Brief regering : Beleidsreactie op rapport Nationale ombudsman naar de executie van schadevergoedingsmaatregelen door het CJIB
24 515 Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting
Nr. 758
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 april 2024
Het is in onze rechtsstaat van groot belang dat slachtoffers van een strafbaar feit
niet met hun schade blijven zitten. Als het slachtoffer schade heeft geleden is het
van belang dat de schade wordt vergoed door de dader. Een schadevergoeding kan het
slachtoffer daarbij een gevoel van erkenning geven en bijdragen aan herstel van geschonden
vertrouwen. Als de strafrechter een schadevergoedingsmaatregel oplegt, dan neemt het
Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) de inning en incasso voor het slachtoffer
op zich.
De Nationale ombudsman heeft onderzoek gedaan naar de uitvoering van schadevergoedingsmaatregelen
door het CJIB. Toen de Nationale ombudsman zijn onderzoek eind 2019 startte was dat
met het doel te verkennen of er een oplossing mogelijk was voor de «oude» gevallen
van voor de inwerkingtreding van de Wet tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen
(Wet USB) in 2020, waarbij tevens de belangen van slachtoffers gewaarborgd zouden
zijn. In 2022 verbreedde de Nationale ombudsman dit doel en is onderzocht in hoeverre
de executie van schadevergoedingsmaatregelen bij mensen die wel willen, maar niet
kunnen betalen sinds de inwerkingtreding van de Wet USB behoorlijk verloopt. Met deze
brief bied ik u het rapport «Innen tegen elke prijs? Een onderzoek naar de executie
van schadevergoedingsmaatregelen door het CJIB» aan.
Met veel belangstelling heb ik kennisgenomen van het rapport van de Nationale ombudsman.
Het rapport geeft een goed en duidelijk beeld van de ontwikkeling die het CJIB de
afgelopen periode heeft doorgemaakt als het gaat om de inning van de schadevergoedingsmaatregel
bij mensen die wel willen, maar niet kunnen betalen, waarbij zoveel mogelijk ten behoeve
van het slachtoffer wordt geïnd.
De Nationale ombudsman concludeert dat het CJIB bij het innen van een schadevergoeding
bij een veroordeelde de afgelopen periode meer ruimte heeft om maatwerk te leveren.
Als iemand wel wil, maar niet kan betalen, treft het CJIB een passende betalingsregeling.
Veroordeelden betalen zo vaker hun schadevergoedingsmaatregel op een manier die voor
hen haalbaar is. Sinds de inwerkingtreding van de Wet USB is het perspectief van de
veroordeelden van een schadevergoedingsmaatregel beter geborgd en in lijn met Rijksincasso
visie.
Aanleiding
Na klachten van mensen die moeite hadden met het betalen van een schadevergoeding,
startte de Nationale ombudsman in december 2019 een onderzoek naar de inning van de
schadevergoedingsmaatregel. Uit de klachten kwam naar voren dat toen vaak geen betalingsregeling
tot stand kon komen, omdat het maandbedrag voor de veroordeelde te hoog was. Veroordeelden
kregen hierdoor te maken met verhogingen, deurwaarderskosten en vervangende hechtenis.
Op 1 januari 2020 trad de Wet USB in werking. Met de Wet USB is de verantwoordelijkheid
voor de tenuitvoerlegging van het openbaar ministerie naar de Minister overgegaan.
Het betalingsregelingenbeleid van het CJIB is daarmee onder de verantwoordelijkheid
van de Minister gekomen Daarnaast is vervangende hechtenis is als dwangmiddel komen
te vervallen en vervangen door het dwangmiddel gijzeling. Nu, enkele jaren na de inwerkingtreding,
heeft de Nationale ombudsman onderzocht hoe de inning van de schadevergoedingsmaatregel
bij mensen die wel willen, maar niet kunnen betalen in de praktijk verloopt.
Bevindingen
De Nationale ombudsman heeft waardering voor de inspanningen en initiatieven die het
CJIB sinds de Wet USB ontplooit om met burgers in contact te komen om meer te weten
te komen over hun situatie. De Nationale ombudsman is positief over de wijze van uitvoering
door het CJIB. Het beleid van het CJIB is in lijn met de Rijksincassovisie, die vaststelt
dat de overheid ervoor moet zorgen dat personen met schulden door de overheid niet
verder in de problemen mogen worden gebracht.1
De Nationale ombudsman constateert daarnaast dat er in de praktijk geen onderscheid
meer is tussen zaken die voor 1 januari 2020 onherroepelijk zijn geworden en dus onder
het oude regime vallen en recentere zaken. In alle gevallen hebben veroordeelden tot
een schadevergoeding de mogelijkheid om een schadevergoedingsmaatregel zo nodig naar
draagkracht af te lossen. Vervangende hechtenis (in zaken van voor 2020) of gijzeling
(in zaken na 2020) om betaling van een schadevergoedingsmaatregel af te dwingen, wordt
niet toegepast als de veroordeelde aannemelijk heeft gemaakt dat hij wel wil, maar
niet kan betalen. Het CJIB int wat mogelijk, maar ook wat verantwoord is.
De Nationale ombudsman noemt in zijn rapport de volgende aandachtspunten:
1. De Nationale ombudsman meent dat het CJIB ook voor de inwerkingtreding van de Wet
USB meer ruimte had kunnen en moeten nemen om oplossingen te bieden aan veroordeelden
die van goede wil waren, maar niet konden betalen. Destijds onterecht opgelegde verhogingen
zou het CJIB alsnog moeten kwijtschelden.
2. Het CJIB moet bij het aangaan van betalingsregelingen garanderen dat het bestaansminimum
nooit in gevaar kan komen.
3. Het verdient aanbeveling te monitoren hoe en wanneer gijzeling wordt toegepast.
Beleidsreactie
Ik ben verheugd te vernemen dat de Nationale ombudsman constateert dat het CJIB de
afgelopen periode goede stappen heeft gezet ten aanzien van de inning van de schadevergoedingsmaatregel.
Hiermee wordt recht gedaan aan de belangen van slachtoffers. Het CJIB kan bij de inning
van de schadevergoedingsmaatregel veroordeelden die willen betalen helpen, bijvoorbeeld
met een regeling voor betalen in termijnen. Veroordeelden die niet willen betalen
kan het CJIB stimuleren of dwingen, zo nodig door inzet van een gerechtsdeurwaarder,
beslag op banktegoeden en gijzeling/vervangende hechtenis. Door pro-actieve, persoonsgerichte
dienstverlening kan het CJIB mensen die van goede wil zijn, een uitweg bieden.
Kwijtschelden onterechte verhogingen
Sinds de Minister verantwoordelijk is voor de tenuitvoerlegging, is het betalingsregelingenbeleid
voor mensen die wel willen, maar niet kunnen betalen verruimd. Zo kan het CJIB in
voorkomende gevallen een draagkrachtregeling aanbieden, bestaat de mogelijkheid van
een noodstopprocedure en werkt het CJIB mee aan een minnelijke schuldenregeling.
Voor «oude» zaken (van vóór 2020) geldt dat veroordeelden destijds niet hebben kunnen
profiteren van het inmiddels ruimere betalingsregelingenbeleid. Voor nog lopende «oude»
zaken waarbij de veroordeelde wel wil, maar niet kan betalen en waarin een standaardregeling
of maatwerkbetalingsregeling niet passend is, zal het CJIB alsnog een draagkrachtregeling
toepassen.
Verhogingen zijn wettelijk vastgesteld en moeten van rechtswege worden opgelegd. Het
CJIB kan deze verhoging niet zonder meer kwijtschelden. Onterecht opgelegde verhoging
kan het CJIB wel kwijtschelden. Van onterecht opgelegde verhogingen kan sprake zijn
indien zich omstandigheden voordoen buiten de invloedsfeer van veroordeelde, zoals
een veroordeelde die de post van het CJIB niet heeft ontvangen zonder dat dat hem
te verwijten is of de veroordeelde een kennelijke «verschrijving» heeft gemaakt bij
het tijdig overboeken van het te betalen bedrag. Het CJIB maakt hierbij geen onderscheid
tussen zaken van voor en na de inwerkingtreding van de Wet USB.
Borging van het bestaansminimum
Mensen kunnen soms door een samenloop van verschillende betalingsregelingen onder
het bestaansminimum terecht komen. Dit komt onder andere doordat overheidsorganisaties
onvoldoende zicht hebben op aflossingen aan andere (private) schuldeisers en daarmee
onvoldoende inzicht hebben in de totaal beschikbare afloscapaciteit. De Nationale
ombudsman vraagt terecht aandacht voor de borging van het bestaansminimum. Het bestaansminimum
van mensen met schulden moet zo veel mogelijk gewaarborgd worden. Dit is één van de
belangrijkste redenen voor het CJIB om volop te blijven inzetten op de doorontwikkeling
van de Clustering Rijksincasso (CRI). De CRI-partijen2 onderzoeken wat wenselijk en haalbaar is ten aanzien van een eenduidige norm voor
het vaststellen van het bestaansminimum. Daarbij wordt tevens onderzocht wat hiervoor
nodig is voor wat betreft aanpassing in onder andere wet- en regelgeving en ICT.3
Toepassing gijzeling
De Nationale ombudsman vraagt aandacht voor het ontbreken van een rechterlijke toets
in de gijzelingsprocedure en acht het daarom van belang te monitoren of niet onterecht
wordt gegijzeld. Gijzeling wordt, in tegenstelling tot vervangende hechtenis voorheen,
alleen toegepast als de veroordeelde wel kan, maar niet wil betalen.
Gijzeling is een zwaar dwangmiddel. Dit proces is dan ook zeer zorgvuldig ingericht.
Voorafgaand aan het verzoek aan de officier van justitie om gijzeling toe te passen,
vindt bij het CJIB een zorgvuldige beoordeling plaats. Er is geen sprake van een geautomatiseerd
proces, maar van persoonsgericht maatwerk. De Nationale ombudsman geeft aan erop te
vertrouwen dat de procedure ook zonder toetsing door de rechter zorgvuldig genoeg
is om te voorkomen dat gijzeling wordt toegepast in situaties waarin dat niet behoorlijk
zou zijn. Naar mijn mening biedt het bestaande proces voldoende waarborgen dat het
dwangmiddel gijzeling alleen wordt toegepast indien veroordeelde niet wil betalen.
Tot slot
Ik blijf inzetten op een persoonsgerichte inning en incasso van de schadevergoedingsmaatregel.
Het CJIB kijkt continu naar mogelijkheden om haar dienstverlening verder te ontwikkelen
en te verbeteren. Hierbij is blijvend aandacht voor toegankelijkheid maatwerk en bescherming
van het bestaansminimum.
De Minister voor Rechtsbescherming,
F.M. Weerwind
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming