Brief regering : E-healthmonitor 2023
27 529 Informatie- en Communicatietechnologie (ICT) in de Zorg
Nr. 315 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 april 2024
Met deze brief bied ik uw Kamer de e-healthmonitor 2023 aan, zoals uitgevoerd door
het RIVM in samenwerking met het NIVEL en het National ehealth Living Lab (NeLL).
Het onderzoek vond plaats in 2022 en 2023. Deze brief bevat de belangrijkste conclusies
en aanbevelingen. Tevens zal ik kort ingaan op het vervolg.
De e-healthmonitor
De e-healthmonitor wordt jaarlijks uitgevoerd door middel van panelonderzoek en aangevuld
met verdiepende gesprekken. De monitor brengt de beschikbaarheid van toepassingen
voor zorgverleners en zorggebruikers in beeld, hoe ze worden gebruikt en hoe het gebruik
en het nut ervaren wordt. Uit de monitor kunnen we lessen trekken hoe het gebruik
door zorgverleners en zorggebruikers verder vergroot kan worden. Die lessen zijn ook
nuttig bij het uitvoeren van de afspraken van het Integraal Zorgakkoord (Iza), het
programma Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen (WOZO), het Gezond en Actief Leven
Akkoord (GALA) en het programma Toekomstbestendige Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn (TAZ).
Waaruit bestaat de e-healthmonitor 2023?
De monitor bestaat uit twee onderdelen:
• een kwantitatief (panel)onderzoek onder zorgverleners en gebruikers van zorg (incl.
mensen met een chronisch ziekte of mensen met een beperking) naar het huidige digitale
zorggebruik, de ontwikkelingen over de tijd en de rol van digitale zorg in relatie
tot een aantal (7) relevante maatschappelijke uitdagingen in de zorg
• een kwalitatief onderzoek door gesprekken over de mogelijkheden van digitale zelfhulp
met mensen met een verhoogd risico op diabetes type 2 en mensen die de behandeling
van kanker hebben afgerond.
Belangrijkste conclusies uit de monitor 2023
Uit het kwantitatieve onderzoek naar het huidige gebruik en de ontwikkeling over de
tijd blijkt dat het gebruik door zorgverleners vergelijkbaar is met 2021 en 2022.
De zorgverleners zijn in 2023 niet veel meer digitale middelen gaan gebruiken dan
in het jaar ervoor. Dit komt vooral doordat bepaalde digitale middelen in 2022 al
door de meeste zorgverleners gebruikt werden. Het werken met toepassingen voor medicatie-afgifte
en toezichthoudende technieken is in de verpleegkundige zorg in 2023 wel iets toegenomen.
Bij telemonitoring is het gebruik gelijk gebleven in het onderzoek. Bij beeldbellen
wordt een kleine daling van het gebruik gezien onder zorgverleners. Het patiëntportaal
en het e-consult waren in 2022 al bij bijna alle zorgverleners in gebruik. Het e-consult
wordt het meest gebruikt door huisartsen en verpleegkundigen in de huisartsenzorg
en het gebruik is daar vergelijkbaar met eerdere jaren. Beeldbellen wordt door de
zorgverleners in 2023 minder gebruikt dan in eerdere jaren. Verpleegkundigen werken
net als eerdere jaren vaker met een chat- of appgesprek. Zorgverleners zijn positief
over de inzet van digitale zorg, al blijven we hier tussen zorgverleners verschillen
zien. Inzet van digitale zorg kan de behandelrelatie en kwaliteit van zorg verbeteren
en zelfregie vergroten. Zorgverleners geven daarbij wel aan dat ze denken dat de inzet
niet alle problemen in de zorg kan oplossen. Zorgverleners zijn net als in 2022 tevreden
over hun digitale vaardigheden. Zorgverleners zien wel kansen om zorgpaden hybride
aan te bieden maar denken dat dat niet voor alle onderdelen in het zorgpad kan en
ook niet voor alle zorgpaden. Bij een deel van de zorgorganisaties, zijn in 2023 (kleine)
stappen gezet om (delen van) zorgpaden te vervangen door digitale zorg. In de IZA-monitor
«de Beweging naar Meer hybride zorg» zal dit onderwerp in 2024 nader belicht worden.
Bij zorggebruikers en mensen met een chronische aandoening (chronisch zieken en mensen
met een beperking) is een kleine toename van het gebruik van digitale toepassingen
ten opzichte van eerdere jaren te zien. Er zijn nog steeds verschillen tussen zorggebruikers
waar te nemen. Mensen met een lagere opleiding en ouderen maken nog steeds minder
gebruik van digitale middelen en digitale zelfhulp. Ook gebruiken zorggebruikers niet
al het digitale zorgaanbod wat beschikbaar is. Wel is het gebruik van het e-consult
ten opzichte van vorig jaar onder zorggebruikers gestegen. De meningen over het gebruik
zijn verdeeld.
Twee derde van de zorggebruikers vindt dat digitale zorg meer moet worden ingezet.
Onder de groep mensen met een chronische aandoening is dat bijna de helft, de andere
helft van deze groep is terughoudend. Gebruik van digitale zorg biedt volgens zorggebruikers
kansen voor betere toegankelijkheid van de zorg, makkelijker contact met de arts,
een aanvulling op de zorg in de spreekkamer, mogelijkheden voor zelfhulp en beter
inzicht in gezondheid en behandeling. Vragen zijn er bij zorggebruikers onder andere
over de inzet van digitale zorg in relatie tot privacy, betrouwbaarheid van de gezondheidsinformatie
en de kwaliteit van zorg.
Het kwalitatieve onderzoek bestond uit gesprekken met 24 zorggebruikers met een verhoogd
risico op diabetes type 2 en mensen die de behandeling van kanker hebben afgerond,
en 11 zorgverleners. Uit deze gesprekken komt naar voren dat deze twee groepen graag
zelf aan de slag gaan met hun gezondheid en positief kijken naar digitale zelfhulp.
Ze vinden dat het digitale aanbod een gevoel van erkenning geeft. Zij willen deze
digitale ondersteuning inzetten voor inzicht in hun gezondheid en voor het veranderen
van hun leefstijl. Zij willen dat bij voorkeur doen met hulp en steun van en in contact
met zorgverleners en hun (sociale) netwerk (familie en lotgenoten). De mensen met
een verhoogd risico op diabetes type 2 geven aan dat er een grote behoefte is aan
meer focus op preventie en dat digitale toepassingen daar een rol in kunnen spelen.
Verder geeft deze groep in de gesprekken aan dat ze door de veelheid aan aanbod niet
weten wat ze moeten kiezen, welk aanbod betrouwbaar is en welke digitale ondersteuning
passend is bij hun behandeling. De mensen die de behandeling van kanker hebben afgerond
geven daarentegen aan dat ze niet altijd weten dat er digitale (na)zorg beschikbaar
is en waar ze die kunnen vinden. Beide groepen geven aan dat ze graag door zorgverleners
geholpen willen worden bij de keuze en inzet en dat ze gratis of vergoede toepassingen
belangrijk vinden. De groep respondenten geeft aan dat zij wel digitaal vaardig zijn
maar wijzen er op dat mogelijk niet alle mensen dat zijn.
Aanbevelingen
Uit de e-healthmonitor komen de volgende aanbevelingen naar voren:
• betrek zorgverleners en zorggebruikers bij de transformatie naar hybride zorg en monitor
hun ervaringen
• betrek zorgverleners en gebruikers bij ontwerp en implementatie van toepassingen en
maak gebruik van onderzoeken over digitale vaardigheden bij het maken van laagdrempelig
ondersteuningsmateriaal
• neem inzichten uit onderzoek mee in het voorbereiden en uitvoeren van digitale zorg
initiatieven en doe gericht vervolgonderzoek naar ontbrekende inzichten.
Vervolg
De resultaten en aanbevelingen van de e-healthmonitor laten zien dat de inzet van
digitale zorg steeds normaler is in zorg en ondersteuning. Tegelijk laat de monitor
zien dat het gebruik nog verder vergroot kan worden zodat «zelf als het kan, thuis
als het kan en digitaal als het kan» ook echt bereikt wordt. Daarom wordt er de komende
tijd door de partners van de diverse akkoorden verder gewerkt aan het vergroten van
de digitale vaardigheden o.a. via de Alliantie Digitaal Samenleven, delen van voorbeelden
via Zorgvannu, opschalen van bewezen effectieve interventies via Digizo.nu en het
Vliegwiel. En wordt er informatie ontwikkeld en ondersteuning geboden om Samen beslissen
over digitale hybride zorg tussen zorgverleners en patiënten/cliënten verder te versterken.
Uw Kamer wordt via de voortgangsrapportage van de diverse akkoorden over de uitvoering
hiervan geïnformeerd. De volgende e-healthmonitor zal wederom het gebruik en de ervaringen
met digitale zorg en zorgprocessen in beeld brengen zodat we zicht houden op de voortgang.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, C. Helder
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. Helder, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport