Brief regering : Stand van zaken ontwikkelingen veiligheid en integriteit bij Defensie
36 410-X Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2024
Nr. 82
                   BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 april 2024
Defensie werkt doorlopend aan het verbeteren van een veilige werk- en leefomgeving
                  voor ons personeel. Een risicocompetente en veiligheidsbewuste organisatie maakt een
                  effectieve krijgsmacht. Veiligheid is namelijk randvoorwaardelijk bij de taakuitvoering
                  van Defensie. In het bijzonder noem ik sociale veiligheid: het beschermen van mensen
                  tegen ongewenst gedrag, het waarderen van elkaars verschillen en leren vanuit onderling
                  vertrouwen. Ik hecht veel waarde aan een sociaal veilige werkomgeving voor al onze
                  medewerkers, voor ongewenst gedrag is geen plaats bij Defensie. Dit is ook vastgelegd
                  in onze gedragsregels.
               
Over onder meer het bovenstaande spreek ik op 24 april met de vaste commissie voor
                  Defensie tijdens het commissiedebat veiligheid en integriteit. Vooruitkijkend naar
                  dit debat informeer ik de Kamer graag over een aantal actuele ontwikkelingen binnen
                  Defensie op het gebied van veiligheid en integriteit. Ik benadruk dat de hieronder
                  genoemde stand van zaken over een aantal langer lopende initiatieven en acties geen
                  uitputtende weergave van initiatieven betreft. Verder doe ik een aantal toezeggingen
                  gestand, bericht ik u naar aanleiding van een verzoek van uw Kamer en informeer ik
                  u over de motie Dobbe (Kamerstuk 36 410 X, nr. 58).
               
Herziening veiligheidsbeleid van Defensie
Defensie herziet haar veiligheidsbeleid (Kamerstukken 35 570 X, nr. 81 en 36 124, nr. 8). Dit beleid bestrijkt het geheel van regelgeving, doelstellingen en (bedrijfsvoerings)procedures
                  ten behoeve van het managen van risico’s en veilig en effectief werken. Het veiligheidsbeleid
                  is beschreven in de Aanwijzing «SG-007», en is in overeenstemming met internationale
                  normen. Het herziene beleid wordt dit jaar vastgesteld.
               
Een belangrijke pijler binnen ons veiligheidsbeleid is het realiseren van een just culture. Dit is een organisatiecultuur die gebaseerd is op vertrouwen, verantwoordelijkheid
                  en leren. Een essentieel onderdeel hiervan is een open aanspreekcultuur waarin medewerkers
                  het vertrouwen hebben om zich uit te spreken en veiligheidsincidenten te melden, waarbij
                  zij weten dat de organisatie hier rechtvaardig en adequaat op zal reageren. Om een
                  just culture te borgen, worden reeds lopende initiatieven uitgebreid of geïntensiveerd. Hierbij
                  wordt ook samenwerking met experts van buiten de organisatie aangegaan.
               
Sociale veiligheid & integriteit
Voor het creëren van een just culture zijn sociale veiligheid en integriteit belangrijke voorwaarden. In het afgelopen
                  jaar is een aantal onderzoeken uitgevoerd naar deelaspecten binnen dit domein. Het
                  betreffen met name een onderzoek naar het stelsel van vertrouwenspersonen en een externe
                  validatie naar de implementatie van de Wet bescherming klokkenluiders. Ook zijn er
                  twee peilingen onder medewerkers uitgevoerd, namelijk naar de meldingsbereidheid en
                  de bekendheid met en toepassing van de Gedragscode Defensie. Verder hebben er gesprekken
                  met melders plaatsgevonden, over wat in het meldproces goed gaat en wat beter kan.
                  Hieronder informeer ik uw Kamer over de belangrijkste inzichten. Een uitgebreidere
                  toelichting neem ik op in het Jaarverslag Integriteit Defensie 2023, dat u ontvangt
                  op Verantwoordingsdag.
               
Ter context bij onderstaande punten benadruk ik dat de verbetermaatregelen die sinds
                  2018 zijn ingezet een positieve invloed lijken te hebben op een aantal kernelementen
                  van het beleid. Zo blijkt uit de twee peilingen dat de ervaren meldingsbereidheid
                  van medewerkers en de bekendheid van de Gedragscode onder medewerkers is toegenomen.
                  Ook wordt de Gedragscode vaker besproken binnen eenheden en tijdens functioneringsgesprekken.
                  Daarnaast zien we dat het aantal meldingen van vermoedelijke integriteitsschendingen
                  de afgelopen twee jaar hoger ligt dan de voorgaande jaren. Dit zie ik als een positieve
                  ontwikkeling omdat deze meldingen bijdragen aan het lerend vermogen van de organisatie
                  en het verbeteren van de veiligheid bij Defensie.
               
Vorig jaar heb ik u toegezegd een validatie van de Wet bescherming klokkenluiders
                  uit te voeren en u te informeren over de resultaten (Kamerstuk 36 200 X, nr. 66 en nr. 89). Hierbij doe ik deze toezegging gestand. Uit de validatie blijkt dat de meldprocedure
                  van Defensie rondom misstanden in opzet volledig in lijn is met de geest van de Wet
                  bescherming klokkenluiders. Verder blijkt dat Defensie, op een aantal tekstuele verbeterpunten
                  na, op dit moment voldoet aan de aangescherpte eisen van deze nieuwe wet. De tekstuele
                  verbeterpunten zien bijvoorbeeld op het aanscherpen van de formulering van vertrouwelijke
                  omgang met gegevens, naar geheimhouding van gegevens. Defensie voert deze verbeterpunten
                  dit jaar door. Hiernaast heeft Defensie het initiatief genomen om adviseurs van de
                  Centrale Organisatie Integriteit Defensie (COID), medewerkers van het Meldpunt Integriteit
                  Defensie en coördinatoren vertrouwenspersonen te trainen, zodat melders van vermoedelijke
                  misstanden goed worden ondersteund conform de huidige wet- en regelgeving.
               
In de uitvoering van het meldproces gaat veel goed, maar winst is te behalen in het
                  consequent toepassen van de menselijke maat gedurende het gehele proces, de-escalerend
                  optreden en het ondersteunen van melders en leidinggevenden. Ik laat bekijken hoe
                  Defensie hier beter invulling aan kan geven. Daarnaast bekijken we de samenhang van
                  het huidige beleid op het gebied van integriteit, interne onderzoeken en de klachtenregeling.
                  Voor deze laatste twee loopt reeds een herzieningstraject. Dit bevindt zich in de
                  afrondende fase. In de aanwijzing over interne onderzoeken staat de eerder benoemde
                  just culture centraal bij bedrijfsveiligheid-, cultuur- en leeronderzoeken. Zowel de klachtenregeling
                  als deze aanwijzing worden naar verwachting in het tweede kwartaal van 2024 van kracht.
                  Voor het integriteitsbeleid worden momenteel de voorbereidingen getroffen om deze
                  gefaseerd te evalueren.
               
Bij sociale veiligheid en integriteit spelen vertrouwenspersonen een belangrijke rol.
                  In 2023 heeft Nyenrode een onderzoek uitgevoerd naar het stelsel van vertrouwenspersonen.
                  Hieruit blijkt dat zij over het algemeen hun werk goed doen. Aandachtspunten zijn
                  rolduidelijkheid en -vastheid, meer ondersteunende capaciteit en kwaliteitsborging.
                  Momenteel onderzoekt Defensie hoe het stelsel van vertrouwenspersonen op deze onderdelen
                  versterkt kan worden.
               
Gezondheidsmonitoring
Defensie werkt sinds 2021 aan het stapsgewijs implementeren van structurele gezondheidsmonitoring
                  (SGM) (Kamerstuk 36 100 X, nr. 1). Het doel is het opbouwen van meer inzicht in de gezondheid en geleverde zorg aan
                  militairen. Hiermee kan, waar mogelijk, de gezondheid van militairen, de effectiviteit
                  van de zorg, en de duurzame inzet van militairen worden verbeterd. De wettelijke grondslag
                  voor het gebruik van medische gegevens voor SGM is omschreven in een Data Protection Impact Assessment (DPIA). Om de wettelijke grondslag nog steviger te verankeren, wordt een algemene
                  maatregel van bestuur (AMvB) opgesteld. Deze is in de afrondende fase.
               
Verder is het Coördinatiecentrum Expertise Arbeidsomstandigheden en Gezondheid (CEAG)
                  gestart met historisch (literatuur)onderzoek, waarbij de gezondheidseffecten van uitzendingen
                  vanaf de jaren ’90 op militairen centraal staat. Om SGM verder te ontwikkelen, bekijkt
                  het CEAG of naast medische gegevens aanvullende databronnen, bijvoorbeeld gegevens
                  verkregen door omgevingsmonitoring, betrokken kunnen worden. Zo ontstaat een steeds
                  completer beeld van de gezondheid van personeel en van de factoren die hierop van
                  invloed kunnen zijn. Daarnaast wordt verkend of het mogelijk is ook burgermedewerkers
                  en reservisten op termijn op te nemen binnen SGM.
               
Stand van zaken uitvoering Coulanceregeling en Uitkeringsregeling chroom-6
Tijdens het plenaire debat over de begroting van Defensie van 2024 heb ik aan het
                  lid Dobbe (SP) toegezegd uw Kamer te informeren over de laatste stand van zaken aangaande
                  de uitvoering van de Uitkeringsregeling chroom-6 (TZ202402-088).
               
(Oud-)medewerkers die ziek zijn geworden door blootstelling aan chroom-6 tijdens hun
                  werk voor Defensie konden sinds maart 2015 aanspraak maken op een uitkering op grond
                  van de Tijdelijke regeling tegemoetkoming en ondersteuning slachtoffers blootstelling
                  chroom VI houdende stoffen Defensie (Coulanceregeling). Vanaf juni 2018 is de regeling
                  uitkering chroom-6 Defensie (Uitkeringsregeling) van kracht voor de (oud-)medewerkers
                  en nabestaanden van de Prepositioned Organizational Material Sites (POMS)-locaties. Hierbij is voor hen de Coulanceregeling komen te vervallen. Vanaf
                  juni 2021 is de Uitkeringsregeling uitgebreid voor alle defensielocaties en is de
                  Coulanceregeling geheel komen te vervallen.
               
Onderstaand overzicht is gebaseerd op de stand van zaken per 1 maart 2024. Tussen
                     haakjes staat het verschil ten opzichte van de situatie per 17 maart 2023 (de peildatum
                     uit mijn brief aan uw Kamer van 31 maart 2023 (Kamerstuk 36 200 X, nr. 71).
                  
• In totaal hebben 769 (+28) (oud-)medewerkers en nabestaanden een uitkering ontvangen
                           op grond van de Coulanceregeling en/of van de Uitkeringsregeling. Er is in totaal
                           netto 12,0 (+0.2) miljoen euro aan uitkeringen uitbetaald.
                        
• Er zijn 929 aanvragen voor een tegemoetkoming op grond van de Coulanceregeling ingediend
                           en afgehandeld. Hiervan hebben 357 (oud-)medewerkers een tegemoetkoming ontvangen.
                           In 572 zaken bestond geen aanspraak op een tegemoetkoming. Voorbeelden van redenen
                           voor een afwijzing zijn het niet hebben van een aandoening uit de ziektelijst of niet
                           gewerkt hebben in een risicofunctie.
                        
• Er zijn 773 (+47) aanvragen ingediend voor een uitkering op grond van de Uitkeringsregeling.
                           Hiervan zijn 418 (+28) aanvragen toegekend en 341 (+30) aanvragen afgewezen. Voorbeelden
                           van redenen voor een afwijzing zijn het niet voldoen aan de in de Uitkeringsregeling
                           gestelde voorwaarden voor wat betreft de aandoening, de functie of werkzaamheden of,
                           indien relevant, de duur van de blootstelling. Thans zijn 14 aanvragen nog in behandeling.
                        
• Daarnaast zijn 443 (+0) (oud-)medewerkers die eerder een tegemoetkoming hebben ontvangen
                           uit de Coulanceregeling of de Uitkeringsregeling door de uitvoerder van de regeling
                           individueel benaderd om te bezien of zij recht hebben op een aanvullende uitkering
                           op grond van de gewijzigde Uitkeringsregeling. Hiervan hebben 284 (+4) (oud-)medewerkers een aanvullende uitkering ontvangen. In 159 (+2) gevallen bleek
                           geen aanspraak te bestaan op een aanvulling op de eerder toegekende uitkering. Er
                           zijn geen zaken meer die nog moeten worden afgedaan.
                        
Het aantal nieuwe aanvragen voor een uitkering varieert maar is het afgelopen jaar
                  hooguit enkelen per maand geweest. Naar verwachting zal dit de komende jaren niet
                  veranderen. De Uitkeringsregeling blijft van kracht.
               
Opheffing Paritaire Commissie problematiek chroom-6 Defensie
De Paritaire Commissie is vanaf maart 2015 belast met de inhoudelijke begeleiding
                  van de onderzoeken door het RIVM (Kamerstuk 34 000 X, nr. 73). De Commissie heeft mij op basis van de door het RIVM gerapporteerde onderzoeksresultaten
                  én op grond van haar eigen bevindingen geadviseerd over de consequenties hiervan.
                  De opdracht van de commissie is volbracht.
               
De voorzitter van de Paritaire Commissie adviseert in bijgevoegde brief van 28 maart
                  2024 om de commissie per 1 mei 2024 op te heffen. Daarbij adviseert hij de bestaande
                  nazorgmaatregelen voor de (oud-)medewerkers en nabestaanden te handhaven en het toezicht hierop neer te leggen bij een
                  geschikte werkgroep binnen het stelsel van het Sectoroverleg Defensie (SOD). De Paritaire
                  Commissie adviseert daarnaast het informatiepunt van het Centrum Arbeidsverhoudingen
                  Overheidspersoneel (CAOP) in stand te houden en het eigenaarschap hiervan – en toezicht
                  hierop neer te leggen bij die werkgroep. Ook wordt ingegaan op het belang om de kennis
                  en ervaring die de afgelopen negen jaar is opgedaan door het werk van de Paritaire
                  Commissie goed te borgen. Indien zich in de toekomst een vergelijkbare situatie voordoet,
                  waarbij de inzet van een Paritaire Commissie een geschikt instrument kan zijn, kan
                  hierop worden teruggevallen.
               
Ik onderschrijf de bevindingen en conclusies van de voorzitter van de Paritaire Commissie.
                  Ik neem de aanbevelingen over. Ook ik acht het van groot belang om de nazorg voor
                  de (oud-)medewerkers en nabestaanden te continueren en ik zal toezien op de goede
                  uitvoering hiervan.
               
Ik wil mijn dank uitspreken naar de voorzitter en leden van de Paritaire Commissie.
                  In een bijzondere samenstelling en goede samenwerking zijn zij in 2015 begonnen aan
                  een opdracht die zich gedurende het proces steeds verder ontwikkelde. Het werk van
                  de Commissie heeft veel betekend voor de (oud-)medewerkers en nabestaanden en heeft
                  daarnaast bijgedragen aan de bewustwording van de risico’s van het werken met gevaarlijke
                  stoffen. Het chroom-6 onderzoek door het RIVM en het werk van de Paritaire Commissie
                  hebben mede geleid tot beleidsmatige en maatschappelijke ontwikkelingen op het gebied
                  van gezondheidsrisico’s en arbeidsomstandigheden bij het werken met gevaarlijke stoffen.
               
Motie over smartengeld voor nabestaanden van chroom-6 slachtoffers
Tijdens het plenaire debat over de begroting van Defensie van 2024 is een motie ingediend
                  door het lid Dobbe (SP). In de motie verzocht de indiener om de Uitkeringsregeling
                  chroom-6 ook van toepassing te laten zijn voor nabestaanden, overwegende dat nabestaanden
                  van chroom-6-slachtoffers geen rechten kunnen krijgen zonder voorafgaande melding
                  door de overledene en dat de onrechtvaardigheid van deze situatie zwaarder weegt dan
                  juridische complicaties (Kamerstuk 36 410 X, nr. 58 van 7 februari 2024).
               
In mijn reactietermijn heb ik de motie ontraden. De regeling ook op het punt van smartengeld
                  van toepassing maken voor nabestaanden van chroom-6-slachtoffers, zou ongelijkheid
                  creëren met andere nabestaanden, niet alleen binnen maar ook buiten Defensie. Dit
                  gaat niet om juridische complicaties, maar om de gevolgen die het zou hebben als dit
                  (alleen) voor de nabestaanden van chroom-6 slachtoffers wordt aangepast. Een dergelijke
                  ongelijke behandeling tussen nabestaanden is onwenselijk en niet uitlegbaar. Op grond
                  van het Burgerlijk Wetboek gaat het recht op immateriële schadevergoeding alleen over
                  op de nabestaande, als de benadeelde zélf aan de wederpartij heeft meegedeeld dat
                  hij aanspraak op de vergoeding maakt. De Uitkeringsregeling sluit aan bij het bestaande
                  recht en bij vergelijkbare regelingen zoals de Regeling Tegemoetkoming Stoffengerelateerde
                  Beroepsziekten (TSB-Regeling) en de regeling Tegemoetkoming Asbestslachtoffers (TAS-regeling).
                  Het is van belang dat de rechtsgelijkheid tussen slachtoffers van beroepsziekten en
                  hun nabestaanden zoveel mogelijk gewaarborgd blijft. In mijn beleidsreactie op het
                  rapport van de Commissie Heerma van Voss; chroom-6 bij Defensie, begrensde ruimhartigheid, aan uw Kamer van 31 maart 2023 heb ik u hierover uitvoerig geïnformeerd (Kamerstuk
                  36 200 X, nr. 71). Het bovenstaande overwegend, zal het kabinet de motie niet uitvoeren.
               
De veronderstelling in de motie dat de nabestaanden zonder voorafgaande melding door
                  de overledene geen rechten hebben, wil ik wel nuanceren. Defensie neemt haar verantwoordelijkheid
                  ook richting de nabestaanden. Daarom is bij de Uitkeringsregeling naar mogelijkheden
                  gezocht hen zoveel mogelijk tegemoet te komen.
               
Daarbij is besloten om ook een verzoek van een (oud-)medewerker op grond van de Coulanceregeling
                  die in maart 2015 in werking trad, aan te merken als een aanvraag voor de Uitkeringsregeling.
                  De nabestaanden komen daarnaast op grond van de Uitkeringsregeling in aanmerking voor
                  een uitkering materiële schade (begrafeniskosten) en op het materiële deel van de
                  uitkering, waar de (oud-)medewerker recht op zou hebben gehad. In dit kader heb ik
                  de aanbeveling van de commissie Heerma van Voss overgenomen om de uitkering materiële
                  schade (begrafeniskosten) te verhogen. Zo komt de uitkering aan de nabestaanden meer
                  in verhouding te staan met de werkelijke schade, met name de uitvaartkosten. Ook kunnen
                  zij schade vergoed krijgen via een claim voor de overlijdensschade. Dat is de schade
                  die ontstaat doordat de medewerker de nabestaande niet meer kan onderhouden of verzorgen.
                  Daarbij kan worden gedacht aan compensatie van het weggevallen inkomen, van kosten
                  voor huishoudelijke hulp en kinderopvang.
               
Update stand van zaken naar aanleiding van brief van advocaat van een Defensiemedewerker
                     over «falend personeelsbeleid bij Defensie»
De vaste commissie voor Defensie (VCD) heeft mij verzocht om een update inzake een
                  kwestie van een derde (kenmerk 2024D01848). In mijn reactie van 11 december 2023 op de brief van de advocaat van betrokkene
                  heb ik aangegeven dat Defensie met hen overlegt, met als doel om een duurzame oplossing
                  te bereiken (Kamerstuk 36 410 X, nr. 13). Deze gesprekken lopen nog. Vanwege de privacy van betrokkene kan ik niet verder
                  op de inhoud van het overleg ingaan. Zoals in mijn eerdere reactie verwoord – en nogmaals
                  gevraagd door het lid Erkens (VVD) tijdens de procedurevergadering van de VCD van
                  18 januari 2024 – spant Defensie zich in om tot een redelijke en rechtvaardige oplossing
                  te komen.
               
Tot slot
Defensie blijft streven haar personeel een zo veilig mogelijke werk- en leefomgeving
                  te bieden. Bovengenoemde ontwikkelingen maken daar onderdeel van uit. Ik zie ernaar
                  uit tijdens het commissiedebat met de Kamer van gedachten te wisselen over deze en
                  andere initiatieven op het gebied van veiligheid en integriteit.
               
De Staatssecretaris van Defensie,
                  C.A. van der Maat
Indieners
- 
              
                  Indiener
C.A. van der Maat, staatssecretaris van Defensie 
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.