Brief regering : Monitor startersvrijstelling in de Wet differentiatie overdrachtsbelasting
36 418 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2024)
32 847 Integrale visie op de woningmarkt
Nr. 139 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 april 2024
In het nader rapport bij het Belastingplan 20221 heb ik de toezegging gedaan om jaarlijks te rapporteren over de gegevens die beschikbaar
komen uit de tussentijdse monitoring van het gebruik van de startersvrijstelling door
de Belastingdienst. In deze brief rapporteer ik over het gebruik in 2023.
Een belastingplichtige heeft bij de verkrijging van een woning recht op de startersvrijstelling
als hij er zelf voor langere tijd in gaat wonen, meerderjarig is en jonger dan 35,
niet eerder de startersvrijstelling heeft toegepast en als de woningwaarde niet hoger
is dan € 440.000 (grens in 2023). Bij verkrijging van een woning waarop de startersvrijstelling
niet van toepassing is, maar de koper er wel zelf voor langere tijd in gaat wonen,
geldt een tarief van 2% aan overdrachtsbelasting.
Figuur 1 laat het aantal akten in 2023 zien waarin de startersvrijstelling of het
2%-tarief is toegepast. De akten met een startersvrijstelling zijn daarbij uitgesplitst
naar alleen startersvrijstelling en startersvrijstelling in combinatie met het 2%-tarief.
Deze laatste situatie doet zich bijvoorbeeld voor als twee partners samen een woning
verkrijgen waarbij slechts één partner aan de criteria van de startersvrijstelling
voldoet. Dat is bijvoorbeeld als één partner 35 jaar of ouder is.
In heel 2023 zijn er 77 duizend akten geregistreerd waarbij een beroep is gedaan op
de startersvrijstelling. Bij 7,5 duizend van deze akten is sprake van een combinatie
met het 2%-tarief. Het aantal akten met alleen het 2%-tarief bedroeg 117 duizend in
2023.
Het aantal akten in 2023 waarbij een beroep is gedaan op de startersvrijstelling is
hoger dan de 65 duizend gevallen in 2022, maar lager dan 105 duizend gevallen in 2021.
Hiervoor zijn onder andere de volgende mogelijke oorzaken aan te wijzen:
• In de eerste drie maanden van 2021 was de startersvrijstelling nog van toepassing
zonder woningwaardegrens, waardoor het aantal in 2021 hoger is dan wanneer de grens
voor het hele jaar zou gelden;
• het totaal aantal akten waarbij een beroep is gedaan op de startersvrijstelling en/of
het 2%-tarief is toegepast lag in 2023 lager dan in 2021 (194 duizend versus 229 duizend)
Er zijn dus in het geheel een vergelijkbaar aantal woningen door eigenaar-bewoners
gekocht;
• Het aantal akten waarin de startersvrijstelling is toegepast in 2023 kan toegenomen
zijn ten opzichte van 2022 doordat de grens is verhoogd van 400.000 naar 440.000,
hierdoor valt er een grotere groep woningen onder de startersgrens;
• Tot slot is de gemiddelde woningwaarde gedaald in 2023 terwijl de vrijstellingsgrens
steeg, hierdoor vielen er meer woningen onder de grens van de startersvrijstelling.
Het aantal geregistreerde akten waarin een beroep is gedaan op de startersvrijstelling
is in vrijwel alle maanden van 2023 redelijk constant, namelijk zo’n 6 duizend. Alleen
in december waren dit er rond de 8 duizend. Dit patroon herhaalt zich grofweg op jaarlijkse
basis. De Wet differentiatie overdrachtsbelasting wordt in 2024 geëvalueerd. De resultaten
van deze evaluatie komen in de loop van 2024 beschikbaar.
Figuur 1: Aantal akten met 2%-tarief en startersvrijstelling in 2023 naar maand en
wel/niet in combinatie met laag tarief
De Staatssecretaris van Financiën, M.L.A. van Rij
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën