Brief regering : Beleidsreactie op het onderzoek 'De invloed van (technische) ontwikkelingen op het begrip persoonsgegevens'
32 761 Verwerking en bescherming persoonsgegevens
Nr. 296
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 april 2024
Op 6 december 2022 bood ik uw Kamer het onderzoeksrapport The influence of (technical) developments on the concept op personal dat in relation
to the GDPR aan (Kamerstuk 32 761, nr. 254). Het rapport ging gepaard met de zelfstandig leesbare Nederlandse samenvatting De invloed van (technische) ontwikkelingen op het begrip persoonsgegevens in relatie
tot de AVG. Het onderzoek is door het Ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV) bij het Wetenschappelijk
Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) uitgezet en is uitgevoerd door het Tilburg
Institute for Law, Technology and Society (TILT). Met deze brief ontvangt u mijn reactie
op het onderzoek.
Aanleiding
De voortgaande digitalisering, waaronder ontwikkelingen op het terrein van big data
en artificiële intelligentie (AI), leiden tot wat wel een «onlife samenleving» wordt genoemd: het dagelijks leven van mensen raakt steeds dieper verweven
met informatietechnologie en data. Dat heeft als consequentie dat steeds meer gegevens
kunnen worden gerelateerd aan personen. Daarmee kunnen deze worden aangemerkt als
persoonsgegeven, waarop de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) van toepassing
is. Bij het in werking treden van de AVG beschreef prof. dr. Purtova van de Universiteit
Utrecht al hoe de AVG daardoor een haast alomvattende wet kan worden, die weliswaar
recht doet aan het toenemende belang van persoonsgegevens in het leven van mensen
en daarmee aan de beschermwaardigheid daarvan, maar tegelijkertijd in de praktijk
steeds moeilijker te handhaven is.1 De ontwikkelingen kunnen dus aanzienlijke gevolgen hebben voor de privacy van burgers.
Daarom is het van groot belang dat nader in kaart wordt gebracht hoe de veranderende
stand van de techniek zich verhoudt tot de AVG en rechtsbescherming in brede zin.2 Op 20 november 2020 schreef de toenmalig Minister voor Rechtsbescherming aan uw Kamer
over het voornemen om een onderzoek uit te laten voeren naar de invloed van de voortgaande
technologische ontwikkelingen op het begrip persoonsgegevens.3 Het betrof een eerste verkennend onderzoek, waarin aandacht is voor socio-technologische
ontwikkelingen rond anonimisering, pseudonimisering en herleidbaarheid van persoonsgegevens
en mogelijke scenario’s worden geschetst over de ontwikkeling van het begrip persoonsgegevens
in de AVG.
Het onderzoek
De onderzoekers schrijven dat de AVG regels stelt aan en normen bevat voor de verwerking
van persoonsgegevens. Hoewel de AVG sinds 2018 van kracht is, stammen de regels in
essentie uit de jaren ’70 van de vorige eeuw. Doorslaggevend voor de toepassing van
het gegevensbeschermingskader was toen, en is vandaag de dag nog steeds, of de verwerkte
gegevens direct of indirect kunnen leiden tot een identificeerbaar individu (natuurlijke
persoon). Dat vaststellen is in de loop van de tijd steeds complexer geworden, vooral
in het licht van technologische ontwikkelingen, de algemene toegankelijkheid van technologieën
en de groeiende beschikbaarheid van open data.
Tegen die achtergrond komen de onderzoekers tot de volgende onderzoeksvraag voor het
onderzoek: Welk effect hebben huidige en toekomstige technische ontwikkelingen op het gebied
van anonimisering, pseudonimisering, aggregatie en identificatie van gegevens, op
het gegevensbeschermingskader en de bescherming van de verschillende soorten gegevens?
Volgens de onderzoekers hebben de huidige technische ontwikkelingen grote invloed
op de vraag of datasets persoonsgegevens bevatten. Big Data, AI, Quantum Computing
en andere technieken maken het gemakkelijker om persoonsgegevens af te leiden uit
geaggregeerde, geanonimiseerde of versleutelde datasets, de algemene toegankelijkheid
van technologieën maakt het nog moeilijker om de toekomstige status van een dataset
te bepalen, en het voortdurende streven naar open data en het hergebruik van overheidsinformatie
betekent dat de juridische status van data nog volatieler zal worden. Waar het wettelijke
regime anonimiteit als een binair vraagstuk beschouwt, zien de door de onderzoekers
geraadpleegde experts anonimiteit in toenemende mate als een schaal die afhankelijk
is van de inspanning van verwerkingsverantwoordelijken en de inzet van tijd, geld
en technologie.
Het antwoord op de vraag of een dataset persoonsgegevens bevat, bepaalt welk reguleringskader
voor de dataset van toepassing is. Met de Regulation on the free flow of non-personal data is een ander kader vastgesteld voor de verwerking van niet-persoonsgegevens. In dat
geval mogen er juist geen onnodige beperkingen worden gesteld aan het vrije verkeer
van de niet-persoonsgegevens. De reguleringskaders kennen dus een diametraal verschillende
benadering.
Conclusies van het onderzoek
Volgens de onderzoekers zal het in de toekomst steeds moeilijker worden om de (juridische)
anonimiteit van datasets te waarborgen. De meeste technologieën en tegen-technologieën
voor gegevensbescherming zijn verwikkeld in een kat-en-muisspel. Een algemene maar
fundamentele verschuiving daarbij is de groeiende algemene toegankelijkheid van dergelijke
technologieën. De brede beschikbaarheid van open data en de algemene toegankelijkheid
van datatechnologieën leiden volgens de onderzoekers tot drie fundamentele vragen
met betrekking tot aspecten van de AVG:
1. De aard van de data in Big Data-processen is niet stabiel, maar volatiel.
Een dataset zonder persoonsgegevens kan worden gekoppeld aan of verrijkt worden met
een andere dataset om er persoonsgegevens uit af te leiden; de gegevens kunnen vervolgens
worden samengevoegd of ontdaan van identificatiegegevens en weer niet-persoonlijk
worden. Vervolgens kunnen de gegevens worden gedeanonimiseerd of geïntegreerd in een
andere dataset om opnieuw persoonsgegevens te creëren. Dit alles kan in een fractie
van een seconde gebeuren.
2. De precieze juridische status van een databestand is medeafhankelijk van de context.
De toenemende volatiliteit van data leidt ertoe dat het steeds moeilijker wordt om
de precieze status van gegevens te bepalen. Om de aard van een dataset te bepalen,
moet rekening worden gehouden met de verwachte toekomstige status van de gegevens.
De juridische categorie waartoe de gegevens behoren, is dus niet langer een kwaliteit
van de gegevens zelf, maar een product van de intenties, inspanningen en investeringen
van een verwerkingsverantwoordelijke.
3. Profilering zonder persoonsgegevens heeft een steeds grotere impact op het individu.
Het profileren van doelgroepen in plaats van individuen wordt een gangbare verwerkingshandeling
in de informatiemaatschappij. Profilering wordt in toenemende mate gebaseerd op geaggregeerde
gegevens, die weliswaar buiten het persoonsgegevensbeschermingskader vallen, maar
wel degelijk een aanzienlijke impact op individuele personen en sociale verbanden
kunnen hebben. De gevolgen van deze activiteiten kunnen negatief zijn voor de individuen
in een groep, zonder dat de schade direct te relateren is aan individuen. Het idee
dat hoe gevoeliger de gegevens zijn en hoe directer ze aan een persoon kunnen worden
gekoppeld, des te strikter de verwerking ervan moet worden gereguleerd, kan daarom
in twijfel worden getrokken.
De technologische ontwikkelingen en de algemene beschikbaarheid van data maken dat
de status van data steeds volatieler wordt, aldus de onderzoekers. Ze wordt steeds
minder een kenmerk van data en datasets zelf en in toenemende mate een effect van
de inspanningen van de verwerkingsverantwoordelijke. Gezien deze trends in combinatie
met de begrippen «identificeerbaarheid» en «alle middelen waarvan redelijkerwijs valt
te verwachten dat zij worden gebruik» in de AVG, zullen steeds meer gegevens onder
het gegevensbeschermingskader vallen.
De onderzoekers schetsen vijf globale strategieën waarmee het wettelijk regime zou
kunnen reageren op de toegenomen beschikbaarheid van open data en de algemene toegankelijkheid
van technologie. Aan de vijf strategieën liggen twee denkrichtingen ten grondslag.
Dat is enerzijds het ontwikkelen van een regime op basis van eenduidig gedefinieerde
categorieën van persoonsgevens. Dat is behulpzaam voor de handhaving, maar doet weinig
recht aan de maatschappelijke praktijk. Daar tegenover wordt een regime geschetst
dat gebaseerd is op de contextualiteit van persoonsgegevens. Die benadering doet recht
aan de maatschappelijke praktijk, maar is niet eenvoudig te handhaven. Zo bouwen de
onderzoekers een continuüm op van vijf globale strategieën:
1. Een nieuw regime ontwikkelen gebaseerd op nieuwe strikte categorieën.
2. Binnen het huidige regime de bestaande categorieën beter definiëren.
3. Het huidige gegevensbeschermingskader intact laten.
4. Binnen het huidige regime meer nadruk leggen op contextualiteit.
5. Een nieuw regime ontwikkelen gebaseerd op contextualiteit.
Het onderzoek geeft hiermee waardevolle inzichten in de socio-technologische ontwikkelingen
rond de persoonsgegevensbescherming en de mogelijke gevolgen daarvan voor de werking
van de AVG. Tegelijkertijd geeft het rapport een nieuw zicht op ontwikkelingen en
nodigt uit tot verdere doordenking en verkenning van de thematiek. Ik geef hieronder
aan hoe ik de inzichten uit het rapport duid, welke initiatieven ik voornemens ben
te nemen en hoe deze zich verhouden tot het huidige beleid en bestaande activiteiten.
Reactie
De onderzoekers werpen – kort gezegd – de vraag op hoe het wettelijk regime op de
in het onderzoek genoemde ontwikkelingen kan reageren, en welk doel de wetgever nastreeft
met het beschermen van persoonsgegevens. De onderzoekers schetsen meerdere scenario’s
waaruit vijf globale strategieën zijn af te leiden voor de toekomst, van een extra
streng beschermingsregime tot een regime waarbij beschermingsvraagstukken steeds per
situatie bekeken moeten worden.
De AVG stelt regels en voorwaarden voor de verwerking van persoonsgegevens, juist
in een digitaliserende wereld. Om de bescherming ervan zo goed mogelijk te laten zijn,
is de AVG technologieneutraal geformuleerd en is haar toepasselijkheid niet afhankelijk
zijn van de gebruikte technologieën.4 Ze biedt een robuust kader om vraagstukken die opkomen met nieuwe technologische
ontwikkelingen te beoordelen en te reguleren. Een belangrijk aspect van de normen
uit de AVG is daarnaast dat zij in hoge mate – mede naar aanleiding van technologische
ontwikkelingen – worden ingevuld door de rechtspraak. Daarin volgen de ontwikkelingen
elkaar in hoog tempo op, niet in de laatste plaats met betrekking tot het vraagstuk
waarop het onderhavige onderzoek zag, namelijk in hoeverre (technische) ontwikkelingen
invloed hebben op het begrip persoonsgegevens in de AVG.
Zo heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) op 12 januari 2023 bepaald
dat bij de uitlegging van een Unierechtelijke bepaling, zoals het begrip «persoonsgegeven»,
niet alleen rekening moet worden gehouden met haar bewoordingen, maar ook met de context
ervan en met de doelstellingen en het oogmerk van de regeling waarvan zij deel uitmaakt.5 Op 4 mei 2023 bepaalde het HvJEU dat het gebruik van de woorden «alle informatie»
in de definitie van het begrip «persoonsgegevens» in deze bepaling wijst op de bedoeling
van de Uniewetgever om een ruime betekenis te geven aan dit begrip, dat zich potentieel
uitstrekt tot elk soort informatie, zowel objectieve informatie als subjectieve informatie.6 Op 22 juni 2023 oordeelde het HvJEU dat het begrip «persoonsgegevens» zich niet alleen
uitstrekt tot de door de verwerkingsverantwoordelijke verzamelde en bewaarde gegevens,
maar ook tot alle informatie die voortvloeit uit een verwerking van persoonsgegevens
die betrekking hebben op een geïdentificeerde of identificeerbare persoon.7 Op 5 december 2023 oordeelde het HvJEU dat ook gegevens die door het gebruik van
aanvullende informatie kunnen worden gekoppeld aan een natuurlijke persoon, moeten
worden beschouwd als gegevens over een identificeerbare natuurlijke persoon.8 Op 7 maart 2024 kwam het HvJEU tot de slotsom dat ook een letter- en tekenreeks een
persoonsgegeven kan zijn als deze tekenreeks het mogelijk maakt om de betrokken gebruiker
te identificeren.9
Deze jurisprudentie illustreert dat binnen het bestaande wettelijke regime voortdurend
en contextueel wordt getoetst aan de bestaande categorieën en definities van de AVG.
Zij toont bovendien aan dat van de beoogde technologieneutraliteit van de AVG in de
praktijk daadwerkelijk sprake is. Dit maakt tevens dat de onderzoekers genoemde vijf
strategieën goeddeels complementair zijn en elkaar aanvullen, in plaats van dat er
een keuze uit dient te worden gemaakt.
Om die reden zie ik geen directe aanleiding om het gegevensbeschermingskader op dit
punt te wijzigen. Dat neemt niet weg dat niet alleen de invulling ervan in de rechtspraktijk,
maar ook het gegevensbeschermingsrecht zelf voortdurend in beweging is. Het rapport
beschrijft bijvoorbeeld verschillende concrete technologische ontwikkelingen en schetst
hun mogelijke maatschappelijke impact. Technologieontwikkeling zorgt voor nieuwe uitdagingen
op het gebied van encryptie en bescherming van persoonsgegevens, zoals de onderzoekers
overtuigend laten zien. Daarnaast bieden diezelfde technologische ontwikkelingen ook
echter nieuwe mogelijkheden voor encryptie (zoals post-quantum encryptie). Daarmee
ontstaat wat een encryptie-wapenwedloop genoemd kan worden. Die wapenwedloop krijgt
mede vorm en richting door de juridische kaders die worden ontwikkeld, het technologiebeleid
dat wordt gevoerd en de ontwikkelingen die worden gestimuleerd dan wel worden afgeremd.
In het rapport worden verschillende technologische ontwikkelingen benoemd, zoals Privacy
Enhancing Technologies (PET) en Quantum computing. Deze ontwikkelingen zijn, zoals
de onderzoekers ook aangeven, van groot belang voor het gegevensbeschermingsrecht.
Het kabinet volgt deze ontwikkelingen dan ook al langere tijd en is daarbij op verschillende
manieren ook actief betrokken.
De TechAgenda geeft zicht op wat de komende jaren belangrijke technologieën voor JenV
zijn. Digitale veiligheid, PET,10 AI en Quantumtechnologie,11 waaronder Post-Quantum Encryptie12 staan prominent op TechAgenda van JenV.13
Tot slot
Het denken over het gegevensbeschermingsrecht, de AVG en de ervaringen in de praktijk
staan als gezegd niet stil. Het kabinet zal blijven bezien of de bestaande waarborgen
toereikend zijn om de rechten van de burgers voldoende te verzekeren. Ook zal ik de
inzichten uit het rapport meenemen bij de bespreking van de tweede evaluatie van de
AVG en zo onder de aandacht van mijn collega’s in de lidstaten brengen. Dit past ook
bij de aangenomen Raadsconclusies over de toepassing en bevindingen van de AVG ter
voorbereiding op de tweede evaluatie van de AVG in mei dit jaar.14
De Minister voor Rechtsbescherming,
F.M. Weerwind
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming