Brief regering : Reactie op de motie van de leden Kuik en Bikker over een strategie voor de inzet van cameraschilden in het buitengebied (Kamerstuk 29911-401)
29 911 Bestrijding georganiseerde criminaliteit
Nr. 436
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 april 2024
Op 6 april 2023 heb ik overleg gevoerd met de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
over criminaliteitsbestrijding, ondermijning en georganiseerde criminaliteit. Mevrouw
Bikker (ChristenUnie) vroeg in dat overleg aandacht voor ondermijning in het landelijk
gebied. Ze verwees naar de uitkomsten van een onderzoek dat is uitgevoerd in opdracht
van negen Groningse burgemeesters.1 De onderzoekers stellen vast dat de beperkte beschikbaarheid van politiecapaciteit
in dunbevolkte gebieden een voedingsbodem vormt voor ondermijnende activiteiten. Mevrouw
Bikker heeft vervolgens, samen met mevrouw Kuik (CDA), een motie ingediend waarin
de regering (o.a.) wordt verzocht met een strategie te komen voor de inzet van cameraschilden
in het buitengebied.2 Belangrijk is het verhogen van de pakkans van criminelen, deze wil ik zo hoog mogelijk
maken. Daarom begrijp ik het idee van de motie goed en ondersteun ik het doel hiervan.
Afbakening
Om gericht een reactie te kunnen geven op deze motie ga ik van het volgende uit:
– In de motie wordt gesproken over een cameraschild als hulpmiddel om criminaliteit
te signaleren en op te sporen. De inzet is dus gericht op de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde en niet op de handhaving van de openbare orde.
– Het gaat om de inzet van slimme camera’s en dan specifiek om de inzet van ANPR-camera’s.
– Het begrip «cameraschild» wordt in de motie niet uitgelegd. Ik vat een «cameraschild»
op als een situatie waar in een geografisch afgebakend gebied op alle toegangswegen
ANPR-camera’s zijn geplaatst met als effect dat geen enkel voertuig dat gebied in
of uit kan zonder te worden waargenomen door die camera’s.
Landelijk gebied en ondermijning
Het is mij bekend dat er in dunbevolkte gebieden in verhouding minder politiecapaciteit
beschikbaar is. Het is ook aannemelijk dat «de afwezige overheid» (zoals de onderzoekers
het in het door mevrouw Bikker genoemde onderzoek omschrijven) in een uitgestrekt
gebied bewegingsruimte creëert voor criminelen. Dat moeten we met elkaar zien te voorkomen.
Daar mogen we ons niet bij neerleggen. Ondermijnende activiteiten hebben een ontwrichtend
effect op de samenleving en op de democratie waarin we leven. Het kabinet zet daarom
in op een brede aanpak. In deze aanpak wordt er samengewerkt tussen o.a. gemeenten,
provincies, politie, Openbaar Ministerie (OM), Belastingdienst en de Fiscale Inlichtingen-
en Opsporingsdienst (FIOD). De RIEC's en het LIEC ondersteunen deze samenwerking.3 De inzet van ANPR-camera’s is onderdeel van die aanpak.
Proportionaliteit
Tijdens de stemming over deze motie gaf ik al aan dat het OM en de politie bepalen
welke aanpak bij een bepaalde vorm van criminaliteit hoort. Dat betekent ook dat zij
bepalen of de inzet van een vaste of mobiele ANPR-camera op een specifieke locatie
toegevoegde waarde kan hebben. Of die camera vervolgens kan worden geplaatst is niet
alleen afhankelijk van het beschikbare budget en de beschikbare politiecapaciteit
die nodig is voor de opvolging van de hits, maar is ook afhankelijk van de toets op
proportionaliteit en subsidiariteit.
In mijn Kamerbrief van 3 april 2023 heb ik aangegeven dat de mate van inbreuk op de
persoonlijke levenssfeer van weggebruikers met name afhangt van het aantal ANPR-camera’s
en de locatie van de camera’s. Het aantal camera’s bepaalt, in samenhang met de intensiteit
van het verkeer op de desbetreffende locaties, de frequentie van de inbreuk. De locatie
van de camera’s bepaalt de ingrijpendheid van de inbreuk. De dichtheid van het netwerk
van camera’s is immers redengevend voor de omvang van het beeld van het privéleven
dat kan worden gevormd aan de hand van de vastgelegde en bewaarde kentekengegevens.4
Wanneer in een gebied de camera’s zodanig zijn geplaatst dat er sprake is van een
cameraschild, is de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van weggebruikers groter
dan wanneer er geen sprake is van een cameraschild. De uitkomst van de proportionaliteitstoets
is daarom veelal bepalend voor de vraag of een cameraschild is toegestaan.
Cameraschild in de praktijk
Ik ben ervan op de hoogte dat er op dit moment en in het verleden ANPR-camera’s zijn
geplaatst, zodanig dat er sprake was van een cameraschild. In al die gevallen was
er sprake van een bijzondere omstandigheid, zoals een ernstige dreiging. De beschikbare
politiecapaciteit is niet bepalend voor het inzetten van een cameraschild. Naarmate
de in te zetten opsporingsbevoegdheid ingrijpender is, worden er immers hogere eisen
gesteld aan de aard van de strafbare feiten waarom het gaat.
Terug naar de motie
U vraagt mij een strategie te ontwikkelen voor de inzet van cameraschilden in het
buitengebied. Een cameraschild is een zwaar opsporingsmiddel dat niet zomaar mag worden
ingezet door de politie. Iedere plaatsing van een cameraschild vraagt om een specifieke
afweging. Een algemene strategie is daar niet voor te geven.
De omstandigheden kunnen echter zo bijzonder (en ernstig) zijn, dat de inzet van een
cameraschild passend is. De eerste stap is dan om het voornemen tot het plaatsen van
een cameraschild te bespreken in de lokale driehoek. Als alle te doorlopen toetsen
een positieve uitkomst hebben, dan kan een cameraschild worden aangevraagd. Het contactpunt
hiervoor is het Team Technisch Toezicht. Iedere politie-eenheid heeft een dergelijk
team. Het nationaal coördinerend ANPR-team van de Landelijke eenheid van politie neemt
de aanvraag vervolgens in behandeling. Het is belangrijk om als aanvragende politie-eenheid
vanaf dit punt realistische verwachtingen te hebben. Niet iedere aanvraag kan worden
gehonoreerd. Het beschikbare budget voor ANPR is beperkt en er is politiecapaciteit
nodig om de verkregen informatie te verwerken en de hits op te volgen.
Ik heb de politie gevraagd te inventariseren hoeveel aanvragen van ANPR-camera’s de
afgelopen periode niet zijn gehonoreerd in verband met de budgettaire beperkingen
en hoeveel extra budget er nodig is om deze knelpunten weg te nemen. Ik zal in het
eerstvolgende halfjaarbericht Politie verslag doen van deze inventarisatie.
Mocht de conclusie zijn dat een cameraschild niet passend is voor de specifieke lokale
omstandigheden, of dat een cameraschild om een andere reden niet kan worden gerealiseerd,
dan kan het Team Technisch Toezicht advies geven over alternatieve middelen voor de
oplossing van het veiligheidsprobleem. Bijvoorbeeld individuele ANPR-camera’s of een
andere sensing-toepassing.
Ook de gemeenten kunnen activiteiten ondernemen die gericht zijn op het bestrijden,
voorkomen, belemmeren en frustreren van criminele activiteiten, al dan niet in samenwerking
met andere partners. Het RIEC kan de gemeenten met kennis en ervaring ondersteunen
bij de toepassing van bestuurlijke aanpak.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
D. Yeşilgöz-Zegerius
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid