudget.
Bij zowel de afbouw, doorontwikkeling, als uitbouw wordt de uitvoeringspraktijk nadrukkelijk
meegenomen en wordt door het iteratief opleveren van tussenoplossingen, stap voor
stap toegewerkt naar passende eindoplossingen. De uitkomsten hiervan landen in de
zogenaamde ontwikkelagenda.
Met betrekking tot de uitbouw van het DSO heb ik toegezegd om de Kamer te informeren
over privacyaspecten over de vergunningaanvragen en meldingen.40 Zoals in eerdere beantwoording aan de Kamer aangegeven, wordt privacy vanaf de start
van de ontwikkeling van het DSO zeer serieus genomen.41 Zo is er voor alle onderdelen een Data Protection Impact Assessment (DPIA) opgesteld
waarin de risico’s en maatregelen staan beschreven. Dit is mede input geweest voor
de wettelijke grondslagen in het Omgevingsbesluit en -regeling. Daarin zijn ook strikte
bewaartermijnen opgenomen zodat persoonsgegevens niet langer dan nodig binnen de landelijke
voorziening van DSO opgeslagen worden. Persoonsgegevens worden actief verwijderd bij
verlopen van de bewaartermijnen. Daarnaast hebben de beheerorganisaties protocollen
en processen ingericht om te voldoen aan wetgeving, zoals de AVG, en om snel te kunnen
reageren op potentiële privacy incidenten, zoals datalekken. Hiermee zijn alle benodigde
en wettelijk verplichte privacyaspecten technisch en operationeel geborgd in de processen.
Deze processen stellen de beheerorganisaties in staat om, ook bij de uitbouw van het
DSO-LV, nieuwe functionaliteiten te beoordelen op privacyaspecten. Zo is er bijvoorbeeld
voor de nog te realiseren uitbouwfunctionaliteit «ondersteuning van toezicht en handhaving
van de samenwerkingsfunctionaliteit» als eerste een DPIA opgesteld om de privacy risico’s
te bepalen. Op die manier wordt bij de uitbouw van het DSO-LV «privacy by design»
toegepast en blijft de AVG-compliance doorlopend geborgd.
Op 12 februari 2024 heeft u van mij de brief «Zicht op Nederland» ontvangen.42 In deze brief schets ik de beleidsontwikkelingen op het gebied van geo-informatie.
Het toekomstperspectief waaraan gewerkt wordt is onder andere dat alle gebruikers
van geo-informatie de beschikking hebben over betrouwbare informatie over de fysieke
leefomgeving. Waarbij zij erop kunnen vertrouwen dat informatie veilig gedeeld kan
worden met iedereen die daar recht op heeft. De maatschappelijke kosten en batenanalyse
heeft laten zien dat er meerwaarde is. Daarnaast is de verwachting van burgers en
professionals om als overheid mee te gaan met technische ontwikkelingen ook van belang.
De uitbouw van het DSO is onderdeel van de verdere ontwikkeling van het gebruik van
geo-informatie. Bij de uitwerking van de werkagenda van Zicht op Nederland zal hier
nader op in worden gegaan. Op dit moment wordt met afbouw, doorontwikkeling en uitbouw
en van het DSO – waarin geo-data een belangrijke rol speelt – ook naar deze ontwikkelingen
gekeken. Zo zorg ik dat dit op elkaar aansluit.
Opvolging motie Moonen c.s.
Tijdens het mondeling overleg Eerste Kamer op 24 oktober 2023 heb ik toegezegd43om in deze eerste voortgangsbrief van 2024 informatie te geven over de wijze waarop
ik invulling zou kunnen geven aan de motie Moonen c.s.44 Hieronder vindt u de laatste stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van
deze motie.
De afgelopen periode is onderzocht of de kennisgeving45 die een gemeente moet doen, wanneer zij voornemens is het omgevingsplan te wijzigen
zichtbaar gemaakt kan worden in het DSO-LV. Door deze kennisgeving ook in het DSO-LV
zichtbaar te maken, zien belanghebbenden ook in het Omgevingsloket, in een vroegtijdig
stadium, dat er op een bepaalde locatie aan een planontwikkeling gewerkt gaat worden.
Op die manier zijn belanghebbenden niet enkel meer afhankelijk van de informatie op
www.officielebekendmakingen.nl. Er is ook onderzoek gedaan naar het kunnen ontsluiten van conceptregelingen (vergelijkbaar
met voorontwerpen van bestemmingsplannen onder de oude Wro46) in het DSO-LV. Zowel het zogenoemde «vlaggetje» als het ontsluiten van technische
conceptregelingen blijkt technisch te kunnen worden gerealiseerd. Op basis van de
bevoegdheidsverdeling tussen overheden en de beleidsmatige en juridische verantwoordelijkheidsverdeling
is er nog nader onderzoek en overleg nodig. Daardoor kan ik nu nog niet exact aangeven
hoe ik de motie uit kan gaan voeren. De komende periode overleg ik met de bestuurlijke
partners over het de benodigde beleidsmatige, juridische en financiële afweging en
gevolgen. Over de uitkomst hiervan houd ik u op de hoogte via de voortgangsbrieven.
Gebruiksvriendelijkheid
Ik heb u via mijn voortgangsbrief van 9 oktober 2023 geïnformeerd over hoe met volle
aandacht wordt gewerkt aan het continu verbeteren van het gebruiksgemak van het Omgevingsloket.47 Zoals bekend biedt het Omgevingsloket de mogelijkheid om informatie over de fysieke
leefomgeving op één plek te bekijken en te gebruiken. Daarmee is bereikt dat eenieder
via één loket over dezelfde informatie beschikt als de samenwerkende overheden. Dat
is een verbetering ten opzichte van de situatie voor inwerkingtreding toen deze informatie
versnipperd was over een veelheid aan partijen of überhaupt nog niet ontsloten werd.
Nu de Omgevingswet met het ondersteunende Omgevingsloket inwerking is getreden, is
het mogelijk om op basis van het gebruik in de praktijk verbeteringen aan te gaan
brengen. Ik heb u eerder gemeld dat voorafgaand aan inwerkingtreding experts – «gebruikservaring-ontwerpers» –
zijn ingezet ten behoeve van de ontwikkeling van het Omgevingsloket. Daarnaast is
via vele toetsen met gebruikersgroepen – uit alle geledingen van de samenleving –
het aspect gebruiksvriendelijk zo goed als mogelijk in beeld gebracht. Nu het Omgevingsloket
van het DSO in productie is, worden deze activiteiten aangevuld met de duizenden daadwerkelijke
gebruikerservaringen met het loket in de praktijk. Door deze ervaringen over een langere
periode te vergaren, te bundelen en te analyseren is er de mogelijkheid om met de
beoogde vervolgstappen te zetten. Ik vind het belangrijk om te benadrukken dat in
de aanpak steeds is gezegd dat dergelijke signalen uit de praktijk nodig zijn om verbeteringen
door te voeren en stap voor stap te kunnen werken aan het bereiken van de doelen van
de wet.
Op basis van de signalen uit de praktijk, die continu gemonitord worden, kunnen door
de achterban van de bestuurlijke partners en de beheerpartijen intensiever stappen
tot verbetering worden gezet. Concreter kan ik aangeven dat werkzaamheden zich bijvoorbeeld
richten op het door het bevoegd gezag goed neerzetten van de informatie die gebruikers
van het Omgevingsloket nodig hebben. Wanneer een bevoegd gezag juridische regels voor
een activiteit een vergunningsplicht, meldingsplicht of informatieplicht in het DSO
brengt, is de afspraak en verwachting dat dit bevoegd gezag ook de bijbehorende toepasbare
regels levert voor het Omgevingsloket, waar de aanvraag, melding of informatie digitaal
kan worden ingediend. Het Omgevingsloket is hier zelf neutraal in: als een bevoegd
gezag op een bepaalde wijze een regel stelt zal het DSO dat op die wijze ook tonen.
Toepasbare regels zijn eenvoudiger te begrijpen vertalingen van juridische regels.
Ze zijn nodig om de juiste vragen in de vragenboom in het Omgevingsloket te kunnen
stellen. En op basis van deze vragenbomen worden gebruikers door een vergunningcheck
heen geholpen. Hoe meer regels toepasbaar zijn gemaakt hoe beter de gebruikservaring
van de vergunningcheck zal worden. Eenvoudigere regelgeving en als overheden samenwerken
achter één loket is niet een unieke opgave.48 Met de Omgevingswet hebben we hierin wel al grote stappen vooruitgezet. Met de inwerkingtreding
kunnen we op basis van gebruikerservaringen verdere verbeteringen doorvoeren. Dit
geldt voor zowel vanuit alle overheden ontsloten wet- en regelgeving als voor de verdere
verbetering van het DSO zelf. Ook daar zijn al afspraken gemaakt over doorontwikkeling
en uitbouw die leiden tot een betere gebruikerservaring.
Indringend Ketentesten (IKT-7)
Het testen van de (blijvende) werkbaarheid van het DSO ten behoeve van de uitvoering
van de werkprocessen door bevoegd gezagen, wordt uitgevoerd in het project Indringend
Ketentesten (IKT). Recent is IKT-fase 7 afgerond. De rapportage vindt u in bijlage 3.49 De testen zijn uitgevoerd in de periode van medio oktober 2023 tot eind januari 2024.
Door het IKT-project is tijdens de uitvoering van de testen weer verdere vooruitgang
geconstateerd van zowel de functionaliteit van de lokale software als van het DSO-LV.
In de rapportage IKT-7 is dan ook geconstateerd dat de gehele DSO-keten (met inbegrip
van de Tijdelijke Alternatieve Maatregelen – TAM) voldoende werkt. De stabiele en
rustige eerste maanden na inwerkingtreding bevestigen dit beeld.
Binnen de toepasbareregel- en vergunningenketen werden binnen IKT-7 geen technische
beperkingen gevonden. Als duidelijke verbetering is geconstateerd dat meer leveranciers
de onderlinge uitwisseling van STTR-bestanden (toepasbare regels) ondersteunden dan
in eerdere IKT-fasen. Binnen de planketen (op basis van STOP) werden tijdens IKT-fase 7
stappen vooruitgezet in de ontwikkeling van de benodigde functionaliteiten, zowel
binnen de landelijke voorzieningen, als in de lokale plansoftware. IKT-7 kenmerkte
zich in die periode voor alle betrokken partijen door de voorbereiding op inwerkingtreding
van de wet, met bewuste kleine functionele stappen. Noemenswaardig zijn de verbeteringen
in de document gerichte DSO-LV viewer, wel zijn hier nog verdere stappen in te zetten.
Momenteel wordt bekeken hoe de huidige wijze van testen bij de doorontwikkeling van
het DSO als geheel verder kan worden geborgd. Hierop kom ik in mijn volgende voortgangsbrieven
op terug.
Uitfaseren Tijdelijke Alternatieve Maatregelen (TAM’s)
Samen met de bestuurlijke partners heb ik een exitstrategie voor de TAM vastgesteld.
In deze exitstrategie is interbestuurlijk afgesproken dat bevoegd gezagen de TAM vooralsnog
één jaar kunnen gebruiken. Het komende kwartaal zal ik samen met de bestuurlijke partners
besluiten of verlenging van de TAM noodzakelijk is. In deze besluitvorming zal ik
rekening houden met mijn toezeggingen in het kader van het mogelijk verlengen50, en hebben de bestuurlijke partners en ik ook aandacht voor de nadelen die kleven
aan het langer in de lucht houden van de TAM.51 Over de uitkomst hiervan informeer ik u in de volgende voortgangsbrief implementatie
Omgevingswet.
Vooruitlopend op dit te nemen besluit en een mogelijke verlenging van de TAM wordt
gewerkt aan een aanpassing van het huidige overgangsrecht in het Besluit elektronische
publicaties.52 Deze aanpassing is noodzakelijk om een aanpassing van de geldigheid van de TAM tijdig
te kunnen borgen. Gelijktijdig wordt ook geregeld dat procedures die op basis van
TAM-IMRO zijn gestart ook kunnen worden afgerond met TAM-IMRO. Deze lijn is vergelijkbaar
met het overgangsrecht voor procedures die voor inwerkingtreding onder de Wro zijn
opgestart.
Leverancierstestomgeving
Toegezegd is dat er op korte termijn na inwerkingtreding van de Omgevingswet een aanvullende
centrale/integrale testomgeving voor leveranciers (hierna: LTO) wordt opgezet, waarin
bevoegd gezagen en softwareleveranciers verschillende functies kunnen testen.53 In mijn brief van juni 202354 en oktober 202355 heb ik u het proces geschetst om tot een eerste versie van de LTO te komen. Daarbij
sprak ik de verwachting uit dat er in het eerste kwartaal van 2024 een beperkte versie
van de LTO beschikbaar zou zijn en in de loop van het jaar een uitgebreidere versie.
Helaas is de totstandkoming vertraagd door het pas later gereed zijn van de technische
randvoorwaarden (algemene voorwaarden die buiten het bereik van het DSO vielen). Voor
de softwareleveranciers is de pre-productie omgeving beschikbaar om te kunnen testen.
Inmiddels is aan de technische randvoorwaarden voldaan en wordt fase 1 van de LTO
gestart. De verwachting is dat deze eind juni 2024 gereed is. In deze versie van de
LTO kunnen leveranciers geometrieën passend maken op de ondergrond en gegevens van
hun eigen klanten gebruiken. In verschillende fases wordt de LTO vervolgens verder
uitgebouwd. Fase 2 en 3 worden op basis van de huidige verwachting in het laatste
kwartaal van 2024 opgeleverd. De tweede fase van de LTO bevat een voorziening voor
het zogenaamde «basiscontentbeheer», een functie voor het kunnen verwijderen en neerzetten
van content per leverancier, idealiter via selfservice.
Deze functionaliteit zit op dit moment niet in de productieomgeving van het DSO en
is dus specifiek voor de LTO. De derde versie van de LTO bevat de mogelijkheid tot
het kunnen uitvoeren van conformiteitstesten. Ook dit is specifiek voor de LTO. Een
belangrijke notie is dat de LTO niet per definitie een permanente omgeving is, maar
dat deze continu in samenhang met de andere omgevingen bekeken zal worden.
Functionaliteiten
In opvolging van mijn brief van 9 oktober 202356 ga ik in op de laatste stand van zaken van de acties die in gang zijn gezet naar
aanleiding van de position paper van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van
State57 (hierna: de Afdeling) en het jaarverslag 2022 van de Afdeling.58 De Raad van State, de rechtspraak en de juridische uitvoeringspraktijk moeten ook
goed en gemakkelijk hun weg weten te vinden in het stelsel van de Omgevingswet en
het DSO-LV.
Tijdreizen
Een essentiële functionaliteit voor de rechtspraak en de juridische uitvoeringspraktijk
is het kunnen tijdreizen. Bij de functionaliteit tijdreizen is het zinvol om onderscheid
te maken in het (kunnen) raadplegen van regels «in het verleden», «in de toekomst»
en «ontwerpen». Beide vormen van tijdreizen zijn de afgelopen periode intensief beproefd.
De Afdeling heeft tot de inwerkingtreding actief geparticipeerd in de overleggen rondom
én het beproeven van het tijdreizen. Na de inwerkingtreding is de Afdeling uit deze
overleggen gestapt in het kader van een zuivere rolverdeling. Daarnaast is de Afdeling
ook doorgegaan met haar eigen voorbereidingen. Inmiddels kan de conclusie getrokken
worden dat beide varianten van tijdreizen (voldoende) functioneren, een conclusie
die ook door de Afdeling deelt.
Verwerken van uitspraken
In het kader van het verwerken van uitspraken meldde ik in oktober dat er een duidelijke
workaround beschreven is, maar dat er destijds door de lokale plansoftwareleveranciers
wel nog wat werk te doen was op dit vlak. Inmiddels kan ik u melden dat alle leveranciers
het publiceren van omgevingsdocumenten, inclusief het aanpassen van het dictum van
een besluit ondersteunen. Daarmee kunnen alle bevoegd gezagen via de beschreven workaround
uitspraken verwerken. Daarnaast ligt er een voorstel voor het creëren van een extra
signaleringsfunctie in het DSO-LV wanneer een uitspraak is gedaan, of wanneer het
verwerken daarvan (te) lang duurt. Op dit moment ben ik nog in afwachting van een
reactie van de Afdeling op dit voorstel. Mede afhankelijk van de reactie van de Afdeling
kan deze extra signaleringsfunctie als functionaliteit worden meegenomen op de ontwikkelagenda
van het DSO-LV.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties