Brief regering : Voorhang Wlz-behandeling en vervolg twee andere Wlz-maatregelen uit het coalitieakkoord
34 104 Langdurige zorg
Nr. 405 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Ontvangen ter Griffie op 15 april 2024.
Het besluit tot het doen van een aanwijzing kan niet eerder worden genomen dan op
28 mei 2024.
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 april 2024
Hierbij informeer ik u, conform artikel 8 van de Wet marktordening gezondheidszorg
(Wmg), over de zakelijke inhoud van de aanwijzing die ik van plan ben op grond van
artikel 7 Wmg aan de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) te geven en die betrekking heeft
op de maatregel behandeling uit het coalitieakkoord 2021–2025 «Omzien naar elkaar,
vooruit kijken naar de toekomst»1 per 2025 op het terrein van de Wlz-zorg. Dit betreft een korting van € 170 miljoen
structureel op maximum- en bandbreedtetarieven van de zorgzwaartepakketten inclusief
behandeling voor de sector gehandicaptenzorg en de sector verpleging en verzorging.
Ik zal niet eerder overgaan tot het geven van de aanwijzing dan dertig dagen na verzending
van deze brief. Van de vaststelling van de aanwijzing zal ik mededeling doen door
plaatsing in de Staatscourant. Eerst zal ik ingaan op de achtergrond en inhoud van
deze maatregel. In onderdeel 6 van deze brief treft u de zakelijke inhoud van de voorgenomen
aanwijzing.
De voorhangtermijn loopt vanaf 15 april 2024 en eindigt op 27 mei 2024.
Mede gelet op het belang van tijdige duidelijkheid voor veldpartijen en de NZa informeer
ik u met deze brief voorts over de voortgang en het vervolg van twee andere maatregelen
op het terrein van de Wlz uit het hiervoor genoemde coalitieakkoord. Dit betreft (1)
de doorontwikkeling van het kwaliteitskader verpleeghuiszorg en (2) meerjarig contracteren
met budgetafspraken, afgesloten tussen Wlz-uitvoerders en zorgaanbieders, gecombineerd
met een meerjarige contracteerruimte. Kort gezegd heb ik voor deze twee tariefmaatregelen
reeds eerder in juni 2023 een aanwijzing aan de NZa gegeven om deze structureel in
de tarieven te verwerken, maar hier is vervolgens voor het jaar 2024 op grond van
een aanvullende aanwijzing geen uitvoering aan gegeven. Ook deze maatregelen zijn
nodig om de langdurige zorg toegankelijk en op lange termijn betaalbaar te houden.
De maatregelen hebben alle drie effect op de Wlz-tarieven vanaf 2025.
Mijn brief is als volgt opgebouwd:
• Onderdeel 1 schetst de achtergrond van de drie maatregelen.
• Onderdeel 2 geeft een toelichting op de maatregel behandeling Wlz.
• Onderdeel 3 gaat in op de maatregel over meerjarige contracten gecombineerd met een
meerjarige contracteerruimte.
• Onderdeel 4 gaat in op de maatregel doorontwikkeling kwaliteitskader verpleeghuiszorg
en de motie Dobbe over de personele bezettingsnorm2.
• Onderdeel 5 schetst de samenhang van de drie maatregelen met (lopende en toekomstige)
kostenonderzoeken van de NZa en de meerjarige financiële effecten.
• Onderdeel 6 sluit deze brief af met de zakelijke inhoud van de voorgenomen aanwijzing
Wlz-behandeling.
1. Achtergrond
Samen gezond, fit en veerkrachtig. Dat is de opgave, niet alleen voor de overheid,
niet alleen voor de zorg, maar voor de gehele samenleving, voor eenieder individueel.
Als mensen zijn aangewezen op ondersteuning en zorg, moet deze toegankelijk en kwalitatief
goed zijn. Om zo goed mogelijk te functioneren, zo goed mogelijk deel te nemen aan
de samenleving, ondanks ziekte of beperking, op te groeien en plezierig ouder te worden.
Nu en in de toekomst. De druk op de zorg is hoog en wordt nog hoger door een optelsom
van autonome ontwikkelingen (vergrijzing, toenemende zorgvraag, innovatie), beleidsambities
voor de zorg (rond passende zorg, verpleging & verzorging en digitalisering) en krapte
op de arbeidsmarkt. Samenwerking, verbeterde gegevensuitwisseling en digitalisering
en anders werken zijn nodig om met de beperkte menskracht nu en in de toekomst zorg
te kunnen blijven bieden aan alle Nederlandse burgers en specifiek de toenemende groep
ouderen, chronisch zieken en andere kwetsbare patiënten. Dit gaat echter niet vanzelf.
In onze hoofdlijnenbrief3 heb ik samen met de toenmalig Minister van VWS en de Staatssecretaris van VWS de
hoofdlijnen geschetst waarop wij samen met het zorgveld willen werken aan de benodigde
transformatie. Het coalitieakkoord van het inmiddels demissionaire kabinet biedt handvatten
om noodzakelijke beweging met kracht voort te zetten, op nationaal niveau, in de regio's,
in de wijk en op individueel niveau. Ook voor de Wlz moet ingezet worden op een transformatie
om de zorg organiseerbaar en financieel houdbaar te houden, waardoor goede zorg voor
iedereen toegankelijk blijft. De betreffende drie maatregelen uit het coalitieakkoord
van het demissionaire kabinet maken het voor zorgaanbieders mogelijk om de zorg redelijkerwijs
tegen lagere kosten te organiseren dan bij ongewijzigd beleid.
In mijn brief over het programma Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen (WOZO)
uit juli 2022 heb ik aangegeven dat ik ten aanzien van twee maatregelen (meerjarig
contracteren en Wlz-behandeling) mede na intensieve gesprekken met het veld, voor
een iets andere aanpak in de uitwerking heb gekozen.4 Daarbij houd ik vast aan de doelstelling en de budgettaire opbrengst zoals opgenomen
in de financiële bijlage van het coalitieakkoord. Voor wat betreft de maatregel voor
Wlz-behandeling ga ik hier bij onderdeel 2 nader op in.
Voor twee van de drie coalitieakkoordmaatregelen (meerjarige contracten met budgetafspraken
en doorontwikkeling kwaliteitskader verpleeghuiszorg) heb ik de NZa op grond van mijn
voorhangbrief van 17 april 20235 reeds op 14 juni 2023 een aanwijzing gegeven om de besparingen vanaf 2024 meerjarig
in haar tarieven te verwerken.6 Omdat later dat jaar bleek dat de voorbereiding van deze maatregelen vertraging opliep,
heb ik de NZa opdracht gegeven om voor het jaar 2024 geen uitvoering te geven aan
de maatregelen, zoals ik heb toegelicht in mijn voorhangbrief van 19 september 2023.7 Voor de overige jaren is deze aanwijzing ongewijzigd. In het licht van de toegankelijkheid
van de zorg en de financiële houdbaarheid is de urgentie om de besparingen uit hoofde
van deze maatregelen met ingang van 2025 te effectueren onverminderd aanwezig. Het
is daarom van belang dat deze maatregelen tijdig volledig verder worden uitgewerkt,
zodat de NZa de beoogde besparingen vanaf 2025 alsnog meerjarig kan verwerken in de
Wlz-tarieven die zij in juli 2024 vast zal stellen. De NZa kan dit doen op grond van
de hiervoor genoemde aanwijzing uit juni 2023, die ik immers alleen voor het jaar
2024 heb teruggedraaid.8
De besparingen uit hoofde van de drie maatregelen uit deze brief waren reeds verwerkt
in het basispad van het kabinet. Indien de Tweede Kamer hier niet mee instemt zal
het (dan zittende) kabinet hiervoor elders dekking dienen te vinden.
2. Wlz-behandeling
In het coalitieakkoord was afgesproken om de aanspraak behandeling voor Wlz-cliënten
over te hevelen naar de Zorgverzekeringswet (Zvw). In de Kamerbrief van 4 juli 2022
over het WOZO-programma9 heb ik gemeld dat veldpartijen hebben aangegeven dat een zorgvuldige overheveling
van behandeling naar de Zvw per 2025 (de maatregel die was opgenomen in het coalitieakkoord)
een ongewenst hoge druk zet op de (continuïteit van) zorgverlening aan de meest kwetsbare
ouderen en mensen met een beperking. Deze wijziging van de Wlz vergt een wetswijziging
met een zorgvuldig implementatie- en transitietraject en wordt daarom niet mogelijk
geacht per 2025.
Ik heb, in het verlengde van het WOZO-programma, met de betrokken organisaties afgesproken
om samen te onderzoeken hoe we voor mensen met een zeer complexe zorgvraag de behandeling
vanuit de Wlz kunnen blijven bieden en deze dus niet overgeheveld wordt naar de Zvw.
Zoals aangegeven in de voornoemde Kamerbrief van 4 juli 2022, kon deze afwijking van
het coalitieakkoord alleen plaatsvinden onder de voorwaarden dat de taakstelling uit
het coalitieakkoord van € 170 miljoen structureel per 2025 binnen de Wlz wordt gerealiseerd
(via aanpassing van prestatie- en tariefregulering door de NZa); er niet-vrijblijvende
afspraken worden gemaakt hoe de 24/7 beschikbaarheid van medisch-generalistische zorg
voor kwetsbare mensen thuis, in een geclusterde woonvorm en in een instelling (regionaal)
kan worden geborgd; en dat op langere termijn de bestaande ongelijkheid en onduidelijkheid
tussen mensen op een plek met- en zonder behandeling verdwijnt. Hiermee worden de
doelen achter de overheveling van behandeling per 2025 op een andere, passende wijze
gerealiseerd, samen met de sector.
In de Kamerbrief van 1 november 2022 over voortgang behandeling Wlz10 heb ik aangegeven dat ik voornemens ben om de NZa separaat een aanwijzing te geven
om per 2025 een korting van € 170 miljoen toe te passen op de maximumtarieven van
de zorgzwaartepakketten (zzp’s) inclusief behandeling voor zowel de gehandicaptenzorg
als de verpleging en verzorging. In mijn beantwoording van Kamervragen van 17 maart
202311 heb ik aangegeven dat ik de beide Kamers in het voorjaar van 2024, via deze brief,
schriftelijk zal informeren over de zakelijke inhoud van deze voorgenomen aanwijzing.
Behandeling in de Wlz bestaat zowel uit specifieke behandeling als behandeling van
algemeen medische aard (zie artikel 3.1.1. lid 1, onderdeel c1° en onderdeel d van
de Wlz):
• Circa 50 procent van de Wlz-cliënten krijgt «behandeling van algemeen medische aard»
via de Zvw en specifieke behandeling via de Wlz. Dit zijn cliënten die verblijven
in een instelling op een plek exclusief behandeling en de thuiswonende cliënten met
de leveringsvorm volledig pakket thuis (vpt), modulair pakket thuis (mpt) of persoonsgebonden
budget (pgb).12
• Eveneens circa 50 procent van de Wlz-cliënten krijgt behandeling via de Wlz. Dit zijn
cliënten die verblijven op een plek in een instelling met behandeling. Voor hen geldt
dat zij zowel specifieke behandeling als behandeling van algemeen medische aard via
de Wlz ontvangen.
Soms bieden instellingen zowel plekken met behandeling als plekken zonder behandeling
aan, waardoor cliënten die verblijven in dezelfde instelling te maken kunnen hebben
met verschillende vormen van financiering. In geval een cliënt waarvoor een zzp zonder
behandeling is afgesproken specifieke behandeling nodig heeft kan hiervoor een aparte
Wlz-prestatie («modulair» via mpt-prestaties) worden ingekocht. Dit geldt ook voor
de thuiswonende cliënten.
• De kosten voor behandeling van algemeen medische aard op plekken in een instelling
met behandeling bedragen circa € 1,9 miljard via de Wlz (het Wlz-model).
• De kosten voor behandeling van Wlz-cliënten op een plek zonder behandeling bedragen
circa € 0,6 miljard via de Zvw (het Zvw-model).
• Het verschil van € 1,3 miljard kan voor ongeveer € 0,8 miljard worden verklaard door
samenstellingseffecten (de groep die verblijft inclusief behandeling heeft een hogere
zorgzwaarte dan gemiddeld).
• Voor het restant van het verschil ad € 0,5 miljard is geen eenduidige verklaring.
Op basis van de vergelijking van de kosten van het Wlz-model ten opzichte van het
«goedkopere» Zvw-model acht ik het verantwoord en haalbaar dat zorgaanbieders een
doelmatigheidsslag binnen de Wlz kunnen maken. Ik ben voornemens de NZa opdracht te
geven om vanaf 2025 een taakstelling van € 170 miljoen (prijspeil 2021) structureel
door te voeren op de tarieven van de zzp’s inclusief behandeling voor de sector verpleging
en verzorging (vv) en – met enkele uitzonderingen13 – de sector gehandicaptenzorg. Dit is overeenkomstig de voornoemde voorwaarde zoals
opgenomen in het WOZO-programma en betekent op een grondslag van circa € 19 miljard
euro voor de genoemde zzp’s een korting van circa 0,9%. De voorgenomen taakstelling
komt overeen met ongeveer 1/3 deel van het onverklaarde kostenverschil. Daarmee blijft
dus ongeveer € 330 miljoen van het onverklaarde kostenverschil beschikbaar in de behandeltarieven
van het Wlz-model.
3. Meerjarige contracten met budgetafspraken
Zoals ik hiervoor heb aangegeven is mijn eerder gegeven aanwijzing uit juni 2023 aan
de NZa inzake het verwerken van de besparingen uit hoofde van de maatregel meerjarige
contracten met budgetafspraken in de Wlz-tarieven vanaf 2025 nog steeds van kracht.
Zoals ik heb aangegeven in mijn hiervoor genoemde voorhangbrief van 17 april 2023
hangt de besparing samen met verbeteringen in de bedrijfsvoering die zorgaanbieders
kunnen realiseren indien zij worden ondersteund door meerjarige contracten met financiële
afspraken. Zorgkantoren kunnen het wenkende perspectief van een meerjarige afspraak
gebruiken als extra sturingsinstrument. Om voor meerjarige financiële afspraken in
aanmerking te komen kunnen zorgkantoren voorwaarden koppelen die bijvoorbeeld gerelateerd
zijn aan het bijdragen aan de langetermijnvisie voor het zorglandschap in de regio.
In het licht van een toekomstbestendige langdurige zorg en houdbare overheidsfinanciën
is de urgentie om de voorziene besparingen met ingang van 2025 te effectueren onverminderd
aanwezig14. Specifiek voor de maatregel meerjarig contracteren met budgetafspraken geldt dat
deze gecombineerd moet worden met een meerjarige contracteerruimte. Zonder enig inzicht
in de omvang van het budget dat meerjarig beschikbaar zal zijn voor de zorginkoop
kunnen zorgkantoren immers niet (op grote schaal) meerjarige contracten met budgetafspraken
afsluiten met hun zorgaanbieders. Daarmee zou ook een belangrijke grond onder de beoogde
besparing wegvallen (€ 245 miljoen in 2025 en € 135 miljoen structureel vanaf 2026;
bedragen in prijspeil 2021).
Ik zal daarom later dit voorjaar een voorlopige meerjarige kaderbrief Wlz 2024–2029
opstellen. Deze stuur ik zoals gebruikelijk naar de NZa met een afschrift aan het
parlement. De voorlopige kaderbrief Wlz 2024–2029 fungeert als een belangrijke leidraad
voor de gesprekken tussen zorgkantoren en zorgaanbieders over de (meerjarige) zorginkoop.
De definitieve kaderbrief Wlz 2024–2029 zal ik vervolgens na Prinsjesdag 2024 naar
het parlement versturen.
Dit meerjarig Wlz-kader dient door de NZa te worden verdeeld over de zorgkantoorregio’s,
zodat de zorgkantoren inzicht hebben in de meerjarige financiële armslag waarover
zij beschikken om meerjarige afspraken te maken. Het meerjarig verdelen van het Wlz-kader
wordt gefaciliteerd door het wetsvoorstel Domeinoverstijgende Samenwerking (DOS)15 dat momenteel in behandeling is bij de Tweede Kamer. De inwerkingtreding van het
wetsvoorstel is nodig om ervoor te zorgen dat de NZa het Wlz-kader meerjarig verdeelt
en de verdeling van het Wlz-kader over de regio’s goed kan laten verlopen. Hiervoor
zijn in het wetsvoorstel aanvullende bepalingen voor bezwaar en beroep opgenomen.
De NZa stelt op of rond 1 juli 2024 haar beleidsregels vast voor de zorginkoop 2025.
Het meerjarig vaststellen van het landelijke Wlz-kader en van de regionale Wlz-kaders
impliceert dat de besteding van collectieve middelen voor een langere periode wordt
vastgelegd. Overigens zal ik, zoals ik ook heb aangegeven in de memorie van toelichting
bij het wetsvoorstel DOS, hierbij zorgdragen voor het behoud van een zekere flexibiliteit.
Daarbij zal sprake zijn van een balans
tussen meer financiële zekerheid voor Wlz-zorgaanbieders en zorgkantoren enerzijds
en de ruimte voor aanpassingen aan nieuwe omstandigheden of nieuwe (politieke) inzichten
anderzijds.
Concreet betekent dit dat de meerjarige kaderbrief Wlz 2024–2029 alleen zekerheid
zal bieden voor het jaar 2025 (als overgangsjaar van het inmiddels demissionaire kabinet).
Voor de jaren 2026–2029 zal het meerjarige financieel kader van de Wlz een indicatief
en voorlopig karakter hebben waaraan geen rechten kunnen worden ontleend. Op grond
van een dergelijk meerjarig kader kunnen zorgkantoren meerjarige contracten afsluiten
met budgetafspraken, waarbij zorgkantoren een voorbehoud afspreken in verband met
mogelijk nieuw kabinetsbeleid. Een definitief meerjarig kader voor de jaren 2026–2029
zal dus door een beoogd nieuw kabinet worden vastgesteld.
4. Doorontwikkeling kwaliteitskader verpleeghuiszorg
Op 13 januari 2017 is het Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg ingeschreven in het register
van het Zorginstituut en geïmplementeerd. In 2017 is daarvoor een bedrag van € 2,1 miljard
vrijgemaakt. Dat bedrag is sindsdien gecorrigeerd (verhoogd) in verband met de reguliere
loon- en prijsontwikkelingen.
De afgelopen periode is er veel aandacht geweest voor verbetering van de kwaliteit
van de verpleegzorg. De kern in het Kwaliteitskader staat voor de toekomst onverminderd
overeind: kwaliteit van leven van ouderen staat centraal. Tegelijkertijd maakten de
huidige en toekomstige ontwikkelingen het onvermijdelijk dat het Kwaliteitskader verder
wordt doorontwikkeld en meer in samenhang wordt gezien met andere publieke waarden,
zoals toegankelijkheid, betaalbaarheid en organiseerbaarheid. In deze context is het
zorgveld (i.e. cliëntenorganisaties, beroepsverenigingen, zorgaanbieders, inkopers)
bij uitstek in staat om de benodigde expertkennis bijeen te brengen om de uitgangspunten
en normen te ontwikkelen waaraan kwaliteit moet voldoen. Het is staande praktijk dat
zij de verantwoordelijkheid dragen om deze verder te ontwikkelen.
Deze doorontwikkeling vindt plaats onder regie van het Zorginstituut met alle betrokken
partijen in de sector. Het uitgangspunt van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen
zorg (Wkkgz) is immers dat de beschrijving van goede zorg niet door mij maar door
de sector (vertegenwoordigers van cliënten, professionals, zorgaanbieders en inkopers)
zelf wordt bepaald. Daar zit immers de kennis en expertise om goede zorg te beschrijven.
Hiertoe stelt het veld kwaliteitsstandaarden op. Een kwaliteitsstandaard is een richtlijn,
module, norm, zorgstandaard dan wel organisatiebeschrijving, die betrekking heeft
op het gehele zorgproces of een deel van een zorgproces en die vastlegt wat noodzakelijk
is om vanuit het perspectief van de cliënt goede zorg te verlenen.
Bij de totstandkoming van kwaliteitsstandaarden is de betrokkenheid van (vertegenwoordigers
van) cliënten, zorgverleners, zorgaanbieders en zorgverzekeraars of zorgkantoren een
belangrijke voorwaarde. Dit krijgt vorm door de zogeheten tripartiete indiening bij
het Zorginstituut. Het Zorginstituut houdt een openbaar register bij waarin kwaliteitsstandaarden
en meetinstrumenten zijn opgenomen. Voordat het Zorginstituut een kwaliteitsstandaard
opneemt in het Register voert zij een toetsing uit op basis van de criteria uit het
Toetsingskader 3.0.16 Behoudens een noodremprocedure bij substantiële financiële gevolgen op grond van
artikel 11d Wkkgz heb ik op grond van de wet- en regelgeving geen rol bij de inhoud
van een kwaliteitsstandaard.
Naar verwachting zal de doorontwikkeling van het kwaliteitskader verpleeghuiszorg
spoedig worden afgerond. Op 21 december 2023 heeft het Zorginstituut aan de betrokken
partijen bekendgemaakt dat het door partijen ingediende Generiek kompas «Samen werken
aan kwaliteit van bestaan» nog niet kan worden ingeschreven in het Register van kwaliteitsstandaarden
en meetinstrumenten vanwege het ontbreken van een implementatieplan. Het Zorginstituut
zet hiervoor doorzettingsmacht in en heeft de Kwaliteitsraad opdracht gegeven om het
implementatieplan voor 1 juli 2024 aan te bieden voor opname in het Register. Dit
doet de Kwaliteitsraad in samenspraak met betrokken partijen. Na inschrijving zal
het Generiek Kompas de bestaande kwaliteitskaders voor de verpleeghuiszorg en de wijkverpleging
vervangen.
In het coalitieakkoord is aan de doorontwikkeling van het Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg
een ombuiging gekoppeld voor de verpleeghuisuitgaven. Nu de ombuiging voor het jaar
2024 is teruggedraaid gaat het hierbij om een bedrag van € 200 miljoen in 2025 en
€ 350 miljoen structureel vanaf 2026 (prijspeil 2021). Deze korting betekent geenszins
dat de uitgaven aan Wlz-verpleegzorg of de (financiële ruimte voor de) inzet van zorgpersoneel
de komende jaren zullen afnemen:
• Rekening houdend met de maatregelen uit het coalitieakkoord zullen de uitgaven toenemen
van € 17,7 miljard in 2023 tot € 20,4 miljard in 2028 (prijspeil 2023). Dat is een
groei van 15 procent in vijf jaar tijd.
• Dat betekent tevens dat er financiële ruimte is om het aantal zorgverleners in deze
periode met 15 procent te laten groeien, terwijl op basis van demografie het aantal
oudere Wlz-cliënten in dezelfde periode met 12,5% zal groeien.
Dus hoewel de groei van de vraag naar zorgpersoneel door de taakstelling van structureel
€ 350 miljoen met circa 10 duizend banen wordt afgeremd hoeft er van verschraling
van zorg geen sprake te zijn.
• In het eerste kwartaal van 2023 bedroeg het aantal banen in de Verpleging, Verzorging
en Thuiszorg (VVT) circa 475 duizend.17 Bij een groei van het aantal banen tot 2028 met 15 procent neemt de werkgelegenheid
in de VVT-sector -rekening houdend met de beschreven taakstelling- dus nog steeds
toe met ruim 70 duizend banen. Gezien de krappe arbeidsmarkt, de bestaande vacaturegraad
en de concurrentie vanuit andere sectoren zal het aantrekken van ruim 70 duizend extra
medewerkers reeds een zeer ambitieuze opgave zijn. Het is dus niet aan de orde dat
er door de maatregel per saldo medewerkers uit de sector zouden moeten worden ontslagen.
Wel is, met het oog op de kwaliteit en toegankelijkheid van de ouderenzorg, doorontwikkeling
van het kwaliteitskader van belang zodat zorgaanbieders hun zorg anders kunnen organiseren.
Op 30 januari jl. heeft de Tweede Kamer een motie van het lid Dobbe aangenomen waarin
de regering wordt verzocht om de personele bezettingsnorm van twee zorgverleners op
acht verpleeghuisbewoners te handhaven.18 Zoals hiervoor toegelicht heb ik op grond van wet- en regelgeving geen rol bij de
inhoud van een kwaliteitsstandaard. Derhalve kan ik geen uitvoering geven aan hetgeen
in de door de Tweede Kamer aangenomen motie is verzocht. Graag ben ik bereid om deze
informatie in een technische briefing aanvullend toe te lichten.
5. Samenhang kostenonderzoeken en meerjarige financiële effecten
Gezien de noodzaak van de hiervoor beschreven maatregelen in het licht van de financiële
houdbaarheid en de toegankelijkheid van de zorg en de structurele aard, acht ik het
van belang dat de NZa bij een toekomstig kostenonderzoek de inhoud van de reeds eerder
gegeven aanwijzing en de (thans) voorgenomen aanwijzing voor zover dit is aangewezen
hierbij zal betrekken. Dit heb ik aangegeven in mijn eerdere voorhangbrief van 17 april
2023 en geldt ook bij de onderhavige voorhangbrief. Dit betekent dat ik de NZa zal
opdragen de uitkomsten van dit onderzoek te corrigeren voor deze maatregelen, indien
het kostenonderzoek betrekking heeft op een jaar voorafgaand aan 2026 (het jaar waarin
de maatregelen haar structurele niveau bereiken).
Tabel 1 laat zien dat met de drie maatregelen in totaal een budgettair beslag is gemoeid
van € 615 miljoen in 2025 en € 655 miljoen structureel vanaf 2026.
Tabel 1: Effect maatregelen op Wlz-uitgaven (prijspeil 2021)
bedragen x € 1 miljoen
2025
2026
2027
2028
Struct.
1
Taakstelling Wlz-behandeling
– 170
– 170
– 170
– 170
– 170
2
Meerjarige contracten met budgetafspraken
– 245
– 135
– 135
– 135
– 135
3
Doorontwikkeling kwaliteitskader
– 200
– 350
– 350
– 350
– 350
4
Totaal
– 615
– 655
– 655
– 655
– 655
6. Zakelijke inhoud aanwijzing tariefmaatregel behandeling Wlz
Ik ben voornemens de NZa een aanwijzing te geven om met ingang van 2025 structureel
€ 170 miljoen (prijspeil 2021) als een uniforme procentuele korting te verwerken op
de integrale maximumtarieven voor:
• zzp vv 3 t/m 10 incl. behandeling;
• zzp vg 3 t/m 8 excl. dagbesteding incl. behandeling;
• zzp vg 3 t/m 8 incl. dagbesteding incl. behandeling;
• zzp lg 3 t/m 7 excl. dagbesteding incl. behandeling;
• zzp lg 3 t/m 7 incl. dagbesteding incl. behandeling;
• zzp zg aud 1 t/m 4 excl. dagbesteding incl. behandeling;
• zzp zg aud 1 t/m 4 incl. dagbesteding incl. behandeling;
• zzp zg vis 3 t/m 5 excl. dagbesteding incl. behandeling en
• zzp zg vis 3 t/m 5 incl. dagbesteding incl. behandeling.
• en op de integrale bandbreedtetarieven voor zzp vv 4 t/m 10 incl. component niet-beïnvloedbare
factoren incl. behandeling;
Uitzondering op de verwerking van deze maatregel zijn de integrale maximumtarieven
voor zzp lvg 1 t/m 5 incl. behandeling en zzp sglvg 1. Deze prestaties zijn uitgezonderd
omdat er bij zzp lvg 1 t/m 5 inclusief behandeling en zzp sglvg 1 geen sprake is van
vergelijkbare tarieven exclusief behandeling. Daarmee is het niet mogelijk om voor
deze tarieven de kosten van behandeling te vergelijken met de kosten in de Zvw.
Ik zal de NZa opdragen om als grondslag voor de korting uit te gaan van de loon- en
materiële kostencomponent van de genoemde prestaties vermenigvuldigd met het betreffende
aantal vastgestelde prestaties in 2023 (het meest recente realisatiejaar) en de korting
naar rato van deze componenten in de tarieven te verwerken.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, C. Helder
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. Helder, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.